Hoofdstuk 12

Skye keek hoe de onweerswolken steeds dichterbij kwamen. Ze hadden een staalgrijze kleur, gemengd met een ziekelijk geel, en terwijl ze naderden kookten ze en versmolten met elkaar en de bliksem flikkerde als tongen van giftige slangen uit de onderkant.
Hoeveel geulen ze al was overgestoken wist ze niet meer. Het land begon nu echter te hellen en leidde haar naar een breed komdal met gras en rolstenen, dat de beste weg naar de rivier leek te zijn. Het dal was aan alle kanten omgeven door bos dat niet had gebrand. In de beschutting van een overhangende rots bleef ze staan om op adem te komen. De blaren schrijnden en haar knieën deden pijn omdat ze zo lang omlaag was gelopen. Haar mond voelde aan als schuurpapier. God, ze zou alles geven voor wat water.
Ze draaide zich om en zocht de berg af naar de mensen die per parachute waren aangekomen, maar ze zag ze nergens. Door de frisse wind was het bloed gestold en haar armen jeukten. Terwijl ze eraan stond te krabben keek ze naar de kolkende wolken en de zon die probeerde er kieren in te vinden en vlekken gouden licht over het beschaduwde land liet scheren.
Het vuur werd nu aan haar zicht onttrokken door een lage rug in de berg. Vreemd genoeg leek het geluid nu harder te zijn, en voor het eerst sinds lange tijd ving ze weer de geur van rook op. En terwijl ze uitkeek over het woud aan haar voeten zag ze dat er rechts van haar een witte sliert om de rug heen kwam en dat de wind er vat op kreeg en de rook snel en plat over de bomen en naar het dal dreef. Skye bedacht niet dat dit iets was waar ze zich zorgen over moest maken, want ze was nu toch wel ver genoeg de berg af om geen gevaar meer te lopen. Direct onder haar lag een steile helling met losse stenen en ze overwoog deze af te dalen en dwars door het bos te lopen om in het lagergelegen dal te komen. Het zou ongetwijfeld de snelste route zijn, maar de helling zag er te gevaarlijk uit. Ze moest dus hoog blijven en de flank volgen en bovenaan bij het dal uitkomen, op de plaats waar de sleuven elkaar vonden. Deze beslissing leek haar vastbeslotenheid kracht bij te zetten en ze vertrok op een drafje.
Ed zag haar als eerste. Hij had zich juist via de radio bij Hank gemeld en te horen gekregen dat er nog niets van de helikopter was vernomen, waardoor ze op de basis begonnen te denken dat er iets ergs was gebeurd. Hank zei dat waar hij zat de wind niet scheen te weten wat hij moest doen. Als die verdomde donderkoppen bliksem zouden gaan spugen, zei hij, dan kon de hel nog losbreken. Op het moment dat ze de verbinding verbraken ving Ed lager op de helling en links van zich een glimp van iets roods op.
In eerste instantie dacht hij dat het een hert of misschien een grizzly was, maar daar was het te rood voor. Hij stak zijn hand in de zak met gereedschap om de kleine kijker te pakken die hij altijd bij zich had, maar toen hij erdoor keek zag hij alleen maar bomen en rook die erdoorheen dreef in de richting van dat enorme dal dat als een pijp naar de rivier liep. Toen zag hij weer een rode flits en ditmaal bleek het inderdaad een menselijke figuur te zijn. Hij pakte zijn radio.
'Julia, Ed hier.'
Even klonk er geen reactie.
'Hier Julia.'
'Draagt Skye iets roods?'
'Nee. Grijs T-shirt, blauwe broek.'
'Ed. Chuck hier.'
'Zeg het maar, Chuck.'
'Het meisje heeft het rode T-shirt van Katie meegenomen. Ze zou het kunnen dragen.'
Ed had geen kaart, en het was lastig een precieze beschrijving te geven waar hij haar had gezien. Hij liet Julia op de kaart kijken en aan de hand van wat ze zei werd duidelijk dat het land zo lag dat geen van de anderen de plek kon zien waar hij Skye had opgemerkt. Ze bevond zich nog een heel eind van hem vandaan, misschien wel anderhalve kilometer of zelfs meer. Maar van hen allen zat Ed het laagst op de helling en veruit het dichtst bij haar.
Terwijl ze overlegden verdween Skye weer uit het zicht. Ed wist echter zeker dat ze bovenlangs op weg was naar de bovenkant van het dal. Hij vroeg Julia even aan het toestel te blijven terwijl hij met zijn kijker het gebied afzocht. Waarschijnlijk omdat het een makkelijkere route was en misschien omdat ze zich er veiliger voelde bleef Skye boven de boomgrens. Als hij een korte route diagonaal door het bos nam zou hij misschien onder haar in het dal uitkomen en haar de pas kunnen afsnijden. Julia controleerde het op de kaart en zei dat hij vlak voordat hij het dal zou bereiken een beek zou moeten oversteken, maar het leek zeker mogelijk. Ze zei dat zij en de anderen naar de bovenkant van het dal zouden lopen terwijl hij deze route nam.
Toen hij de rand van het woud verliet zag Ed waarom Skye de hoger-gelegen route had genomen. De bodem daalde in een achttien of twintig meter lange helling van scherven schalie met hier en daar sagostruiken en kromme pijnboomstammen steil af naar de bomen. Als hij naar de wolken of de donker wordende rooksluiers boven het bos had gekeken had Ed zich misschien bedacht. Hij had als jongen echter puinhellingen gelopen en herinnerde zich nog hoe opwindend het was, en het deel van hem dat nog jongen was won het pleit en zonder verder te aarzelen ging hij over de rand.
Bij de eerste stap kwam het allemaal weer bij hem boven. De truc was dat je gewoon door moest lopen. De stenen gleden weg onder je laarzen en je moest niet bang zijn en op de glijrichting vertrouwen en je gewoon laten gaan. Hij boog zich iets voorover en algauw liep hij met reuzenstappen, iedere stap zes of zeven meter. Hij voelde de aanvechting te juichen maar hield zich in. Toen, ongeveer halverwege, bleef zijn voet in een stronk sago hangen en hij sloeg over de kop en gleed de rest van de weg op zijn rug omlaag terwijl er een waterval van kletterende stenen langs en over hem heen schoot.
Hij kwam aan de rand van het bos tot stilstand en stond behoedzaam op, half en half verwachtend dat hij een paar botten had gebroken, maar hij leek het er zonder schade te hebben afgebracht. De wereld om hem heen was vaag geworden. Hij realiseerde zich dat hij in zijn val zijn bril kwijt was geraakt en groef in zijn tas met persoonlijke spullen naar zijn reservebril.
Zodra hij hem op had keek hij achter zich, de helling op. Deze zag er angstaanjagend uit. Ook al zou hij het willen, van teruggaan was geen sprake meer. Hij voelde zich een tikkeltje beverig en zwak en wist dat hij iets moest eten. Hij pakte een mueslireep uit zijn zak en at hem op terwijl hij om zich heen keek om zich te oriënteren. Hij zat hier beschut tegen de wind, maar hij hoorde hem wel in de boomtoppen ruisen. Hij keek ernaar en het drong net tot hem door hoe laag en zwart de wolken erboven oogden toen de lucht om hem heen in een verschroeiende flits wit licht openscheurde. Ed schermde met zijn armen zijn hoofd af en dook op de grond. En daar bleef hij opgerold als een foetus liggen tot de schok was uitgewerkt en zijn hart weer begon te kloppen. Hij ging overeind zitten.
'Godallejezus,' zei hij.
Het had nooit in zijn leven minder gescheeld dat hij door de bliksem was getroffen en hij gooide zijn hoofd achterover en lachte hard in een waanzinnige combinatie van gevoelens: uitdagend en tegelijk opgelucht dat hij nog leefde. Waar de bliksem precies was ingeslagen zag hij niet. Misschien hoger op de helling.
Hij was net overeind gekomen toen hij via de radio Julia zijn naam hoorde roepen. Hij probeerde te antwoorden, maar kennelijk kon ze hem niet horen, want ze riep alleen steeds maar: Ed, hoor je me? Misschien was zijn radio kapotgeslagen toen hij was gevallen of misschien was hij beschadigd door de blikseminslag. Hij schudde eraan en gaf er klappen op, maar hij kon zich nog steeds niet verstaanbaar maken. Wat er ook was gebeurd, het was niet het moment om daar te blijven rondhangen. Hij borg de radio op, keek op zijn kompas en liep het bos in.
Het was zwaarder lopen dan hij had gehoopt. Er lag een warboel van gevallen takken en er stond een dichte onderbegroeiing van bosbessen, zodat hij moest afwijken van de route waarvan hij wist dat hij zich eraan moest houden. En voortdurend siste de wind boven hem in de boomtoppen. Er hing een geur van rook, maar hij dacht dat het alleen nog maar de rook van de brand aan de andere kant van de berg was. Toen hoorde hij opeens een geluid waaruit bleek dat dit niet waar was.
Het begon met een laag gebrul dat gestaag aangroeide, als een trein die door een tunnel op hem af denderde. Ed wist meteen wat het was en voelde een eerste steek van pure angst. Hij tuurde naar rechts door de zuilenrijen van de bomen en zag niets, niet eens rook. Toen hoorde hij de eerste boom exploderen en daarna nog een, en hij voelde de hitte van het vuur en wist dat het dichtbij was en met grote snelheid naderde. Hij zette het op een rennen. 
Julia zag de blikseminslag niet, maar ze hoorde de helse klap en de echo als een angstaanjagend gemompel aan de andere kant van de berg wegsterven. Ze klom uit de sleuf die ze volgde en toen ze weer vol zicht op het woud had zag ze een kleine plek vuur in de boomtoppen die zich voor haar ogen als een kankergezwel van vlammen uitbreidde. En als door een wet van omgekeerde wederkerigheid voelde ze een ijskoude angst in zich groeien.
Ze moest al erg haar best doen om de paniek op een afstand te houden. Haar rationele kant had nog de overhand, maar ook maar net. En toen ze het vuur zag en besefte dat Ed daar in de buurt zat of, God mocht het verhoeden, eronder, won het dier in haar bijna de strijd, maar ze wist het stille gehuil binnen te houden. Ze kon nauwelijks geloven dat het gebeurde. Nog maar een paar uur geleden was alles van goud geweest. Hoe had de wereld hen zo opeens kunnen verraden?
Ze probeerde Ed weer via de radio op te roepen en hoorde dat Connor en Chuck hetzelfde deden. Maar er kwam nog steeds geen reactie. Ze riep Connor op.
'Connor, zie je dat vuur daarbeneden?'
'Ja, ik zie het.'
'Daar zit Ed.'
'Ja. Maak je geen zorgen. Hij weet wat hij moet doen.'
Zijn stem klonk rustig en duidelijk. Hij vroeg haar hoe ver ze van de bovenkant van het dal zat. Ze zei dat ze het al kon zien en dat het haar ongeveer vijf minuten zou kosten om er te komen. Connor zei dat hij er over tien minuten zou zijn.
Ze konden nog geen van beiden het dal in kijken, dus konden ze Skye ook niet zien. Julia verbrak de verbinding en begon te rennen.
Zodra Connor het dal onder zich zag liggen en rechts in de verte het vuur zag dat zich gestaag door het bos heen bewoog, wist hij precies waarom de omgeving hem zo'n ongemakkelijk gevoel had bezorgd. En hij wist zeker dat er op de berg andere rookspringers zaten, die het dal vanuit het vliegtuig hadden gezien en hetzelfde hadden gedacht maar het niet hadden willen zeggen. Iedere rookspringer in Missoula, iedere rookspringer in Amerika, wist wat er al die jaren geleden in Mann Gulch was gebeurd.
Op 5 augustus 1949, op maar honderd vijftig kilometer van de plek waar ze nu zaten, waren er dertien rookspringers omgekomen toen er een brand door een waterloop was geraasd die heel erg leek op die welke Connor nu stond te bekijken. Op de basis was pas kortgeleden, en veel te laat, een monument voor hen onthuld. De details van wat er in Mann Gulch was gebeurd stonden iedere rookspringer in het geheugen gegrift. Net zoals hier had er een rivier over de bodem van de waterloop gestroomd en het landschap had puur door zijn eigen hoedanigheden zijn eigen windstroom gevormd, zodat het dal als een immense schoorsteen had gewerkt en het vuur had opgeslokt en er zich een voortrollende explosie van vuur had gevormd die sneller was. geweest dat welk mens of dier ook zou kunnen rennen.
Connor had Hank al opgeroepen en hem verteld wat er gebeurde en Hank had een noodoproep uitgestuurd dat er helikopters moesten komen om hen te evacueren. Intussen zei hij tegen Connor dat deze iedereen uit de buurt van de waterloop moest houden en terug moest halen naar het geblakerde deel waar het vuur al doorheen was gekomen of, als dat niet mogelijk was, naar rotsachtig terrein, waar het vuur minder brandstof zou vinden. Het was gewoon een kwestie van gezond verstand, en voor Connor waren deze mededelingen overbodig.
Daar, onder hem, zag hij nu Julia, die het dal in liep, en daar, heel ver onder haar, liep Skye, wier rode T-shirt fel afstak tegen het gelige gras. Het vuur zat pal rechts van het meisje en naderde in hoog
tempo. Connor schatte dat het vijftien minuten zou kosten om in het dal te komen, misschien minder. En ergens in dat brandende bos zat zijn beste vriend.
Connor klauterde zo snel mogelijk de helling af, struikelend over losse stenen en zich vastlopend in de struiken. Hij pakte zijn radio en liep al pratend door.
'Julia, dit is Connor. Ga daar niet naar beneden.'
'Wat?'
'Draai je om en maak dat je het dal uit komt.'
'Waar heb je het over? Ik kan haar zien. Ze loopt recht onder me.'
'Julia, Chuck hier.'
'Ik hoor je, Chuck.'
'Connor heeft gelijk. Ga niet naar beneden. Als het vuur er eenmaal is komt het van beneden op je af denderen. Ik haal Katie nu hier weg.'
Julia staarde omhoog naar de berg, waar Connor stond. Hij stond niet dichtbij genoeg om haar te kunnen zien, maar hij kon zich de bezorgde uitdrukking op haar gezicht voorstellen. Toen keek ze weer omlaag het dal in, en boven de wind uit hoorde hij haar alleen maar Skye roepen, steeds weer. Maar als het meisje het al hoorde reageerde ze niet. Ze liep gewoon door naar beneden, het dal in. Nogmaals keek Julia achter zich en omhoog, naar hem, en Connor wist dat ze een besluit nam en hij wist ook wat het besluit zou zijn. En inderdaad draaide ze zich om en rende in de richting van het dal, al rennend Skyes naam roepend.
Connor schreeuwde dat ze moest blijven staan en zei, zo rustig als hij kon, over de radio hetzelfde. Ze negeerde hem echter. En nu rende hij ook, over struiken en rotsen springend, terwijl stenen en puin als een waterval met hem mee vielen en zijn blikken heen en weer schoten tussen de plaatsen waar hij zijn voeten zette en Julia en Skye en van hen weer naar het naderende vuur.
En tot zijn ontzetting zag hij dat het vuur begon te kronen. De top van een brandende boom maakte zich los, verhief zich als een toorts uit de brand, vloog mee op de wind en veroorzaakte een volgende brand in de nog niet geraakte bomen. Opeens vond de zon een ruimte tussen de wolken en werd het dal doorsneden door een strook schaduw van de rook die eroverheen dreef. Julia bevond zich in het beschaduwde deel, maar Skye in haar rode T-shirt was er al voorbij, en even baadde ze als op een bijbelse afbeelding in een bundel gouden licht.
En terwijl hij in volle vaart in de richting van dat oord van doem en vernietiging rende bad Connor hardop dat Ed, waar hij ook mocht zijn, een schuilplaats had gevonden en dat ze het allemaal zouden overleven.
Eds eerste gedachte was de helling af te gaan en onder het vuur te komen. De bosgrond leek echter vlakker te worden en het vuur scheen zich even snel in die richting uit te breiden als elders gebeurde. Toen overwoog hij terug te gaan naar de wand met steenslag, maar concludeerde dat de brand hem dan de pas zou kunnen afsnijden, dus draaide hij zich om naar het zuiden en rende zo hard mogelijk naar de beek waarover Julia hem had verteld.
Hij hoorde het vuur achter zich woeden en het geloei terwijl de ene boom na de andere vlam vatte en de groeisappen met een klap ontploften. Soms leek het vuur snelheid te winnen en op hem in te lopen, en hoewel hij niet achteromkeek wist hij dat dit iedere keer gebeurde als het een strook struikgewas of uitgedroogde bosbessenstruiken op zijn weg vond. Tegen de tijd dat hij de beek bereikte zag hij de vlammen op slechts vijftig meter achter zich en voelde hij de hitte, rauw en intens, als een schokgolf opdoemen.
Het was zowel meer dan een beek als minder dan een beek. Het water dat er normaal gesproken in stond was allang geleden op de bedding van rotsblokken opgedroogd. De noordelijke oever was echter een steile klif van ongeveer twaalf meter hoogte, op de rand waarvan Ed nu stond, zich scherp bewust dat iedere seconde die hij aarzelde de seconde zou kunnen zijn die hem zijn leven zou kosten.
Zijn eerste gedachte was naar beneden te klauteren, maar de wand zag er instabiel en verraderlijk uit en de rotsen eronder oogden genadeloos. Er lagen daar beneden ook dode bomen, die van de klif waren gevallen. Hun takken staken als speren omhoog. Ed had een klimtouw, en hoewel het niet lang genoeg was om hem helemaal naar de bodem te brengen, dacht hij dat hij wel in staat zou zijn de rest van de afstand te springen of te klauteren. Hij haalde het touw uit zijn tas en zocht naar de beste plek om het te bevestigen.
Alle bomen behalve één stonden te ver van de rand. Als hij het touw aan een van de andere bevestigde verspilde hij drie meter die hij hard nodig had. Het enige alternatief was de boom die gevaarlijk overhangend vlak op de rand van de klif stond, alsof hij de sprong overwoog die zijn vroegere buren al hadden gemaakt. De helft van de wortels lag al bloot, maar toen Ed tegen de stam duwde leek deze stabiel genoeg, en omdat het vuur nu dertig meter van hem vandaan knalde en kraakte had hij geen keus. Hij sloeg het touw eromheen, legde het vast en manoeuvreerde zichzelf over de rand.
Hij was nog maar nauwelijks aan de afdaling begonnen toen hij de klap hoorde. Het kwam van recht boven hem, en toen hij omhoogkeek kreeg hij een douche van vonken en rondvliegende sintels te verwerken. Hij dook ineen maar slaagde erin het touw vast te blijven houden, en toen hij weer keek zag hij dat de voet van de boom een krans van vlammen droeg. De top van een andere boom was voor het hoofdvuur uitgevlogen en daar geland. Het touw brandde al. Hij liet een beetje los, zodat het touw door zijn blote handen schoot en voelde hoe het in zijn handpalmen schroeide terwijl hij rondtollend omlaag dook, begeleid door brandende stukken materiaal.
De boom waaraan het touw was bevestigd was echter kurkdroog en het vuur was heet en hongerig en het vrat het touw sneller op dan de zwaartekracht hem naar beneden kon brengen, en toen hij nog niet eens halverwege was smolt het en knapte. Ed dook en klauwde zich met beide handen vast in de wand van de klif, maar de stenen verkruimelden onder zijn vingernagels en het enige resultaat was dat hij in de lucht draaide en als een skydiver zonder parachute met zijn hoofd omlaag kwam te hangen.
De val duurde niet meer dan twee of drie seconden, maar elke seconde leek een kleine eeuwigheid. Hij keek hoe de grond onder hem langzaam scherp werd. Hij hoorde zijn radio kraken en Connor zijn naam weer roepen. Hij zag de baarden van de klimop op de rotsen en hij zag de rook opkringelen van de sintels die ertussen waren blijven hangen. En het laatste dat hij zag en ooit zou zien was een rode vlinder die van de speerscherpe takken van de dode boom opsteeg en wegfladderde.
Julia rende zo hard mogelijk door het lage witte gras. Ze bleef Skye roepen en haar stem begon te barsten en ze wist toch wel dat het zinloos was, omdat iedere schreeuw die haar mond verliet door de wind werd weggevoerd en verloren ging. Boven de nog niet verbrande bomen die op de rechterrichel van het dal stonden verhief zich een rookkolom als een kronkelende zwarte draak, zijn buik golvend en vlekkerig van de oranje gloed van het vuur. Skye, die zich nu nog maar vierhonderd meter onder haar bevond, en ook rende, keek er voortdurend naar, en eenmaal struikelde ze over een van de kleinere rolstenen en viel voorover, maar krabbelde overeind en rende door.
'Skye! Skye!'
Tot dusverre had het meisje niet eenmaal omgekeken, en ze deed het nu ook niet. Misschien wist ze niet eens dat Julia achter haar zat. Nu bleef ze echter abrupt staan. In één klap, met een dreun waarvan de hele bergwand leek te trillen, vlogen de bomen aan de rechterrand van het dal in een explosie in brand. Julia bleef ook staan, en een paar tellen stonden ze gehypnotiseerd te kijken. Connor riep haar via de radio.
'Julia, stop! Kom terug. Je hebt geen tijd meer.'
Ze keek achterom naar de helling en zag hoe hij met lange passen op haar af stormde. Hij bevond zich honderd meter van haar vandaan en liep snel op haar in. Ze draaide zich weer om en zag dat Skye haar eindelijk toch had gezien. Julia zwaaide naar haar, gebaarde dat ze de helling weer op moest en Skye staarde even naar haar, draaide zich toen weer om om naar de brandende bomen in het dal te kijken en toen weer naar Julia.
'Kom, Skye! In godsnaam, kom!'
Het gras onder de bomen had nu vlam gevat, en opgejaagd door de wind verspreidden de vlammen zich in diagonale lijnen het dal in, met een snelheid alsof ze benzinesporen volgden. En boven hen verhieven de toppen van twee brandende bomen en toen van een derde zich in de lucht en vlogen als kometen door de zwarte achtergrond van rook naar het midden van het dal. Ze kwamen slechts twintig meter onder Skye neer en rolden na hun landing door, regenbuien van vonken over het gras sproeiend.
Skye wierp er één blik op, draaide zich onmiddellijk om en ging terug, de helling op. Eindelijk, dacht Julia. Eindelijk, goddank.
Terwijl hij daar rende wist Connor dat er geen denken aan was dat hij op tijd het dal uit zou komen. Hij zag hoe de wind het vuur aanwakkerde dat door de rondvliegende toppen was aangestoken en het door het dal omhoogdreef, hun kant op. De omgeving was precies zoals in Mann Gulch, een enorme schoorsteen. Hij voelde de verzengende golf hitte op zijn gezicht. Het meisje zou sterven. Maar er was een kans, niet meer dan een kans, dat hij Julia kon redden.
Ze was nog maar twintig meter voor hem, maar goddomme, ze begon weer te rennen, ze rende omlaag, naar Skye toe. De helling was steil en het arme meisje, dat driehonderd meter lager zat, misschien meer, probeerde struikelend terug de helling op te komen. Achter haar waren de drie branden er nu één geworden, en voortgezogen door de wind raasden de vlammen door het gras en liepen snel op haar in. Connor wist dat er geen hoop voor haar was; voor niemand van hen trouwens, als ze probeerden haar te helpen.
'Julia!'
Eindelijk was hij bij haar, en toen hij zijn hand op haar schouder legde draaide ze zich met een ruk naar hem om. Ze had een wilde blik in haar ogen en het vuil op haar gezicht was gestreept van het zweet.
'Julia, luister. Je kunt daar niet naar beneden.'
'Kijk dan! We moeten haar helpen!'
'Nee. Ze haalt het niet. En als we naar haar toe gaan halen wij het ook niet.'
Ze probeerde zich los te rukken, maar hij stak zijn hand in de schouder van haar T-shirt om zijn greep te verstevigen en sloeg toen zijn andere arm om haar middel.
'Laat me gaan, verdomme!'
Ze haalde naar hem uit en hij dook en toen ze over hem heen gebogen stond richtte hij zich weer op en tilde haar op zijn schouder van de grond. Haar voeten wezen omhoog naar de helling en ze begon te schoppen en met haar vuisten op zijn rug te bonken en ze schreeuwde en vloekte tegen hem, maar het lukte hem haar op haar plaats te houden en hij begon aan de terugtocht.
'Niet achteromkijken,' zei hij. 'Niet kijken.'
'Jij klootzak! Jij gore klootzak!'
Connor vormde zich een beeld van Skye achter hen, die keek hoe ze haar in de steek lieten. De vlammen zouden nu aan haar hielen likken, klaar om haar op te slokken. Hij trok een luik dicht in zijn geest en sloot het ook zo goed mogelijk tegen de stompen en vloeken van Julia en probeerde alleen te denken hoe ze het moesten overleven.
'Laat me los! Laat me los!'
Maar één man had de brand in Mann Gulch overleefd: de enige die niet had geprobeerd harder te rennen dan het vuur. Connor had de plek al gekozen. Op zijn weg omlaag was hij langs een groep rotsblokken gekomen en had besloten dat het de enige plek was waar ze een kans hadden. Het was nog ongeveer twintig meter de helling op, maar nu Julia zo tegenspartelde was het moeilijk snel vooruit te komen. De rook was dik en kolkte nu om hen heen. Hij had zijn rechterarm om Julia's dijen geslagen en gebruikte zijn linkerarm om haar in evenwicht te houden, maar liet nu los en stak zijn hand in zijn zak om een ontsteking te pakken om hem klaar te hebben voor het moment dat ze bij de rotsblokken zouden zijn.
Nog vijftien meter. Twaalf. Tien...
Julia gaf een verschrikkelijke schreeuw en bleef schreeuwen, en hij wist dat de vlammen het meisje hadden ingehaald en haar hadden omringd en dat Julia haar zag doodgaan.
'Niet kijken, Julia. In godsnaam, niet kijken.'
De schreeuw veranderde in gehuil en hij voelde haar lichaam kronkelen en stuiptrekken op zijn schouder alsof er in haar ook iets stierf.
En nu waren ze er en Connor liet haar van zijn schouder glijden zodat ze met haar rug tegen de dichtstbijzijnde rots stond gedrukt. Haar ogen waren stijf dichtgeknepen en haar gezicht stond verwrongen. Haar mond stond wijd open in een geluidloze, wanhopige schreeuw. Ze worstelde niet meer, liet zich alleen maar langzaam tegen de rots omlaag glijden en stuikte in elkaar op de grond.
Connor liet haar liggen, stak de ontsteker aan, die fel opvlamde in zijn hand. Er lagen drie grote rotsblokken en een paar kleinere, en ze vormden een driehoek waarin ongeveer twee meter ruimte was. Er groeide gras tussen, en dit gras stak Connor als eerste aan. Het vatte als een razende vlam en brandde snel en hevig. De wind joeg het door de ruimten tussen de rotsen door en algauw stond de helling erboven ook in brand. Connor keek hoe het vuur zich verwijderde en hoopte alleen maar dat Chuck en Katie nu een heel eind weg waren.
Hij keek gespannen door de rook onder hen en zag dat het hele dal in brand stond. Een lage muur van vlammen stormde op hen af. Het gras tussen de rotsblokken was nu uitgebrand, en hij liep de smeulende resten in en stampte ze uit. Hij hoorde Julia kermen aan de lage kant van het rotsblok waar hij haar had achtergelaten, en met de nog steeds brandende ontsteking in zijn hand rende hij om het blok heen en trof haar er in elkaar gedoken en snikkend aan. Met zijn vrije hand greep hij haar pols, sleepte haar een paar meter de helling af, stak daarna het gras tussen henzelf en de rotsblokken aan en wachtte tot het was opgebrand.
De blokken lagen nu in een stuk rokend zwart met een doorsnede van ongeveer vijftien meter. Connor smeet de ontsteker de heuvel op over de rotsen heen, knielde toen naast Julia neer en tilde haar in zijn armen op. Ze sloeg met haar vuisten naar zijn gezicht en borst.
'Jij klootzak. Je hebt haar laten sterven. Waarom heb je haar laten sterven?'
Connor gaf geen antwoord. Hij liet zich gewoon slaan, droeg haar tussen de rotsen en zette haar neer op de zwarte grond. Hij pakte zijn veldfles.
'Oké, nu giet ik dit over je heen.'
'Krijg de klere.'
Hij trok een bandana uit zijn zak en maakte deze nat; daarna goot hij water over Julia's hoofd en schouders en de rest van het water over zijn eigen hoofd en gooide de fles weg. De rook was nu dik en ze hoestten allebei. Het brandde in zijn ogen, en door de rook heen kon hij nog net het rood en oranje van het vuur zien. Hij schatte dat het zich zo'n dertig meter verderop bevond. Het gebrul was zo luid als dat van een dozijn straalmotoren en de lucht was zo heet dat hij zijn vlees voelde roosteren.
Hij haalde zijn brandtent tevoorschijn en schudde hem open. Het was een kleine buisvormige tent van aluminiumfolie. Connor had nooit eerder reden gehad er een te gebruiken en was sceptisch over de vraag hoeveel nut hij in een brand zou hebben. De rookspringers noemden het 'inpakken en bakken' en maakten altijd het grapje dat het enige resultaat zou zijn dat je er knapperig gebakken als een kalkoen weer uit kwam. Maar het was de moeite waard het te proberen. Hij legde de tent op de grond uit en maakte hem open. De wind ritselde in de folie.
'Julia, sta op.'
Ze verroerde zich niet, dus hees hij haar overeind en zette haar tegen zich aan terwijl hij haar met een arm ondersteunde, want ze leek niet te kunnen staan. Ze huilde nog steeds, maar nu zonder geluid te maken. De tentjes waren voor één persoon ontworpen, maar Connor dacht dat er wel ruimte voor hen beiden zou zijn. Het lukte hem de tent boven hun hoofd te tillen en hij trok hem over hun hoofd heen, liet hem langs hun lichamen glijden zodat ze in een cocon zaten. Toen sloeg hij zijn armen om haar heen en dwong haar zachtjes omlaag tot ze tegen elkaar aan op de grond lagen. Hij gaf haar de natte bandana.
'Houd deze tegen je gezicht.'
Ze deed het niet, dus deed hij het voor haar. Toen trok hij het tentje dicht. Hun lichamen lagen stevig tegen elkaar gedrukt en hij voelde de huivering van haar snikken. En terwijl het gebrul van het naderende vuur steeds harder werd sloeg hij zijn armen om haar heen, drukte haar tegen zijn borst en wachtte.