28 De moord op Mina Koes bij Schottershuizen

Profiel van de misdaden:

Plaats: langs een heidepad door het Schotter- en Linderveld

tijd : 30 mei 1881

Slachtoffer : Mina Koes

dader : Remmelt van der Hulst

Motief : geldgebrek

Afloop: Van der Hulst werd veroordeeld tot twintig jaar gevangenis en zat zijn straf uit tot 1904

Schottershuizen, 30 mei 1881, door overlevering bekend – Ten oosten van Schottershuizen ligt in een strookje niet-ontgonnen land met wat bos en een veentje een veldkei met de amper leesbare initialen M.K. Daar zou op 30 mei 1881 de dienstbode Mina Koes door de veenarbeider Remmelt van der Hulst doodgeslagen zijn. Het gruwelijke gebeuren werd lange tijd nog bezongen op kermissen en jaarmarkten.

Mina Koes (1849-1881) was in haar jonge jaren dienstmeid bij Willem Pasop op het huis ‘Linde’. Als knecht diende daar de even oude Remmelt van der Hulst. Remmelt was verliefd op Mina, maar dit was niet wederzijds. Ze hoopte nog eens een boerenzoon te kunnen trouwen. Maar de boerenzoon vond ze niet. Ze bleef boerenmeid, eerst nog op Linde en later op Schottershuizen. Remmelt trouwde intussen.

Mina Koes.tif

De zondag voor Pinksteren, 30 mei 1881, toen Mina 31 jaar was, zou ze naar haar ouders gaan in De Tippe. Ze wandelde daarom langs een heidepad door het Schotter- en Linderveld.

Een jonge dochter, schoon en fris,

In dienst was in ’t gehucht Zuidwolde,

Die zondagsmorgens zeer gewis,

Uitging en naar haar ouders woude

Ze had een bedrag van 34 stuivers bij zich, om aan haar vader en moeder te geven. Ter hoogte van een veenplas ontmoette ze Remmelt van der Hulst. Hij was voor de zoveelste keer werkloos en had zich de zaterdagavond tevoren in Hoogeveen bedronken. Hij vroeg Mina om geld.

Maar midden in dat ruwe veld,

Ontmoet zij iemand, die haar kende,

Och neen, zij had het niet voorspeld;

Dat die het oog op haar leven wendde

Hij sprak haar aan: Geef mij uw geld,

Want daarom ben ik zeer verlegen,

Ik ben hierop ook zeer gesteld

Maar Mina Koes had hier op tegen

Toen ze weigerde, stak hij haar met een mes in de hals en beroofde haar van haar kousen en schoenen, van haar geld en van de gouden kroontjes aan haar oorijzer. Vader en moeder Koes wachtten die zondag vergeefs op hun dochter.

Daar ligt zij nu in ’t open veld

Gewenteld in het bloed van moorden

Mij dunkt, de moordenaar is ontsteld

Dat hij die laatste gil altijd moet horen

De volgende morgen werd het stoffelijk overschot van Mina door landbouwers gevonden. Een boer van Schottershuizen kwam met paard en wagen aanrijden om heideplaggen te halen. Hij was bereid om het lichaam van het vermoorde meisje op zijn wagen naar het huis van haar ouders te brengen. Tientallen jaren later was het ingedroogde bloed van Mina Koes nog als zwartbruine vlekken te zien op de ‘wagenledders’.

Naar aanleiding van geruchten werd kort daarna Willem Venema uit Kerkenveld aangehouden. Elke zondag ging hij naar de kerk in Zuidwolde. Maar op de zondag van de moord was hij niet in de kerk geweest. Hij bleef ontkennen en werd weer vrijgelaten.

Het volk vertrouwde hem echter niet. Schoolkinderen riepen hem zelfs na als hij op straat liep: ‘Pas op, moordenaar van Mina Koes.’ Volgens de dorpszede moest hij voortaan elke zondag in de kerk op het zondaarsbankje onder de preekstoel zitten. Dit harde volksgebruik werd gehandhaafd om een eventuele dader steeds voor ogen te houden dat voor de Hoogste Rechter geen bewijs of bekentenis nodig is. Willem bleef daardoor voorgoed uit de kerk weg. Het is zelfs bij benadering niet te zeggen in wat voor hel deze man en zijn gezin meer dan twee jaar hebben moeten leven.

Pas na twee jaar en vier maanden werd Remmelt opgepakt. Zijn vrouw verdacht van het begin af aan al haar man als dader van de moord en zij had hem verraden. Remmelt bleef ontkennen. De vrouw van het gemeenteraadslid Harm Leverts Steenbergen op Schottershuizen, haalde Remmelt over een bekentenis te doen door op zijn gemoed te werken. Remmelt had namelijk ook bij haar als knecht gediend.

Hij werd veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf en zat zijn straf uit tot 1904. Zijn vrouw had zich intussen laten scheiden en was weer hertrouwd. Niemand wilde meer iets met de brute moordenaar te maken hebben. Toen het bekend werd dat hij zou worden vrijgelaten, sloten de mensen in heel Zuid-Drenthe en Noord-Overijssel de deuren en de blinden ’s avonds extra goed. Zo zat de schrik er voor hem in. Iedereen schuwde hem of was bang voor hem.

Hij pleegde diefstallen om maar weer in de gevangenis te komen. Daar vond hij steeds weer een betrekkelijke rust. Na een veediefstal in Coevorden en een celstraf daarvoor van vier jaar leidde hij opnieuw het leven van een verschoppeling. In de nacht van 15 op 16 november 1916 vroor hij dood in een tochtige schuilhut aan de kant van een wijk in Vriezenveen. Hij was toen 67 jaar.

Een van de jongens die Mina Koes goed had gekend, Piet van Goor, sloeg met een beitel de letters ‘M.K. – R. v.d. H.’ en het jaartal 1881 in een veldkei. Dit eenvoudige monument was tachtig jaar later in het Schotterveld nog aanwezig als een herinnering aan de moord. De veenkuil waarbij de moord is gepleegd, heet sindsdien de Moordplas.

Jan Coenraads Guichelaar, een vroegere beurtschipper uit Kerkenveld, maakte op deze moord een lied. Dit lied van de moord op Mina Koes werd jarenlang veel gezongen:

Hoort vrienden, wat er is geschied,

Al in het Schotterveld in Drenthe,

Een jonge maagd, die het leven liet,

Dat u dat diep in ’t harte prentte

Een jonge dochter, schoon en fris,

In dienst was in ’t gehucht Zuidwolde,

Die zondagsmorgens zeer gewis,

Uitging en naar haar ouders woude

Maar midden in dat ruwe veld,

Ontmoet zij iemand, die haar kende,

Och neen, zij had het niet voorspeld;

Dat die het oog op haar leven wendde

Hij sprak haar aan: Geef mij uw geld,

Want daarom ben ik zeer verlegen,

Ik ben hierop ook zeer gesteld

Maar Mina Koes had hier op tegen

De snoodaard schreed nu naderbij

Zijn drift begon nog meer te zwellen

Hij greep haar toen stoutmoedig aan

En wil haar nu ter aarde vellen

Daar worst’len zij nu beiden saam

Maar Mina Koes ging de moed verloren

Ach, dat er nu toch hulpe kwam

Hij greep zijn mes en wil nu moorden

Daar ligt zij nu in ’t open veld

Gewenteld in het bloed van moorden

Mij dunkt, de moordenaar is ontsteld

Dat hij die laatste gil altijd moet horen

O, Remmelt, moordenaar, van der Hulst

De daad is nu genoeg bewezen

De dader zijt gij wel bewust

De gedachte aan de moord wordt tot op de dag van vandaag levend gehouden. Op 17 juni 2006 werd ‘De moord op Mina Koes’ als straattheaterstuk nog gespeeld tijdens het Midzomerfestival in Roden.

De veldkei is tweemaal verplaatst en ligt niet meer op de precieze plek waar Mina vermoord is. Tegenwoordig vindt u hem aan een pad in een langgerekt bosperceeltje, ten zuiden van Het Zwarte Gat. Honderdtwintig jaar na dato zijn de letters ‘MK’ nog goed leesbaar. Mina is vermoedelijk begraven op het armendeel van kerkhof ‘Mulderij’.