20 De lichtjes op de Dwingeloose heide

In Zuidwest-Drenthe ligt een bijzonder natuurgebied: Nationaal Park Dwingelderveld, met prachtige bossen, heidevelden en vennen. Onderdeel van het park is de uitgestrekte Dwingeloose heide, de grootste en best ontwikkelde van West-Europa. Op deze heide zouden dolende kinderzieltjes reizigers van de weg lokken en doen verdwalen in het veen. Toen dit een pastoor dreigde te overkomen, leidde dit tot het volgende wonderlijke voorval.

Nationaal Park Dwingelderveld, voor 1600, door J.H. Bergmans-Beins – Toen er nog geen dominees waren, alleen maar pastoors, werden die vaak ’s nachts geroepen om zieken bij te staan in hun sterfuur. Er waren maar weinig goede wegen en de pastoors moesten vaak ver gaan om de mensen te helpen. Omdat het moeilijk was om overal te voet te komen, reden ze soms te paard naar de afgelegen huizen.

Zo reed een oude pastoor eens in de nacht langs een eenzame weg. Hij kwam van een zieke, aan wie hij het laatste oliesel had toegediend en hij droeg wijwater met zich mee.

Toen hij daar zo door de hoge heide reed langs een oude weg die bijna niet meer werd gebruikt, kwam er een klein lichtje tevoorschijn, dat voorzichtig omhoogrees en bij hem op het paard klom.

Heeroom keek ernaar en glimlachte: ‘Och jij klein lichtje, wou je mijn weg beschijnen en mij helpen om gemakkelijk verder te komen? Ga gerust weer weg. Ik ben onbevreesd en zal ook in het donker mijn pad wel vinden. Straks kom ik in een dorp en daar zal ik de nacht verder doorbrengen.’ Het lichtje bleef vóór hem zitten en het scheen wel of het naar hem opklimmen wilde.

lichtjes op de Dwingeloose.tif

De pastoor keek ernaar en dacht: het zal toch geen kwade geest wezen, die mij op dwaalwegen voert?

Hij opende het wijwaterkruikje en enige druppels in de hand nemend, sprenkelde hij ze op het lichtje. Een kwade geest zou de vlucht nemen, zo dacht hij, en hem voor slechte gevolgen behoeden.

Langzaam reed de pastoor door, maar hij was nauwelijks enkele meters verder gekomen, of tal van lichtjes kwamen in de heide opduiken en bij tientallen zweefden ze omhoog om zich voor hem neer te vlijen.

Met verwondering keek hij naar al die lichtjes, die nu overal in ’t rond waarden. Bij honderden doken ze op, voor en achter z’n paard, langs z’n zijden; waar hij zijn ogen wendde, overal zag hij lichtjes flikkeren en recht op hem aankomend, steeg het een na het ander op zijn paard.

Eensklaps bedacht hij zich: hij nam wijwater in zijn hand en sprenkelde dit op de kleine lichtjes. Het een na het ander verdween en maakte plaats voor een nieuwe hoeveelheid. Steeds maar ging de priester door met wijwater op de lichtjes te laten druppen en telkens schenen nieuwe lichtjes om het heilige water te vragen. Langzaam reed hij verder tot er geen nieuwe lichtjes meer kwamen als de oude verdwenen.

Na korte tijd bereikte hij het dorp, waar hij verder de nacht wilde doorbrengen.

Hij vertelde zijn wedervaren aan zijn gastheer, die hem vertelde dat volgens overlevering daar in de buurt een begraafplaats moest zijn, waar ongedoopte en doodgeboren kinderen ter ruste werden gelegd.

‘Heeroom,’ zei de man, ‘het waren de zieltjes van al die kinderen die niet konden rusten.’

Toen de geestelijke hem aankeek, vervolgde hij met eerbied in zijn stem: ‘Het wijwater, dat u erop gesprenkeld hebt, was voor die arme dolende kinderzieltjes zoveel als de doop. De een vertelde het aan de ander en zij kwamen allen om van u de eeuwige rust te ontvangen.’

Op de Dwingeloose heide ligt ook het zogenaamde ‘Moordenaarsveen’. De overlevering wil dat hier een Spaanse soldaat is vermoord in de Tachtigjarige Oorlog. Of zijn ziel hier rust heeft gevonden, is me onbekend, maar ik vrees van niet…