19 HET BESTAND IS GESCHONDEN
Het meisje liet haar boog zakken. Toen de pijl zich langs de pees ontspande, maakte deze een krakend geluid, alsof er een zolderdeur openging. Haar gezicht stond net zo kalm als een vijver op een windstille dag. Ze was net zo lang als Luce, had een gave, bedauwde huid, bleke lippen en kuiltjes in haar wangen, ook al glimlachte ze niet.
‘Als je wilt dat deze jongen blijft leven,’ zei ze op vlakke toon, ‘laat ik hem leven.’
Om hen heen hadden de anderen de strijd gestaakt. De schommel kwam rollend tot stilstand en bonkte tegen de hoek van het hek. Rolands vleugels gingen langzamer slaan en hij daalde neer op de grond. Niemand verroerde zich, maar er hing een elektrisch geladen stilte in de lucht.
Luce voelde al die blikken zwaar op zich rusten: van Callie, Miles en Shelby. Van Daniël, Arriane en Gaby. Van Cam, Roland en Molly. En de blinde blikken van de Verschoppelingen zelf. Maar ze kon zich niet losrukken van het meisje met de peilloze witte ogen.
‘Je schiet hem niet dood… alleen maar omdat ik dat zeg?’ Luce was zo verbaasd dat ze moest lachen. ‘Ik dacht dat je mij wilde doden?’
‘Jou?’ De mechanische stem van het meisje ging wat omhoog, ten teken dat dit haar verbaasde. ‘Helemaal niet. Wij zouden voor jou willen sterven. We willen dat je met ons meegaat. Jij bent onze laatste hoop. Onze toegang.’
‘Toegang?’ Miles verwoordde datgene waar Luce te verbijsterd voor was. ‘Toegang tot wat?’
‘Tot de Hemel natuurlijk.’ Het meisje tuurde met haar dode ogen naar Luce. ‘Jij bent de prijs.’
‘Nee.’ Luce schudde haar hoofd, maar de woorden van het meisje tolden door haar hoofd en hadden een nagalm die haar zo’n hol gevoel bezorgde dat ze het bijna niet trok.
Toegang tot de Hemel. De prijs.
Luce begreep het niet. De Verschoppelingen wilden haar meenemen, maar om wat te doen? Om haar als een soort onderhandelingstroef te gebruiken? Dit meisje kon Luce niet eens zien, laat staan dat ze wist wie ze was. Als Luce iets op de Kustschool had geleerd, was het wel dat niemand de mythen precies goed vertelde. Die waren te oud, te ondoorzichtig. Iedereen wist dat er in het verleden iets gebeurd was, iets waar Luce heel lang bij betrokken was geweest, maar niemand scheen te weten waarom.
‘Niet naar haar luisteren, Luce. Ze is een monster.’ Daniëls vleugels trilden. Alsof hij dacht dat ze misschien in de verleiding zou komen om mee te gaan. Luce’ schouders begonnen te jeuken en ze kreeg er een warm prikkend gevoel in, terwijl de rest van haar lichaam koud bleef.
‘Lucinda?’ riep het Verschoppeling-meisje.
‘Oké, wacht even,’ zei Luce tegen het meisje. Ze draaide zich om naar Daniël. ‘Ik wil het nu weten: wat heeft dit bestand te betekenen? En niet “niks” zeggen en ook niet dat je het niet kunt uitleggen. Ik wil de waarheid horen. Die ben je me wel verplicht.’
‘Je hebt gelijk,’ zei Daniël tot Luce’ verbazing. Hij bleef schielijke blikken naar de Verschoppeling werpen, alsof ze Luce elk moment kon meegrissen. ‘Cam en ik hebben het opgesteld. We hebben afgesproken dat we onze verschillen gedurende achttien dagen opzij zouden zetten. Alle engelen en alle demonen. We hebben onze krachten gebundeld om andere vijanden te bestrijden. Hen bijvoorbeeld.’ Hij wees naar de Verschoppeling.
‘Maar waarom?’
‘Om jou. Omdat jij tijd nodig had. We mogen dan een ander doel hebben, maar vooralsnog werken Cam en ik – en iedereen van onze soort – als bondgenoten samen. We hebben één gemeenschappelijke prioriteit.’
Het tafereel dat Luce in de Verkondiger had waargenomen, die misselijkmakende scène waarbij Daniël en Cam samenwerkten… dat was dus allemaal in orde omdat ze gezamenlijk een bestand hadden gesloten? Om haar tijd te geven?
‘Niet dat jij je zelfs maar aan het bestand gehouden hebt,’ beet Cam Daniël toe. ‘Wat heeft een bestand voor zin als je je er niet aan houdt?’
‘Jij hebt je er anders ook niet aan gehouden,’ zei Luce tegen Cam. ‘Jij was in het bos bij de Kustschool.’
‘Om jou te beschermen!’ zei Cam. ‘Niet om gezellig een wandelingetje bij maanlicht met je te maken!’
Luce draaide zich om naar Arriane. ‘Wat dat bestand ook moge inhouden, betekent het, als het eenmaal voorbij is, dat… Cam plotseling weer de vijand is? En Roland ook? Dit slaat nergens op.’
‘Zeg het, Lucinda,’ zei de Verschoppeling. ‘Ik neem je mee hier ver vandaan.’
‘Waarheen? Waarnaartoe?’ vroeg Luce. Het sprak haar ergens wel aan om gewoon weg te kunnen. Weg van alle verdriet, strijd en verwarring.
‘Geen dingen doen waar je later spijt van krijgt, Luce,’ waarschuwde Cam. Het was heel vreemd dat hij hier nu de rede vertegenwoordigde, in tegenstelling tot Daniël, die wel verlamd leek.
Voor het eerst sinds Luce de schuur uit was gekomen, keek ze om zich heen. Het vechten was afgelopen. Het gras van de achtertuin was bedekt met hetzelfde viltlaagje van stof als waarmee de begraafplaats op Zwaard & Kruis bedekt was geweest. Hun groep engelen leek nog geheel intact en voltallig te zijn, maar de Verschoppelingen hadden hun leger grotendeels verloren. Er stond ongeveer een man of tien van een afstandje toe te kijken. Hun zilveren bogen hielden ze laag.
Het Verschoppeling-meisje stond nog steeds op antwoord van Luce te wachten. Haar ogen glinsterden in het donker en toen de engelen voetje voor voetje dichterbij kwamen, deinsde zij verder achteruit. Toen Cam op haar af liep, bracht het meisje haar zilveren boog weer langzaam omhoog en richtte haar pijl op zijn hart.
Luce zag dat hij verstijfde.
‘Jij wilt niet met de Verschoppelingen mee,’ zei hij tegen Luce. ‘Zeker vanavond niet.’
‘Ze bepaalt zelf wel wat ze wel of niet wil,’ kwam Shelby tussenbeide. ‘Ik zeg niet dat ze met die enge albino’s mee moet gaan of zo. Maar iedereen moet eens ophouden met haar te betuttelen en haar eindelijk eens zelf laten beslissen. Het is zo wel genoeg geweest, lijkt me.’
Haar stem galmde door de tuin, waardoor het Verschoppeling-meisje opschrok. Ze draaide zich om en richtte haar pijl op Shelby.
Luce zoog haar adem in. De zilveren pijl trilde in de handen van de Verschoppeling. Ze trok de pees naar achteren. Luce hield haar adem in. Maar voor het meisje kon schieten, sperde ze haar glanzende ogen wijdopen. De boog viel uit haar handen. En haar lichaam verdween in een vage, grauwe lichtflits.
Krap een meter achter de plek waar het Verschoppeling-meisje had gestaan, liet Molly een zilveren boog zakken. Ze had het meisje in de rug geschoten.
‘Wat nou?’ blafte Molly toen de hele groep zich omdraaide om haar aan te gapen. ‘Ik mag die Nephilijn wel. Ze doet me denken aan iemand die ik ken.’
Ze stak haar arm uit om naar Shelby te wijzen, die ‘Bedankt. Nee echt. Dat was super,’ stamelde.
Molly haalde haar schouders op en gaf zich geen rekenschap van de donkere aanwezigheid die achter haar hoog oprees. De Verschoppeling die Miles met de kayak tegen de grond had geslagen. Phil.
Hij bracht de kayak met een zwaai tot achter zijn lichaam, alsof die een honkbalknuppel was, en sloeg Molly zo het gazon over. Ze kwam met een kreun op het gras terecht. De Verschoppeling gooide de kayak opzij en haalde de laatste glimmende pijl uit zijn trenchcoat.
Zijn dode ogen waren het enige uitdrukkingsloze deel van zijn gezicht. De rest – zijn grijns, zijn voorhoofd, zelfs zijn jukbeenderen – zagen er in en in gewelddadig uit. Zijn witte huid leek wel strak over zijn knokige schedel getrokken te zijn. Zijn handen leken eerder klauwen. Woede en wanhoop hadden hem van een bleke en vreemde maar knappe jongen in een heus monster doen veranderen. Hij bracht zijn zilveren boog omhoog en richtte op Luce.
‘Ik wacht al weken heel geduldig mijn kans af. Maar nu ga ik er toch echt wat meer druk achter zetten dan mijn zus,’ grauwde hij. ‘Jij gaat met ons mee.’
Aan weerskanten van Luce gingen er zilveren bogen omhoog. Cam haalde de zijne weer uit zijn jas en Daniël dook naar de grond om de boog op te rapen die het Verschoppeling-meisje net had laten vallen. Phil leek hierop bedacht te zijn geweest. Zijn gezicht trok in een duistere glimlach.
‘Moet ik soms eerst je geliefde doden, voordat jij besluit met me mee te gaan?’ vroeg hij, terwijl hij zijn pijl op Daniël richtte. ‘Of moet ik ze allemaal doden?’
Luce staarde naar de vreemde, platte punt van de zilveren boog, op nog geen drie meter van Daniëls borstkas. Het was uitgesloten dat Phil van die afstand mis zou schieten. Ze had gezien hoe die pijl die avond met een verachtelijke lichtflits wel tien gevallen engelen tot zwijgen had gebracht. Maar ze had ook gezien dat een pijl van Callies huid was afgeketst, alsof hij niet meer was dan de stompe stok die hij leek te zijn.
De zilveren pijlen konden engelen doden, realiseerde ze zich plotseling, maar geen mensen.
Ze sprong vlug voor Daniël. ‘Ik sta niet toe dat je hem neerschiet. En jouw pijlen kunnen mij niet raken.’
Er ontsnapte Daniël een kreet – een vreemd geluid, iets tussen een lach en een snik in. Ze draaide zich met grote ogen naar hem om. Hij zag er bang uit, maar bovendien, wat veel erger was, ook schuldig.
Ze dacht aan het gesprek dat ze onder de knoestige perzikboom op Zwaard & Kruis hadden gehad, de eerste keer dat hij haar over haar reïncarnaties had verteld. Ze herinnerde zich dat ze met hem op het strand in Mendocino had gezeten toen hij haar had verteld over de positie die hij vóór haar in de Hemel had bekleed. Het had haar die eerste dagen veel moeite gekost om hem zover te krijgen dat hij zich uitsprak. Ze had het gevoel dat er nog veel meer te vertellen was. Er móést gewoonweg meer zijn.
Het krakende geluid van de pees bracht haar aandacht meteen terug naar de Verschoppeling, die de zilveren pijl naar achteren trok. Nu was die op Miles gericht. ‘Genoeg gepraat,’ zei hij. ‘Ik schiet je vrienden stuk voor stuk neer, totdat jij je aan me overgeeft.’
In gedachten zag Luce een helle lichtflits, een werveling van kleur, en een kolkende montage van haar levens – haar moeder, haar vader en Andrew. De ouders die ze in Mount Shasta had gezien. Vera die op de bevroren vijver schaatste. Het meisje dat ze was geweest, in een geel badpak onder de waterval aan het zwemmen. Andere steden, huizen en tijden die ze nog niet herkende. Daniëls gezicht uit duizend verschillende engelen, onder duizend verschillende lichten. En vuurzee na vuurzee.
Toen knipperde ze met haar ogen en bevond ze zich weer in de tuin. De Verschoppelingen kwamen samengedromd dichterbij en fluisterden tegen Phil. Hij gebaarde ze de hele tijd geagiteerd naar achteren te gaan en probeerde zich op Luce te concentreren. Iedereen was gespannen.
Ze zag dat Miles naar haar keek. Hij moest doodsbang zijn geweest. Nee, toch niet doodsbang. Hij keek haar zo doordringend aan dat het was alsof ze zijn blik tot in haar ziel voelde vibreren. Luce werd duizelig en haar zicht werd troebel. Hierna kreeg ze de gewaarwording, die ze nog nooit eerder had gehad, dat er iets van haar af werd getild. Alsof er een omhulsel van haar huid werd gehaald.
En toen hoorde ze haar eigen stem zeggen: ‘Niet schieten. Ik geef me over.’
De stem galmde en was ontdaan van een lichaam, en bovendien had Luce die woorden niet echt gezegd. Ze volgde het geluid met haar ogen en van wat ze toen zag, verstijfde ze helemaal.
Achter de Verschoppeling stond nog een Luce, en die tikte hem op de schouder.
Dit was echter geen glimp van een vorig leven. Dit was zij zelf, in haar zwarte skinny jeans waar een knoop af was. Met haar zwarte haar heel kortgeknipt en net geverfd. Met haar lichtbruine ogen, waarmee ze de Verschoppeling uitdagend aankeek. Met het vuur in haar ziel, voor hem heel duidelijk zichtbaar. En ook duidelijk zichtbaar voor de andere engelen. Dit was haar spiegelbeeld. Dit was…
Het werk van Miles.
Zijn gave. Hij had een tweede Luce van haar afgesplitst; op haar allereerste dag op de Kustschool had hij verteld dat hij dat kon. ‘Ze zeggen dat dat heel gemakkelijk gaat met de mensen van wie je, zeg maar, houdt,’ had hij gezegd.
Hij hield van haar.
Ze kon daar op dit moment even niet aan denken. Alle ogen waren naar het spiegelbeeld getrokken, en de echte Luce deed twee stappen achteruit en verstopte zich in de schuur.
‘Wat gebeurt er allemaal?’ blafte Cam tegen Daniël.
‘Ik weet het niet!’ fluisterde Daniël hees.
Alleen Shelby leek het te begrijpen. ‘Het komt door Miles,’ zei ze heel zacht.
De Verschoppeling zwaaide zijn boog naar de andere kant om zijn pijl nu op de nieuwe Luce te richten. Alsof hij de overwinning niet helemaal vertrouwde.
‘Kom, we gaan het doen,’ hoorde Luce haar eigen stem midden in de tuin zeggen. ‘Ik kan hier niet bij hen blijven. Te veel geheimen. Te veel leugens.’
Ergens dacht ze er ook zo over. Dat dit niet zo door kon gaan. Dat er iets moest veranderen.
‘Ga je met mij mee, naar mijn broeders en zusters?’ vroeg de Verschoppeling hoopvol. Ze werd misselijk van zijn ogen. Hij stak haar zijn spookachtig witte hand toe.
‘Ja,’ klonk de stem van Luce.
‘Luce, niet doen.’ Daniël zoog zijn adem in. ‘Dat kun je niet maken.’
De overige Verschoppelingen richtten nu hun bogen op Daniël, Cam en de anderen, voor het geval zij zich ermee gingen bemoeien.
Luce’ spiegelbeeld trad naar voren. Ze liet haar hand in die van Phil glijden. ‘Jawel, dat kan ik wel.’
De monsterlijke Verschoppeling nam haar in zijn stramme witte armen. Er klonk luid gewiek van vuile vleugels. Een muffe stofwolk woei op van de grond. In de schuur hield Luce haar adem in.
Toen Luce’ spiegelbeeld en de Verschoppeling hoog de lucht in stegen en uit de achtertuin wegvlogen, hoorde ze Daniël een kreet slaken. De rest keek hen ongelovig na. Behalve Shelby en Miles.
‘Wat is er in godsnaam gebeurd?’ vroeg Arriane. ‘Is ze net echt…’
‘Nee!’ riep Daniël uit. ‘Nee, nee, nee!’
Het deed Luce pijn om te zien dat hij aan zijn haar trok, in een kringetje ronddraaide en zijn vleugels tot hun volle grootte liet uitwaaieren.
Het overgebleven leger van de Verschoppelingen spreidde onmiddellijk zelf hun groezelige bruine vleugels en steeg op. Hun vleugels waren zo dun dat ze als een gek moesten slaan om in de lucht te blijven. Ze naderden Phil. Ze probeerden een schild om hem heen te vormen, zodat hij Luce kon meenemen – waar hij ook dacht heen te gaan.
Maar Cam was sneller. De Verschoppelingen waren misschien een meter of vijf de lucht in toen Luce nog één laatste pijl uit een boog hoorde schieten.
Cams pijl was niet voor Phil bedoeld. Hij was voor Luce bedoeld.
En zijn schot was loepzuiver.
Toen Luce’ spiegelbeeld in een grote wolk van wit licht verdween, bleef ze als aan de grond genageld staan. In de lucht gingen Phils gehavende vleugels huiverend open. Leeg. Hij slaakte een ijselijke brul. Hij wilde met een snoekduik terug naar Cam vliegen, gevolgd door zijn leger van Verschoppelingen. Maar halverwege bedacht hij zich. Het was net alsof hij zich realiseerde dat er geen enkele reden was om nog terug te gaan.
‘Dus het begint weer van voren af aan?’ riep hij naar Cam. Naar hen allemaal. ‘Het had zo vredig kunnen eindigen. Maar vanavond hebben jullie een nieuwe sekte van onsterfelijke vijanden in het leven geroepen. De volgende keer wordt er niet meer onderhandeld.’
Toen verdwenen de Verschoppelingen in de nacht.
Toen Cam weer in de tuin stond, stormde Daniël op hem af en smeet hem tegen de grond. ‘Wat bezielt jou?’ schreeuwde hij, terwijl hij zijn vuisten op Cams gezicht liet neerkomen. ‘Hoe kón je dat doen?’
Cam deed zijn best om hem te doen stoppen. Ze rolden op het gras over elkaar heen. ‘Dit was voor haar een beter einde, Daniël.’
Daniël was woedend. Hij tackelde Cam en ramde zijn hoofd tegen de grond. Zijn ogen schoten vuur. ‘Ik vermoord je!’
‘Je weet best dat ik gelijk heb!’ riep Cam, die helemaal niet meer terugvocht.
Daniël bleef doodstil staan. Hij sloot zijn ogen. ‘Ik weet niets meer.’ Zijn stem klonk hees. Hij had Cam bij zijn revers vastgehad, maar nu liet hij zich gewoon op de grond zakken en drukte zijn gezicht in het gras.
Luce wilde naar hem toe. Ze wilde zich op hem neer laten vallen en hem zeggen dat alles goedkwam.
Alleen was dat niet zo.
Het werd haar te veel. Wat ze die avond allemaal had aanschouwd. Ze had zichzelf – althans, het spiegelbeeld dat Miles van haar had gemaakt – aan het sterrenschot zien sterven, en daardoor voelde ze zich doodziek.
Miles had haar leven gered. Ze kon het niet behappen.
En de anderen dachten dat Cam haar het leven had ontnomen.
Toen ze uit de schaduw van de schuur naar voren trad, tolde haar hoofd. Ze wilde de anderen vertellen dat ze zich geen zorgen hoefden te maken, dat ze nog leefde. Maar op dat moment werd ze zich ervan bewust dat er nog iets aanwezig was.
In de deuropening hing trillend een Verkondiger. Luce kwam de schuur uit en liep ernaartoe.
Langzaam maakte de Verkondiger zich los van een schaduw van de maan. Hij gleed over het gras een meter naar haar toe en pakte een smerige stoflaag op, resultaat van het gevecht. Toen hij bij Luce was aanbeland, kwam hij huiverend omhoog, gleed langs haar lichaam en bleef in al zijn zwartheid boven haar hoofd hangen.
Ze deed haar ogen dicht en voelde dat ze haar hand omhoogbracht, naar de Verkondiger toe. Het zwart kwam neer op haar hand en bleef daar liggen. Het maakte een koud, sissend geluid.
‘Wat is dat?’ Daniël draaide zijn hoofd vliegensvlug naar het geluid om. Hij werkte zich omhoog van de grond. ‘Luce!’
Ze verroerde zich niet. De anderen keken haar met open mond aan, zoals ze daar voor de schuur stond. Ze wilde niet in een Verkondiger kijken. Voor die avond had ze wel genoeg gezien. Ze wist niet eens waarom ze dit deed…
Maar ze deed het toch. Ze wist dat ze niet op zoek was naar een visioen, maar naar een uitweg. Iets wat zo ver weg lag dat ze kon doorstappen, ernaartoe. Het was al veel te lang geleden dat ze gelegenheid had gehad om zelf na te denken. Ze moest er even tussenuit. Even vrij van alles zijn.
‘Het is tijd om te gaan,’ zei ze tegen zichzelf.
De schaduwdeur die voor haar opdoemde was niet volmaakt – hij had onregelmatige randen en hij stonk naar rioollucht. Maar Luce duwde hem toch open.
‘Je weet niet waar je mee bezig bent, Luce!’ klonk de stem van Roland, die haar op de drempel van de deur bereikte. ‘Je weet niet waar die deur je brengt!’
Daniël holde naar haar toe. ‘Wat doe je?’ Ze hoorde de intense opluchting in zijn stem over het feit dat ze nog leefde, en de pure paniek over het feit dat ze de Verkondiger wist te manipuleren. Zijn bezorgdheid spoorde haar alleen nog maar verder aan.
Ze wilde omkijken om haar excuses te maken aan Callie, om Miles te bedanken voor wat hij had gedaan, om tegen Arriane en Gaby te zeggen dat ze zich geen zorgen moesten maken – al wist ze dat ze dat toch wel zouden doen – en dat ze haar ouders gedag moesten zeggen. Ze wilde omkijken om tegen Daniël te zeggen dat hij niet achter haar aan moest komen, dat ze dit echt helemaal alleen voor zichzelf wilde doen. Maar haar kans om zich te bevrijden was bijna voorbij. Dus deed ze een stap naar voren en riep achterom naar Roland: ‘Daar zal ik dan zelf achter moeten zien te komen.’
Uit haar ooghoek zag ze Daniël op zich af stormen. Alsof hij tot dit moment niet echt geloofd had dat ze het zou doen.
Ze voelde de woorden in haar keel omhoogkomen. Ik hou van je. Dat deed ze ook. Voor altijd. Maar als Daniël en zij ‘voor altijd’ hadden, kon hun liefde wel even wachten, totdat zij een paar belangrijke dingen over zichzelf op een rijtje had. Over haar levens en over het leven dat ze voor de boeg had. Nu had ze alleen nog tijd om gedag te zwaaien, diep adem te halen en in de armzalige schaduw te springen.
Het donker in.
Haar verleden in.