7 TWAALF DAGEN

 

 

 

‘Ik begrijp niet waarom je zo vreemd doet,’ zei Shelby de volgende ochtend tegen Luce. ‘Hoe lang ben je hier nu? Zes dagen? En je bent de grootste held van school. Misschien maak je je reputatie dan toch nog waar.’

De zondagochtendlucht was bezaaid met schapenwolkjes. Luce en Shelby liepen over het piepkleine strandje van de Kustschool, aten samen een sinaasappel en dronken chai, Indiase kruidenthee, uit een thermoskan. Een harde wind voerde de aardse geur van oude sequoia’s uit het bos mee. De zee was woelig, met hoge golven die lange stukken verknoopt zwart zeewier, kwallen en rottend wrakhout voor de voeten van de meisjes smeten.

‘Het was niets,’ mompelde Luce, maar dat was niet bepaald waar. Dat ze Dawn in dat ijskoude water achterna was gesprongen was geen kattenpis geweest. Maar Steven – zijn ernstige toon, zijn stevige greep om haar arm – had Luce bang gemaakt, zodat ze het er met geen woord meer over durfde te hebben dat ze Dawn had gered.

Ze keek naar het zilte schuim dat na een terugtrekkende golf achterbleef. Ze probeerde niet naar het diepe, donkere water daarachter te kijken… om maar vooral niet aan handen in de ijzige diepte te hoeven denken. Voor je eigen bestwil. Steven had vast ‘jullie’ eigen bestwil bedoeld. In die zin dat het voor alle leerlingen beter was. Want als hij alleen Luce bedoeld had…

‘Dawn maakt het goed,’ zei ze. ‘Dat is het enige wat ertoe doet.’

‘Eh, ja, dankzij jou, Baywatch.’

‘Ga me alsjeblieft geen “Baywatch” noemen.’

‘Beschouw je jezelf dan liever als een manusje-van-alles-achtige reddingswerker?’ Wat kon Shelby je toch met een uitgestreken gezicht op de kast jagen. ‘Frankie zegt dat er de afgelopen twee nachten een of andere geheimzinnige griezel op het terrein van de school heeft rondgehangen. Daar weet jij wel raad mee…’

‘Wat?’ Luce spoog bijna haar thee uit. ‘Wie is dat?’

‘Ik zeg toch: een geheimzinnige griezel. Ze weten het niet.’ Shelby ging op een verweerd stuk kalksteen zitten en schopte vakkundig een paar steentjes de zee in. ‘Een of andere gast. Ik hoorde Frankie het er gisteren op de boot met Kramer over hebben, na alle heisa.’

Luce ging naast Shelby zitten en begon in het zand naar steentjes te woelen.

Er sloopt iemand op de Kustschool rond. En als dat Daniël nu eens was?

Dat was echt iets voor hem. Zich vooral heel koppig aan zijn eigen belofte houden om haar niet te zien, maar toch niet bij haar uit de buurt kunnen blijven. Door die gedachte verlangde ze alleen nog maar meer naar hem. Ze voelde dat ze elk moment in tranen kon uitbarsten, en dat sloeg nergens op. Grote kans dat die geheimzinnige griezel Daniël helemaal niet was. Het kon net zo goed Cam zijn. Het kon iedereen wel zijn. Het kon een Verschoppeling zijn.

‘Vond je dat Francesca een bezorgde indruk maakte?’ vroeg ze aan Shelby.

‘Zou je ook niet?’

‘Wacht eens even. Is dat de reden waarom jij gisteravond niet de deur uit bent gegaan?’ Het was de eerste avond dat Luce niet was wakker geworden doordat Shelby via het raam binnenkwam.

‘Nee.’ Shelby’s werparm was gespierd van alle yoga die ze deed. Haar volgende steentje sprong zes keer in een wijde boog op en vloog toen bijna helemaal tot waar zij zaten terug, als een boemerang.

‘Waar ga jij trouwens al die avonden naartoe?’

Shelby stak haar handen in de zakken van haar rode bodywarmer. Ze keek zo geconcentreerd naar de grauwe golven dat het onduidelijk was of ze daar iets gezien had of dat ze de vraag ontweek. Luce volgde haar blik en was bijna opgelucht dat ze niets in het water zag, behalve de grijs-met-witte golven, helemaal tot aan de horizon.

‘Shelby.’

‘Wat is er? Ik loop heus niet weg, hoor.’

Luce wilde opstaan; ze was geïrriteerd dat Shelby het gevoel had dat ze haar niets kon toevertrouwen. Luce veegde het vochtige zand van de achterkant van haar benen, maar Shelby’s hand trok haar terug op de rots.

‘Oké, ik ging altijd naar mijn waardeloze vriendje toe.’ Shelby slaakte een diepe zucht en gooide een steen ongekunsteld het water in, waarbij ze bijna een dikke meeuw raakte die net omlaag dook naar een vis. ‘Voordat hij mijn waardeloze ex-vriendje werd.’

‘O, Shel, wat erg voor je.’ Luce beet op haar lip. ‘Ik wist niet eens dat je een vriendje had.’

‘Ik moest hem op afstand houden. Hij vond het veel te interessant dat ik een nieuwe kamergenoot had. Hij bleef maar zaniken dat ik hem een keer ’s avonds laat op mijn kamer moest uitnodigen. Hij wilde jou leren kennen. Ik weet niet wat voor soort meisje hij denkt dat ik ben. Niet beledigend bedoeld hoor, maar drie is mij een beetje te veel.’

‘Hoe heet hij?’ vroeg Luce. ‘Zit hij hier ook op school?’

‘Philip Aves. Hij zit in het laatste jaar, in het hoofdgebouw.’

Luce dacht niet dat ze hem kende.

‘Die bleke jongen met dat witblonde haar?’ zei Shelby. ‘Hij ziet er een beetje uit als een albinoversie van David Bowie. Je kunt hem eigenlijk niet missen.’ Ze vertrok haar mond. ‘Jammer genoeg.’

‘Waarom heb je me niet verteld dat het uit is?’

‘Ik download liever liedjes van Vampire Weekend, waar ik als jij er niet bent op playback. Dat is beter voor mijn chakra’s. Bovendien’ – hierbij wees ze met een korte, dikke vinger naar Luce – ‘doe jij de hele dag al chagrijnig en vreemd. Heeft Daniël vervelend tegen je gedaan of zo?’

Luce leunde op haar ellebogen achterover. ‘Daarvoor zouden we elkaar toch eerst echt moeten zien en dat schijnt niet te zijn toegestaan.’

Als Luce haar ogen dichtdeed, kon ze zich door het geluid van de golven mee terug laten voeren naar de allereerste avond waarop ze Daniël had gekust. In dit leven. De lome verstrengeling van hun lichamen op dat vochtige plankenpad in Savannah. De hongerige druk van zijn handen, die haar naar zich toe trokken. Alles leek toen mogelijk. Ze deed haar ogen open. Dat alles was nu heel ver weg.

‘Het spijt me heel erg van je waardeloze ex-vriendje…’

‘Nee.’ Shelby maakte met haar vingers een gebaar van ‘mond houden’. ‘Ik wil het net zo min over mijn WEV hebben als jij over Daniël. Volgend onderwerp.’

Daar kon Luce inkomen. Maar het was niet zo dat Luce niet over Daniël wilde praten. Het was meer dat ze, als ze over hem begon, bang was dat ze niet meer kon ophouden. Ze vond zichzelf nu al klinken als een plaat met een tik, die telkens de in totaal – wat zouden het geweest zijn? – vier lichamelijke ervaringen afdraaide die ze met hem in dit leven had gehad. (Ze wilde pas met tellen beginnen vanaf het moment dat hij niet meer deed alsof zij niet bestond.) Moest je je voorstellen hoe snel Shelby daar schoon genoeg van zou krijgen, terwijl zij waarschijnlijk al talloze vriendjes had versleten en al talloze ervaringen had opgedaan. Vergeleken met de nul komma nul van Luce.

Eén kus die ze zich amper kon herinneren met een jongen die in vlammen was opgegaan. Een handjevol heel opwindende momenten met Daniël. Dat was het wel zo’n beetje. Luce was wat de liefde betrof beslist geen deskundige.

En weer drong tot haar door hoe oneerlijk haar situatie was: Daniël had allemaal geweldige herinneringen aan hen samen om op terug te vallen als het moeilijk werd. Zij had niets.

Tot ze naar haar kamergenootje opkeek.

‘Shelby?’

Shelby had de capuchon van haar rode bodywarmer over haar hoofd getrokken en stak een stokje in het natte zand. ‘Ik zei toch dat ik het niet over hem wil hebben?’

‘Dat weet ik. Ik vroeg me alleen af: weet je nog dat je een keer gezegd hebt dat je wist hoe je in je vorige levens kon kijken?’

Daar had ze Shelby naar willen vragen toen Dawn overboord viel.

‘Dat heb je mij nooit horen zeggen.’ Het stokje verdween dieper in het zand. Shelby’s gezicht zag rood en haar dikke blonde haar kroesde in haar paardenstaart.

‘Jawel, dat heb ik je wel horen zeggen.’ Luce hield haar hoofd schuin. ‘Je hebt het op mijn papier geschreven. Die dag dat we de ijsbreker deden, weet je nog? Toen griste je het uit mijn handen en zei je dat je meer dan achttien talen sprak en dat je in vorige levens kon kijken, en je zei welk vakje ik moest invullen…’

‘Ik weet nog dat ik dat gezegd heb. Maar je hebt me verkeerd begrepen.’

‘Oké,’ zei Luce langzaam, ‘nou…’

‘Dat ik al eens eerder een glimp heb opgevangen van een vorig leven betekent nog niet dat ik weet hoe dat moet, en het betekent ook niet dat het mijn eigen leven was.’

‘Dus het was niet jouw leven?’

‘Nee zeg, alsjeblieft. Reïncarnatie is iets voor freaks.’

Luce fronste haar wenkbrauwen en stak haar handen in het natte zand alsof ze zich daar wel in wilde begraven.

‘Hallo! Dat was een grapje, hoor.’ Shelby gaf Luce speels een duw. ‘Speciaal gemaakt voor het meisje dat al duizend keer haar puberteit heeft moeten beleven.’ Ze grijnsde. ‘Voor mij was één keer meer dan genoeg, dank je feestelijk.’

Dus Luce was Dat Meisje. Het meisje dat al duizend keer haar puberteit had moeten beleven. Zo had ze er nog nooit eerder over nagedacht. Het was bijna grappig: van een afstand bekeken leek het feit dat ze eindeloos haar puberteit moest meemaken wel het ergste aspect van haar lot. Maar het lag veel ingewikkelder. Luce wilde zeggen dat ze er nog wel duizend puistjes en hormoonschommelingen bij kon hebben als ze in haar vorige levens zou kunnen kijken en meer over zichzelf te weten zou komen, maar op dat moment keek ze naar Shelby op. ‘Als het niet jouw leven was, wiens leven was het dan wel waar jij iets van gezien hebt?’

‘Waarom ben je zo nieuwsgierig? Tjongejonge.’

Luce voelde haar bloeddruk stijgen. ‘Jezus, Shelby, doe me een lol, zeg.’

‘Oké,’ zei Shelby toen, en ze maakte een gebaar van ‘relax even’. ‘Ik was een keer op een feest in Corona. Het ging er behoorlijk wild aan toe, met halfnaakte séances en zo, en… nou ja, dat doet er verder niet echt toe. Ik weet nog dat ik een stukje ging lopen om even een frisse neus te halen. Het regende en ik zag niet echt waar ik naartoe ging. In een steeg sloeg ik de hoek om en toen stond daar een vent; hij zag er nogal gehavend uit. Hij stond over een bol van duisternis gebogen. Ik had nog nooit zoiets gezien; het had de vorm van een wereldbol, maar hij gloeide en zweefde als het ware boven zijn handen. De man huilde.’

‘Wat was het?’

‘Dat wist ik toen nog niet, maar nu weet ik dat het een Verkondiger was.’

Luce luisterde gebiologeerd toe. ‘En heb jij toen iets gezien van het vorige leven van die man? Hoe was dat?’

Shelby keek Luce aan en slikte. ‘Het was echt ijzingwekkend, Luce.’

‘O, wat erg,’ zei Luce. ‘Ik vroeg het alleen maar omdat…’

Ze wilde iets opbiechten, maar hikte daar enorm tegenaan. Francesca zou hier beslist bezwaar tegen maken. Maar Luce had antwoorden nodig, en hulp. De hulp van Shelby.

‘Ik moet ook in een paar van mijn vorige levens kijken,’ zei Luce. ‘Althans, dat moet ik in elk geval proberen. Er zijn de laatste tijd dingen gebeurd die ik maar klakkeloos moet accepteren omdat ik niet beter weet… maar ik zou wel beter kunnen weten, veel beter zelfs, als ik maar kon zien waar ik vandaan kom. Waar ik geweest ben. Klinkt dat logisch?’

Shelby knikte.

‘Ik moet weten wat ik in het verleden met Daniël had, zodat ik me geruster kan voelen over wat ik nu met hem heb.’ Luce haalde diep adem. ‘Die man in de steeg… Heb je gezien wat hij met de Verkondiger deed?’

Shelby trok haar schouders op. ‘Die stuurde hij min of meer in een bepaalde vorm. Op dat moment wist ik niet wat het was, en ik weet ook niet hoe hij die op het spoor is gekomen. Dat is ook de reden waarom ik die demonstratie van Francesca en Steven zo eng vond. Die avond heb ik gezien wat er gebeurde en sindsdien probeer ik die hele gebeurtenis te vergeten. Ik had geen idee dat ik een Verkondiger zag.’

‘Als ik een Verkondiger kon opsporen, denk jij dan dat je die zou kunnen sturen?’

‘Ik kan het je niet beloven,’ zei Shelby, ‘maar ik wil het wel proberen. Weet jij dan hoe je ze op het spoor moet komen?’

‘Niet echt, maar dat kan toch niet zo moeilijk zijn? Ze zitten me al mijn hele leven achterna.’

Shelby legde haar hand op de rots over die van Luce. ‘Ik wil je wel helpen, Luce, maar het is vreemd. Ik ben bang. Als je nu eens iets ziet wat je, zeg maar, niet zou moeten zien?’

‘Toen jij het met je WEV uitmaakte…’

‘Ik heb toch gezegd dat ik het daar niet meer…’

‘Luister nou: ik weet niet wat de reden is dat je het met hem hebt uitgemaakt, maar ben je niet blij dat je daar nu al achter bent gekomen, in plaats van veel later pas? Ik bedoel, stel dat jullie verloofd waren of zo en dat je dan pas…’

‘Gadver!’ Shelby stak haar hand omhoog om Luce tot zwijgen te brengen. ‘Ik heb ’m, hoor. Kom, dan gaan we een schaduw zoeken.’

 

Luce liep met Shelby terug het strand over en de steile stenen trap op, waar toefjes gehavend rood en geel ijzerkruid door de natte, zanderige grond omhoogkwamen. Ze staken het keurige groene gazon over en probeerden het groepje niet-Nephilijnen dat met een partijtje frisbee bezig was vooral niet te storen. Ze liepen langs het raam van hun kamer op de tweede verdieping en achter om het gebouw. Bij de rand van het sequoiabos wees Luce op een ruimte tussen de bomen. ‘Daar heb ik er vorige keer een gevonden.’

Shelby beende voor Luce uit het bos in en duwde de lange, klauwachtige bladeren opzij van de esdoorn die tussen de sequoia’s groeide. Onder een reusachtige varen bleef ze staan.

Het was donker onder de sequoia’s, en Luce was blij dat Shelby bij haar was. Ze dacht weer aan de vorige keer, aan hoe snel de tijd was verstreken terwijl zij die schaduw zonder succes lastigviel. Plotseling werd het haar allemaal te veel.

‘Als we een Verkondiger kunnen vinden en het ons zelfs lukt om even in een ander leven te kijken,’ zei ze, ‘hoe groot is dan volgens jou de kans dat de Verkondiger me iets over Daniël en mij kan laten zien? Stel nou dat we gewoon weer een vreselijk tafereel uit de Bijbel te zien krijgen, zoals laatst in de les?’

Shelby schudde haar hoofd. ‘Over Daniël, dat weet ik niet. Maar als we een Verkondiger weten op te roepen en we kunnen in een ander leven kijken, moet dat met jou te maken hebben. Ze horen namelijk oproeper-afhankelijk te zijn – hoewel wat ze te zeggen hebben niet altijd interessant voor jou hoeft te zijn. Net zoals alle reclame tussen je belangrijke post zit, maar wel aan jou is gericht.’

‘Maar hoe kan het dat ze… oproeper-afhankelijk zijn? Dat zou betekenen dat Francesca en Steven bij de verwoesting van Sodom en Gomorrah aanwezig waren.’

‘Ja, dat klopt. Zij lopen al millennia rond. Het gerucht gaat dat ze een behoorlijk indrukwekkend cv hebben.’ Shelby keek Luce bevreemd aan. ‘Kijk maar niet zo verbaasd. Hoe denk je anders dat ze aan een baan op de Kustschool zijn gekomen? Het is een heel prestigieuze school, hoor.’

Boven hen bewoog iets donkers en glibberigs: de zware cape van een Verkondiger die zich slaperig in de lengende schaduwen vanaf de tak van een sequoia uitrekte.

‘Daar.’ Luce wees; er viel geen tijd te verspillen. Ze sprong met een zwaai op een lage tak die zich achter Shelby uitstrekte. Luce moest op één voet balanceren en helemaal naar links reiken om de Verkondiger met haar vingertoppen te kunnen aanraken. ‘Ik kan er net niet bij.’

Shelby pakte een dennenappel en gooide die naar het midden van de schaduw, waar die van de tak naar omlaag hing.

‘Niet doen!’ fluisterde Luce. ‘Dan wordt hij kwaad.’

‘Ík word kwaad dat hij zo bescheten doet. Steek je hand eens uit.’

Luce trok een grijns en deed wat haar was gevraagd.

Ze zag hoe de dennenappel van de zichtbare kant van de schaduw afketste en hoorde toen het zacht zoevende geluid waar ze vroeger altijd zo bang van werd. De ene kant van de schaduw gleed heel langzaam van de tak. Hij gleed eraf en landde voor Luce’ uitgestoken bevende arm. Ze kneep met haar vingers in de rand van de schaduw.

Luce sprong van de tak waarop ze had gestaan en liep met de koude, muffe vangst in haar handen naar Shelby toe.

‘Hier,’ zei Shelby. ‘Jij de helft en ik de helft, precies zoals we in de klas gezien hebben. Gadver, wat zompig. Oké… iets losser vasthouden; hij gaat heus nergens naartoe. Laat hem gewoon even ontspannen en zijn vorm vinden.’

Het leek een hele tijd te duren voordat de schaduw überhaupt iets deed. Luce had het gevoel alsof ze weer met het oude Ouija-bord speelde dat ze vroeger als kind had gehad. Ze voelde een onverklaarbare energie aan haar vingertoppen, het gevoel van een heel geringe, aanhoudende beweging, voordat ze ook maar enig verschil in de vorm van de Verkondiger zag.

Toen klonk er een suizend geluid: de schaduw trok samen en vouwde zich langzaam in elkaar. Binnen een mum van tijd had het hele geval de afmetingen en vorm van een grote doos aangenomen. Het zweefde vlak boven hun vingertoppen.

‘Zie je dat?’ fluisterde Shelby. Haar stem kwam bijna niet boven het zoevende geluid van de schaduw uit. ‘Kijk, daar in het midden.’

Net als in de les was het net alsof er een donkere sluier van de Verkondiger werd opgetild, waarna een stortvloed van kleur zichtbaar werd. Luce schermde haar ogen af en keek hoe het felle licht zich binnen het schaduwscherm leek terug te trekken, in een mistig, onscherp beeld. Eindelijk ontstonden er duidelijk waarneembare vormen in gedempte kleuren.

Ze keken naar een woonkamer. Naar de achterkant van een blauwgeruite leunstoel met de voetensteun omhoog en met aan de onderkant een hoek die erg rafelde. Een oude televisie met een houten ombouw, waarop een herhaling van Mork & Mindy te zien was, de comedyserie uit de jaren zeventig over een alien die bij mensen komt wonen, met het geluid uit. Op een rond patchworkkleed lag een dikke jack russell.

Luce zag een klapdeur opengaan – zo te zien naar de keuken. Een vrouw, ouder dan Luce’ oma was geworden, kwam door die deur de kamer in. Ze had een jurk met een roze-met-wit motiefje aan, lompe witte tennisschoenen, en aan een koordje om haar nek hing een zware bril. Ze had een schaal met gesneden fruit in haar handen.

‘Wie zijn die mensen?’ vroeg Luce zich hardop af.

Toen de oude vrouw de schaal op de salontafel neerzette, verscheen er vanuit de stoel een hand met ouderdomsvlekken, die een stukje banaan pakte.

Luce boog zich er dichter naar toe om het beter te kunnen zien en de focus van het beeld verschoof met haar mee. Net alsof het een 3D-panorama was. Ze had niet eens gemerkt dat er een oude man in de leunstoel zat. Hij zag er breekbaar uit, had nog maar een paar plukjes wit haar op zijn hoofd en zijn voorhoofd was bezaaid met ouderdomsvlekken. Zijn mond bewoog, maar Luce hoorde niets. Op de schoorsteenmantel van de openhaard stond een rij fotolijstjes.

Het gezoef werd luider, zo luid dat Luce ervan moest kreunen. Ze had zich alleen maar afgevraagd wie er op die foto’s te zien waren, en toen was het beeld van de Verkondiger meteen ingezoomd. Luce hield er het gevoel aan over dat ze een whiplash had gehad – en ze kreeg van één ingelijste foto een heel sterke close-up te zien.

Een smal verguld lijstje om een smoezelige glasplaat. Het fotootje dat erin zat was een vergeelde zwart-witafbeelding met een fijne schulprand eromheen. Op de foto waren twee gezichten te zien: dat van Daniël en dat van haar.

Luce hield haar adem in en bekeek haar eigen gezicht aandachtig; het zag er iets jonger uit dan op dit moment. Donker haar tot op haar schouders, in krullen die met speldjes waren vastgezet. Een witte bloes met een rond kraagje. Een wijde gerende rok tot halverwege de kuit. Witte handschoenen, hand in hand met Daniël. Hij keek haar recht aan en glimlachte.

De Verkondiger begon te trillen en daarna te schokken; vervolgens begon het beeld te flakkeren en te vervagen.

‘Nee!’ riep Luce, en ze wilde wel naar binnen stormen. Haar schouders raakten de rand van de Verkondiger, maar verder kwam ze niet. Een bittere kouvlaag duwde haar terug. Haar huid voelde vochtig. Een hand greep haar pols vast.

‘Haal je geen wilde plannen in je hoofd,’ waarschuwde Shelby haar.

Te laat.

Het scherm ging op zwart en de Verkondiger viel uit hun handen op de bosgrond en spatte als zwart glas in stukken uiteen. Luce smoorde een kreet. Haar borst ging op en neer. Ze had het gevoel dat er een deel van haar was gestorven.

Ze liet zich op handen en knieën zakken, drukte haar voorhoofd tegen de grond en rolde zich op haar zij. Het was kouder en donkerder dan toen ze begonnen waren. Op haar horloge zag ze dat het over tweeën was, maar toen ze het bos in waren gegaan was het nog ochtend geweest. Luce keek in westelijke richting, naar de rand van het bos, en zag het verschil aan de manier waarop het licht op het gebouw viel. De Verkondigers slurpten tijd op.

Shelby kwam naast haar liggen. ‘Gaat het?’

‘Ik ben vreselijk in de war. Die mensen…’ Luce legde haar hand tegen haar voorhoofd. ‘Ik heb geen idee wie ze zijn.’

Shelby schraapte haar keel en keek ongemakkelijk. ‘Denk je niet dat je ze, eh… dat je ze vroeger misschien kende? Heel lang geleden. Dat het bijvoorbeeld je…’

Luce wachtte tot ze haar zin zou afmaken. ‘Mijn wat?’

‘Is het niet in je opgekomen dat het misschien je ouders in een ander leven waren? Dat ze er nu zo uitzien?’

Luce’ mond zakte open. ‘Nee. Wacht… bedoel je dat ik in elk van mijn vorige levens totaal andere ouders heb gehad dan nu? Ik dacht dat Harry en Doreen… Ik ging er gewoon van uit dat die altijd bij me zijn geweest.’

Plotseling herinnerde ze zich iets wat Daniël had gezegd, over dat haar moeder in dat vorige leven heel vieze gekookte kool maakte. Ze was er op dat moment niet verder op ingegaan, maar nu begreep ze het iets beter. Doreen kon geweldig koken. Dat wist iedereen in hun woonplaats.

Dat betekende dus dat Shelby gelijk had. Luce had waarschijnlijk een hele volksstam aan vorige families die ze zich niet eens kon herinneren.

‘Jeetje, wat ben ik ook stom!’ zei ze. Waarom had ze niet beter gelet op hoe die man en vrouw eruitzagen? Waarom had ze geen enkele band met hen bespeurd? Ze had het gevoel alsof ze haar hele leven geleefd had en er pas nu achter was gekomen dat ze was geadopteerd. Hoe vaak was ze al aan andere ouders doorgegeven? ‘Dit is… dit is…’

‘Totaal bizar,’ zei Shelby. ‘Ik weet het. Maar als je het van de zonnige kant bekijkt, kun je bedenken dat je jezelf waarschijnlijk een heleboel geld aan therapie bespaart als je al je andere families zou kunnen zien, als je alle problemen kunt zien die je met honderden moeders hebt gehad, voordat je deze moeder kreeg.’

Luce verborg haar gezicht in haar handen.

‘Dat wil zeggen, als je gezinstherapie nodig hebt,’ verzuchtte Shelby. ‘Sorry hoor, wie heeft het hier weer over zichzelf?’ Ze stak haar rechterhand op en liet die toen langzaam weer zakken. ‘Shasta is niet zo ver vanhier, hoor.’

‘Wat is Shasta?’

‘Mount Shasta, Californië. Dat is maar een paar uur die kant op.’ Shelby wees met haar duim naar het noorden.

‘Maar de Verkondigers laten alleen het verleden zien. Wat heeft het voor zin om daar nu naartoe te gaan? Ze zijn waarschijnlijk toch…’

Shelby schudde haar hoofd. ‘“Het verleden” is een breed begrip. Verkondigers laten het verleden zien, van het verre verleden tot aan de gebeurtenissen van een paar seconden geleden, en alles daartussenin. Ik heb op het bureau in de hoek een laptop zien staan, dus je hebt grote kans dat… je weet wel…’

‘Maar we weten niet waar ze wonen.’

‘Jij misschien niet. Maar ik heb op een poststuk ingezoomd en weet hun adres. Opgeslagen in mijn geheugen. 1291 Shasta Shire Circle, appartement 34.’ Shelby haalde haar schouders op. ‘Dus als je bij ze op bezoek wilt, kunnen we ernaartoe rijden; we kunnen in een dag heen en terug zijn.’

‘Aha.’ Luce snoof. Ze wilde niets liever dan bij die mensen op bezoek, maar het leek haar gewoon onmogelijk. ‘In wiens auto dan?’

Shelby liet een zogenaamd onheilspellend lachje horen. ‘Er was maar één ding niet waardeloos aan mijn waardeloze ex-vriendje.’ Ze haalde een grote sleutelbos uit de zak van haar sweatshirt. ‘En dat was zijn heerlijke Mercedes, die hier op de parkeerplaats voor de leerlingen staat. Heb jij even mazzel dat ik vergeten ben hem de reservesleutel terug te geven.’

 

Voordat ook maar iemand hen tegen kon houden, scheurden ze de weg op.

Luce vond in het handschoenenvak een kaart en trok met haar vinger de lijn omhoog naar Shasta. Ze riep Shelby wat aanwijzingen toe, die reed als een bezetene, maar de kastanjebruine Mercedes leek het bijna lekker te vinden om zo mishandeld te worden.

Luce verbaasde zich erover dat Shelby er zo kalm onder bleef. Als het net uit zou zijn tussen Luce en Daniël en zij zijn auto voor een middag ‘leende’, zou ze voortdurend moeten denken aan de tochtjes die ze samen hadden gemaakt of aan de ruzie die ze gekregen hadden, onderweg naar de bioscoop, of wat ze die ene keer met alle raampjes omlaag op de achterbank hadden gedaan. Shelby dacht nu ook vast aan haar ex. Luce wilde ernaar vragen, maar Shelby had duidelijk gemaakt dat dat onderwerp taboe was.

‘Ga je nog iets met je haar doen?’ vroeg Luce toen maar, want ze herinnerde zich wat Shelby had gezegd over uit elkaar gaan. ‘Ik kan je wel helpen, als je dat wilt.’

Shelby trok een frons. ‘Dat is die idioot niet eens waard.’ Ze was een tijdje stil en voegde er toen aan toe: ‘Maar evengoed bedankt.’

Ze waren de rest van de middag onderweg en Shelby besteedde die tijd met zichzelf opwinden, met de radio in de clinch liggen en de zenders afzoeken naar de grootste malloten. Het werd kouder, er stonden minder bomen en het landschap werd gestaag heuvelachtiger. Luce concentreerde zich erop om vooral kalm te blijven. Ze stelde zich wel honderd scenario’s van de ontmoeting met deze ouders voor. Ze probeerde niet te denken aan wat Daniël zou zeggen als hij wist waar ze naartoe ging.

‘Daar is het.’ Shelby wees naar een enorme berg met een besneeuwde top die recht voor hen in het zicht verscheen. ‘Het stadje ligt in die voetheuvels daar. We zouden er vlak na zonsondergang moeten zijn.’

Luce wist niet hoe ze Shelby moest bedanken dat ze haar hier zomaar helemaal mee naartoe had genomen. Ze begreep niet goed waar het door kwam dat Shelby plotseling zo’n andere houding had aangenomen, maar ze was er heel blij mee; ze had dit nooit in haar eentje gekund.

Shasta was een raar en artistiekerig stadje, met brede lanen waar heel wat bejaarden rond kuierden. Shelby draaide de raampjes omlaag om de frisse avondlucht naar binnen te laten waaien. Luce’ maag kwam hierdoor wat tot rust, want die was in een knoop geraakt bij het vooruitzicht dat ze straks echt de mensen te spreken zou krijgen die ze in de Verkondiger had waargenomen.

‘Wat moet ik tegen ze zeggen? Verrassing! Ik ben jullie dochter die is opgestaan uit de dood,’ oefende Luce hardop terwijl ze voor een stoplicht stilstonden.

‘Dat is voor verbetering vatbaar, tenzij je een lief bejaard echtpaar de stuipen op het lijf wilt jagen,’ zei Shelby. ‘Waarom doe je niet net alsof je colporteur bent, gewoon om binnen te komen en ze een beetje uit te horen?’

Luce keek naar haar spijkerbroek, haar aftandse schoenen en paarse rugzak. Ze zag er niet bepaald als een indrukwekkende verkoopster uit. ‘Wat zou ik dan moeten verkopen?’

Shelby begon weer te rijden. ‘Wasbeurten in de wasstraat of zoiets stoms. Je kunt zeggen dat je coupons in je tas hebt. Dat heb ik ook een zomer gedaan, deur aan deur. Toen ben ik nog bijna neergeschoten.’ Ze huiverde en keek toen naar Luce’ witte gezicht. ‘Kom op, zeg, je eigen vader en moeder gaan je heus niet doodschieten. O, kijk, we zijn er!’

‘Shelby, kunnen we hier even blijven zitten en onze mond houden? Ik moet op adem komen.’

‘Sorry.’ Shelby reed een grote parkeerplaats op tegenover een blok kleine geschakelde bungalows. ‘Ademen, dat moet lukken.’

Luce moest ondanks haar zenuwen toegeven dat het er hier mooi uitzag. Een rij bungalows stond in een halve kring rond een vijver. Er was een hoofdgebouw met voor de deur een rij rolstoelen. Op een grote banier stond WELKOM IN HET VERZORGINGSHUIS VAN SHASTA.

Haar keel voelde zo droog dat slikken pijn deed. Ze wist niet of het haar wel zou lukken om ook maar twee woorden tegen deze mensen te zeggen. Misschien was het iets waar je niet te veel over moest nadenken. Misschien moest ze gewoon naar binnen gaan, haar hand dwingen het deurbelknopje in te drukken en dan maar bedenken hoe ze het moest aanpakken.

‘Appartement 34.’ Shelby keek met half dichtgeknepen ogen naar een vierkant gebouw met pleisterwerk en een dak van Spaanse rode pannen. ‘Volgens mij is het daar. Als je wilt dat ik…’

‘In de auto wacht tot ik terug ben? Dat zou fijn zijn, dank je wel. Ik ben zo terug.’

Voor de moed Luce in de schoenen kon zinken was ze de auto al uit en holde ze het kronkelende voetpad op dat naar het gebouw toe liep. Het was warm en het geurde sterk naar rozen. Overal zag ze schattige bejaarden. In teams opgedeeld bij de sjoelbak bij de ingang, bejaarden die door een keurig gesnoeide bloementuin vlak bij het zwembad een avondwandelingetje maakten. Luce tuurde in het vroege-avondlicht of ze het echtpaar ergens tussen al die mensen zag, maar niemand kwam haar bekend voor. Ze zou dus meteen naar hun appartement moeten gaan.

Vanaf het voetpad dat naar hun bungalow voerde, zag Luce door het raam dat er binnen licht brandde. Ze liep er dichter naartoe, tot ze het goed kon zien.

Het was griezelig: ze zag dezelfde kamer die ze daarstraks in de Verkondiger had gezien. Tot aan de dikke witte hond toe die op het kleed lag te slapen. Ze hoorde dat er in de keuken werd afgewassen. Ze zag de dunne, in bruine sokken gestoken enkels van de man die – ze wist niet hoeveel jaren geleden – haar vader was geweest.

Hij voelde helemaal niet als haar vader. Hij leek niet op haar vader, en de vrouw had ook absoluut niets van haar moeder. Niet dat er iets mis met hen was. Het leken heel aardige mensen. Net heel aardige… vreemden. Als ze aanklopte en een of ander leugentje over een autowasstraat verzon, zouden ze dan minder vreemd worden?

Nee, besloot ze. Maar dat was nog niet alles. Zíj mocht haar ouders dan niet herkennen, maar als het echt haar ouders waren zouden zij háár natuurlijk wel herkennen.

Wat stom dat ze dat niet eerder had bedacht. Eén blik en ze zouden weten dat zij hun dochter was. Haar ouders waren een stuk ouder dan de meeste andere mensen die ze hier buiten had gezien. Misschien zou het een te grote schok voor ze zijn. Luce kon het zelf al bijna niet aan en dit echtpaar was bijna zeventig jaar ouder dan zij.

Ze stond inmiddels tegen het raam van hun woonkamer gedrukt, gehurkt onder een stekelige alsemstruik. Haar vingers waren vuil van de vensterbank. Als hun dochter op zeventienjarige leeftijd was overleden, moesten ze nu al bijna vijftig jaar om haar hebben gerouwd. Dan hadden ze er inmiddels wel mee leren leven. Toch? Als ze ergens niet op zaten te wachten was het wel dat Luce plotseling ongevraagd vanachter een struik tevoorschijn sprong.

Shelby zou vast teleurgesteld zijn. Luce was zelf ook teleurgesteld. Het besef dat ze nooit dichter bij hen zou kunnen komen dan dit, deed haar verdriet. En terwijl ze zich daar voor het huis van haar voormalige ouders aan de vensterbank vasthield, voelde ze de tranen over haar wangen biggelen. Ze wist niet eens hoe ze heetten.