9 TIEN DAGEN

 

 

 

Toen Luce dinsdagochtend wakker werd, was Shelby al weg. Haar bed was opgemaakt, de met de hand gemaakte patchworksprei lag opgevouwen aan het voeteneind en haar rode bodywarmer en weekendtas waren van het haakje naast de deur gehaald.

Nog in pyjama zette Luce een beker water in de magnetron om thee te zetten en ging toen haar e-mail checken.

 

Aan: lucindap44@gmail.com

Van: callieallieoxenfree@gmail.com

Verstuurd: maandag 16 november, 01.34 uur

Re: Niet persoonlijk opvatten

 

Lieve L,

 

Ik heb je berichtje ontvangen en het voornaamste is: ik mis jou ook. Maar ik heb een heel wild voorstel en dat luidt: wij moeten nodig eens lekker bijkletsen. Malle Callie en haar wilde plannen. Ik weet dat je het druk hebt. Ik weet dat je onder zware bewaking staat en dat het moeilijk is om stiekem de benen te nemen. Maar ik weet helemaal niets over hoe je leven er momenteel uitziet. Met wie lunch je? Welk vak vind je het leukst? Hoe is het verder met die jongen gegaan? Ik weet niet eens hoe hij heet. Vreselijk vind ik dat.

 

Ik ben blij dat je een telefoon hebt, maar je moet me niet sms’en dat je zult proberen te bellen. Bel gewoon. Ik heb al een eeuwigheid je stem niet meer gehoord. Ik ben niet boos op je. Nog niet.

 

C x

 

Luce sloot het e-mailbericht. Het was praktisch onmogelijk om Callie kwaad te krijgen. Dat was nog nooit eerder gelukt. Het feit dat Callie niet vermoedde dat Luce loog, bewees alleen nog maar meer hoe erg hun contact verwaterd was. Luce ervoer een zware schaamte, die precies tussen haar schouders drukte.

Door naar de volgende e-mail:

 

Aan: lucindap44@gmail.com

Van: thegaprices@aol.com

Verstuurd: maandag 16 november, 20.30 uur

Re: Liefje, wij houden ook van jou

 

Luce, liefje,

 

Als we een e-mail van je krijgen, is onze dag weer goed. Hoe gaat het in het zwemteam? Föhn je je haar wel droog nu het buiten zo koud is? Ik weet het, ik ben een zeurpiet, maar ik mis je.

 

Denk je dat je toestemming van Zwaard & Kruis krijgt om volgende week met Thanksgiving naar huis te komen? Papa kan wel even met de decaan bellen. We prijzen ons nog niet rijk, maar je vader is voor de zekerheid wel alvast een vegetarische kalkoen gaan kopen. Ik heb de tweede vriezer al volgestopt met taarten. Vind je die taart met zoete aardappel nog steeds zo lekker? We houden van je en denken voortdurend aan je.

 

Mama

 

Luce’ hand hing roerloos op haar muis. Het was dinsdagochtend. Over anderhalve week was het Thanksgiving. Dat was haar favoriete feestdag, en ze dacht er nu pas voor het eerst aan. Maar de gedachte was nog niet in haar opgekomen of Luce probeerde hem alweer uit te bannen. Het was uitgesloten dat meneer Cole haar voor Thanksgiving naar huis zou laten gaan.

Ze wilde net op BEANTWOORDEN klikken toen haar oog op een knipperend oranje vakje onder aan het scherm viel. Miles was online. Hij had geprobeerd met haar te chatten.

 

Miles (8.08):Goeiemorgen, Luce.

Miles (8.09):Ik rammel. Heb jij net zo’n honger bij het wakker worden als ik?

Miles (8.15):Zullen we samen ontbijten? Ik kom onderweg bij je langs. Over vijf minuten?

 

Luce keek op haar klok: 8.21 uur. Er werd hard op haar deur geklopt. Ze had haar pyjama nog aan. En ze had nog een slaaphoofd. Ze deed de deur op een kier open.

De ochtendzon scheen op de hardhouten vloer van de gang. De hele wereld zag er door de lens van een zonnige gang een stuk vrolijker uit, en dat deed Luce denken aan hoe ze in haar ouderlijk huis voor het ontbijt de altijd in zonlicht badende houten trap af liep.

Miles had die dag niet zijn pet van de Dodgers op, dus bij wijze van uitzondering kon ze zijn ogen goed zien. Ze waren intens blauw – het blauw van een zomerlucht om negen uur ’s ochtends. Zijn haar was nat, en drupte op de schouders van zijn witte T-shirt. Luce slikte; ze zag onwillekeurig voor zich hoe hij onder de douche stond. Hij grijnsde naar haar, waardoor de kuiltjes in zijn wangen en zijn superwitte tanden goed tot hun recht kwamen. Hij zag er die dag op en top Californisch uit. Het verbaasde Luce dat hem dat zo goed stond.

‘Hallo.’ Luce hield zoveel mogelijk van haar pyjamalichaam achter de deur verborgen. ‘Ik zag net je berichtjes. Ik ben wel in voor een ontbijtje, maar ik ben nog niet aangekleed.’

‘Ik wacht wel.’ Miles leunde tegen de gangmuur. Zijn maag knorde hoorbaar. Hij sloeg zijn armen voor zijn buik in een poging het geluid te verhullen.

‘Ik zal me haasten.’ Luce deed lachend de deur dicht. Ze ging voor haar kast staan en probeerde vooral niet aan Thanksgiving, haar ouders of Callie te denken, of aan de vraag waarom iedereen die belangrijk voor haar was haar tegelijk in de steek liet.

Ze trok een lange grijze trui uit haar kast en trok die aan met een zwarte spijkerbroek. Ze poetste haar tanden, deed grote zilveren oorringen in, spoot wat handcrème op haar handen, pakte haar tas en bekeek zichzelf in de spiegel.

Ze zag er niet uit als een meisje dat ten prooi was aan de kibbelende machtsstrijd van een relatie, of als een meisje dat niet voor Thanksgiving naar huis kon. Op dat moment zag ze er gewoon uit als een meisje dat blij was dat er een jongen voor haar deur stond die haar het gevoel gaf dat ze normaal was, die haar blij maakte en door wie ze zich eigenlijk gewoon over de hele linie heerlijk voelde.

Een jongen die niet haar vriendje was.

Ze zuchtte en deed de deur voor Miles open. Hij straalde.

Toen ze buiten stonden, realiseerde Luce zich dat het weer was omgeslagen. De zonnige ochtend was net zo verkwikkend als de avond ervoor op de richel van het dak met Daniël. En toen was het ijskoud geweest.

Miles stak haar zijn reusachtige kaki jack toe, maar ze wuifde het weg. ‘Met een kop koffie ben ik zo weer warm.’

Ze gingen aan hetzelfde tafeltje zitten als de week ervoor. Er stormden meteen een paar als ober werkende leerlingen toe. De jongens waren zo te merken allebei met Miles bevriend en hadden een ontspannen, geestige manier van doen. Als Luce hier met Shelby zat, kreeg ze dit soort service nooit. De jongens vuurden de ene vraag na de andere af – hoe Miles fantasiefootballteam het de avond ervoor had gedaan, of hij dat filmpje op YouTube had gezien van die man die een streek met zijn vriendin uithaalde, wat hij die dag na school ging doen – en Luce keek het terras rond of ze haar kamergenoot zag, maar vergeefs.

Miles gaf op alle vragen van de jongens antwoord, maar leek het gesprek niet verder te willen voortzetten. Hij wees naar Luce. ‘Dit is Luce. Zij wil een grote kop koffie, zo heet mogelijk, en…’

‘Roerei,’ zei Luce, terwijl ze de kleine menukaart opvouwde die dagelijks voor de kantine van de Kustschool werd uitgeprint.

‘Voor mij hetzelfde. Dank je wel.’ Miles gaf de twee menukaarten terug en richtte vervolgens al zijn aandacht op Luce. ‘Ik heb je de laatste tijd buiten de les om bijna niet gezien. Hoe gaat het?’

Miles’ vraag verbaasde haar. Misschien omdat ze zich die ochtend toch al overladen voelde met schuldgevoel. Ze was blij dat er geen ‘waar heb je uitgehangen?’ of ‘ontloop je me soms?’ achteraan geplakt werd. Het was gewoon een vraag: ‘Hoe gaat het?’

Ze keek hem blij aan, maar raakte toen op de een of andere manier haar glimlach kwijt, en tegen de tijd dat ze ‘het gaat wel’ wist uit te brengen, kromp ze bijna ineen.

‘O-o.’

Verschrikkelijke ruzie met Daniël. Tegen mijn ouders gelogen. Mijn beste vriendin kwijtgeraakt. Ergens wilde ze haar hart wel bij Miles luchten, maar ze wist dat ze dat beter niet kon doen. Niet móést doen. Daarmee bracht ze hun vriendschap naar een ander niveau, en ze wist niet of dat wel zo verstandig was. Ze had nog nooit eerder een goede vriend gehad, zo’n vriend aan wie je alles vertelde en op wie je kon vertrouwen als op een vriendin. Zou alles daardoor niet… te ingewikkeld worden?

‘Miles,’ zei ze toen maar, ‘wat doet iedereen hier met Thanksgiving?’

‘Ik weet het niet. Ik was er nooit, dus ik heb het nooit kunnen meemaken. Maar ik wilde soms van wel. Thanksgiving bij mijn ouders is echt een weerzinwekkende megabedoening. Minstens honderd mensen. Iets van tien gangen. En in smoking.’

‘Dat meen je niet!’

‘Was het maar waar. Nee, echt. We moeten parkeermedewerkers inhuren.’ Het was even stil, en toen: ‘Waarom vraag je dat… O, wil je ergens uitgenodigd worden?’

‘Eh…’

‘Jij gaat met mij mee.’ Hij lachte omdat ze zo geschrokken keek. ‘Alsjeblieft. Mijn broer komt dit jaar niet thuis van de universiteit waar hij studeert en hij was mijn enige reddingsboei. Ik kan je Santa Barbara laten zien. We laten de kalkoen voor wat hij is en gaan de lekkerste taco’s ter wereld eten, bij Super Rica.’ Hij trok een wenkbrauw op. ‘Als jij erbij bent is het een veel minder grote kwelling voor me. Misschien wordt het dan zelfs leuk.’

Terwijl Luce over zijn aanbod zat na te denken, voelde ze een hand op haar rug. Die aanraking kende ze inmiddels – kalmerend, op het geneeskrachtige af: Francesca.

‘Ik heb Daniël gisteravond gesproken,’ zei Francesca.

Luce probeerde niet te reageren toen Francesca zich naar haar toe boog. Was Daniël naar haar toe gegaan nadat Luce hem had buitengesloten? Die gedachte maakte haar jaloers, hoewel ze niet echt begreep waarom.

‘Hij maakt zich zorgen om je.’ Francesca zweeg even en keek Luce onderzoekend aan. ‘Ik heb gezegd dat het heel goed met je gaat, gezien je nieuwe omstandigheden. Ik heb gezegd dat je altijd bij mij terecht kunt. Wees er alsjeblieft van doordrongen dat je naar mij toe moet komen als je vragen hebt.’ Er verscheen iets scherps in haar blik, hard en fel. Kom naar mij toe en ga niet naar Steven, leek die onuitgesproken te willen zeggen.

En toen was Francesca weer weg, net zo snel als ze gekomen was. De zijden voering van haar witte wollen jas ruiste tegen haar panty.

‘Goed, Thanksgiving dus,’ zei Miles toen, en hij wreef zich in zijn handen.

‘Oké, oké.’ Luce nam haar laatste slok koffie. ‘Ik zal erover nadenken.’

 

Shelby verscheen die ochtend niet in het Nephilijnen-chalet voor de les – een les over hoe je engelenvoorouders moest oproepen, hoe je ze als het ware een soort hemelse voicemail kon sturen. Toen het tijd was om te lunchen, begon Luce zenuwachtig te worden. Maar toen ze naar haar wiskundeles liep, zag ze eindelijk de bekende rode bodywarmer en rende ze snel naar haar toe.

‘Hé!’ Ze trok aan de dikke blonde paardenstaart van haar kamergenootje. ‘Waar zat je nou?’

Shelby draaide zich heel langzaam om. Ze had een blik in haar ogen die Luce deed terugdenken aan haar allereerste dag op de Kustschool. Shelby’s neusvleugels stonden wijd en haar wenkbrauwen hingen naar voren.

‘Gaat-ie?’ vroeg Luce.

‘Ja hoor, prima.’ Shelby draaide zich weer om en begon aan het dichtstbijzijnde kluisje te wurmen, draaide de juiste combinatie en wipte het open. Er lagen een footballhelm in en ongeveer een heel krat aan lege Gatorade-flesjes. Aan de binnenkant van het deurtje was een poster van de Laker Girls geplakt.

‘Is dat jouw kluisje wel?’ vroeg Luce. Ze kende geen enkele Nephilijn die een kluisje gebruikte, maar toch zocht Shelby dit door en gooide achteloos vieze zweetsokken over haar schouder.

Shelby sloeg het kluisje dicht en nam toen de cijfercombinatie van het volgende onder handen. ‘Doe ik soms iets verkeerd?’

‘Nee.’ Luce schudde haar hoofd. ‘Shel, wat is er aan de hand? Je was vanochtend opeens weg, je was niet in de les…’

‘Ik ben hier nu toch, of niet soms?’ Shelby zuchtte. ‘Frankie en Steven doen een stuk minder moeilijk als een meisje even een dag voor zichzelf wil hebben dan de mensachtigen die hier rondlopen.’

‘Waarom heb je een dag voor jezelf nodig? Gisteravond was alles nog prima, totdat…’

Totdat Daniël ten tonele was verschenen.

Precies op het moment dat Daniël bij het raam was opgedoken, was Shelby helemaal bleek en stil geworden en linea recta naar bed gegaan, en…

Terwijl Shelby Luce aankeek alsof haar IQ plotseling met de helft was gedaald, werd Luce zich bewust van de rest van de gang. Daar waar de roestkleurige kluisjes ophielden, stond er een rij meisjes tegen de met grijs tapijt beklede muren: Dawn, Jasmine en Lilith. Keurige meisjes met een vestje aan, zoals Amy Branshaw, uit de middaglessen van Luce. Punkmeisjes met piercings die er een beetje uitzagen als Arriane, maar die veel minder leuk waren om mee te praten. Een paar meisjes die Luce nog nooit eerder had gezien. Meisjes met boeken tegen hun borst geklemd, met kauwgum in hun mond en ogen die naar het tapijt, naar het houten balkenplafond en naar elkaar schoten. Overal naartoe, maar vooral niet rechtstreeks naar Luce en Shelby. Terwijl het zo klaar als een klontje was dat ze allemaal stonden mee te luisteren.

Een misselijk gevoel in haar maag vertelde haar waarom. Het was de grootste confrontatie tussen een Nephilijn en een niet-Nephilijn die Luce tot nog toe op de Kustschool had meegemaakt. En elk meisje in deze gang wist het al eerder dan zij: Shelby en Luce zouden op de vuist gaan over een jongen.

‘O.’ Luce slikte. ‘Jij en Daniël.’

‘Ja. Wij. Heel lang geleden.’ Shelby weigerde haar aan te kijken.

‘Oké.’ Luce concentreerde zich op haar ademhaling. Ze kon dit wel aan. Maar van het gefluister dat langs de muur met meisjes vloog kreeg ze de kriebels, en ze huiverde.

‘Sorry dat het zo’n weerzinwekkende gedachte voor je is, hoor,’ zei Shelby verontwaardigd.

‘Nee, dat is het niet.’ Maar Luce voelde inderdaad weerzin. Weerzin ten aanzien van zichzelf. ‘Ik heb altijd… ik heb altijd gedacht dat ik de enige was…’

Shelby zette haar handen in haar zij. ‘Dacht je nou werkelijk dat Daniël, elke keer dat jij de afgelopen zeventien jaar verdween, duimen heeft zitten draaien? Lieve hemel, Luce, er bestaat voor Daniël ook zoiets als een Voor Jou. Of een Tussen, of wat dan ook.’ Ze zweeg even om van opzij naar Luce te kijken. ‘Ben je nou echt zo egocentrisch?’

Luce was sprakeloos.

Shelby gromde wat en draaide zich om naar de rest van de gang. ‘Dit oestrogeengeweld moet het veld ruimen,’ blafte ze, en ze zwaaide met haar vingers naar hen. ‘Opzouten. Allemaal. Nu!’

Terwijl de meisjes op een drafje wegliepen, drukte Luce haar voorhoofd tegen het koude metaal van het kluisje. Ze wilde erin kruipen en zich verstoppen.

Shelby ging met haar rug tegen de muur naast Luce geleund staan. ‘Weet je,’ zei ze, en haar stem werd wat milder, ‘Daniël is een vriendje van niks. En een leugenaar. Hij liegt tegen je.’

Luce ging rechtop staan en wilde Shelby aanvliegen. Ze voelde haar wangen rood woren. Luce mocht op dit moment dan kwaad op Daniël zijn, maar ze liet haar vriendje door niemand zwartmaken.

‘Wauw.’ Shelby dook weg. ‘Rustig aan een beetje, zeg. Jezus.’ Ze gleed langs de muur omlaag, tot ze op de grond zat. ‘Oké, ik had er niet over moeten beginnen. Het was één stomme avond, heel lang geleden, en die jongen was duidelijk doodongelukkig zonder jou. Ik kende je toen niet, dus ik vond al die verhalen over jullie… slaapverwekkend. En dat verklaart ook, als je het per se wilt weten, waarom ik zo’n giga wrok tegen jou heb gekoesterd.’

Ze klopte op de grond naast zich en Luce liet zich ook langs de muur omlaag glijden. Shelby glimlachte aarzelend. ‘Luce, echt, ik had nooit gedacht dat ik je zou ontmoeten. Ik had zeker nooit gedacht dat je zo… cool zou zijn.’

‘Vind je mij cool?’ vroeg Luce, en ze moest er stilletjes in zichzelf om lachen. ‘Je had gelijk dat ik egocentrisch ben.’

‘Gadver, precies wat ik al dacht. Jij bent echt zo iemand op wie je onmogelijk kwaad kunt blijven, hè?’ verzuchtte Shelby. ‘Prima. Sorry dat ik achter je vriendje aan heb gezeten en dat ik, zeg maar, een hekel aan je had voordat ik je kende. Ik zal het nooit meer doen.’

Dit was heel vreemd. Datgene wat twee vriendinnen ogenblikkelijk uit elkaar had kunnen drijven, zorgde er juist voor dat ze een hechtere band kregen. Dit was niet Shelby’s schuld. Als Luce al woede voelde, ging die over iets wat ze met… Daniël moest zien uit te vechten. Eén stomme avond, had Shelby gezegd. Maar wat was er werkelijk gebeurd?

 

Bij zonsondergang liep Luce de rotsige trap naar het strand af. Het was koud buiten, en naarmate ze dichter bij het water kwam, werd het nog kouder. De laatste zonnestralen van de dag weerkaatsten dansend van dunne wolkenflarden en kleurden de oceaan oranje, roze en pastelblauw. De kalme zee strekte zich voor haar uit en leek wel een pad dat naar de Hemel voerde.

Tot ze bij de wijde kring van zand kwam die nog steeds zwart uitgeslagen was van het kampvuur van Roland, wist Luce niet wat ze hier eigenlijk deed. Toen kroop ze tot haar verbazing achter de hoge lavarots waar Daniël haar achter weggetrokken had. Waar ze samen hadden gedanst en toen hun paar kostbare momenten samen ruzie hadden gemaakt over zoiets onbenulligs als de kleur van haar haar.

Callie had op Dover een keer een vriendje gehad met wie ze het had uitgemaakt na een ruzie over een broodrooster. Een van hen had een veel te grote New Yorkse bagel in het ding gepropt; de ander had hem eruit getrokken. Luce kon zich nu de details niet meer herinneren, maar ze wist nog wel dat ze toen had gedacht: Wie maakt het nou uit om een huishoudelijk apparaat?

Het was natuurlijk niet echt om de broodrooster gegaan, had Callie verteld. De broodrooster was maar een symptoom, iets wat alles vertegenwoordigde wat er verder tussen hen mis was.

Luce vond het vreselijk dat Daniël en zij de hele tijd ruzie kregen. Die ruzie op het strand, over dat ze haar haar had geverfd, deed haar aan het verhaal van Callie denken. Het voelde als een vooruitblik naar een grotere, akeliger ruzie die nog komen moest.

Luce zette zich schrap tegen de wind en besefte dat ze hiernaartoe gekomen was om erachter te komen waar het die avond verkeerd was gegaan. Ze zocht stom genoeg naar tekenen in het water, naar een aanwijzing, uitgehouwen in de ruwe vulkanische rots. Ze zocht overal, behalve in zichzelf. Want in Luce zelf lag alleen het enorme raadsel van haar verleden. De antwoorden waren misschien ergens in de Verkondigers te vinden, maar voorlopig bleven die frustrerend genoeg buiten haar bereik.

Ze wilde Daniël er niet de schuld van geven. Zíj was immers zo naïef geweest dat ze had aangenomen dat hun relatie door de eeuwen heen iets exclusiefs was gebleven. Maar hij had haar nooit verteld dat dat niet zo was geweest. Dus hij had deze schok als het ware zelf voor haar uitgelokt. Het was heel gênant. En dus weer iets op de lange lijst met dingen waarvan Luce vond dat ze het recht had om ze te weten, maar die Daniël niet geschikt achtte om aan haar te vertellen.

Ze voelde iets – regen, dacht ze, een miezerend gevoel op haar wangen en vingertoppen. Maar het was warm, en niet koud. Het was poederig en licht, niet nat. Ze draaide haar gezicht omhoog naar de lucht en werd verblind door glinsterend paarsblauw licht. Omdat ze haar ogen niet wilde afschermen, bleef ze kijken, ook toen het licht zo fel werd dat het pijn deed. De deeltjes zweefden langzaam naar het water vlak voor de kust en vielen neer in een patroon en vorm die ze overal zou herkennen.

Het was alsof hij nog beeldschoner was geworden. Hij naderde de kust met zijn blote voeten een paar centimeter boven het water. Het leek of zijn brede witte vleugels een randje van paarsblauw licht hadden en bijna onwaarneembaar in de harde wind wiekten. Het was niet eerlijk. Het gevoel dat ze kreeg als ze naar hem keek – vol ontzag, extatisch en een beetje bang. Ze kon bijna aan niets anders denken. Elke ergernis of knagende frustratie verdween als sneeuw voor de zon. Alleen die onmiskenbare drang naar hem toe bestond nog.

‘Je blijft maar komen,’ fluisterde ze.

Daniëls stem droeg over het water. ‘Ik heb toch gezegd dat ik met je wilde praten?’

Luce voelde dat haar mond zenuwachtig trok. ‘Over Shelby?’

‘Over het gevaar waar jij jezelf telkens weer in brengt.’ Daniël wond er geen doekjes om. Ze had verwacht dat haar opmerking over Shelby wel enige reactie aan hem zou ontlokken. Maar Daniël hield alleen zijn hoofd schuin. Hij bereikte de natte rand van het strand, waar het water schuimde en terugstroomde, en bleef vlak boven het zand voor haar zweven. ‘Wat is er met Shelby?’

‘Ga je nou echt doen alsof je dat niet weet?’

‘Wacht even.’ Daniël liet zijn voeten naar de grond zakken en toen zijn blote zolen het zand raakten, boog hij zijn knieën in een diepe plié. Toen hij weer rechtop kwam, trokken zijn vleugels naar achteren, uit zijn gezicht, waardoor er een windvlaag ontstond. Luce had nu voor het eerst door dat ze ontzettend zwaar moesten zijn.

Het duurde nog geen twee seconden en Daniël was bij haar, maar toen hij zijn armen om haar rug legde en haar naar zich toe trok, had het haar niet snel genoeg kunnen gaan.

‘Laten we nog een keer een valse start maken,’ zei hij.

Ze sloot haar ogen en liet zich van de grond tillen. Zijn mond vond de hare, ze hield haar gezicht schuin omhoog naar de lucht en liet zich door hem overspoelen. Het was niet donker of koud meer, er bestond enkel het heerlijke gevoel dat ze in zijn paarsblauwe gloed werd ondergedompeld. Zelfs het geruis van de oceaan werd overstemd door een zacht gegons – de energie die Daniël in zijn lichaam droeg.

Ze sloeg haar handen stevig om zijn nek, streelde toen de stevige spieren van zijn schouders en ging voorzichtig langs de zachte, dikke omtrek van zijn vleugels. Ze waren sterk en wit en ze glinsterden. Ze waren altijd veel groter dan ze zich herinnerde. Twee grote zeilen die opzij uit hem staken, over het hele oppervlak volmaakt en glad. Ze voelde een spanning onder haar vingers, alsof ze een strak gespannen doek aanraakte. Maar dan zijdeachtig en verrukkelijk fluweelzacht. Ze leken op haar aanraking te reageren, kwamen zelfs naar voren om tegen haar aan te wrijven. Ze trokken haar dichter naar zich toe, tot ze erin begraven lag, en ze nestelde zich er steeds dieper in weg, maar kon er nog geen genoeg van krijgen. Daniël huiverde.

‘Mag dit wel?’ fluisterde ze, want soms werd hij zenuwachtig als ze in vuur en vlam raakten. ‘Doe ik je geen pijn?’

Maar die avond stonden zijn ogen gretig. ‘Het is heerlijk. Met niets te vergelijken.’

Zijn vingers gleden om haar middel, onder haar trui. Meestal werd ze bij de geringste streling van Daniëls handen al week. Nu was zijn aanraking krachtiger. Ruw bijna. Ze wist niet wat er in hem gevaren was, maar ze vond het heerlijk.

Zijn lippen gingen langs de hare, dwaalden toen omhoog, langs de brug van haar neus, en daalden om beurten teder neer op haar oogleden. Toen hij zich van haar losmaakte, deed ze haar ogen open en staarde hem aan.

‘God, wat ben je mooi,’ fluisterde hij.

Dat was precies wat de meeste meisjes gehoord zouden willen hebben – maar hij had het nog niet gezegd of Luce voelde zich uit haar lichaam gerukt, vervangen door dat van iemand anders.

Door het lichaam van Shelby.

Maar niet alleen het lichaam van Shelby, want hoe groot was de kans dat zij de enige was geweest? Hadden ook nog andere ogen en neuzen en jukbeenderen de kussen van Daniël ontvangen? Hadden andere lichamen dicht tegen hem aan op een strand gezeten? Hadden andere lippen zich met de zijne verstrengeld? Hadden andere harten gebonkt? Waren er nog meer gefluisterde complimentjes uitgewisseld?

‘Wat is er?’ vroeg hij.

Luce voelde zich misselijk. Met hun kussen konden ze ruiten laten beslaan, maar zodra ze hun mond voor andere dingen gebruikten – voor praten bijvoorbeeld – werd alles vreselijk ingewikkeld.

Ze wendde haar gezicht af. ‘Je hebt tegen me gelogen.’

Daniël deed niet spottend en werd niet boos, zoals ze verwacht had – zoals ze bijna hoopte. Hij ging op het zand zitten. Hij legde zijn handen om zijn knieën en keek uit over de schuimende golven. ‘Waarover precies?’

Luce had het nog niet gezegd of ze had al spijt van wat er komen ging. ‘Ik kan ook net doen als jij, en je nooit iets vertellen.’

‘Ik kan je niet vertellen wat je van me wilt weten – wat dat ook moge zijn – als je me niet vertelt wat je dwarszit.’

Ze dacht aan Shelby, maar toen ze zich voorstelde dat ze de jaloerse vriendin zou uithangen, om vervolgens door hem als een kind te worden behandeld, voelde Luce zich bespottelijk. Dus zei ze maar: ‘Ik heb het gevoel dat we vreemden voor elkaar zijn. Alsof ik jou niet beter ken dan wie ook.’

‘O.’ Zijn stem klonk zacht, maar zijn gezicht stond zo gekmakend onverstoorbaar dat Luce zin had om hem door elkaar te schudden. Hij was echt door niets van zijn stuk te brengen.

‘Je gijzelt me hier, Daniël. Ik weet niets. Ik ken niemand. Ik ben eenzaam. Elke keer dat ik je zie heb je wel een nieuwe muur opgetrokken, en je laat me nooit toe. Je laat me nooit toe. Je hebt me helemaal hiernaartoe gesleept…’

Ze dacht aan Californië, maar dat was het niet alleen. In haar hoofd ontrolde zich haar verleden, of het beperkte beeld dat ze daarvan had, als een filmspoel die op de grond gevallen is en helemaal losraakt.

Daniël had haar veel, veel verder meegesleept dan naar Californië. Hij had haar door eeuwen van strijd, net als deze, gesleept. Door smartelijke sterfgevallen die iedereen om haar heen verdriet hadden gedaan – zoals die aardige oude mensen bij wie ze de week ervoor langs was geweest. Daniël had het leven van dat echtpaar verwoest. Hij had hun dochter gedood. En dat allemaal omdat hij een of andere belangrijke engel was die iets zag wat hij wilde en dat dan moest en zou hebben.

Nee, hij had haar niet alleen meegesleept naar Californië. Hij had haar meegesleept naar een eeuwigdurende verdoemenis. Een last die hij in zijn eentje had moeten dragen. ‘Ik lijd – ik en iedereen die van me houdt – vanwege jouw vloek. Voor eeuwig. Door jouw toedoen.’

Hij kreunde alsof ze hem geslagen had. ‘Je wilt naar huis,’ zei hij.

Ze schopte in het zand. ‘Ik wil terug. Ik wil dat je datgene ongedaan maakt waardoor ik hier terecht ben gekomen. Ik wil een normaal leven leiden, normaal doodgaan en ruzie maken met normale mensen over normale dingen zoals een broodrooster, en niet over de bovennatuurlijke geheimen van de kosmos die jij me niet eens toevertrouwt.’

‘Wacht even.’ Daniëls gezicht was lijkbleek geworden. Zijn schouders verstijfden en zijn handen beefden. Zelfs zijn vleugels, die net nog zo krachtig hadden geleken, zagen er kwetsbaar uit. Luce wilde ze aanraken, alsof die haar zouden kunnen vertellen of de pijn die ze in zijn ogen zag echt was. Maar ze bleef staan waar ze stond.

‘Betekent dit dat je het wilt uitmaken?’ vroeg hij, en zijn stem klonk zwak en zacht.

‘Hebben we dan überhaupt iets met elkaar, Daniël?’

Hij stond op en legde zijn handen om haar gezicht. Voor ze zich kon losmaken voelde ze de warmte uit haar wangen wegtrekken. Ze sloot haar ogen en probeerde zich tegen de magnetische kracht van zijn aanraking te verzetten, maar die was heel sterk, sterker dan wat ook.

Haar woede werd uitgevlakt, haar identiteit bleef in gruzelementen achter. Wie was ze zonder hem? Waarom versloeg de drang naar Daniël altijd alles wat haar bij hem vandaan trok? Rede, gevoeligheid, zelfbehoud: niets kon ertegenop. Het maakte vast deel uit van Daniëls straf. Dat ze voor altijd aan hem vastgebonden zat, als een marionet aan de poppenspeler. Ze wist dat ze eigenlijk niet met elke vezel van haar lichaam naar hem moest verlangen, maar ze kon er niets aan doen. Ze staarde hem aan, voelde zijn aanraking… en de rest van de wereld vervaagde.

Ze wilde alleen dat het niet zo zwaar was om van hem te houden.

‘Wat was dat nou over dat je een broodrooster wilt?’ fluisterde Daniël haar in het oor.

‘Ik geloof dat ik niet weet wat ik wil.’

‘Ik wel.’ Zijn ogen stonden aandachtig en lieten de hare niet los. ‘Ik wil jou.’

‘Dat weet ik, maar…’

‘Daar zal nooit verandering in komen. Wat je ook hoort. Wat er ook gebeurt.’

‘Maar dat is niet genoeg, dat jij me wilt. Ik wil dat we samen zijn… écht samen.’

‘Het is bijna zover. Ik beloof het je. Dit is allemaal maar tijdelijk.’

‘Dat heb je gezegd, ja.’ Luce zag dat de maan inmiddels aan de hemel stond. Het was een afnemende maan, oranje, met een zachte gloed. ‘Waar wilde je het nou met me over hebben?’

Daniël streek haar blonde haar achter een oor en bestudeerde de lok veel te lang. ‘Over school,’ zei hij met een aarzeling, waardoor zij de indruk kreeg dat hij niet de waarheid sprak. ‘Ik heb Francesca gevraagd om een oogje in het zeil te houden, maar ik wilde zelf zien of alles goed met je ging. Leer je nog iets? Heb je het een beetje naar je zin?’

Ze had plotseling zin om tegenover hem op te scheppen over haar werk met de Verkondigers, over haar gesprek met Steven en over het moment dat ze flitsen van haar ouders had gezien. Maar Daniëls gezicht zag er gretiger en opener uit dan ze die avond bij hem had gezien. Het was alsof hij ruzie probeerde te voorkomen, dus besloot Luce dat ook maar te doen.

Ze deed haar ogen dicht. Ze vertelde hem wat hij wilde horen. Op school ging het prima. Met haar ging het prima. Daniëls lippen daalden weer op de hare neer, kort, vurig, tot haar hele lichaam tintelde.

‘Ik moet gaan,’ zei hij op een gegeven moment, en hij stond op. ‘Ik hoor hier niet eens te zijn, maar ik kan er niets aan doen: ik móét bij je zijn. Ik maak me elk moment van de dag zorgen om je. Ik hou van je, Luce. Zoveel dat het me pijn doet.’

Ze sloot weer haar ogen, tegen het wieken van zijn vleugels en tegen het bijtende zand dat achter hem opwaaide.