8 ELF DAGEN

 

 

 

Aan: thegaprices@aol.com

Van: lucindap44@gmail.com

Verstuurd: maandag 15 november, 09.49 uur

Re: volhouden

 

Lieve mama en papa,

 

Het spijt me dat ik niks van me heb laten horen. Het is heel druk geweest op school, maar ik heb allemaal leuke dingen meegemaakt. Menswetenschappen is tegenwoordig mijn lievelingsvak. Op dit moment ben ik bezig met een extra opdracht die veel tijd in beslag neemt. Ik mis jullie en hoop jullie snel te zien. Bedankt dat jullie zulke geweldige ouders zijn! Dat kan ik niet vaak genoeg zeggen.

 

Liefs, Luce

 

Luce klikte op haar laptop op VERZENDEN en zette haar browser snel terug naar de online-presentatie die Francesca voor in het lokaal gaf. Luce moest er nog aan wennen dat ze op een school zat waar je een computer tot je beschikking kreeg, compleet met draadloos internet, gewoon midden onder de les. Op Zwaard & Kruis waren er voor de leerlingen in totaal zeven computers geweest, die allemaal in de bibliotheek stonden. Zelfs als je het gecodeerde wachtwoord voor toegang tot internet wist te bemachtigen, waren alle sites nog geblokkeerd geweest, op een paar gortdroge sites voor studiedoeleinden na.

De e-mail aan haar ouders was door schuldgevoel ingegeven. De avond ervoor had ze het vreemde gevoel gekregen dat ze louter en alleen door naar het verzorgingshuis in Mount Shasta te rijden haar echte ouders, de ouders die haar in dit leven hadden opgevoed, bedroog. Oké, deze ouders waren ooit ook echt geweest. Maar dat was voor Luce nog steeds zo’n vreemde gedachte dat ze er niet echt bij kon.

Shelby was bij lange na niet zo kwaad geweest als had gekund over het feit dat ze dus helemaal voor niks dat eind met Luce gereden had. Nee hoor, ze had gewoon de Mercedes weer gestart, gas gegeven en was naar het dichtstbijzijnde fastfoodrestaurant gereden, waar ze tosti’s met ketchup hadden gegeten.

‘Zit er vooral niet over in,’ had Shelby gezegd, terwijl ze haar mond met een servetje afveegde. ‘Weet je hoeveel paniekaanvallen ik al door mijn opgefokte familie heb moeten doorstaan? Nee hoor, als iemand je hier niet om zal veroordelen, ben ik het wel.’

Luce keek naar Shelby, aan de andere kant van het lokaal, en voelde een innige dankbaarheid jegens het meisje dat haar een week geleden nog de stuipen op het lijf had gejaagd. Shelby had een badstoffen haarband in haar dikke blonde haar en ze zat ijverig aantekeningen te maken van wat Francesca allemaal vertelde.

Op elk beeldscherm dat Luce uit haar ooghoeken kon zien zag ze de blauw-met-goudkleurige PowerPoint-presentatie waar Francesca in slakkentempo doorheen klikte. Zelfs op dat van Dawn. Ze zag er vandaag wel erg pittig uit met een knalroze T-shirtjurk en een hoge paardenstaart opzij. Zou ze dan al helemaal hersteld zijn van wat er op de boot was gebeurd? Of verdrong ze de angst die ze gevoeld moest hebben, en misschien nog steeds voelde?

Luce keek even naar het beeldscherm van Roland en trok een gezicht. Het verbaasde haar niet dat hij zich sinds hij op de Kustschool was gearriveerd praktisch niet had laten zien, maar als hij wel in de les verscheen, stond ze er echt versteld van dat haar voormalige tuchtschoolgenoot zich aan de regels hield.

Roland zag er in elk geval niet uit alsof de les over ‘Carrièremogelijkheden voor Nephilijnen: hoe jouw speciale vaardigheden je vleugels kunnen geven’ hem erg interesseerde. Nee, Roland keek vooral teleurgesteld. Zijn mond stond bars en hij zat de hele tijd zachtjes met zijn hoofd te schudden. Luce vond het ook vreemd dat Francesca, elke keer dat ze oogcontact met de leerlingen maakte, Roland nadrukkelijk oversloeg.

Luce opende de chatbox van de klas om te kijken of Roland ingelogd was. Die chatbox was bedoeld als hulpmiddel voor de leerlingen, zodat ze vragen op elkaar konden afvuren, maar de vragen die Luce aan Roland wilde stellen waren niet geschikt voor klassikale bespreking. Hij wist iets – iets meer dan hij laatst had willen prijsgeven, en dat had vast iets met Daniël te maken. Ze wilde hem ook vragen waar hij zaterdag was geweest en of hij gehoord had dat Dawn overboord was geslagen.

Maar Roland was niet online. De enige andere uit de klas die in de chatbox ingelogd was, was Miles. Er verscheen een kadertje met zijn naam op haar scherm:

‘Halloooo daar!’

Hij zat vlak naast haar. Luce hoorde hem zelfs grinniken. Schattig dat hij zo om zijn eigen domme grapjes kon lachen. Dat was precies de mallotige, plagerige omgang die ze met Daniël zou willen hebben. Maar die was de hele tijd zo somber. Als hij er al was.

Maar hij was er niet.

‘Hoe is het weer daar bij jou?’ schreef ze terug.

‘Het wordt al wat zonniger,’ typte hij, nog steeds met een glimlach. ‘Hé, waar was je gisteravond? Ik ben nog bij je langs geweest om te kijken of we samen konden gaan eten.’

Ze keek op van haar computer, Miles recht aan. Zijn diepe blauwe ogen stonden zo oprecht dat ze zin had om alles te vertellen wat er was gebeurd. Hij was laatst zo ontzettend aardig voor haar geweest toen ze hem had verteld over hoe het op Zwaard & Kruis was. Maar het was uitgesloten dat ze zijn vraag via de chat kon beantwoorden. Ze wilde het hem dolgraag vertellen, maar ze wist niet of ze er wel over kon praten of niet. Dat ze Shelby bij haar geheime plannen had betrokken, was eigenlijk al vragen om problemen met Steven en Francesca.

Miles’ anders zo nonchalante glimlach ging over in een ongemakkelijke frons. Luce vond het vreselijk dat ze een dergelijke reactie bij hem wist op te roepen, en was daar ook wel enigszins verbaasd over.

Francesca klikte de projector uit. Toen ze haar armen over elkaar sloeg, bolden de roze zijden mouwen van haar folkloristische bloes uit de manchetten van haar korte leren jasje op. Luce zag nu pas voor het eerst dat Steven een heel eind bij haar vandaan zat. Hij zat in de westhoek van het lokaal op de vensterbank. Hij had de hele dag nog bijna geen woord gezegd tijdens de les.

‘Eens kijken hoe goed jullie hebben opgelet,’ zei Francesca met een brede glimlach naar de leerlingen. ‘Maak groepjes van twee en neem elkaar om de beurt een zogenaamd interview af.’

Toen Luce de andere leerlingen van hun stoel hoorde opstaan, kreunde ze inwendig. Ze had praktisch niets van Francesca’s les meegekregen en had geen idee wat de opdracht inhield.

Ze wist dat ze maar tijdelijk aan het programma voor Nephilijnen meedeed, maar was het nou echt te veel van haar docenten gevraagd om zich zo nu en dan eens te herinneren dat zij anders was dan de andere leerlingen in de klas?

Miles tikte tegen haar computerscherm, waar hij haar net het berichtje ‘Zullen wij samen?’ had geschreven. Op dat moment dook Shelby naast haar op.

‘Ik stel voor dat we CIA of Artsen Zonder Grenzen doen,’ zei Shelby. Ze gebaarde dat Miles het tafeltje naast Luce moest vrijmaken. Miles bleef zitten waar hij zat. ‘Als je maar niet denkt dat ik fictief ga solliciteren naar een of ander tam baantje als mondhygiënist.’

Luce keek van Shelby naar Miles. Ze waren blijkbaar allebei van mening dat ze aanspraak op haar maakten – iets wat ze zich tot dan toe niet had gerealiseerd. Eerlijk gezegd wilde ze liever samen met Miles de opdracht doen; ze had hem sinds zaterdag al niet meer gezien. Ze had hem eigenlijk wel gemist. Op een vriendschappelijke manier. Zoals in ‘laten we even gezellig bijkletsen bij een kop koffie’, en dus niet zoals in ‘laten we bij zonsondergang langs het strand gaan wandelen, dan kan ik in die prachtige blauwe ogen van je verdrinken’. Aangezien zij met Daniël was, dacht ze niet aan andere jongens. En ze was al helemaal niet van plan om midden onder de les te blozen als ze zichzelf eraan hielp herinneren dat ze niet aan andere jongens dacht.

‘Alles naar wens hier?’ Steven legde zijn gebruinde hand op Luce’ bureau en knikte haar toe met een blik van ‘je kunt me alles vertellen’ in zijn grote bruine ogen.

Maar Luce voelde zich, na wat hij laatst in de reddingsboot tegen Dawn en haar had gezegd, nog steeds niet op haar gemak als hij in de buurt was. Zo erg niet op haar gemak dat ze er zelfs niet meer met Dawn over begonnen was.

‘Ja, prima,’ antwoordde Shelby. Ze pakte Luce bij haar elleboog en trok haar mee naar het balkon, waar sommige leerlingen al in groepjes van twee hun zogenaamde interview stonden te doen. ‘Luce en ik wilden het net over cv’s hebben.’

Francesca kwam achter Steven staan. ‘Miles,’ zei ze zacht, ‘Jasmine heeft nog iemand nodig. Trek maar een tafeltje naast haar bij.’

Een paar tafeltjes verderop zei Jasmine: ‘Dawn en ik konden het er niet over eens worden wie het sterretje in spe moest spelen en wie’ – en hierbij liet ze haar stem een octaaf dalen – ‘de castingdirector. Dus heeft ze mij ingeruild voor Roland.’

Miles keek teleurgesteld. ‘Castingdirector,’ mompelde hij. ‘Dan heb ik eindelijk mijn roeping gevonden.’ Hij liep naar Jasmine toe en Luce keek hem na.

Nu iedereen aan de slag was, loodste Francesca Steven in het lokaal mee naar voren. Zelfs terwijl hij naast Francesca liep, voelde Luce dat hij naar haar keek.

Ze keek even snel op haar telefoon. Callie had nog steeds niet terug ge-sms’t. Dat was niets voor haar; Luce vond dat ze het aan zichzelf te wijten had. Misschien was het voor hen allebei beter als Luce wat afstand bewaarde. Het was maar voor even.

Ze liep achter Shelby aan naar buiten, naar een zitplaats op de houten bank die in de ronding van het balkon was gebouwd. De zon stond hoog aan de strakblauwe lucht, maar het enige deel van het balkon dat nog niet vol stond met leerlingen was het deel in de koele schaduw van een torenhoge sequoia. Luce veegde een laagje dofgroene naalden van de bank en ritste haar grove gebreide trui wat hoger dicht.

‘Je was gisteravond heel tof over alles,’ zei ze zacht. ‘Ik was echt even de weg kwijt.’

‘Dat weet ik,’ lachte Shelby. ‘Je was helemaal…’ Ze trok een bibberend zombiegezicht.

‘Doe me een lol, zeg. Het was vreselijk. Mijn enige kans om iets over mijn verleden te weten te komen, en ik raak helemaal overstuur.’

‘Jullie zuiderlingen ook met jullie schuldgevoel.’ Shelby trok één keer haar schouders op. ‘Je moet niet zo streng zijn voor jezelf. Ik weet zeker dat er nog veel meer familieleden waren, daar waar die twee oudjes vandaan kwamen. Misschien ook mensen die nog niet op de drempel van de dood staan.’ Voor Luce’ gezicht kon betrekken, voegde Shelby eraan toe: ‘Ik bedoel alleen dat je het maar hoeft te zeggen als je nog een keer de behoefte voelt om een familielid op te sporen. Ik begin je te mogen, Luce. Heel vreemd.’

‘Shelby,’ fluisterde Luce plotseling met opeengeklemde kaken. ‘Niet bewegen.’ In de lange schaduw van de reusachtige sequoia achter het balkon rimpelde de grootste, meest onheilspellende Verkondiger die Luce ooit had gezien.

Shelby volgde heel langzaam Luce’ blik en keek over het balkon. De Verkondiger gebruikte de echte schaduw van de boom als camouflage. Bepaalde delen maakten aanhoudend trekkerige bewegingen.

‘Hij ziet eruit of hij ziek is, of schichtig, ik weet het niet…’ Shelby’s stem stierf weg. Ze krulde haar lip. ‘Er is iets mee, hè?’

Luce keek langs Shelby naar de trap die met een draai omlaag liep naar de begane grond van het chalet. Onderaan werd het balkon door een stel ongeschilderde houten stutten omhooggehouden. Als Luce de schaduw te pakken kon krijgen, kon Shelby onder het balkon bij haar komen staan voordat ook maar iemand iets had zien gebeuren. Ze kon Luce helpen om erin te kijken en de boodschap te lezen, en dan konden ze daarna snel weer naar boven om op tijd terug in de les te zijn.

‘Je bent toch niet echt van plan wat ik denk dat je van plan bent, hè?’ zei Shelby. ‘Of wel?’

‘Hou jij hier even de wacht,’ zei Luce. ‘Als ik je roep, moet je meteen komen.’

Luce liep een paar treden de trap af, zodat haar hoofd zich op gelijke hoogte bevond met het balkon, waar de andere leerlingen druk met hun interviews bezig waren. Shelby stond met haar rug naar Luce toe. Als iemand merkte dat Luce weg was, zou ze een teken geven.

Luce hoorde hoe Dawn in de hoek tegen Roland stond te improviseren. ‘Ik was echt stomverbaasd toen ik hoorde dat ik voor een Oscar genomineerd was…’

Luce keek weer naar de donkere plek die zich over het gras uitstrekte. Ze vroeg zich plotseling af of de andere leerlingen die niet ook gezien hadden. Maar daar kon ze zich verder niet druk over maken. Dat zou tijdverspilling zijn.

De Verkondiger bevond zich op ruim drie meter afstand, maar Luce was waar zij stond, dicht bij het balkon, voor de andere leerlingen niet te zien. Als ze er gewoon naartoe liep, viel het te veel op. Ze moest proberen de schaduw zover te krijgen dat hij van de grond naar haar toe kwam, zonder haar handen te gebruiken. Ze had geen idee hoe ze dat voor elkaar moest krijgen.

Op dat moment zag ze de gestalte die tegen de andere kant van de sequoia geleund stond. Ook niet te zien voor de leerlingen op het balkon.

Cam stond een sigaret te roken en in zichzelf te neuriën alsof hij zo zorgeloos was als wat. Behalve dan dat hij helemaal onder het bloed en de smurrie zat. Zijn haar zat tegen zijn voorhoofd geplakt, zijn armen zaten onder de krassen en blauwe plekken. Zijn T-shirt was nat en vertoonde zweetplekken en zijn spijkerbroek zat ook onder. Hij zag er smerig en weerzinwekkend uit, alsof hij zo van het slagveld kwam. Alleen was er verder niemand – geen lichamen, niets. Alleen Cam.

Hij knipoogde naar haar.

‘Wat doe jij hier?’ fluisterde ze. ‘Wat heb je gedaan?’ Haar hoofd tolde van de misselijkmakende stank die van zijn bebloede kleren af sloeg.

‘O, ik heb je leven gered, meer niet. Voor de zoveelste keer. Hoe vaak heb ik dat nu al gedaan?’ Hij tikte de as van zijn sigaret. ‘Vandaag had ik het team van juffrouw Sophia tegenover me, en ik kan nou niet zeggen dat ik ervan genoten heb. Bloeddorstige monsters. Ze zitten ook achter jou aan. Iedereen weet inmiddels dat je hier zit. En dat je graag ongechaperonneerd door dat donkere bos doolt.’ Hij wees.

‘Heb je ze net gedood?’ Ze was ontsteld en keek even omhoog naar het balkon om te kijken of Shelby, of iemand anders, hen kon zien. Nee.

‘Een paar, ja, zojuist, met mijn blote handen.’ Cam stak zijn handen omhoog, waar iets roods en slijmerigs op zat dat Luce echt niet wilde zien. ‘Ik ben met je eens dat het een mooi bos is, Luce, maar het zit ook vol dingen die jou dood willen hebben. Dus als je mij een plezier wilt doen…’

‘Nee. Ik wil jou geen plezier doen. Ik vind alles aan jou even weerzinwekkend.’

‘Prima.’ Hij rolde met zijn ogen. ‘Doe het dan voor Grigori. Blijf op de campus.’ Hij schoot zijn sigaret weg over het gras, trok zijn schouders naar achteren en ontvouwde zijn vleugels. ‘Ik kan hier niet eeuwig en altijd over je blijven waken. En God weet dat Grigori dat ook niet kan.’

Cams vleugels waren hoog en smal en zaten strak achter zijn schouders getrokken, gestroomlijnd, goudkleurig en met zwarte streepjes erdoor. Ze wilde dat die haar afkeer inboezemden, maar dat was niet zo. Net als de vleugels van Steven waren die van Cam kartelig, gehavend – ze zagen eruit alsof ze al heel wat gevechten hadden overleefd. Door de zwarte strepen kregen de vleugels van Cam een duistere, sensuele uitstraling. Ze hadden iets magnetisch.

Maar nee. Ze vond alles aan Cam even walgelijk. En dat zou ze altijd blijven vinden.

Cam sloeg één keer met zijn vleugels en zijn voeten kwamen los van de grond. Het vleugelwieken klonk oorverdovend luid en veroorzaakte een wervelwind die de bladeren van de grond deed opwaaien.

‘Bedankt,’ zei Luce kortaf, voor hij onder het balkon door zweefde. Toen verdween hij in de schaduw van het bos.

Dus nu beschermde Cam haar? Waar was Daniël dan? Het zou op de Kustschool toch veilig zijn?

In Cams kielzog kronkelde de Verkondiger – immers de reden waarom Luce hier überhaupt naartoe was gekomen – als een kleine zwarte cycloon uit zijn schaduw omhoog.

Dichterbij. En toen nog een beetje dichterbij.

Eindelijk bewoog de schaduw zich tot vlak boven haar hoofd.

‘Shelby,’ fluisterde Luce verstaanbaar. ‘Kom naar beneden.’

Shelby keek naar Luce omlaag. Naar de cycloonvormige Verkondiger die boven haar hing. ‘Waarom duurde dat zo lang?’ vroeg ze, terwijl ze de trap af stormde en net op tijd beneden was om de Verkondiger in heel zijn reusachtige vorm omlaag te zien vallen.

Zo Luce’ armen in.

Luce gilde het uit; gelukkig sloeg Shelby net een hand voor haar mond.

‘Dank je wel,’ zei Luce. Haar woorden klonken gesmoord, zo met Shelby’s vingers voor haar mond.

De meisjes stonden nog steeds drie treden van het balkon af, in elkaar gedoken, te zien voor iedereen die naar de schaduwrijke kant liep. Luce kreeg haar knieën onder het gewicht van de schaduw niet recht. Het was de zwaarste die ze ooit had aangeraakt, en hij voelde ook het koudst aan op haar huid. Hij was niet zwart, zoals de meeste andere, maar van een misselijkmakende groenachtige kleur grijs. Sommige delen maakten nog steeds trekkerige bewegingen en lichtten op als bliksemschichten bij een onweer in de verte.

‘Ik heb hier geen goed gevoel over,’ zei Shelby.

‘Kom op,’ fluisterde Luce. ‘Ik heb hem opgeroepen. Nu ben jij aan de beurt om erin te kijken.’

‘Ik aan de beurt? Wie bepaalt dat? Jij hebt me hier mee naartoe gesleept, hoor.’ Shelby wuifde met haar handen alsof dat wel het allerlaatste was waar ze op zat te wachten: het beest aanraken dat Luce in haar armen hield. ‘Ik weet dat ik gezegd heb dat ik je zou helpen je familieleden op te sporen, maar ik weet niet wat voor familielid je daar hebt en ik… ik geloof niet dat jij of ik daar iets mee te maken wil hebben.’

‘Shelby, toe nou,’ smeekte Luce. Ze kreunde onder het gewicht, van de kou en de algehele akeligheid van de schaduw. ‘Ik ben geen Nephilijn. Ik kan dit niet in mijn eentje; jij móét me helpen.’

‘Wat heeft dit te betekenen?’ Een stem achter hen, boven aan de trap. Steven hield zijn handen rond de balustrade geklemd en keek de meisjes woedend aan. Hij leek wel groter dan hij in de les was geweest en torende boven hen uit alsof hij twee keer zo lang was geworden. Zijn donkerbruine ogen stonden furieus, maar Luce voelde de hitte ervan af slaan, en ze werd bang. Zelfs de Verkondiger in haar armen beefde en deinsde achteruit.

Allebei de meisjes schrokken zo erg dat ze een gil slaakten.

De schaduw schrok van het geluid en schoot Luce’ armen uit. Hij bewoog zo snel dat ze hem met geen mogelijkheid kon tegenhouden. De schaduw liet alleen maar een ijskoude stank achter.

In de verte ging een bel. Luce merkte dat alle andere leerlingen naar de kantine liepen om te lunchen. Onderweg naar buiten stak Miles zijn hoofd over de balustrade en tuurde omlaag naar Luce, maar na één blik op de ziedende Steven liep hij met grote ogen verder.

‘Luce,’ zei Steven – een stuk beleefder dan ze verwacht had. ‘Wil jij na de les even naar me toe komen?’

Toen hij zijn handen van de balustrade haalde, was het hout eronder helemaal verschroeid.

 

Steven deed de deur al open voordat Luce had aangeklopt. Zijn grijze overhemd was een beetje gekreukt en zijn zwarte tricot das zat los om zijn boord. Maar hij oogde weer geheel en al sereen, en Luce had inmiddels door dat een demon daar echt zijn best voor moest doen. Hij maakte zijn bril schoon met een zakdoek met monogram en deed een stap opzij.

‘Kom binnen.’

Het was geen grote kamer, net breed genoeg voor een groot zwart bureau, en net lang genoeg voor drie hoge zwarte boekenkasten, die allemaal vol stonden met honderden veelgelezen boeken. Maar het was een prettige en uitnodigende kamer – heel anders dan Luce zich bij de werkkamer van een demon had voorgesteld. Er lag een Perzisch tapijt in het midden en een groot raam keek op het oosten uit op de sequoia’s. Nu het schemerde, had het bos een etherische, bijna lavendelblauwe tint.

Steven ging op een van de twee bruine bureaustoelen zitten en gebaarde Luce op de andere plaats te nemen. Ze keek vluchtig de ingelijste kunstwerken langs, die als puzzelstukjes de hele wand bedekten. Het waren voornamelijk portretten, in variërende mate van gedetailleerdheid. Luce herkende een paar tekeningen van Steven zelf en een aantal flatteuze afbeeldingen van Francesca.

Luce haalde diep adem en vroeg zich af hoe ze moest beginnen. ‘Het spijt me dat ik vandaag die Verkondiger heb opgeroepen; ik…’

‘Heb je iemand verteld wat er met Dawn in het water is gebeurd?’

‘Nee. U zei dat dat niet mocht.’

‘Heb je het ook niet aan Shelby verteld? Of aan Miles?’

‘Ik heb het aan niemand verteld.’

Hier dacht hij even over na. ‘Waarom noemde je laatst, toen we op de boot stonden te praten, de Verkondigers “schaduwen”?’

‘Dat ontglipte me gewoon. Toen ik klein was, maakten ze altijd deel uit van de schaduwen. Daar maakten ze zich van los en dan kwamen ze naar me toe. Vandaar dat ik ze zo noemde; ik wist toen nog niet wat het waren.’ Luce haalde haar schouders op. ‘Stom, eigenlijk.’

‘Nee, dat is niet stom.’ Steven stond op en liep naar de boekenkast die het verst bij hem vandaan was. Hij haalde er een dik boek met een stoffig rood omslag uit en liep ermee terug naar het bureau. De Republiek van Plato. Steven sloeg het op precies de bladzijde die hij moest hebben open en draaide het boek om, zodat Luce het recht voor haar neus had.

Ze zag een plaatje van een groepje mensen in een grot, die naast elkaar vastgeketend waren, met hun gezicht naar de muur toe. Achter hen brandde een vuur. Ze wezen naar de schaduwen die door een tweede groep mannen die achter hen liep op de muur geworpen werden. Onder het plaatje stond het bijschrift: De allegorie van de grot.

‘Wat is dit?’ vroeg Luce. Haar kennis over Plato ging niet verder dan dat hij dikke vrienden met Socrates was.

‘Dit laat zien waarom jouw benaming voor de Verkondigers zo gek nog niet is.’ Steven wees op het plaatje. ‘Deze mensen hebben hun hele leven lang alleen maar de schaduwen op die muur gezien. Ze hebben de wereld en wat zich daarin afspeelt via deze schaduwen leren kennen, zonder ooit te zien waardoor die geworpen werden. Ze weten niet eens dat ze alleen maar schaduwen zien.’

Ze keek langs Stevens vinger naar het tweede groepje mensen. ‘Dus ze kunnen zich nooit omdraaien en de mensen en de dingen zien die de schaduwen veroorzaken?’

‘Precies. En omdat ze niet kunnen zien waardoor de schaduwen daadwerkelijk geworpen worden, nemen ze aan dat wat zij zien – namelijk de schaduwen op de muur – de werkelijkheid is. Ze hebben geen idee dat de schaduwen slechts weergaven en vervormingen zijn van iets wat veel echter en waarachtiger is.’ Hij zweeg even. ‘Begrijp je waarom ik je dit vertel?’

Luce schudde haar hoofd. ‘Wilt u dat ik me niet meer met de Verkondigers bemoei?’

Steven sloeg het boek met een klap dicht en liep toen naar de andere kant van de kamer. Ze had het gevoel alsof ze hem op de een of andere manier had teleurgesteld.

‘Ik denk niet dat je zult ophouden je… je met de Verkondigers te bemoeien, dus dat vraag ik niet eens. Maar ik wil wel dat je, de volgende keer dat je er een oproept, begrijpt wat voor vlees je in de kuip hebt. De Verkondigers zijn schaduwen van gebeurtenissen uit het verleden. Ze kunnen goed van pas komen, maar ze kunnen ook heel verwarrende, soms gevaarlijke vervormingen bevatten. Er valt heel veel te leren. Bijvoorbeeld een schone, veilige techniek om ze op te roepen. Zodra je je talenten hebt ontwikkeld, kun je het lawaai dat de Verkondigers maken buitensluiten en kun je de boodschap er duidelijk doorheen horen…’

‘Bedoelt u dat suizende geluid? Kun je daar doorheen horen?’

‘Laat maar. Voorlopig nog niet.’ Steven draaide zich om en stak zijn handen in zijn zakken. ‘Waar waren Shelby en jij vandaag op uit?’

Luce voelde zich ongemakkelijk en merkte dat ze moest blozen. Dit gesprek ging helemaal niet zoals ze verwacht had. Ze had gedacht dat ze straf zou krijgen – afval verzamelen of zo.

‘We wilden kijken of we meer te weten konden komen over mijn familie,’ wist ze uiteindelijk uit te brengen. Steven leek er gelukkig geen idee van te hebben dat ze Cam daarstraks had gezien. ‘Of over mijn familíés, moet ik geloof ik zeggen.’

‘Is dat alles?’

‘Krijg ik straf?’

‘En verder heb je niets gedaan?’

‘Wat zou ik verder moeten doen?’

Het schoot door haar heen dat Steven misschien dacht dat ze contact met Daniël probeerde te leggen, dat ze hem een boodschap probeerde te sturen of zoiets. Alsof ze zou weten hoe dat moest.

‘Roep er nu eens een op,’ zei Steven, en hij opende het raam. De schemering was al voorbij en Luce voelde aan haar maag dat de meeste andere leerlingen inmiddels aan tafel zaten.

‘Ik… ik weet niet of ik dat wel kan.’

Steven keek warmer uit zijn ogen dan daarnet; bijna opgewonden zelfs. ‘Als we Verkondigers oproepen, doen we een soort wens. Niet een wens voor iets materieels, maar een wens om de wereld beter te begrijpen, onze rol erin en wat er van ons terecht zal komen.’

Luce dacht onmiddellijk aan Daniël, aan wat zij het liefst met hun relatie wilde. Ze had niet het gevoel dat zij veel te zeggen had in hoe het verder met hen zou gaan, en dat wilde ze juist wel. Was dat de reden waarom ze in staat was geweest om de Verkondigers op te roepen, nog voordat ze goed en wel begrepen had hoe dat in zijn werk ging?

Ze ging nerveus stevig midden op haar stoel zitten. Ze deed haar ogen dicht. Ze stelde zich voor dat een schaduw zich losmaakte uit het langwerpige duister dat zich vanaf de boomstammen buiten uitstrekte, stelde zich voor dat die weg golfde, omhoogkwam en de uitsparing van het open raam vulde. En toen dat die dichter naar haar toe zweefde.

Als eerste rook ze de zachte, muffe geur, een beetje zoals die van zwarte olijven. Toen voelde ze iets koels langs haar wang strijken en deed ze haar ogen open. De temperatuur in het vertrek was een paar graden gedaald. Het was plotseling vochtig en tochtig in de kamer, en Steven wreef zijn handen.

‘Ja, zo gaat-ie goed,’ mompelde hij.

De Verkondiger zweefde ijl en doorzichtig rond in zijn werkkamer, niet groter dan een zijden sjaal. Hij gleed recht op Luce af en sloeg toen een pluizige tentakel van niksigheid om een presse-papier heen van geblazen glas op het bureau. Luce hapte naar adem. Steven zette glimlachend een stap haar kant op en loodste de Verkondiger omhoog, totdat hij een leeg zwart scherm vormde.

Het volgende moment had ze hem in haar handen en begon ze te trekken. Het was een voorzichtige beweging die eerst voelde alsof ze een taartdeegrand probeerde uit te rekken zonder hem te breken, iets wat Luce haar moeder wel honderd keer had zien doen. Het duister wervelde in gedempte grijstinten rond; toen verscheen er heel vaag een zwart-witbeeld.

Een donkere slaapkamer met een eenpersoonsbed. Luce – een vroegere Luce, dat was wel duidelijk – lag op haar zij en keek door het open raam naar buiten. Een jaar of zestien moest ze geweest zijn. De deur achter het bed ging open en er verscheen een gezicht, verlicht door het ganglicht. De moeder.

De moeder die Luce met Shelby was gaan opzoeken! Maar dan jonger, veel jonger – misschien wel vijftig jaar jonger, met een bril op het puntje van haar neus. Ze glimlachte, alsof ze blij was dat haar dochter lag te slapen, en toen trok ze de deur dicht.

Even later sloegen er vingertoppen om de onderkant van het kozijn heen. Luce keek met grote ogen toe hoe de vroegere Luce rechtop in bed ging zitten. De vingertoppen om het kozijn spanden zich, en toen verschenen er handen in beeld. En toen twee sterke armen, die blauw oplichtten in de maneschijn. Toen het gloeiende gezicht van Daniël, die door het raam naar binnen kwam.

Luce’ hart ging als een razende tekeer. Ze wilde wel ín de Verkondiger duiken, net zoals ze dat de dag ervoor met Shelby had gewild. Op dat moment knipte Steven met zijn vingers en schoot het hele tafereel omhoog als een rolgordijn dat naar de bovenkant van een kozijn gerold wordt. Toen viel het uiteen en dwarrelde neer.

De schaduw lag in zachte brokstukken op het bureau. Luce wilde er een pakken, maar dat viel in haar handen uit elkaar.

Steven ging achter zijn bureau zitten en keek Luce onderzoekend aan om te peilen wat het met haar had gedaan. Wat ze net in de Verkondiger had gezien, voelde plotseling heel intiem; ze wist niet of ze wel wilde dat Steven wist hoezeer haar dat had aangegrepen. Hij bevond zich technisch gesproken immers aan de andere kant. De afgelopen paar dagen had ze steeds meer van de demon in hem gezien. Niet alleen het opvliegende karakter, dat opwelde tot de stoom hem letterlijk uit de oren kwam, maar ook de duistere, oogverblindende goudkleurige vleugels. Steven had een magnetische en charmante uitstraling, precies als Cam – en net als Cam, zo hielp ze zich zelf maar even herinneren, was hij een demon.

‘Waarom helpt u me hiermee?’

‘Omdat ik niet wil dat jou iets overkomt.’ Steven fluisterde het bijna.

‘Is dat echt gebeurd?’

Steven wendde zijn blik af. ‘Het is een weergave van iets. En het kan wel een heel verwrongen weergave zijn. Het is een schaduw van een gebeurtenis uit het verleden; het is niet de werkelijkheid. Er schuilt altijd iets van waarheid in de Verkondiger, maar het is nooit een rechttoe rechtaan waarheid. Dat maakt Verkondigers zo problematisch en zo gevaarlijk voor mensen die niet zijn opgeleid om ermee om te gaan.’ Hij keek even op zijn horloge. Onder hen hoorden ze de deur op de overloop open- en dichtgaan. Toen Steven hoge hakken snel de trap op hoorde klakken, verstijfde hij.

Francesca.

Luce probeerde aan Stevens gezicht te zien wat hij dacht. Hij gaf haar De Republiek, dat ze in haar rugzak stopte. Vlak voordat Francesca’s mooie gezicht in de deuropening verscheen, zei Steven tegen Luce: ‘De volgende keer dat Shelby en jij van plan zijn om je niet aan de opdracht te houden, moeten jullie een werkstuk van vijf bladzijden schrijven, compleet met citaten. Dit keer komen jullie er met een waarschuwing van af.’

‘Ik begrijp het.’ Luce zag Francesca in de deuropening staan.

Ze glimlachte naar Luce – maar of het een glimlach was die ‘je kunt gaan’ wilde zeggen of ‘denk maar niet dat je mij om de tuin kunt leiden’, dat was met geen mogelijkheid vast te stellen. Luce trilde een beetje toen ze opstond en de tas over haar schouder gooide. Ze liep naar de deur en riep nog ‘dank je wel’ naar Steven.

 

Toen Luce weer in haar kamer kwam, had Shelby de haard al lekker aangestoken. Naast het nachtlampje in de vorm van een boeddha was de elektrische hapjespan ingeschakeld en de hele kamer rook naar tomaten.

‘De macaroni met kaas is op, maar ik heb soep voor je gemaakt.’ Shelby schepte een kom gloeiendhete soep in, strooide er wat versgemalen zwarte peper op en bracht die naar Luce toe, die op haar bed was neergevallen. ‘Was het heel erg?’

Luce keek naar de damp die van haar kop soep sloeg en probeerde te bedenken wat ze moest antwoorden. Bizar, ja. Verwarrend. Een beetje eng ook. Misschien ook iets wat haar… kracht kon geven.

Maar het was niet heel erg geweest, dat niet.

‘Het ging wel.’ Ze had de indruk dat Steven haar vertrouwde, in elk geval in die zin dat hij het goedvond dat ze de Verkondigers bleef oproepen. En de andere leerlingen leken hem te vertrouwen, en hem zelfs te bewonderen. Er deed verder niemand moeilijk over zijn motieven of zijn loyaliteiten. Maar tegenover Luce deed hij erg cryptisch; ze kon geen hoogte van hem krijgen.

Luce had al eerder de verkeerde mensen vertrouwd. In het beste geval een achteloze bezigheid. In het slechtste een uitstekende manier om het leven te laten. Dat had juffrouw Sophia over vertrouwen gezegd op de avond dat ze geprobeerd had Luce te vermoorden.

Daniël had Luce aangeraden op haar intuïtie te vertrouwen. Ze vond haar eigen gevoelens echter uiterst onbetrouwbaar. Ze vroeg zich af of Daniël, toen hij haar dat had verteld, al over de Kustschool had geweten, of zijn advies een manier was om haar op deze langdurige scheiding voor te bereiden, waarin haar hele leven steeds meer op losse schroeven kwam te staan en ze nergens meer zeker van was. Haar familie. Haar verleden. Haar toekomst.

Ze keek van haar kom soep op naar Shelby. ‘Lekkere soep, dank je wel.’

‘Je moet je plannen niet door Steven laten dwarsbomen,’ zei Shelby verontwaardigd. ‘We blijven gewoon met de Verkondigers bezig. Ik heb schoon genoeg van die engelen en demonen met hun machtsvertoon. “Ooo, wij weten het allemaal beter dan jij want wij zijn volleerde engelen en jij bent maar het onechte kind van een of andere engel die zo nodig een wip moest maken.”’

Luce lachte wel, maar ze dacht aan Stevens minicollege over Plato. Dat hij haar De Republiek gegeven had was wel het tegenovergestelde van machtsvertoon. Dat ging ze Shelby nu natuurlijk niet aan haar neus hangen, niet nu ze op Luce’ bed net haar bekende anti-Kustschool-tirade zat af te steken.

‘Ik weet dat je iets met Daniël hebt,’ ging Shelby verder, ‘maar laten we wel wezen: heeft een engel ooit iets goeds voor mij gedaan?’

Luce haalde verontschuldigend haar schouders op.

‘Nou, neem van mij aan: niets. Niets, behalve mijn moeder zwanger maken en ons nog voordat ik geboren was laten zitten. Echt hemels gedrag.’ Shelby snoof minachtend. ‘Het stomme is dat mijn moeder me al mijn hele leven voorhoudt dat ik dankbaar moet zijn. Waarvoor? Voor die afgezwakte krachten en dat reusachtige voorhoofd dat ik van mijn vader heb geërfd? Nee, fijn, bedankt.’ Ze schopte somber tegen het bovenste bed. ‘Ik zou er ik weet niet wat voor overhebben om normaal te zijn.’

‘Echt?’ Luce had zich de hele week al minderwaardig gevoeld aan haar klasgenoten die Nephilijn waren. Ze wist dat het gras bij de buren altijd groener was, maar dit kon ze gewoonweg niet geloven. Wat voor voordelen had het in Shelby’s ogen in hemelsnaam om geen Nephilijn-krachten te hebben?

‘Wacht even,’ zei Luce. ‘Dat waardeloze ex-vriendje. Was hij…’

Shelby wendde haar blik af. ‘We mediteerden samen en, ik weet niet hoor, maar tijdens de mantra ging ik per ongeluk leviteren. Het was niet eens zoveel, hooguit een centimeter of vijf boven de grond. Maar Phil hield er maar niet over op. Hij begon te zaniken over wat ik dan nog meer allemaal kon en stelde heel rare vragen.’

‘Zoals?’

‘Weet ik veel,’ zei Shelby. ‘Nou, dingen over jou, trouwens. Hij wilde weten of jij me dat had geleerd, leviteren. Of jij ook kon leviteren.’

‘Waarom ik?’

‘Waarschijnlijk ook zo’n perverse kamergenootjesfantasie van hem. Maar goed, hoe dan ook, je had zijn gezicht moeten zien. Alsof ik een soort circusfreak was. Ik had geen keus; ik moest het echt uitmaken.’

‘Wat erg.’ Luce kneep Shelby in haar hand. ‘Maar zo te horen is het zijn probleem, niet het jouwe. Ik weet dat de andere leerlingen op deze school de Nephilijnen raar aankijken, maar ik heb op heel wat middelbare scholen gezeten en onderhand denk ik dat van de meeste kinderen hun gezicht van nature zo staat. Bovendien: niemand is “normaal”. Phil zal ook wel iets vreemds gehad hebben.’

‘Nu je het zegt, er was iets met zijn ogen. Die waren blauw, maar een beetje flets, bijna verschoten blauw. Hij moest speciale contactlenzen dragen, zodat niet iedereen hem de hele tijd aanstaarde.’ Shelby gooide haar hoofd opzij. ‘En natuurlijk die derde tepel.’ Ze barstte in lachen uit en tegen de tijd dat Luce mee lachte, had ze al een rood hoofd en liepen de tranen haar bijna over de wangen. Toen werd er zacht op het raam geklopt en waren ze allebei meteen stil.

‘Ik hoop maar niet dat hij het is.’ Shelby was ogenblikkelijk gekalmeerd. Ze sprong van het bed, gooide het raam open en stootte daarbij in de haast een yucca in een pot om.

‘Het is voor jou,’ zei ze, bijna verdoofd.

Luce stond binnen een tel bij het raam, want inmiddels voelde ze hem al. Ze zette zich met haar handen schrap op de vensterbank en boog zich voorover de frisse avondlucht in.

Ze stond oog in oog, lip aan lip, met Daniël.

Een fractie van een seconde dacht ze dat hij langs haar heen de kamer in keek, naar Shelby, maar toen kuste hij haar, legde zijn zachte handen om haar achterhoofd en trok haar naar zich toe. Het benam haar de adem. De warmte die zich in een week had opgestapeld stroomde door haar heen, samen met een niet-uitgesproken verontschuldiging voor de harde woorden die ze die avond op het strand tegen elkaar hadden gezegd.

‘Hallo,’ fluisterde hij.

‘Hallo.’

Daniël had een spijkerbroek en een wit T-shirt aan. Ze zag zijn kuif. Zijn schitterende parelwitte vleugels sloegen zachtjes achter hem, tastten de zwarte nacht af en lokten haar mee naar buiten. Ze wilde ze aanraken en zich erin begraven zoals ze die avond op het strand had gedaan. Het was duizelingwekkend om hem hier zo voor haar raam op de tweede verdieping te zien zweven.

Hij pakte haar hand, trok haar over de vensterbank en mee de lucht en zijn armen in. Maar toen zette hij haar neer op een brede platte richel onder het raam, die haar nog nooit eerder was opgevallen.

Als ze heel gelukkig was, had ze altijd de neiging om te gaan huilen. ‘Je hoort hier helemaal niet te zijn. Maar ik ben wel heel blij dat je er toch bent.’

‘Bewijs dat maar eens,’ zei hij, en hij trok haar met een glimlach weer tegen zijn borst, zodat zijn hoofd zich vlak boven haar schouders bevond. Hij legde een arm om haar middel. Er straalde warmte van zijn vleugels af. Toen ze over haar schouder keek, zag ze alleen maar wit; de wereld was wit, een en al zachte textuur en stralend van de maneschijn. En toen begonnen Daniëls prachtige vleugels te slaan…

Haar maag golfde een beetje en ze wist dat ze werd opgetild, nee, dat ze recht de lucht in werd geschoten. De richel onder hen werd kleiner, de sterren boven hen straalden feller en de wind trok aan haar lichaam, waardoor haar haar in haar gezicht woei.

En hoger gingen ze, hoger de nacht in, tot de school nog maar een zwarte vlek op de grond beneden was. Tot de oceaan nog maar een zilveren deken over de aarde leek. Tot ze een gevederde wolkenlaag doorboorden.

Ze had het niet koud en ze was niet bang. Ze voelde zich vrij van alles waar ze op aarde door bedrukt werd. Vrij van gevaar, vrij van alle verdriet dat ze ooit had gevoeld. Vrij van de zwaartekracht. En vreselijk verliefd. Daniëls mond trok een spoor van kussen langs haar hals omhoog. Hij sloeg zijn armen steviger om haar middel en draaide zich naar haar toe. Ze had haar voeten op de zijne, net zoals ze bij het kampvuur over de oceaan hadden gedanst. Er stond geen wind meer; de lucht om hen heen was stil en kalm. Terwijl ze zo door de lucht zweefden, waren de enige geluiden afkomstig van het wieken van Daniëls vleugels en van het kloppen van haar eigen hart.

‘Dit soort momenten,’ zei hij, ‘maken alles wat we moeten doorstaan de moeite waard.’

Toen kuste hij haar zoals hij haar nog nooit eerder had gekust. Een lange kus waar geen einde aan kwam en die haar lippen voor altijd leken op te eisen. Zijn handen volgden de contour van haar lichaam – eerst licht en toen met meer kracht, verrukt over haar rondingen. Ze smolt in hem weg, en hij ging met zijn vingers over de achterkant van haar bovenbenen, over haar heupen, over haar schouders. Hij nam bezit van elk onderdeel van haar.

Ze voelde de spieren onder zijn katoenen shirt, zijn strakke armen en nek, de holte van zijn onderrug. Ze kuste zijn kaak, zijn lippen. Hier in de wolken, waar Daniëls ogen feller fonkelden dan welke ster ook, hier hoorde Luce thuis.

‘Kunnen we hier niet gewoon voor altijd blijven?’ vroeg ze. ‘Hier krijg ik nooit genoeg van. Van jou niet.’

‘Ik hoop van niet, nee.’ Daniël glimlachte, maar snel, te snel, veranderde de stand van zijn vleugels en werd die vlakker. Luce wist wat dit betekende. Een langzame afdaling.

Ze kuste Daniël nog één keer, maakte haar armen los van zijn nek en bereidde zich voor op de vlucht… maar toen verloor ze haar greep.

En ze viel.

Het was net alsof het in slow motion gebeurde. Luce viel met woest maaiende armen achterover en toen stortte ze als een baksteen neer. Ze voelde meteen de kou en de wind, en haar adem stokte. Het laatste wat ze zag waren Daniëls ogen, de schrik op zijn gezicht.

Toen ging alles heel snel en viel ze in zo’n genadeloos tempo dat ze geen adem meer kreeg. De wereld was een rondtollende zwarte leegte. Ze was misselijk en bang, haar ogen brandden van de wind, haar zicht werd vager en versmalde. Ze kon elk moment buiten westen raken.

En dan was het afgelopen, uit.

Ze zou nooit weten wie ze echt was, nooit weten of het allemaal de moeite waard was geweest. Ze zou nooit weten of ze Daniëls liefde waard was, en hij de hare. Het was allemaal voorbij, over en uit.

De wind loeide in haar oren. Ze sloot haar ogen en wachtte op het einde.

En toen ving hij haar op.

Ze voelde armen om zich heen, sterke, vertrouwde armen, en haar vaart werd vertraagd; ze viel niet meer, ze werd gewiegd. Door Daniël. Luce had haar ogen dicht, maar ze herkende hem.

Ze begon te snikken, zo opgelucht was ze dat Daniël haar had opgevangen, haar had gered. Op dat moment hield ze meer van hem dan ooit – hoeveel levens ze ook al had geleefd.

‘Gaat het?’ fluisterde Daniël met zachte stem en zijn lippen heel dicht op de hare.

‘Ja.’ Ze kon zijn vleugels voelen slaan. ‘Je hebt me opgevangen.’

‘Ik zal je altijd opvangen als je valt.’

Ze daalden langzaam af naar de wereld die ze achter hadden gelaten. Naar de Kustschool en naar de oceaan die tegen de kliffen sloeg. Toen ze het gebouw waar haar kamer was naderden, drukte hij haar dicht tegen zich aan. Heel voorzichtig vloog hij naar de richel, waar hij vederlicht op landde.

Luce zette haar voeten op de richel en keek naar Daniël op. Ze hield van hem. Dat was het enige wat ze zeker wist.

‘Zo,’ zei hij, en hij keek ernstig. Zijn glimlach verhardde en de fonkeling in zijn ogen leek te verdwijnen. ‘Daarmee zou je zwerflust wel gestild moeten zijn – in elk geval voor een tijdje.’

‘Hoe bedoel je: zwerflust?’

‘Nou, dat je voortdurend de campus verlaat, bijvoorbeeld?’ Zijn stem klonk een stuk minder warm dan daarnet. ‘Daar moet je mee ophouden als ik niet in de buurt ben om je in de gaten te houden.’

‘O, kom op, zeg, dat was gewoon een stomme excursie. Iedereen was erbij. Francesca, Steven…’ Ze zweeg en dacht aan hoe Steven had gereageerd op wat er met Dawn was gebeurd. Ze durfde niet over haar tripje met Shelby te beginnen. Of over dat ze onder het balkon Cam tegen het lijf was gelopen.

‘Je hebt me in een heel moeilijk parket gebracht,’ zei Daniël.

‘Alsof het voor mij zo gemakkelijk is geweest.’

‘Ik heb je verteld wat de regels waren. Ik heb je gezegd dat je niet van de campus af mag. Maar je hebt niet naar me geluisterd. Hoe vaak heb je mijn regels overtreden?’

‘Jouw regels overtreden?’ Ze lachte, maar vanbinnen voelde ze zich duizelig en misselijk. ‘Ben je mijn vriendje of mijn baas?’

‘Weet je wat er gebeurt als jij hier van het terrein af gaat? In wat voor gevaar je jezelf brengt, louter en alleen omdat je je verveelt?’

‘Hoor eens, het is toch al bekend,’ zei ze. ‘Cam wist al dat ik hier was.’

‘Natuurlijk weet Cam dat je hier bent,’ zei Daniël geërgerd. ‘Hoe vaak moet ik je nog vertellen dat Cam op dit moment geen bedreiging voor je vormt? Hij zal heus niet proberen jou in zijn macht te krijgen.’

‘Waarom niet?’

‘Omdat hij wel beter weet. En jij zou ook beter moeten weten in plaats van stiekem de benen te nemen. Het gaat om gevaren waar jij geen idee van hebt.’

Ze deed haar mond open, maar wist niet wat ze moest zeggen. Als ze Daniël vertelde dat ze die dag met Cam gesproken had, dat hij een paar mensen uit het gevolg van juffrouw Sophia had gedood, zou dat alleen maar bewijzen dat hij gelijk had. Luce werd plotseling woedend. Woedend op Daniël, op zijn geheimzinnige regels, omdat hij haar als een kind behandelde. Ze had er alles voor overgehad om bij hem te kunnen blijven, maar zijn ogen waren verhard tot vlakke grijze schermen en hun vlucht door de lucht voelde als een droom van lang geleden.

‘Begrijp je wel wat voor soort hel ik doormaak om te zorgen dat jou niets overkomt?’

‘Hoe moet ik dat begrijpen als jij me niets vertelt?’

Daniëls mooie gezicht vertrok en hij kreeg een angstige uitdrukking. ‘Is dit haar schuld?’ Hij wees met zijn duim naar haar kamer. ‘Wat voor griezelige ideeën heeft zij je aangepraat?’

‘Ik kan zelf prima denken, bedankt.’ Luce kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Maar hoe ken jij Shelby?’

Daniël sloeg geen acht op die vraag. Luce kon gewoonweg niet geloven dat hij zo tegen haar sprak, alsof ze een soort slecht opgevoed huisdier was. Alle warmte die ze zonet nog had gevoeld toen Daniël haar had gekust, had vastgehouden, haar had aangekeken – al die warmte was niet genoeg als ze elke keer dat hij tegen haar sprak deze kilte voelde.

‘Misschien heeft Shelby gelijk,’ zei ze. Ze had Daniël al heel lang niet gezien, maar de Daniël die ze wílde zien, de Daniël die zielsveel van haar hield, die haar duizenden jaren gevolgd had omdat hij niet zonder haar kon leven, bevond zich nog steeds ergens hoog in de wolken en stond haar niet hier op aarde de les te lezen. Misschien kende ze hem, zelfs na al die levens, nog steeds niet echt. ‘Misschien kunnen engelen en mensen beter niet…’

Maar ze kreeg het haar mond niet uit.

‘Luce.’ Hij sloeg zijn vingers om haar pols, maar ze schudde hem van zich af. Zijn ogen waren open en donker en zijn wangen zagen wit van de kou. Haar hart zei haar dat ze hem moest vastpakken en dicht tegen zich aan moest houden, dat ze zijn lichaam tegen het hare gedrukt moest voelen, maar diep in haar hart wist ze dat dit soort ruzies niet met een kus goed te maken was.

Ze wurmde zich langs hem heen naar een smaller deel van de richel en schoof haar raam open. Tot haar verbazing zag ze dat het al donker was in haar kamer. Ze klauterde naar binnen en toen ze zich weer naar Daniël omdraaide, zag ze dat zijn vleugels sidderden. Het was bijna alsof hij elk moment in tranen kon uitbarsten. Ze wilde naar hem teruggaan, hem vasthouden, hem troosten en hem beminnen.

Maar ze kon het niet.

Ze deed de luiken dicht en stond toen helemaal alleen in haar donkere kamer.