14 VIJF DAGEN

 

 

 

Iemand had hen verlinkt.

Op zondagochtend, toen het verder op de campus nog griezelig stil was, zaten Shelby, Miles en Luce op een rij in het kantoor van Francesca te wachten tot ze ondervraagd zouden worden. Haar kamer was groter dan die van Steven – lichter ook, met een hoog, hellend plafond en drie grote ramen die uitzagen op het bos aan de noordkant, met dikke lavendelblauwe fluwelen gordijnen ervoor, die uiteengeschoven waren en waarachter een schrikbarend strakblauwe lucht te zien was. De grote ingelijste foto van het melkwegstelsel boven het hoge bureau met marmeren blad was het enige kunstwerk in het vertrek. De barokke stoelen waar ze op zaten waren wel chic, maar zaten niet lekker. Luce kon maar niet stil blijven zitten.

‘Een anonieme tip. Geloof je het zelf?’ mompelde Shelby, de onvriendelijke e-mail citerend die ieder van hen die ochtend van Francesca had ontvangen. ‘Dit onvolwassen geklik riekt naar Lilith.’

Het leek Luce uitgesloten dat Lilith – of wie van de andere leerlingen eigenlijk ook – had geweten dat zij de campus hadden verlaten. Iemand anders moest hun docenten hebben ingelicht.

‘Waarom duurt dat zo lang?’ Miles knikte in de richting van Stevens kantoor aan de andere kant van de muur, waar ze hun docenten zacht met elkaar konden horen discussiëren. ‘Het is net alsof ze nog voordat ze onze kant van het verhaal hebben gehoord al met een straf komen!’ Hij beet op zijn onderlip. ‘Hoe luidt onze kant van het verhaal trouwens?’

Maar Luce luisterde niet. ‘Ik begrijp niet wat er zo moeilijk aan is,’ zei ze zacht, meer tegen zichzelf dan tegen de anderen. ‘Je kiest gewoon een kant en je gaat door.’

‘Huh?’ zeiden Miles en Shelby in koor.

‘Sorry,’ zei Luce. ‘Het komt gewoon… Weten jullie nog wat Arriane laatst zei over dat de weegschaal moest doorslaan? Daar heb ik het met Daniël over gehad, en hij deed heel vreemd. Er is een goed antwoord en een fout antwoord, dat is toch zo duidelijk als wat?’

‘In mijn ogen wel, ja,’ zei Miles. ‘Je kunt een goede keuze en een foute keuze maken.’

‘Hoe kunnen jullie dat nou zeggen?’ vroeg Shelby. ‘Die manier van denken is er nou juist de reden van dat we in deze ellende terecht zijn gekomen. Blind vertrouwen! Algehele aanvaarding van een volstrekt achterhaalde tweedeling!’ Haar gezicht werd rood en ze sprak onderhand zo luid dat Francesca en Steven haar waarschijnlijk konden verstaan. ‘Ik heb mijn buik vol van al die engelen en demonen die maar partij kiezen – “blablabla, zij zijn het kwaad.” “Nee, zíj zijn het kwaad!” En dat gaat zo maar door – alsof zij weten wat voor iedereen in het universum het beste is.’

‘Dus je bedoelt te zeggen dat Daniël partij kiest voor het kwaad?’ zei Miles verontwaardigd. ‘Dat hij het einde der tijden over ons afroept?’

‘Het kan me niet schelen wat Daniël doet,’ zei Shelby. ‘En ik vind het eerlijk gezegd ook moeilijk te geloven dat het allemaal in zijn handen ligt.’

Toch moest dat het geval zijn. Luce kon geen andere verklaring bedenken.

‘Hoor eens, misschien zijn de grenzen wel niet zo duidelijk getrokken als wij altijd geleerd hebben,’ vervolgde Shelby. ‘Ik bedoel, wie zegt dat Lucifer echt zo slecht was…’

‘Eh… iedereen?’ zei Miles, en hij keek naar Luce voor steun.

‘Fout,’ blafte Shelby. ‘Een groep engelen met veel overredingskracht probeert de status quo te behouden. Louter en alleen omdat ze heel lang geleden een grote strijd hebben gewonnen, denken ze dat ze daar het recht toe hebben.’

Shelby zakte onderuit tegen de harde rugleuning van haar stoel en Luce zag dat ze haar wenkbrauwen vreselijk fronste. Door wat Shelby net gezegd had, moest Luce denken aan iets wat ze al eens ergens anders had gehoord…

‘De overwinnaars herschrijven de geschiedenis,’ mompelde ze. Dat had Cam die dag op Noyo Point tenminste tegen haar gezegd. Bedoelde Shelby dat ook? Dat de verliezers uiteindelijk de gebeten hond waren? Hun standpunten waren precies hetzelfde – alleen was Cam natuurlijk officieel van het kwaad. Toch? En Shelby kletste maar uit haar nek.

‘Precies.’ Shelby knikte Luce toe. ‘Wacht even… Wat zei je?’

Net op dat moment kwamen Francesca en Steven binnen. Francesca zeeg neer op de zwarte draaistoel achter haar bureau. Steven ging achter haar staan en liet zijn handen licht op de rugleuning rusten. Hij zag er fris uit in zijn spijkerbroek en kraakheldere witte overhemd. Francesca oogde streng in haar getailleerde zwarte jurk met de gestroomlijnde vierkante halsopening.

Luce moest daardoor denken aan wat Shelby gezegd had over vage lijnen en over de connotaties van woorden als ‘engel’ en ‘demon’. Het was natuurlijk oppervlakkig om je oordelen uitsluitend op de kleding van Steven en Francesca te baseren, maar dat was het niet alleen. Het was in veel opzichten zo dat je gemakkelijk vergat wie van de twee wat was.

‘Wie wil er eerst?’ vroeg Francesca, terwijl ze haar goed verzorgde handen ineengevlochten op het marmeren bureaublad legde. ‘We weten precies wat er is gebeurd, dus doe vooral geen moeite om de details te ontkennen. Dit is jullie kans om ons te vertellen waaróm het is gebeurd.’

Luce haalde diep adem. Ze was er niet op voorbereid geweest dat Francesca al zo snel het woord aan hen gaf, maar toch wilde ze niet dat Miles of Shelby voor haar verslag uitbracht. ‘Het was mijn schuld,’ zei ze. ‘Ik wilde…’ Ze keek naar Stevens betrokken gezicht, en toen omlaag naar haar schoot. ‘Ik heb iets in de Verkondigers gezien, iets uit mijn verleden, en daar wilde ik meer van weten.’

‘Dus ben je een levensgevaarlijke joyride gaan maken – een niet-toegestane passage door een Verkondiger, waarmee je twee klasgenoten in gevaar hebt gebracht die beter hadden moeten weten – een dag nadat een van je andere klasgenoten was ontvoerd?’ vroeg Francesca.

‘Dat is niet eerlijk,’ zei Luce. ‘Jullie hebben zelf gezegd dat het helemaal niet zo ernstig was wat er met Dawn gebeurd is. We dachten dat we gewoon in iets gingen kijken, maar…’

‘Maar?’ drong Steven aan. ‘Maar je realiseert je nu hoe verschrikkelijk stupide die gedachtegang was?’

Luce greep de armleuningen van haar stoel beet en vocht tegen haar tranen. Francesca was boos op hen alle drie, maar de woede van Steven leek zich geheel en al op Luce te richten. Dat was niet eerlijk.

‘Ja, oké, we zijn de school uit gesneakt en we zijn naar Vegas gegaan,’ zei ze toen maar. ‘Maar de enige reden waarom we in gevaar zijn geraakt, is omdat jullie me in het duister hebben laten tasten. Jullie wisten dat er iemand achter me aan zat en jullie weten waarschijnlijk zelfs waarom. Ik zou nooit van de campus af zijn gegaan als jullie me dat gewoon hadden verteld.’

Steven keek Luce doordringend aan met ogen die vuur schoten. ‘Als je probeert te zeggen dat we echt zo expliciet tegen je moeten zijn, Luce, dan stel je me erg teleur.’ Hij legde een hand op Francesca’s schouder. ‘Misschien had je toch gelijk over haar, liefje.’

‘Wacht…’ zei Luce.

Maar Francesca hief haar hand op om haar verder spreken te beletten. ‘Moeten wij dan ook expliciet zijn over het feit dat de kans die je op de Kustschool hebt gekregen om een educatieve en persoonlijke groei door te maken, voor jou een kans is die je maar eens in de duizend levens krijgt?’ Er kwam een roze blos op haar wangen opzetten. ‘Je hebt een heel pijnlijke situatie voor ons in het leven geroepen. De hoofdschool’ – ze gebaarde naar het zuidelijk deel van de campus – ‘heeft voor leerlingen die hun boekje te buiten gaan opsluitings- en werkstrafprogramma’s. Maar Steven en ik beschikken niet over een strafsysteem. Wij hebben het geluk gehad dat er tot nu toe geen leerlingen zijn geweest die onze zeer soepele grenzen hebben overschreden.’

‘Tot nu toe dan,’ zei Steven, en hij keek Luce aan. ‘Maar Francesca en ik zijn het er allebei over eens dat er nu snel een strenge straf moet worden uitgedeeld.’

Luce boog zich voorover op haar stoel. ‘Maar Shelby en Miles hebben helemaal niet…’

‘Precies.’ Francesca knikte. ‘Dat is dan ook de reden waarom Shelby en Miles, zo meteen als jullie weg mogen, zich moeten melden bij meneer Kramer in het hoofdgebouw, voor een werkstraf. Morgen begint het jaarlijkse culinaire oogstfeest van de Kustschool, dus er is ongetwijfeld genoeg voor jullie te doen.’

‘Wat een flauwe…’ Shelby maakte haar zin niet af en keek naar Francesca op. ‘Ik bedoel: klinkt leuk, het oogstfeest.’

‘En Luce dan?’ vroeg Miles.

Steven sloeg zijn armen over elkaar en keek met zijn ondoorgrondelijke lichtbruine ogen over zijn schildpadmontuur naar Luce. ‘Dat zal ik je vertellen, Luce. Je krijgt huisarrest.’

Huisarrest? Was dat alles?

‘Naar de les. Naar de kantine. Naar je kamer,’ somde Francesca op. ‘Dat zijn de enige plekken waar je van ons mag komen, tot wij zeggen dat daar verandering in komt en tenzij je onder strikt toezicht staat. En geen Verkondigers meer oproepen. Begrepen?’

Luce knikte.

En Steven voegde er nog aan toe: ‘Stel ons niet weer op de proef. Zelfs aan ons geduld komt een einde.’

 

Met les-kantine-kamer hield Luce niet veel mogelijkheden over voor een zondagochtend. Het was donker in het chalet en de kantine ging pas om elf uur open voor de brunch. Nadat Miles en Shelby met tegenzin naar het werkstrafkamp van meneer Kramer waren gesloft, zat er voor Luce niets anders op dan maar weer naar haar kamer te gaan. Ze deed de luxaflex voor haar raam dicht, die Shelby graag open liet, en viel toen neer op haar bureaustoel.

Het had erger gekund. Vergeleken met de verhalen over de benauwde betonnen cellen voor eenzame opsluiting op Zwaard & Kruis, leek het er nu bijna op alsof ze er gemakkelijk af kwam. Niemand deed haar een elektronische polsband om. Nee, Steven en Francesca hadden haar in feite dezelfde beperkingen opgelegd als ze van Daniël al had gekregen. Het verschil was alleen dat haar docenten haar dag en nacht in de gaten konden houden. Daniël hoorde hier daarentegen helemaal niet te zijn.

Ze zette geïrriteerd haar computer aan en verwachtte eigenlijk zo’n beetje dat haar toegang tot internet plotseling ook wel aan banden was gelegd. Maar ze logde gewoon net als anders in en zag dat ze drie e-mails van haar ouders had en één van Callie. Misschien was de leuke kant van huisarrest dat ze gedwongen werd om eindelijk beter contact met haar vrienden en familie te onderhouden.

 

Aan: lucindap44@gmail.com

Van: thegaprices@aol.com

Verzonden: vrijdag 20 november, 08.22 uur

Re: kalkoen-hond

 

Moet je deze foto zien! We hebben Andrew als kalkoen verkleed voor het herfstfeest van de buurt. Aan de bijtplekken op de veren zie je wel dat hij het hartstikke leuk vond. Wat denk jij? Moeten hem dit weer aantrekken als jij voor Thanksgiving naar huis komt?

 

Aan: lucindap44@gmail.com

Van: thegaprices@aol.com

Verzonden: vrijdag 20 november, 09.06 uur

Re: PS

 

Je vader heeft mijn e-mail gelezen en dacht dat jij je er misschien rot door zou voelen. Het was niet mijn bedoeling om je een schuldgevoel aan te praten, liefje. Als je naar huis mag voor Thanksgiving, vinden we dat natuurlijk heerlijk. Als je niet weg kan, doen we het wel een andere keer. We houden van je.

 

Aan: lucindap44@gmail.com

Van: thegaprices@aol.com

Verzonden: zaterdag 21 november, 12.12 uur

Re: geen

 

Of je nu komt of niet, laat je het even weten? Dikke kus, mama

 

Luce liet haar hoofd in haar handen zakken. Ze had zich vergist. Alle huisarresten ter wereld maakten het voor haar niet gemakkelijker om haar ouders te antwoorden. Ze hadden hun poedel als kalkoen verkleed, godbetert! Ze had het gevoel dat haar hart zou breken toen ze besefte dat ze hen moest teleurstellen. Dus stelde ze het nog even uit en opende ze eerst Callies e-mail.

 

Aan: lucindap44@mail.com

Van: callieallieoxenfree@gmail.com

Verzonden: vrijdag 20 november, 16.14 uur

Re: daaristiedan!

 

Ik denk dat de onderstaande vluchtreservering wel voor zichzelf spreekt. Stuur me je adres, dan neem ik een taxi als ik donderdagochtend arriveer. Voor het eerst in Georgia! Met mijn beste vriendin die ik al zo lang niet heb gezien! Het wordt zoooo super! Tot over zes dagen!

 

Over nog geen week zou Luce’ beste vriendin voor Thanksgiving voor de deur van haar ouderlijk huis staan en zouden haar ouders haar verwachten, terwijl Luce dan hier zat, met huisarrest in haar kamer. Ze werd overspoeld door een verschrikkelijk verdrietig gevoel. Ze zou er alles voor hebben willen geven om naar hen toe te kunnen, om een paar dagen door te brengen met mensen die van haar hielden – even een onderbreking van de dodelijk vermoeiende, verwarrende weken die ze geketend binnen deze houten muren had doorgebracht.

Ze opende een nieuw bericht en stelde een haastig tekstje op.

 

Aan: cole321@zwaardenkruis.edu

Van: lucindap44@gmail.com

Verzonden: zondag 22 november, 09.33 uur

 

Hallo, meneer Cole,

 

Maakt u zich geen zorgen, ik zal u niet smeken of ik voor Thanksgiving naar huis mag. Ik weet heus wel wanneer iets verspilde moeite is. Maar ik durf het mijn ouders niet te vertellen. Wilt u het hun laten weten? Zeg maar dat het me spijt.

 

Hier gaat alles goed. Min of meer. Ik heb heimwee.

 

Luce

 

Een dreunende klop op de deur, en Luce sprong op. Ze klikte snel op VERZENDEN zonder het briefje te hebben nagelezen op typfouten of gênante blijken van emotie.

‘Luce!’ klonk Shelby’s stem van de andere kant. ‘Doe open! Ik heb mijn handen vol oogstfeesttroep. Ik bedoel, vol goede gaven.’ Aan de andere kant van de deur ging het gebonk verder, luider nu, met zo nu en dan een jammerende kreun ertussendoor.

Luce trok de deur open en zag een hijgende Shelby staan, die een reusachtige kartonnen doos torste. Ze had een paar uitgerekte plastic tassen aan haar vingers hangen. Met trillende knieën wankelde ze de kamer binnen.

‘Kan ik iets van je aanpakken?’ Luce pakte de vederlichte rieten hoorn des overvloeds die als een kegelvormige hoed op Shelby’s hoofd rustte.

‘Ze hebben mij bij de versieringen ingedeeld,’ mopperde Shelby, terwijl ze de doos op de grond zette. ‘Ik had er veel voor overgehad om net als Miles bij het afval te zitten. Weet jij wel wat er de laatste keer is gebeurd dat iemand mij een lijmpistool heeft laten gebruiken?’

Luce voelde zich verantwoordelijk voor zowel de straf van Shelby als voor die van Miles. Ze zag al voor zich hoe Miles het strand afkamde met zo’n prikstok die ze gedetineerden in Thunderbolt wel eens langs de kant van de weg had zien hanteren. ‘Ik weet niet eens wat een oogstfeest is.’

‘Irritant en pretentieus, dat is het,’ zei Shelby, terwijl ze de doos doorzocht en plastic tasjes vol veren, buisjes glitter en een stapel dik herfstkleurig papier op de grond gooide. ‘Het is eigenlijk gewoon een groot eetfestijn waarbij alle sponsors van de Kustschool komen opdraven om geld voor de school in te zamelen. Iedereen gaat naar huis met het gevoel dat ze een goede daad hebben verricht omdat ze een paar oude blikken sperziebonen bij een voedselbank in Fort Bragg hebben afgeleverd. Je ziet het morgenavond wel.’

‘Ik durf het te betwijfelen,’ zei Luce. ‘Ik heb huisarrest, weet je nog?’

‘Maak je maar geen zorgen, ze halen je er toch wel bij. Een paar van de grootste sponsors zijn engelenadvocaten, dus Frankie en Steven moeten zich van hun beste kant laten zien. En dat betekent dat alle Nephilijnen er moeten zijn, met een blije glimlach op hun gezicht.’

Luce fronste haar voorhoofd en keek omhoog naar haar niet-Nephilijnen-spiegelbeeld. Reden te meer om op haar kamer te blijven.

Shelby vloekte zachtjes. ‘Ik heb dat stomme schilderij van die kalkoen in het kantoor van meneer Kramer laten liggen,’ zei ze, en ze stond op en gaf een schop tegen de doos met versieringen. ‘Ik moet terug.’

Toen Shelby langs haar heen naar de deur liep, verloor Luce haar evenwicht, wankelde, struikelde over de doos en bleef met haar voet in iets kouds en nats haken.

Ze kwam zo met haar gezicht op de houten vloer terecht. Het enige wat haar val brak, was de plastic zak met veren, die opensprong, waardoor er allerlei kleurig pluis onder haar vandaan dwarrelde. Luce keek om hoeveel schade ze had aangericht en verwachtte wel dat Shelby geërgerd en fronsend zou staan toekijken. Maar Shelby stond er doodstil bij en wees met één hand naar het midden van de kamer. Daar zweefde heel rustig een vuilbruine Verkondiger.

‘Is dat niet een beetje riskant?’ vroeg Shelby. ‘Een uur nadat je huisarrest hebt gekregen omdat je een Verkondiger hebt opgeroepen, alweer een Verkondiger oproepen? Jij lapt alle regels aan je laars, hè? Daar heb ik wel bewondering voor.’

‘Ik heb hem helemaal niet opgeroepen,’ zei Luce met klem, en ze hees zich overeind en plukte de veren van haar kleren. ‘Ik struikelde en toen was hij er gewoon. Hij is op iets aan het wachten of zo.’ Ze liep er wat dichter naartoe om de nevelige, modderkleurige flard nader te bestuderen. Hij was zo plat als een dubbeltje en niet erg groot voor een Verkondiger, maar zoals hij daar in de lucht voor haar gezicht hing en haar bijna uitdaagde om weerstand aan hem te bieden, werd Luce er toch zenuwachtig van.

Hij leek er in het geheel geen behoefte aan te hebben dat zij hem in een bepaalde vorm modelleerde. Hij zweefde, bewoog zich amper en zag eruit alsof hij daar zo wel de hele dag kon blijven hangen.

‘Wacht even,’ mompelde Luce. ‘Deze is laatst samen met die andere binnengekomen. Herinner je je dat niet meer?’ Het was de vreemde bruine schaduw die samen met de donkerder schaduw mee was gekomen die hen naar Vegas had gebracht. Ze waren samen op vrijdagmiddag door het raam binnengekomen; daarna was deze verdwenen. Luce had er helemaal niet meer aan gedacht.

‘Nou,’ zei Shelby, en ze leunde tegen het trapladdertje van het stapelbed. ‘Ga je er nog in kijken of hoe zit het?’

De Verkondiger had de kleur van een rokerige kamer, giftig bruin, en hij voelde mistig aan. Luce ging met haar vingers langs de klamme contouren. Ze voelde hoe de dampige adem haar haar naar achteren streek. De lucht rond deze Verkondiger was vochtig, zilt zelfs. Er klonk een verre echo van meeuwen uit.

Ze kon er niet in kijken. Ze wílde er niet in kijken.

Maar toen veranderde de Verkondiger van een rokerig bruin raster tot iets helders, goed te onderscheiden, dat onafhankelijk van Luce bestond. Ze zag de boodschap die de schaduw van de Verkondiger wierp tot leven komen.

Je keek vanuit de lucht op een eiland. Aanvankelijk bevonden ze zich er hoog boven, zodat Luce alleen een klein klif van steile zwarte rots zag, aan de onderkant omzoomd met taps toelopende pijnbomen. Toen zoomde de Verkondiger langzaam in, als een vogel die omlaagduikt om in de boomtoppen neer te strijken, en kwam er een verlaten strandje in beeld.

Het water was troebel van het kleiachtige zilverkleurige zand. Her en der lagen wat keien die het soepele af en aan rollen van de golven verstoorden. En tussen de twee hoogste rotsblokken stond heel onopvallend…

Daniël keek uit over zee. De tak die hij in zijn hand hield, zat onder het bloed.

Luce boog zich er dichter naartoe, zag waar Daniël naar keek en slaakte toen een geschrokken gilletje. Hij keek niet naar de zee, maar naar een bloederig hoopje mens. Er lag een dode man verstijfd op het strand. Elke keer dat de golven bij het lichaam kwamen, trokken ze zich donkerrood gekleurd weer terug. Maar Luce zag de wond niet waaraan de man was overleden. Er stond iemand over hem heen gebogen, in een lange zwarte trenchcoat, die het lichaam met dik gevlochten touw vastbond.

Luce’ hart ging tekeer en ze keek nog eens naar Daniël. Zijn gezicht stond uitdrukkingsloos, maar zijn schouders maakten schokkerige bewegingen.

‘Schiet op. Je verspilt je tijd. Het wordt toch al eb.’

Zijn stem was zo kil dat Luce er de rillingen van kreeg.

Even later verdween het tafereel in de Verkondiger. Luce hield haar adem in, tot hij in een hoopje op de grond zakte. Toen ging aan de andere kant van de kamer de luxaflex die Luce daarnet omlaag had gedaan, ratelend omhoog. Luce en Shelby keken elkaar angstig aan, en zagen toen hoe een windvlaag de Verkondiger beetpakte, optilde en zo mee naar buiten voerde.

Luce pakte Shelby bij haar pols vast. ‘Jij ziet altijd alles. Wie was er bij Daniël? Wie zat er over die…’ – weer huiverde ze – ‘… over die man gebogen?’

‘Geen idee, Luce. Ik was eigenlijk een beetje afgeleid door dat lijk. Om nog maar te zwijgen over die bebloede tak die je vriendje in zijn hand had.’ Shelby’s poging tot sarcasme werd getemperd doordat ze echt doodsbang klonk. ‘Dus hij heeft hem gedood?’ vroeg ze aan Luce. ‘Daniël heeft die man, wie hij ook mag zijn, gedood?’

‘Ik weet het niet.’ Luce kreunde. ‘Zeg dat niet. Misschien is er een logische verklaring…’

‘Wat zei hij volgens jou op het eind?’ vroeg Shelby. ‘Ik zag zijn lippen wel bewegen, maar ik verstond het niet. Vreselijk vind ik dat aan de Verkondigers.’

Schiet op. Je verspilt je tijd. Het wordt toch al eb.

Had Shelby dat dan niet verstaan? Dat Daniël heel gevoelloos had geklonken, zonder ook maar een spoortje spijt?

Toen herinnerde Luce zich dat het nog niet zo lang geleden was dat zij de Verkondigers ook niet kon verstaan. Voordien waren de geluiden die ze maakten ook niet meer geweest dan dat: geluiden – geritsel en zwaar, nat gezoef door de boomtoppen. Steven had haar verteld hoe ze zich op de stemmen binnenin moest afstemmen. Ergens wilde Luce dat hij dat niet had gedaan.

Deze boodschap moest meer te betekenen hebben. ‘Ik moet er weer even in kijken,’ zei Luce, en ze deed een stap naar het open raam toe. Shelby trok haar terug.

‘Als je het maar uit je hoofd laat. Die Verkondiger kan inmiddels wel ik weet niet waar zijn en jij hebt huisarrest, weet je nog?’ Shelby drukte Luce omlaag op haar bureaustoel. ‘Jij blijft zitten waar je zit, en ik ga naar beneden naar het kantoor van Kramer om mijn kalkoen te halen. We vergeten allebei dat dit überhaupt gebeurd is. Oké?’

‘Oké.’

‘Mooi zo. Ik ben over vijf minuten terug, dus niet zomaar verdwijnen.’

Maar de deur was nog niet dicht of Luce was het raam al uit en klauterde naar het vlakke deel van de richel, waar Daniël en zij de avond ervoor gezeten hadden. Het was uitgesloten dat ze wat ze net gezien had zomaar uit haar hoofd kon zetten. Ze moest die schaduw weer oproepen. Zelfs als ze daardoor nog verder in de nesten raakte. Zelfs als ze iets te zien kreeg wat haar niet beviel.

Het was het eind van de ochtend en het was winderig geworden. Luce moest op haar hurken gaan zitten en zich aan de schuine houten dakspanen vasthouden om haar evenwicht te bewaren. Haar handen waren koud. Haar hart verdoofd. Ze sloot haar ogen. Elke keer dat ze een Verkondiger probeerde op te roepen was ze zich ervan bewust dat ze maar heel weinig training had genoten. Ze had altijd gewoon geluk gehad – als je het tenminste als geluk kon beschouwen dat je vriendje naar iemand stond te kijken die hij net had vermoord.

Er streek iets vochtigs over haar armen. Was het de bruine schaduw, dat lelijke ding dat haar iets nog lelijkers had laten zien? Haar ogen schoten open.

Die was het inderdaad. Hij sloop als een slang omhoog naar haar schouder. Ze rukte hem van zich af, hield hem voor zich vast en probeerde er met haar handen een bal van te draaien. De Verkondiger verzette zich tegen haar aanraking en dreef naar achteren, tot vlak achter de dakrand, waar ze er niet niet bij kon.

Ze keek naar de grond, twee verdiepingen lager. Een sliert leerlingen verliet het pand, op weg naar de kantine voor de brunch – een rivier van kleur die over het frisgroene gras bewoog. Luce wankelde. Ze werd duizelig en voelde zichzelf naar voren vallen.

Op dat moment stormde de schaduw als een voetballer naar voren en drukte haar weer tegen het schuine dak. Daar bleef ze hijgend liggen, tegen de dakspanen gedrukt, terwijl de Verkondiger weer gapend openging.

De rokerige sluier ging over in licht, en Luce was weer terug bij Daniël en zijn bebloede tak. Ze was weer terug bij het gekrijs van de meeuwen die boven haar hoofd cirkelden en bij de stank van vervuilde branding langs de kust, bij de aanblik van ijskoude golven die op het strand braken. En terug bij de twee gestalten dicht bij elkaar op de grond. De dode was helemaal vastgebonden. De levende stond op om Daniël aan te kijken.

Cam.

Nee. Dat moest een vergissing zijn. Ze haatten elkaar. Ze hadden net een gigantisch gevecht met elkaar geleverd. Dat Daniël duistere dingen deed om haar te beschermen tegen de mensen die het op haar gemunt hadden, kon ze nog accepteren. Maar voor wat voor iets verderfelijks had hij Cam in vredesnaam nodig? Samenwerken met Cam, die het heerlijk vond om te doden?

Ze waren in een of ander verhit gesprek verwikkeld, maar Luce kon niet verstaan wat ze zeiden. De klok midden op het terras sloeg net elf uur en overstemde alles. Ze spitste haar oren en wachtte tot de slagen ophielden.

‘Laat mij haar nou naar de Kustschool brengen,’ hoorde ze Daniël eindelijk op smekende toon vragen.

Dit moest dus gebeurd zijn vlak voordat ze in Californië was aangekomen. Maar waarom moest Daniël daar Cams toestemming voor vragen? Tenzij…

‘Prima,’ zei Cam vlak. ‘Breng haar maar naar die school en kom dan naar me toe. Maar je houdt je gedeisd: ik hou je in de gaten.’

‘En dan?’ Daniël klonk zenuwachtig.

Cam liet zijn ogen over Daniëls gezicht gaan. ‘Dan gaan jij en ik aan de slag.’

‘Nee!’ riep Luce uit, en ze klauwde woedend naar de schaduw.

Maar zodra ze haar handen door het koude, glibberige oppervlak voelde gaan, had ze er al spijt van. Hij brak in stukken en daalde als een hoopje as naast haar neer. Nu kon ze niets meer zien. Ze probeerde de stukken bij elkaar te zoeken, zoals ze Miles ook had zien doen, maar ze trilden en reageerden niet.

Ze pakte een handvol waardeloze stukken en snikte het uit.

Steven had gezegd dat de Verkondigers soms de waarheid vervormden. Net als de schaduwen die op de grotwand werden geworpen. Maar dat er altijd wel iets van waarheid in schuilging. Luce voelde de waarheid in de koude, drijfnatte stukken, zelfs toen ze ze uitwrong en ze al haar smart eruit probeerde te knijpen.

Daniël en Cam waren geen vijanden van elkaar. Het waren bondgenoten.