17 TWEE DAGEN
Luce werd wakker doordat er een kleerhangertje over de roe in haar kast schraapte.
Voor ze kon zien wie er verantwoordelijk was voor dat geluid, werd ze bedolven onder een hele berg kleren. Ze ging rechtop zitten en duwde de stapel spijkerbroeken, T-shirts en truien opzij. Ze plukte een geruite sok van haar voorhoofd.
‘Arriane?’
‘Welke is het leukst, de rode of de zwarte?’ Arriane hield twee jurken van Luce tegen haar tengere gestalte en wiegde bij elke jurk die ze showde even heen en weer.
Aan Arrianes armen was niet het vreselijke elektronische polsbandje te zien dat ze op Zwaard & Kruis had moeten dragen. Het was Luce niet eerder opgevallen, en ze huiverde bij de gedachte aan het wrede voltage dat elke keer door Arriane heen joeg als ze een overtreding beging. In Californië werden Luce’ herinneringen aan Zwaard & Kruis met de dag waziger, tot ze op een moment als dit met een schok in haar tumultueuze verblijf aldaar werd teruggebracht.
‘Elizabeth Taylor zegt dat alleen bepaalde vrouwen rood kunnen dragen,’ ging Arriane verder. ‘Het heeft alles te maken met je decolleté en de kleur van je huid. Gelukkig zit dat bij jou allebei wel snor.’ Ze haalde de rode jurk van de hanger en gooide hem op de stapel.
‘Wat doe je hier eigenlijk?’ vroeg Luce.
Arriane zette haar kleine handen in haar zij. ‘Jou helpen pakken, suffie. Je gaat naar huis.’
‘Naar w-welk huis? Hoe bedoel je?’ stamelde Luce.
Arriane lachte, liep naar Luce toe, pakte een van haar handen en trok haar uit bed. ‘Naar Georgia, liefje van me.’ Ze gaf Luce een klopje tegen haar wang. ‘Naar die goeie ouwe Harry en Doreen. En er schijnt ook een vriendin van je te komen.’
Callie. Zou ze Callie dan echt zien? En haar ouders? Luce stond te zwaaien op haar benen en kon plotseling geen woord meer uitbrengen.
‘Wat is er? Wil je niet voor Thanksgiving naar je ouders?’
Luce wachtte op het addertje onder het gras. ‘Maar hoe zit het dan met…’
‘Maak je daar maar geen zorgen over.’ Arriane kneep in Luce’ neus. ‘Het was het idee van meneer Cole. We moeten blijven volhouden dat je nog steeds op een steenworp afstand van je ouders zit. Dit leek de eenvoudigste en leukste manier om dat aan te pakken.’
‘Maar toen hij me gisteren sms’te, zei hij alleen maar…’
‘Hij wilde je geen valse hoop geven tot hij alles tot in de puntjes had geregeld, inclusief…’ – Arriane maakte een buiginkje – ‘de perfecte begeleiding. Eén daarvan, tenminste. Roland kan hier elk moment zijn.’
Er werd op de deur geklopt.
‘Hij is geweldig.’ Arriane wees op de rode jurk die Luce nog steeds in haar hand hield. ‘Trek nou maar aan.’
Luce wurmde zich snel in de jurk en dook toen de badkamer in om haar tanden te poetsen en haar haar te borstelen. Arriane had haar voor het blok gezet. Daar hoorde je geen vragen bij te stellen. Je dééd het gewoon.
Ze kwam de badkamer uit en verwachtte eigenlijk dat Roland en Arriane iets Roland-en-Arriane-achtigs aan het doen waren, bijvoorbeeld dat de een op haar koffer stond en de ander die probeerde dicht te ritsen.
Maar het was helemaal niet Roland die had aangeklopt.
Het waren Steven en Francesca.
Godver.
De woorden ‘ik kan het uitleggen’ lagen op het puntje van Luce’ tong. Ze had alleen geen idee hoe ze zich uit deze situatie moest kletsen. Ze keek naar Arriane voor hulp. Arriane gooide net Luce’ gympen in de koffer. Wist zij eigenlijk wel wat voor gigaproblemen hun te wachten stonden?
Toen Francesca een stap naar voren deed, zette Luce zich schrap. Maar toen sloegen de wijde klokmouwen van Francesca’s rode trui in een onverwachte omhelzing om Luce heen. ‘We komen je een goede reis wensen.’
‘We zullen je natuurlijk missen morgen bij wat wij ironisch het “diner voor daklozen” noemen,’ zei Steven, en hij pakte Francesca’s hand en trok haar los van Luce. ‘Maar het is in alle gevallen het beste voor een leerling om gewoon thuis te zijn.’
‘Ik begrijp het niet,’ zei Luce. ‘Wisten jullie hiervan? Ik dacht dat ik tot nader order huisarrest had.’
‘We hebben vanochtend met meneer Cole gesproken,’ zei Francesca.
‘En we hebben je geen huisarrest gegeven om je te straffen, Luce,’ legde Steven uit. ‘Het was de enige manier waarop wij konden garanderen dat jou niets zou overkomen gedurende de tijd dat je aan ons bent toevertrouwd. Maar bij Arriane ben je in goede handen.’
Francesca loodste Steven alweer in de richting van de deur; ze was toch al nooit iemand die langer bleef dan noodzakelijk was. ‘We hebben gehoord dat je ouders je dolgraag willen zien. En iets over dat je moeder een vriezer vol hartige taarten heeft.’ Ze knipoogde naar Luce, toen zwaaiden Steven en zij en waren ze verdwenen.
Luce’ hart zwol op van geluk bij de gedachte dat ze naar huis kon, naar haar ouders.
Maar toen moest ze meteen aan Miles en Shelby denken. Die zouden vreselijk teleurgesteld zijn als ze terugging naar Thunderbolt en hen hier achterliet. Ze wist niet eens waar Shelby was. Ze kon toch niet weggaan zonder…
Roland stak zijn hoofd om Luce’ deur. Hij zag er professioneel uit in zijn krijtstreepjasje en keurig gestreken witte overhemd. Zijn zwart-met-goudkleurige dreads waren korter en piekten, waardoor zijn donkere, diepliggende ogen nog beter uitkwamen.
‘Is de kust veilig?’ vroeg hij, en hij wierp Luce zijn bekende duivelse grijns toe. ‘We hebben een plakker.’ Hij knikte naar iemand achter hem, die een tel later met een weekendtas in de hand in beeld verscheen.
Miles.
Hij lachte Luce heerlijk ongegeneerd toe en ging op de rand van haar bed zitten. Luce zag plotseling voor zich hoe ze hem aan haar ouders voorstelde. Hij zou zijn honkbalpet afzetten, hen allebei de hand schudden, haar moeder complimenteren met haar half voltooide borduurwerk…
‘Roland, welk deel van de “supergeheime missie” begrijp je niet?’ vroeg Arriane.
‘Het is mijn schuld,’ gaf Miles toe. ‘Ik zag Roland deze kant opgaan… en ik heb het uit hem weten te persen. Vandaar dat hij zo laat is.’
‘Zodra deze jongen hier de woorden “Luce” en “Georgia” hoorde’ – Roland wees met zijn duim naar Miles – ‘had hij binnen een mum van tijd zijn tas gepakt.’
‘Wij hadden een soort Thanksgiving-afspraak,’ zei Miles, terwijl hij alleen Luce aankeek. ‘En ik kon niet toestaan dat zij die niet nakwam.’
‘Nee,’ reageerde Luce met een glimlach, ‘dat kon natuurlijk niet.’
‘Mm-mm.’ Arriane trok een wenkbrauw op. ‘Ik vraag me alleen af wat Francesca hiervan vindt. En of iemand het eerst aan jouw ouders moet vragen, Miles…’
‘O, kom op zeg, Arriane.’ Roland wuifde het weg. ‘Sinds wanneer vraag jij ergens toestemming voor? Ik hou die knul wel in de gaten. Die gaat echt niet voor problemen zorgen.’
‘Wie gaat waar voor problemen zorgen?’ Shelby stormde de kamer binnen, met haar yogamat aan een koord op haar rug. ‘Waar gaan we naartoe?’
‘Naar de ouders van Luce in Georgia, voor Thanksgiving,’ zei Miles.
Achter Shelby in de gang zweefde een geblondeerd hoofd. Shelby’s ex. Zijn huid was lijkbleek, en Shelby had gelijk: er was iets vreemds met zijn ogen. Zo licht als die waren.
‘Voor de laatste keer: ik neem afscheid, Phil.’ Shelby deed snel de deur voor zijn neus dicht.
‘Wie was dat?’ vroeg Roland.
‘Mijn etter van een ex.’
‘Leuke jongen wel, lijkt me,’ zei Roland, en hij staarde afwezig naar de deur.
‘Leuk?’ Shelby snoof minachtend. ‘Een straatverbod zou leuk zijn.’ Ze wierp één blik op Luce’ koffer, toen op Miles’ weekendtas en begon toen lukraak haar eigen spullen in een vierkante zwarte koffer te gooien.
Arriane stak haar handen in de lucht. ‘Kun jij dan helemaal niets zonder dat je hele hofhouding erbij is?’ vroeg ze aan Luce. Toen draaide ze zich om naar Roland en zei: ‘Ik neem aan dat jij ook de verantwoordelijkheid draagt voor deze hier?’
‘Kijk, dat is de ware vakantiespirit!’ lachte Roland. ‘We gaan Thanksgiving bij de familie Price vieren,’ zei hij tegen Shelby, wier gezicht opklaarde. ‘Hoe meer zielen, hoe meer vreugd!’
Luce kon gewoonweg niet geloven dat alles zo geweldig uitpakte. Thanksgiving bij haar ouders, met Callie, Arriane, Roland, Shelby en Miles. Ze had het zelf niet beter kunnen bedenken.
Eén ding zat haar echter niet lekker. Echt niet lekker.
‘En Daniël dan?’
Ze bedoelde natuurlijk: is hij al van dit reisje op de hoogte? En: wat is het echte verhaal over Cam en hem? En: is hij nog kwaad op me over die kus? En: is het erg dat Miles ook meegaat? En: hoe groot is de kans dat Daniël morgen bij mijn ouders voor de deur staat, hoewel hij zegt dat hij me niet kan zien?
Arriane schraapte haar keel. ‘Ja, en Daniël dan?’ herhaalde ze zacht. ‘De tijd zal het leren.’
‘Hebben we dan vliegtickets of iets dergelijks?’ vroeg Shelby. ‘Want als we gaan vliegen moet ik mijn sereniteitspakket meenemen, met olie-essences en een warmtekussentje. Jullie willen niet meemaken hoe ik op 12.000 meter hoogte ben als ik die niet bij me heb.’
Roland knipte met zijn vingers.
Vlak voor zijn voeten plukte de schaduw van de open deur zichzelf van de hardhouten planken en kwam omhoog als een valdeur die naar een keldertrap leidt. Er woei een koude wind van de vloer omhoog, gevolgd door een gure vlaag duisternis. De schaduw rook naar nat stro en schrompelde ineen tot een kleine, compacte bol. Maar toen blies hij zich op een knikje van Roland op tot een grote zwarte toegangsdeur. Het leek wel zo’n soort deur waardoor je in een restaurantkeuken komt, zo’n klapdeur met bovenin een rond raampje. Alleen was deze van donkere Verkondigersnevel gemaakt en zag je door het raampje alleen een nog donkerder, kolkend zwart.
‘Dat lijkt wel op die ene waarover ik in het boek gelezen heb,’ zei Miles, die duidelijk onder de indruk was. ‘Het enige waar ik iets mee kon, was een vreemd soort trapeziumvormig raam.’ Hij glimlachte naar Luce. ‘Maar het is ons toch gelukt.’
‘Blijf bij me in de buurt, gast,’ zei Roland, ‘dan zul je eens meemaken hoe het is om in stijl te reizen.’
Arriane rolde met haar ogen. ‘Gut, wat is het toch een opschepper.’
Luce hield haar hoofd schuin naar Arriane. ‘Maar ik dacht dat je had gezegd…’
‘Ik weet het.’ Arriane stak haar hand op. ‘Ik weet dat ik die hele riedel heb afgestoken over hoe gevaarlijk het is om met een Verkondiger te reizen. En ik wil niet zo’n vervelende je-doet-wat-ik-zeg-engel zijn. Maar we hebben het met z’n allen afgesproken – Francesca en Steven, meneer Cole, iedereen…’
Iedereen? Luce voelde meteen dat er één boze afwezige in die groep was. Wat had Daniël met dit alles te maken?
‘Bovendien,’ zei Arriane met een trotse glimlach, ‘hebben we een meester bij ons. Ro is een van de allerbeste Verkondigersreizigers.’ En toen fluisterde ze terzijde tegen Roland: ‘Als je maar niet naast je schoenen gaat lopen.’
Roland deed de deur van de Verkondiger open. Die kreunde en piepte in zijn schaduwscharnieren. Erachter was een vochtig, gapend gat te zien.
‘Eh… hoe kwam het ook alweer dat reizen met een Verkondiger zo gevaarlijk is?’ vroeg Miles.
Arriane wees de kamer rond, naar de schaduw onder de bureaulamp, achter Shelby’s yogamat. Alle schaduwen trilden. ‘Een ongetraind oog weet misschien niet eens door welke Verkondiger hij moet stappen. En neem van ons aan dat er altijd ongenode gasten op de loer liggen, die wachten tot iemand ze per ongeluk openmaakt.’
Luce moest denken aan de viesbruine schaduw waarover ze was gestruikeld. De ongenode loerder die haar op de nachtmerrieachtige glimp van Cam en Daniël op het strand had getrakteerd.
‘Als je de verkeerde Verkondiger kiest, kun je heel gemakkelijk verdwalen,’ legde Roland uit. ‘Dan heb je geen idee waar – of wanneer – je doorstapt. Maar zolang je bij ons blijft, hoef je je nergens zorgen over te maken.’
Luce wees zenuwachtig in de buik van de Verkondiger. Ze kon zich niet herinneren dat de andere schaduwen waar ze doorgestapt waren er net zo troebel en donker uit hadden gezien. Of misschien had ze tot nu toe gewoon niet geweten wat de consequenties waren. ‘We staan toch niet zomaar plotseling bij mijn ouders in de keuken, hè? Want ik denk dat mijn moeder van haar stokje gaat van de schrik…’
‘Toe zeg,’ zei Arriane, en ze klakte met haar tong om Luce, Miles en Shelby aan te sporen om voor de Verkondiger te gaan staan. ‘Een beetje meer vertrouwen, graag.’
Het was net alsof je je een weg baande door een duistere natte mist heen, klam en akelig. Die gleed en kolkte over Luce’ huid en bleef tijdens het ademen in haar longen steken. De tunnel was gevuld met een echo van onophoudelijke ruis, als een waterval. De twee andere keren dat Luce per Verkondiger had gereisd, had ze zich onhandig en gehaast gevoeld en was ze als een speer door het duister geschoten om ergens te komen waar licht scheen. Dit keer was het anders. Ze was het spoor bijster, wist niet meer waar ze was of wanneer, wist zelfs niet eens wie ze was en waar ze naartoe ging.
Toen kwam er een sterke hand die haar eruit trok.
Toen Roland haar losliet, ging de galmende waterval over in gedruppel en kreeg ze een flard chloor in haar neus. Een duikplank. Een bekende duikplank, onder een hoog gewelfd plafond met rondom kapotte glas-in-loodramen. De zon was over de hoge ramen getrokken, maar zijn licht wierp nog vage kleurenprisma’s op het water van een zwembad met Olympische afmetingen. In de wanden zaten stenen nissen waarin kaarsen flakkerden, die een zinloos schemerlicht wierpen. Ze zou deze kerk annex sportfaciliteit overal herkennen.
‘O god,’ fluisterde Luce. ‘We zijn weer op Zwaard & Kruis.’
Arriane keek snel en onaangedaan de ruimte door. ‘Als je ouders ons hier morgenochtend komen ophalen, ben jij hier al die tijd geweest. Begrepen?’
Arriane deed alsof het feit dat ze voor de nacht naar Zwaard & Kruis waren teruggekeerd net zo normaal was als wanneer ze in een doodgewoon motel hadden ingecheckt. Luce ervoer de sprong terug naar dit deel van haar leven echter als een klap in haar gezicht. Ze had het hier vreselijk gevonden. Zwaard & Kruis was een akelig oord, maar wel een plek waar van alles met haar was gebeurd. Hier was ze verliefd geworden, hier had ze een goede vriendin zien sterven. Op deze plek had ze de belangrijkste verandering van haar leven ondergaan.
Ze deed haar ogen dicht en lachte verbitterd. Ze had indertijd helemaal niets geweten vergeleken met wat ze nu wist. En toch voelde ze zich nu zo zeker van zichzelf en van haar emoties dat ze zich niet kon voorstellen dat dat ooit overtroffen zou worden.
‘Waar zijn we hier in godsnaam?’ vroeg Shelby.
‘Op mijn vorige school,’ zei Luce, en ze keek even naar Miles. Hij voelde zich zo te zien niet op zijn gemak en stond dicht naast Shelby tegen de muur. Luce hielp zichzelf eraan herinneren dat deze twee mensen deugden – en hoewel ze hun nooit veel over haar tijd hier had verteld, hadden ze best genoeg levendige details aan het geruchtencircus van de Nephilijnen hebben kunnen overhouden om nu voor een doodenge nacht op Zwaard & Kruis te vrezen.
‘Ahum,’ zei Arriane, terwijl ze naar Shelby en Miles keek. ‘En als Luce’ ouders jullie ernaar vragen, zitten jullie hier ook op school.’
‘Leg me dan eens uit wat voor school dit is,’ zei Shelby. ‘Zwemmen en bidden jullie hier soms tegelijkertijd? Dat is van een gestoorde efficiency die je aan de westkust nooit zou aantreffen. Ik geloof dat ik heimwee krijg.’
‘Als je dit al erg vindt,’ zei Luce, ‘moet je de rest van de campus eens zien.’
Shelby trok een lelijk gezicht, en Luce kon het haar niet kwalijk nemen. Vergeleken met de Kustschool was het hier een gruwelijk soort vagevuur. In elk geval waren zij, in tegenstelling tot de andere leerlingen hier, na vanavond weer weg.
‘Jullie zien er afgepeigerd uit,’ zei Arriane. ‘En dat komt goed uit, want ik heb Cole beloofd dat we ons gedeisd zullen houden.’
Roland had tegen de duikplank geleund gestaan en over zijn slapen gewreven, terwijl de scherven van de Verkondiger aan zijn voeten lagen na te sidderen. Nu kwam hij overeind en nam de leiding. ‘Miles, jij slaapt bij mij in mijn oude kamer. En Luce, jouw kamer is nog leeg. We zetten er voor Shelby wel een bed bij. Laten we onze tassen wegbrengen en dan in mijn kamer afspreken. Ik schakel mijn oude zwartemarktnetwerk wel in om pizza’s te bestellen.’
Het woord ‘pizza’ was genoeg om Miles en Shelby uit hun coma te doen ontwaken, maar Luce had wat langer de tijd nodig om te acclimatiseren. Het was niet zo vreemd dat haar kamer nog leegstond. Ze telde het op haar vingers na en realiseerde zich dat ze hier nog geen drie weken weg was. Het voelde als veel langer, alsof elke dag een maand was geweest, en Luce kon zich Zwaard & Kruis dan ook met geen mogelijkheid voorstellen zonder alle mensen – of engelen, of demonen – die haar leven hier hadden bepaald.
‘Maak je geen zorgen.’ Arriane kwam naast Luce staan. ‘Het is hier net een draaideur. Er komen en gaan voortdurend nieuwe leerlingen, vanwege voorwaardelijke vrijlatingen, gestoorde ouders, wat dan ook. Randy heeft vanavond vrij. Verder interesseert het niemand iets. Als iemand je vreemd aankijkt, kijk je gewoon vreemd terug. Of je stuurt diegene naar mij toe.’ Ze maakte een vuist. ‘Kunnen we hier dan nu weg?’ Ze wees naar de anderen, die achter Roland aan naar buiten liepen.
‘Ik kom zo achter jullie aan,’ zei Luce. ‘Ik moet eerst nog even iets doen.’
In de uiterste oosthoek van de begraafplaats lag het graf van Penn, naast dat van haar vader. Het zag er bescheiden, maar netjes uit.
De laatste keer dat Luce op deze begraafplaats was geweest, had die onder een dikke laag stof gelegen. De nasleep van elke engelenstrijd, had Daniël haar verteld. Luce wist niet of de wind het stof inmiddels had meegevoerd of dat engelenstof gewoon na verloop van tijd vanzelf verdween, maar de begraafplaats maakte de indruk weer zijn oude vertrouwde verwaarloosde zelf te zijn. Hij was nog steeds omringd door een immer oprukkend bos van door klimplanten omstrengelde groenblijvende eikenbomen. Hij zag er nog steeds troosteloos en kaal uit onder de kleurloze hemel. Er ontbrak alleen iets, iets cruciaals waar Luce de vinger niet op wist te leggen, maar dat haar toch een eenzaam gevoel bezorgde.
Rond Penns graf was wat iel dofgroen gras gegroeid, dus het zag er niet schrikbarend vers uit, vergeleken met de eeuwenoude graven eromheen. Voor de eenvoudige grijze grafsteen lag een bos verse lelies. Luce bukte zich om het grafschrift te lezen:
PENNYWEATHER VAN SYCKLE-LOCKWOOD
EEN GOEDE VRIENDIN
1991-2009
Luce’ ademhaling ging met horten en stoten en de tranen sprongen haar in de ogen. Toen zij Zwaard & Kruis had verlaten, was er nog geen tijd geweest om Penn te begraven, maar Daniël had later alles geregeld. Dit was de eerste keer sinds dagen dat haar hart naar hem uitging. Omdat hij precies had geweten, beter dan ze het zelf had kunnen bedenken, wat er op Penns grafsteen had moeten staan. Luce knielde neer in het gras. Ze liet haar tranen nu de vrije loop en haalde werktuiglijk haar handen door het gras.
‘Ik ben er, Penn,’ fluisterde ze. ‘Het spijt me dat ik je hier alleen moest laten. Het spijt me dat je überhaupt met me te maken hebt gekregen. Je verdiende beter. Een betere vriendin dan ik voor je ben geweest.’
Ze wilde dat haar vriendin er nog was. Ze wilde dat ze met haar kon praten. Ze wist dat de dood van Penn haar schuld was, en dat brak haar hart.
‘Ik weet niet meer waar ik mee bezig ben en dat maakt me bang.’
Ze wilde zeggen dat ze Penn voortdurend miste, maar wat ze echt miste, was de gedachte dat ze haar vriendin beter had kunnen leren kennen als de dood haar niet veel te vroeg had weggerukt. Het was allemaal even vreselijk.
‘Hallo, Luce.’
Ze moest haar tranen wegvegen en zag toen pas dat meneer Cole aan de andere kant van Penns graf stond. Ze was zo gewend geraakt aan de smetteloos elegante docenten van de Kustschool dat meneer Cole er bijna slonzig uitzag in zijn gekreukte lichtbruine pak, met zijn snor en zijn bruine haar in een kaarsrechte scheiding vlak boven zijn linkeroor.
Luce krabbelde overeind en snufte met haar pols tegen haar neus. ‘Hallo, meneer Cole.’
Hij glimlachte vriendelijk. ‘Het gaat daar goed met je, heb ik gehoord. Iedereen zegt dat het goed met je gaat.’
‘O… n-nee…’ stamelde ze. ‘Dat weet ik niet, hoor.’
‘Nou, ik wel. Ik weet ook dat je ouders heel blij zijn om je weer te zien. Het is fijn als het allemaal goed verloopt.’
‘Dank u wel,’ zei ze, in de hoop dat hij wel begreep dat ze heel dankbaar was.
‘Ik zal je niet langer ophouden, maar ik heb nog één vraag.’
Luce dacht dat hij wel iets diepzinnigs en duisters zou vragen over Daniël en Cam wat haar pet te boven ging, over goed en kwaad, over vertrouwen en verraad…
Maar hij zei alleen maar: ‘Wat heb je met je haar gedaan?’
Luce hing met haar hoofd in de wasbak van de meisjes-wc’s in de gang van de kantine van Zwaard & Kruis. Shelby kwam binnen met een papieren bordje met daarop voor Luce de laatste twee stukken pizza met kaas. Arriane stak haar een flesje goedkope zwarte kleurshampoo toe; iets beters had Roland in zulk kort tijdsbestek niet kunnen vinden, maar het paste wel bij Luce’ eigen haarkleur.
Arriane noch Shelby had Luce gevraagd waarom ze zo plotseling haar haar had willen verven. Daar was ze blij om geweest. Ze begreep nu echter wel dat ze alleen maar hadden gewacht tot zij in een kwetsbare positie zat, met haar haar half in de verf, om dan hun vragen op haar af te vuren.
‘Daniël zal wel blij zijn,’ zei Arriane op haar meest ingetogen vraagtoon. ‘Al doe je dit helemaal niet voor Daniël, toch?’
‘Arriane,’ waarschuwde Luce. Ze wilde het er niet over hebben. Niet nu.
Maar Shelby blijkbaar wel. ‘Weet je wat ik altijd heel leuk heb gevonden aan Miles? Dat hij je aardig vindt om wie je bent, niet om wat je met je haar doet.’
‘Als jullie het er zo dik op leggen, waarom staan jullie hier dan niet in T-shirts voor team Daniël en voor team Miles?’
‘Die moesten we maar eens laten maken, ja,’ zei Shelby.
‘Die van mij is in de was,’ zei Arriane.
Luce luisterde niet meer naar hen. In plaats daarvan concentreerde ze zich op het warme water en op de vreemde samenkomst van dingen die over haar hoofd stroomden en door de afvoer verdwenen: Shelby’s korte dikke vingers hadden Luce met haar eerste verfbeurt geholpen, toen Luce nog dacht dat dat de enige manier was om met een schone lei te beginnen. Arrianes eerste daad van vriendschap ten aanzien van Luce had eruit bestaan dat ze haar de opdracht had gegeven om haar zwarte haar af te knippen, zodat ze op Luce zou lijken. Nu gingen hun handen over Luce’ hoofdhuid, op precies dezelfde wc als waar Penn het gehaktbrood uit haar haar had gespoeld dat Molly erin had gewreven op Luce’ eerste dag op Zwaard & Kruis.
Het was bitterzoet en mooi, en Luce begreep niet wat het allemaal te betekenen had. Behalve dan dat ze zich niet meer wilde verstoppen – niet voor zichzelf, niet voor haar ouders, niet voor Daniël en zelfs niet voor degenen die ten aanzien van haar kwaad in de zin hadden.
Toen ze net in Californië was, had ze een goedkope transformatie willen ondergaan. Nu besefte ze dat de enige zinvolle manier om een verandering te bewerkstelligen was dat je een echte verandering moest verdíénen. Je haar zwart kleuren was ook de oplossing niet – ze wist dat ze nog niet zover was – maar het was in elk geval een stap in de goede richting.
Arriane en Shelby staakten hun gebakkelei over welke jongen nou precies Luce’ soulmate was. Ze keken haar zwijgend aan en knikten. Ze voelde het al voordat ze in de spiegel keek: het zware gewicht van de melancholie, waarvan ze niet eens wist dat ze het had meegetorst, was van haar schouders verdwenen.
Ze was weer waar ze hoorde. Ze was klaar om naar huis te gaan.