15 VIER DAGEN

 

 

 

‘Nog wat vegetarische kalkoen?’ Connor Madson – een jongen met vlasblond haar uit Luce’ biologieklas en een van de obers op de Kustschool – stond maandagavond op het oogstfeest met een zilveren dienschaal naast haar.

‘Nee, dank je.’ Luce wees op de dikke stapel lauwe plakken vleesvervanger die nog op haar bord lag. ‘Straks misschien.’ Connor en de rest van de staf bestaande uit beursleerlingen van de Kustschool waren voor het oogstfeest uitgedost in smoking en bespottelijke pelgrimshoed. Ze schreden langs elkaar heen over het terras, dat bijna niet meer te herkennen viel als de modieus nonchalante plek waar je voor de les nog even snel een pannenkoek kon eten; het was omgetoverd tot een heus openluchtbanket.

Shelby liep, terwijl ze nog steeds mopperde, van tafel naar tafel; ze zette naamkaartjes goed en stak kaarsen opnieuw aan. Samen met de rest van de versieringscommissie had ze prachtig werk geleverd: over de lange witte tafelkleden waren bladeren van rood-met-oranje zijde gestrooid, in goudkleurig geschilderde hoornen des overvloeds lagen versgebakken broodjes. De frisse oceaanwind werd wat getemperd door warmtelampen. Zelfs de primitief vervaardigde schilderijen van kalkoenen midden op de tafels zagen er stijlvol uit.

Alle leerlingen, de volledige staf en een stuk of vijftig van de grootste sponsors van de school kwamen op hun mooist uitgedost naar het diner. Dawn en haar ouders waren met de auto naar school gekomen. Luce had nog niet de kans gekregen om even met Dawn te praten, maar zo te zien was ze er weer helemaal bovenop. Ze zag er zelfs blij uit en had vanaf haar stoel naast Jasmine vrolijk naar Luce gezwaaid.

De meeste van de pak ’m beet twintig Nephilijnen zaten aan twee belendende ronde tafels bij elkaar, met uitzondering van Roland, die met een mysterieuze dame helemaal aan de andere kant van de zaal zat. Vervolgens stond de mysterieuze dame op, zette haar brede hoed in de vorm van een rozenknop af en zwaaide even snel naar Luce.

Arriane.

Luce moest onwillekeurig glimlachen, maar even later voelde ze de tranen al prikken. Nu ze die twee daar samen zag gniffelen, moest Luce denken aan het misselijkmakend onheilspellende tafereel dat ze de dag ervoor in de Verkondiger had waargenomen. Net als Cam en Daniël hoorden Arriane en Roland tegenover elkaar te staan, maar iedereen wist dat ze een team vormden.

Op de een of andere manier voelde dat toch anders.

Het oogstfeest moest een laatste hoeraatje vóór Thanksgiving zijn, alvorens de klassen naar huis mochten. Vervolgens zou verder iedereen nog een Thanksgiving, een echte Thanksgiving, met zijn familie vieren. Voor Luce was dit de enige Thanksgiving die ze zou krijgen. Meneer Cole had niet teruggeschreven. Na het huisarrest van gisteren, gevolgd door de onthulling in de Verkondiger op het dak, vond ze het moeilijk om überhaupt nog ergens dankbaar voor te zijn.

‘Je eet bijna niks,’ zei Francesca, terwijl ze een grote klodder glanzende aardappelpuree op Luce’ bord schepte. Luce begon al gewend te raken aan de opwindende gloed die alles kreeg als Francesca tegen haar sprak. Francesca had een charisma dat niet van deze wereld was, louter door het feit dat ze een engel was.

Ze keek Luce stralend aan, alsof er de dag ervoor helemaal geen gesprek in haar kantoor had plaatsgevonden, alsof Luce helemaal niet achter slot en grendel zat.

Luce had de ereplaats aan de grote tafel voor de staf gekregen, naast Francesca. Alle sponsors stroomden langs om de stafleden de hand te schudden. De andere drie leerlingen aan de hoofdtafel – Lilith, Beaker Brady en een Koreaans meisje met een donker bobkapsel, dat Luce niet kende – hadden hun plaats met een essaywedstrijd gewonnen. Luce had haar docenten alleen maar zo kwaad hoeven maken dat ze haar niet meer uit het oog durfden te verliezen.

Toen de maaltijd eindelijk op zijn eind liep, boog Steven zich op zijn stoel naar voren. Net als bij Francesca was er van het venijn van de dag ervoor niets meer te merken. ‘Zorg even dat Luce zich aan dr. Buchanan voorstelt.’

Francesca stopte het laatste stukje maïsmuffin met boter in haar mond. ‘Buchanan is een van de grootste sponsors van de school,’ zei ze tegen Luce. ‘Je hebt misschien wel van zijn programma Duivels over de Grens gehoord?’

Luce haalde onverschillig haar schouders op. De obers kwamen de borden afnemen.

‘Zijn ex-vrouw had engelenbloed, maar na de scheiding zijn zijn sympathieën een beetje anders komen te liggen. Maar dat neemt niet weg’ – Francesca keek even naar Steven – ‘dat hij nog steeds een heel nuttig contact is. O hallo, mevrouw Fisher! Wat leuk dat u gekomen bent.’

‘Ja, hallo.’ Een bejaarde vrouw met een geaffecteerd Engels accent, een volumineuze nertsjas en meer diamanten om haar hals dan Luce ooit bij elkaar gezien had, stak een witgehandschoende hand naar Steven uit, die opstond om haar te begroeten. Francesca stond ook op en boog zich naar voren om de vrouw een kus op beide wangen te geven. ‘Waar is mijn Miles?’ vroeg de vrouw.

Luce sprong op. ‘O, maar dan bent u Miles’… oma?’

‘Lieve hemel, nee.’ De vrouw deinsde achteruit. ‘Ik heb geen kinderen, ben nooit getrouwd, boehoe. Ik ben mejuffrouw Ginger Fisher, van de NorCal-tak van de familie. Miles is mijn achterneef. En wie ben jij?’

‘Lucinda Price.’

‘Lucinda Price, ja.’ Mejuffrouw Fisher keek met half toegeknepen ogen op Luce neer. ‘Ja, ik heb wel over je gelezen in een of ander geschiedenisboek. Ik weet alleen niet meer precies wat je gedaan hebt…’

Voor Luce antwoord kon geven, lagen de handen van Steven op haar schouders. ‘Luce is een van onze nieuwste leerlingen,’ zei hij met galmende stem. ‘Het is misschien leuk voor u om te horen dat Miles enorm zijn best heeft gedaan om te zorgen dat zij zich hier een beetje thuis ging voelen.’

De toegeknepen ogen van mejuffrouw Fisher keken al langs hen heen en zochten het volle gazon af. De gasten waren voor het merendeel wel klaar met eten, en Shelby stak nu de tikifakkels aan die in de grond gestoken waren. Toen de fakkel die het dichtst bij de hoofdtafel stond oplaaide, verlichtte die ook Miles, die over de tafel ernaast gebogen stond om wat borden af te nemen.

‘Is dat mijn achterneef… in de bediening?’ Mejuffrouw Fisher drukte een gehandschoende hand tegen haar voorhoofd.

‘Nou,’ zei Shelby, die met de fakkelaansteker in haar ene hand in het gesprek inbrak, ‘hij is eigenlijk de afval…’

‘Shelby.’ Francesca snoerde haar resoluut de mond. ‘Volgens mij is die fakkel bij de Nephilijnen-tafels net uitgegaan. Kun jij dat even regelen? Nu meteen?’

‘Weet u wat?’ zei Luce tegen mejuffrouw Fisher. ‘Ik ga Miles even halen. U zult elkaar veel te vertellen hebben.’

Miles had de Dodgers-pet en zijn sweatshirt verruild voor een bruine tweedbroek en een feloranje overhemd. Nogal een gewaagde combinatie, maar die stond hem goed.

‘Hé!’ Hij wenkte haar met de hand waar geen stapel vuile borden op rustte. Miles leek het niet erg te vinden om de tafels af te ruimen. Hij grijnsde, was in zijn element en kletste terwijl hij borden afnam met iedereen die aan het feestmaal aanzat.

Toen Luce eraankwam, zette hij de borden neer en omhelsde haar hartelijk, waarbij hij haar op het eind dichter tegen zich aan trok.

‘Alles goed?’ vroeg hij, terwijl hij zijn hoofd naar opzij hield, zodat zijn bruine haar over zijn ogen viel. Hij was er blijkbaar niet aan gewend dat zijn haar zo bewoog nu hij zijn pet niet op had, en hij streek het snel weg. ‘Je ziet er niet goed uit. Je ziet er natuurlijk fantastisch uit, maar dat bedoel ik niet. Helemaal niet. Geweldige jurk. En je haar zit mooi. Maar je ziet er ook een beetje’ – hij fronste zijn wenkbrauwen – ‘down uit.’

‘Dat is zorgelijk.’ Luce schopte met de neus van haar zwarte pump in het gras. ‘Want ik heb me de hele avond nog niet zo goed gevoeld als nu.’

‘Echt waar?’ Miles beschouwde het maar als een complimentje, en zijn gezicht klaarde even op. Toen zakte het weer in. ‘Het is vast een ramp om huisarrest te hebben. Als je het mij vraagt, blazen Frankie en Steven het vreselijk op. Dat ze jou de hele avond zo in de gaten houden…’

‘Ik weet het.’

‘Even niet kijken, want ik weet zeker dat ze nu naar ons kijken. O, geweldig.’ Hij kreunde. ‘Is dat mijn tante? Tante Ginger?’

‘Ik heb net kennis met haar mogen maken.’ Luce lachte. ‘Ze wil je spreken.’

‘Dat geloof ik graag. Als je maar niet denkt dat al mijn familieleden zo zijn. Als je met Thanksgiving de rest ontmoet…’

Thanksgiving met Miles. Luce had er geen moment meer aan gedcht.

‘O.’ Miles keek haar aan. ‘Je denkt toch niet dat Frankie en Steven je hier houden met Thanksgiving?’

Luce haalde haar schouders op. ‘Ik ging ervan uit dat dat inbegrepen was bij huisarrest, ja.’

‘Dus daardoor ben je verdrietig.’ Hij legde een hand op Luce’ blote schouder. Ze had de hele avond spijt gehad van de mouwloze jurk, tot nu, tot hij zijn vingers over haar huid spreidde. Het was niet te vergelijken met hoe het was als Daniël haar aanraakte – dat was namelijk elke keer elektriserend en magisch – maar het was toch troostrijk.

Miles kwam dichter bij haar staan en bracht zijn gezicht naar het hare. ‘Wat is er?’

Ze keek omhoog in zijn donkerblauwe ogen. Zijn hand lag nog op haar schouder. Ze voelde haar mond opengaan om de waarheid, of wat zij van de waarheid wist, vrij baan te geven.

Dat Daniël niet was wie zij dacht dat hij was. Wat misschien wel betekende dat zij ook niet was wie ze dacht te zijn. Dat alles wat ze op Zwaard & Kruis voor Daniël had gevoeld er nog steeds was – ze werd al duizelig als ze eraan dacht – maar dat alles nu volslagen anders was. En dat iedereen de hele tijd zei dat dit leven anders was, dat het tijd was om de cyclus te doorbreken, maar dat niemand haar kon vertellen wat dat betekende. Dat het misschien niet eindigde met Luce en Daniël als paar. Dat ze zich misschien wel van hem los moest maken en in haar eentje iets moest ondernemen.

‘Het kost me moeite om het allemaal onder woorden te brengen,’ zei ze toen maar.

‘Ik weet het,’ zei Miles. ‘Daar heb ik het zelf ook moeilijk mee gehad. Ik wilde je trouwens iets zeggen…’

‘Luce.’ Francesca stond plotseling naast haar en wurmde zich zo ongeveer tussen hen in. ‘Het is tijd om te gaan. Ik breng je nu terug naar je kamer.’

Dat in haar eentje iets ondernemen kon ze nu wel op haar buik schrijven.

‘En Miles? Je tante Ginger en Steven willen je graag spreken.’

Miles wierp Luce nog één medelevende glimlach toen en sjokte toen het terras over, naar zijn tante toe.

De tafels begonnen leeg te raken, maar Luce zag nog wel Arriane en Roland, die bij de bar hard stonden te lachen. Dawn was omringd door een groepje Nephilijnen-meisjes. Shelby stond naast een lange jongen met geblondeerd haar en een bleke, bijna witte huid.

Het WEV. Dat moest hem zijn. Hij boog zich naar Shelby toe, duidelijk nog steeds in haar geïnteresseerd, maar zij was duidelijk nog steeds kwaad. Zo kwaad dat ze niet eens merkte dat Luce en Francesca langsliepen. Haar ex-vriendje merkte het wel. Zijn blik bleef bij Luce hangen. Het bleke net-niet-blauw van zijn ogen was heel griezelig.

Toen riep iemand dat de afterparty naar het strand verkaste, en Shelby verbrak WEV’s aandacht door hem haar rug toe te keren en te zeggen dat ze naar het feest ging en dat hij beter niet achter haar aan kon komen.

‘Zou je willen dat je met hen mee kon?’ vroeg Francesca terwijl ze zich verder van de drukte op het terras verwijderden. Toen ze het kiezelpad op liepen naar het gebouw waar de kamers waren en rijen knalroze bougainville passeerden, luwde zowel het lawaai als de wind. Luce begon zich af te vragen of die allesoverheersende rust soms aan Francesca te danken was.

‘Nee.’ Luce vond ze allemaal hartstikke aardig, maar ze had nu even helemaal geen behoefte om een strandfeest bij te wonen. Ze wilde dat ze… nou ja, ze wist niet goed wat ze wilde. Iets wat met Daniël te maken had, dat wist ze dan nog wel – maar wat? Dat hij haar zou vertellen wat er gaande was, bijvoorbeeld. Dat hij haar, in plaats van haar te beschermen door haar informatie te onthouden, de waarheid zou vertellen. Ze hield nog steeds van Daniël. Dat sprak vanzelf. Hij kende haar beter dan wie ook. Elke keer dat ze hem zag, ging haar hart tekeer. Ze verlangde hevig naar hem. Maar hoe goed kende ze hem eigenlijk?

Francesca richtte haar blik op het gras langs het pad dat naar het huis liep. Ze stak heel subtiel haar armen naar beide kanten uit, als een balletdanseres aan de barre.

‘Geen lelies en geen rozen,’ mompelde ze fluisterzacht, en haar smalle vingertoppen begonnen te trillen. ‘Maar wat was het dan?’

Er klonk een zacht woelend geluid, alsof een plant met wortel en al uit een bloembed werden getrokken, en plotseling kwam er wonderbaarlijk genoeg een border van maanwitte bloemen aan weerskanten van het pad omhoog. Dik, weelderig en wel dertig centimeter hoog. Het waren niet zomaar bloemen.

Het waren zeldzame en tere wilde pioenen, met knotsgrote knoppen. De bloemen die Daniël voor Luce had meegebracht toen ze in het ziekenhuis lag, en daarvoor misschien nog wel vaker ook. Nu stonden ze langs het pad van de Kustschool en glinsterden als sterren in het donker.

‘Waar was dat voor?’ vroeg Luce.

‘Dat was voor jou,’ zei Francesca.

‘Waarom?’

Francesca raakte even haar wang aan. ‘Soms verschijnen er zomaar uit het niets mooie dingen in ons leven. We kunnen ze niet altijd begrijpen, maar we moeten er vertrouwen in hebben. Ik weet dat je overal je vraagtekens bij wilt zetten, maar soms loont het om gewoon een beetje vertrouwen te hebben.’

Ze had het over Daniël.

‘Je kijkt naar Steven en mij,’ ging Francesca verder, ‘… en ik weet dat we heel verwarrend kunnen zijn. Of ik van hem hou? Ja. Maar als de slotstrijd aanbreekt, zal ik hem moeten doden. Zo is het voor ons nu eenmaal. We weten allebei precies waar we staan.’

‘Maar u vertrouwt hem niet?’

‘Ik vertrouw erop dat hij zijn aard niet verloochent, en dat is de aard van een demon. Je moet erop vertrouwen dat de mensen om je heen hun aard zullen volgen. Zelfs als het erop lijkt dat ze hun ware aard verloochenen.’

‘En als dat nou eens heel moeilijk is?’

‘Je bent sterk, Luce. Je bent van niets of niemand afhankelijk. Zoals jij gisteren in mijn kantoor reageerde… Ik zag het gewoon in je. En dat heeft me heel… blij gemaakt.’

Luce voelde zich helemaal niet sterk. Ze voelde zich onnozel. Daniël was een engel, dus zijn ware aard moest goed zijn. Moest ze dat maar blindelings accepteren? En háár ware aard dan? Die was niet zo zwart-wit. Was Luce de reden dat het tussen hen zo gecompliceerd verliep? Toen ze allang in haar kamer was en de deur achter zich had dichtgedaan, moest ze nog steeds denken aan wat Francesca had gezegd.

 

Ongeveer een uur later werd er op het raam geklopt. Luce zat naar het dovende vuur in de haard te kijken en schrok op. Nog voor ze de kans had gekregen om op te staan, werd er al een tweede keer op de ruit geklopt, maar dit keer klonk het wat aarzelender. Luce stond op van de vloer en liep naar het raam. Wat moest Daniël hier nu weer? Waarom bleef hij komen als hij zo moeilijk had gedaan en had gezegd dat het veel te onveilig was om elkaar te zien?

Ze wist niet eens wat Daniël van haar wilde – behalve dan dat hij kwam om haar te kwellen, net zoals ze in de Verkondigers had gezien hoe hij die andere versies van haar had gekweld. Of, zoals hij het zelf zei: van al die andere versies van haar had gehouden. Op deze avond wilde ze maar één ding van hem, en dat was dat hij haar met rust liet.

Ze trok de houten binnenluiken open, duwde toen het raam open en stootte daarbij weer een van Shelby’s vele planten om. Ze zette haar handen schrap op de vensterbank en stak toen haar hoofd naar buiten, klaar om tegen Daniël uit te vallen.

Maar degene die in het maanlicht op de richel stond was niet Daniël.

Het was Miles.

Hij had zijn nette kleren uitgetrokken, maar de Dodgers-pet had hij thuisgelaten. Zijn lichaam was grotendeels in schaduw gehuld, maar de contour van zijn brede schouders tekende zich scherp tegen de donkerblauwe nacht af. Ze beantwoordde zijn verlegen glimlach op haar beurt met een glimlach. Hij had een goudkleurige hoorn des overvloeds vol oranje lelies in zijn hand, die hij geplukt had uit een van de bloemstukken van de tafels van het oogstfeest.

‘Miles,’ zei Luce. Die naam voelde vreemd aan in haar mond, maar ging gepaard met een verraste blijdschap, terwijl ze net nog heel akelig had willen doen. Haar hart begon sneller te slaan en ze kreeg de brede grijns niet van haar gezicht.

‘Het is toch bizar dat ik van de richel voor mijn raam helemaal naar het jouwe kan lopen?’

Luce schudde haar hoofd; ze stond er ook enorm van te kijken. Ze was zelfs nog nooit in Miles’ kamer aan de jongenskant van het gebouw geweest. Ze wist niet eens waar die was.

‘Zie je wel?’ Zijn glimlach werd nog breder. ‘Als jij geen huisarrest had gekregen, waren we hier nooit achtergekomen. Het is hier prachtig, Luce. Kom ook naar buiten. Je hebt toch geen hoogtevrees of zo, hè?’

Luce wilde wel bij Miles op de richel gaan zitten. Ze wilde alleen niet worden herinnerd aan de keren dat ze daar met Daniël had gezeten. Die twee waren zo verschillend. Miles – betrouwbaar, lief, bezorgd. Daniël – haar grote liefde. Was het maar zo eenvoudig. Het was oneerlijk om hen met elkaar te vergelijken, en ook onmogelijk.

‘Waarom ben je niet op het strand, net als iedereen?’ vroeg ze.

‘Niet iedereen is op het strand.’ Miles glimlachte. ‘Jij bent hier.’ Hij zwaaide met de hoorn des overvloeds vol bloemen. ‘Deze heb ik van het diner voor je meegenomen. Shelby heeft zo veel planten aan haar kant van de kamer. Ik dacht dat je deze misschien op jouw bureau kon zetten.’

Miles stak haar de rieten hoorn door het raam heen toe. Hij puilde uit van de glanzende oranje bloemen. De zwarte meeldraden huiverden in de wind. Ze waren niet op hun mooist, en een paar waren zelfs al aan het verwelken, maar ze waren veel mooier dan de meer dan levensgrote pioenen die Francesca had laten bloeien. Soms duiken er zomaar uit het niets mooie dingen in ons leven op.

Dit was misschien wel het aardigste dat iemand hier op de Kustschool ooit voor haar had gedaan – net als die keer dat Miles in het kantoor van Steven had ingebroken om het boek te stelen, zodat hij Luce kon leren hoe ze door een Verkondiger moest stappen. Of zoals die keer dat Miles haar had uitgenodigd om samen met hem te ontbijten, de allereerste dag dat hij haar kende. Of dat Miles haar meteen in zijn plannen voor Thanksgiving had betrokken. Of het feit dat Miles totaal niet boos had gekeken toen hij de taak toegewezen had gekregen om het afval op te ruimen nadat hij door haar toedoen in de problemen was geraakt, die keer dat ze er stiekem vandoor gegaan waren. Of de keer dat Miles…

Ze realiseerde zich dat ze zo de hele avond wel kon doorgaan. Ze liep met de bloemen haar kamer in en zette ze op haar bureau.

Toen ze terugkwam, stak Miles haar een hand toe, zodat zij door het raam naar buiten kon stappen. Ze kon een smoes verzinnen, iets slaps over dat ze de regels van Francesca niet wilde overtreden. Of ze kon gewoon zijn hand pakken, warm, sterk en veilig, en zich door het raam laten glijden. Ze kon Daniël gewoon even vergeten.

Buiten liet de hemel een explosie van sterren zien. Ze glinsterden in de zwarte nacht als de diamanten van mejuffrouw Fisher, maar dan helderder, feller, mooier zelfs. Vanhier af zag het baldakijn van sequoia’s ten oosten van de school er dicht, donker en onheilspellend uit; in het westen lag het onophoudelijk kolkende water en zag ze in de verte de gloed van het kampvuur dat op het winderige strand brandde. Luce had dat allemaal al eerder vanaf de richel gezien. Oceaan. Bos. Lucht. Maar alle keren dat ze hier buiten was geweest, was al haar aandacht naar Daniël gegaan. Hij had haar bijna verblind, zo erg dat ze nooit echt goed om zich heen had gekeken.

Het was werkelijk adembenemend.

‘Je vraagt je waarschijnlijk af waarom ik naar je toe ben gekomen,’ zei Miles, waardoor Luce zich realiseerde dat ze allebei al een tijdje hun mond hadden gehouden. ‘Ik wilde het je al eerder vertellen, maar… ik wist niet goed…’

‘Ik ben blij dat je langsgekomen bent. Het begon saai te worden daarbinnen; ik zat alleen maar naar het vuur te staren.’ Ze glimlachte zo’n beetje naar hem.

Miles stak zijn handen in zijn zakken. ‘Moet je horen, ik weet dat Daniël en jij…’

Luce kreunde onwillekeurig.

‘Je hebt gelijk. Ik had er niet over moeten beginnen…’

‘Nee, dat was niet de reden dat ik kreunde.’

‘Het punt is… Je weet dat ik je leuk vind, toch?’

‘Mm-mm.’

Natuurlijk vond Miles haar leuk. Ze waren vrienden. Goede vrienden.

Luce beet op haar lip. Nu speelde ze zelf stommetje, en dat was nooit een goed teken. De waarheid: Miles vond haar leuk. En zij vond hem ook leuk. Moest je die jongen nou zien met zijn oceaanblauwe ogen en dat grinnikje elke keer dat hij lachte. Bovendien was hij met afstand de aardigste persoon die ze ooit had ontmoet.

Maar Daniël was er ook nog, en voor hem was Daniël er ook geweest, keer op keer op keer – het was verschrikkelijk ingewikkeld.

‘Ik bak hier niks van,’ kermde Miles. ‘Terwijl ik je eigenlijk alleen maar welterusten wilde komen zeggen.’

Ze keek naar hem op en zag dat hij op haar neer keek. Hij haalde zijn handen uit zijn zakken, pakte de hare en klemde die in de ruimte tussen hun borstkassen. Hij boog zich langzaam en weloverwogen naar voren, waarmee hij Luce nogmaals de kans gaf om de spectaculaire nacht te voelen die hen overal omringde.

Ze wist dat Miles haar ging kussen. Ze wist dat ze hem dat niet moest laten doen. Vanwege Daniël natuurlijk, maar ook om wat er gebeurd was toen zij Trevor had gekust. Haar eerste kus. De enige kus die ze ooit van iemand, behalve Daniël, gekregen had. Was het feit dat zij aan Daniël vastgeklonken zat misschien de reden geweest dat Trevor was gestorven? En als Miles nu eens, precies op het moment dat ze hem kuste… Ze kon er niet eens aan denken.

‘Miles.’ Ze duwde hem van zich af. ‘Dit kun je beter niet doen. Het is heel…’ – ze slikte – ‘… gevaarlijk om mij te kussen.’

Hij grinnikte. Natuurlijk grinnikte hij, want hij wist niets over Trevor. ‘Ik dacht: ik waag het erop.’

Ze probeerde zich van hem los te maken, maar Miles wist haar op de een of andere manier het gevoel te geven dat zo’n beetje alles oké was. Zelfs dit. Toen zijn mond de hare raakte, hield ze haar adem in en wachtte op het ergste.

Maar er gebeurde niets.

Miles’ lippen waren zo zacht als zijde, en hij kuste haar zo voorzichtig dat hij nog steeds haar goede vriend leek – maar met net genoeg hartstocht erin om te bewijzen dat er meer in het vat zat. Als ze dat wilde.

Ook al zag ze geen vlammen, geen verschroeide huid, was er geen dood of verderf – en waarom bleven die uit? – toch moest de kus voelen als iets wat verkeerd was. Haar lippen hadden zo lang alleen maar naar Daniëls lippen verlangd, onophoudelijk. Ze droomde zelfs over zijn kus, over zijn glimlach, over zijn prachtige paarsblauwe ogen, over zijn lichaam tegen het hare. Er zou nooit iemand anders zijn.

En als ze zich nu eens over Daniël had vergist? Als ze nu eens gelukkiger – of gewoon gelukkig, punt – kon zijn met een ander?

Miles maakte zich van haar los. Hij zag er blij en verdrietig tegelijk uit. ‘Nou, welterusten dan maar.’ Hij draaide zich om, bijna alsof hij als een speer naar zijn kamer terug zou rennen. Maar toen draaide hij zich weer om. En pakte haar hand. ‘Als je ooit het gevoel hebt dat het niks wordt met… nou ja, met…’ Hij sloeg zijn ogen op naar de hemel. ‘Ik ben er voor je. Ik wilde gewoon dat je dat wist.’

Luce knikte en moest nu al tegen een aanstormende golf verwarrende gevoelens vechten. Miles kneep in haar hand en liep toen weg, de andere kant op, sprong over het schuine dak, terug naar zijn kant van het gebouw.

Toen ze weer alleen was, ging ze met haar vingers over haar lippen, daar waar die van Miles net waren geweest. Ze had hoofdpijn van alle ups en downs die ze die dag had meegemaakt en ze wilde in bed kruipen. Toen ze door het raam weer haar kamer binnenstapte, draaide ze zich nog één keer om om het uitzicht te bekijken, om zich in te prenten hoe alles eruit had gezien op de avond dat er heel veel was veranderd.

Maar in plaats van op de sterren, de bomen en de brekende golven richtte Luce haar blik op iets anders, achter een van de vele schoorstenen op het dak. Iets wat wit opbolde. Een paar iriserende vleugels.

Daniël. Hij zat op zijn hurken, slechts half verscholen, op een paar meter afstand van de plek waar Miles en zij elkaar hadden gezoend. Hij zat met zijn rug naar haar toe. Hij liet zijn hoofd hangen.

‘Daniël!’ riep ze, en ze merkte dat haar stem haperde.

Toen hij zich omdraaide om haar aan te kijken, zag ze dat zijn gezicht echt vreselijk gepijnigd stond. Alsof Luce net zijn hart had uitgerukt. Hij boog zijn knieën, vouwde zijn vleugels open en vloog weg, de nacht in.

Even later leek hij alleen nog maar een ster aan de fonkelende zwarte hemel.