14 NIETS OM HANDEN

Dinsdag regende het de hele dag. Uit het westen kwamen gitzwarte wolken aangerold, die over de campus kolkten en waar Luce ook niet bepaald helderder van ging denken. De regen diende zich in ongelijkmatige buien aan – motregen, een stortbui, toen hagel – waarna hij afnam, om vervolgens weer opnieuw te beginnen. De leerlingen mochten tijdens de pauze niet eens naar buiten, en aan het eind van de wiskundeles was Luce helemaal duf van het binnen zitten.

Dat realiseerde ze zich toen haar aantekeningen plotseling over heel andere dingen gingen dan over de stelling van de gemiddelde waarde, en er meer als volgt gingen uitzien:

15 september: eerste middelvinger van D.

16 september: standbeeld valt om, hand op hoofd om me te beschermen (andere mogelijkheid: hij maait gewoon rond om weg te komen); D. vertrekt onmiddellijk.

17 september: mogelijk verkeerde interpretatie van D.’s hoofdknik bij voorstel om naar Cams feest te gaan. Verontrustende ontdekking van relatie D.&G. (vergissing?).

Als je het zo uitgeschreven zag, was het het begin van een behoorlijk gênante opsomming. Hij was gewoon heel vurig en heel kil. Het was niet uitgesloten dat hij precies zo over haar dacht – maar, als haar ernaar werd gevraagd, zou Luce toch volhouden dat eventueel vreemd gedrag van háár kant alleen was uitgelokt door volslagen vreemd gedrag van zíjn kant.

Nee. Dit was nou precies het soort cirkelredeneringen waar ze niet in verzeild wilde raken. Luce wilde geen spelletjes spelen. Ze wilde gewoon bij hem zijn. Ze had alleen geen idee waarom. Of hoe ze het moest aanpakken. Of eigenlijk: wat het zelfs maar zou inhouden om bij hem te zijn. Het enige wat ze wist was dat hij, ondanks alles, degene was aan wie ze steeds dacht. Degene om wie ze gaf.

Ze had gedacht dat ze, als ze alle keren dat ze contact hadden gemaakt en alle keren dat hij was teruggedeinsd op een rijtje kon zetten, misschien een reden achter Daniëls wispelturige gedrag kon vinden. Maar ze werd vooralsnog alleen maar somber van haar lijstje. Ze verfrommelde het papier tot een prop.

Toen eindelijk de bel ging ten teken dat de lesdag ten einde was, haastte Luce zich het lokaal uit. Meestal wachtte ze om met Arriane of Penn terug te lopen en vreesde ze het moment waarop hun wegen scheidden, want vanaf dat moment was Luce alleen met haar gedachten. Maar deze dag had ze voor de verandering eens geen zin om andere mensen te zien. Ze verheugde zich erop om even alleen te zijn met Luce. Ze kon maar één ding bedenken om even echt niet aan Daniël te hoeven denken: lekker lang en hard in haar eentje zwemmen.

Terwijl de andere leerlingen terugsjokten naar hun kamer, zette Luce de capuchon van haar zwarte trui op en schoot ze weg in de regen om zo snel mogelijk bij het binnenbad te komen.

Toen ze de trap van Augustinus af holde, rende ze recht tegen iets langs en zwarts aan. Cam. Toen ze tegen hem op botste, wankelde de stapel boeken die hij in zijn armen hield, en viel vervolgens met een serie dreunen op het natte plaveisel. Hij had zelf ook zijn zwarte capuchon over zijn hoofd en zijn oordopjes schetterden in zijn oren. Hij had haar waarschijnlijk ook niet zien aankomen. Ze waren allebei geheel in hun eigen wereld opgegaan.

‘Gaat het?’ vroeg hij, en hij legde een hand tegen haar rug.

‘Ja hoor,’ zei Luce. Ze was nauwelijks gestruikeld. De boeken van Cam waren daarentegen wel gevallen.

‘Goed, nu we boeken omver hebben gegooid, bestaat de volgende stap er toch uit dat onze handen elkaar per ongeluk aanraken terwijl we ze oprapen?’

Luce moest lachen. Toen ze hem een van de boeken aangaf, pakte hij haar hand vast en kneep erin. Zijn donkere haar was drijfnat van de regen en er hingen grote druppels in zijn lange, dikke wimpers. Hij zag er echt heel lekker uit.

‘Hoe zeg je “verlegen” in het Frans?’ vroeg hij.

‘Eh… gêné,’ begon Luce, en ze voelde zich zelf plotseling ook een beetje gênée. Cam hield nog steeds haar hand vast. ‘Wacht eens even, was jij niet degene die gisteren bij de Franse quiz alles goed had?’

‘O, is je dat opgevallen?’ vroeg hij. Zijn stem klonk vreemd.

‘Cam,’ zei ze, ‘gaat het wel met je?’

Hij boog zich naar haar toe en veegde een druppel water weg die ze over haar neusbrug had voelen lopen. Die ene enkele aanraking van zijn wijsvinger bezorgde haar de rillingen, en plotseling moest ze er onwillekeurig aan denken hoe heerlijk en warm het zou zijn als hij haar in zijn armen nam, net zoals hij op de herdenkingsdienst voor Todd had gedaan.

‘Ik moest aldoor aan je denken,’ zei hij. ‘Ik wilde je zien. Ik heb bij de herdenkingsdienst op je gewacht, maar iemand zei dat je al weg was.’

Luce vermoedde dat hij wel wist met wie ze was weggegaan. En dat hij wilde dat zij wist dat hij dat wist.

‘Het spijt me,’ zei ze, en ze moest schreeuwen om zich boven een donderslag uit verstaanbaar te maken. Ze waren allebei inmiddels doornat van de stortbui.

‘Kom, we moeten zorgen dat we uit die regen komen.’ Cam trok haar mee naar de overdekte ingang van gebouw Augustinus.

Luce keek over haar schouder naar de sportzaal en wilde dat ze daar ook was – niet hier of waar dan ook met Cam. In elk geval niet nu op dit moment. Haar hoofd tolde van veel te veel verwarrende impulsen en ze had even tijd en ruimte nodig – zonder mensen om zich heen – om de dingen op een rijtje te krijgen.

‘Ik kan niet,’ zei ze.

‘Later dan, misschien? Kun je vanavond?’

‘Ja, later, prima.’

Tot haar verbazing trok hij haar tegen zich aan, heel even maar, en kuste haar zacht op haar voorhoofd. Luce voelde zich ogenblikkelijk gekalmeerd, bijna alsof ze een spuitje met het een of ander toegediend had gekregen. En voor ze de kans kreeg om nog iets te voelen, liet hij haar los en liep hij snel terug naar het gebouw waar zijn kamer was.

Luce schudde haar hoofd en liep langzaam door de regen naar de sportzaal. Ze had blijkbaar meer dingen op een rijtje te zetten dan alleen Daniël.

Het kon natuurlijk best dat het goed was, leuk misschien zelfs, om later op de avond even bij Cam te zijn. Als het ophield met regenen, nam hij haar waarschijnlijk mee naar een of ander geheim deel van de campus en ging hij weer supercharismatisch en adembenemend doen, op die zenuwslopend verstilde manier van hem. Dan gaf hij haar het gevoel dat ze bijzonder was. Luce glimlachte.

Sinds ze voor het laatst in Onze-Lieve-Vrouwe van de Fitness was geweest (zoals Arriane de sportzaal had gedoopt), was het onderhoudspersoneel van de school begonnen om de klimplanten te bestrijden. Ze hadden van een groot deel van de gevel de groene deken verwijderd, maar ze waren pas voor de helft klaar, en de groene ranken bungelden als tentakels voor de deuren. Luce moest onder een paar lange takken door duiken om binnen te kunnen komen.

Het was leeg in het sportcomplex, en vergeleken met het stormgeraas buiten kon je hier een speld horen vallen. De meeste lichten waren uit. Ze had niet gevraagd of ze na openingstijden gebruik mocht maken van de faciliteiten, maar de deur was niet op slot en, eh, nou ja, niemand hield haar tegen.

In de schemerige gang liep ze langs de oude Latijnse rollen in de glazen vitrines en langs de marmeren miniatuurreproductie van de Pietà. Voor de deur van de ruimte met de gewichten, waar ze Daniël tegen het lijf was gelopen toen die touwtjesprong, bleef ze even staan. Zucht. Dat kon er ook nog wel bij op haar lijstje:

18 september: D. beschuldigt me ervan dat ik hem stalk. Twee dagen later gevolgd door:

20 september: Penn overtuigt me ervan dat ik hem echt moet gaan stalken. Ik ga akkoord.

Gadver. Ze zat in een zwart gat van walging over zichzelf. En toch kon ze er niets aan doen. Midden in de gang bleef ze stokstijf staan. Ze begreep opeens waarom ze zich deze hele dag nog meer door Daniël in beslag genomen had gevoeld dan anders, en ook waarom ze het nog moeilijker met Cam had dan anders. Ze had vannacht over hen allebei gedroomd.

Ze had door een stoffige mist gedoold, en iemand had haar hand vastgehouden. Ze had zich omgedraaid, omdat ze dacht dat het Daniël was. De lippen waartegen ze de hare drukte waren wel prettig en teder, maar ze waren niet van hem. Het waren de lippen van Cam. Hij gaf haar talloze zachte kussen, en elke keer dat Luce even naar hem keek, had hij zijn stormachtige groene ogen ook open, keek haar daarmee doordringend aan en vroeg haar iets waar ze geen antwoord op kon geven.

Toen was Cam weg en was de mist weer verdwenen, en lag Luce stevig in de armen van Daniël, precies waar ze wilde zijn. Hij duwde haar omlaag en kuste haar vurig, alsof hij boos was, en elke keer dat zijn lippen de hare loslieten, ook al was het maar voor een halve seconde, ging er een verschroeiende dorst door haar heen, waardoor ze het uitschreeuwde. Dit keer wist ze zeker dat ze vleugels zag, en die liet ze hem als een deken om haar lichaam slaan. Ze wilde ze aanraken, ze wilde ze helemaal om Daniël en haar heen slaan, maar al snel trok de streling van fluweel zich terug en vouwde zich weer dicht. Hij staakte zijn kussen, keek naar haar gezicht en wachtte op een reactie. Ze begreep niets van de vreemde warme angst die ze diep in haar buik voelde aanzwellen. Maar hij was er wel, waardoor ze het eerst vervelend warm kreeg en daarna gloeiend heet – tot ze er niet langer tegen kon. Op dat moment schrok ze wakker: in het allerlaatste moment van de droom was Luce verschroeid en versplinterd – en daarna in as opgegaan.

Ze werd drijfnat van het zweet wakker – haar haar, haar kussen, haar pyjama waren allemaal nat, waardoor ze het plotseling vreselijk koud kreeg. Zo had ze tot het eerste ochtendlicht eenzaam liggen rillen.

Luce wreef over haar mouwen, die drijfnat waren van de regen, om wat warmer te worden. Natuurlijk. Ze had aan de droom een vuur in haar hart en een kou in haar botten overgehouden die ze de hele dag niet met elkaar had kunnen verzoenen. Daarom was ze ook hiernaartoe gekomen om te zwemmen, in de hoop dat ze het zo uit haar systeem zou krijgen.

Dit keer paste haar zwarte Speedo zowaar, en ze had eraan gedacht een zwembrilletje mee te nemen. Ze duwde de deur naar het bad open en stond helemaal alleen onder de hoge duikplank, terwijl ze de vochtige lucht met die flauwe chloordamp inademde. Zonder de afleiding van de andere leerlingen of het snerpende fluitje van coach Diante, kon Luce de aanwezigheid van iets anders in de kerk voelen. Bijna van iets heiligs. Misschien kwam het alleen maar doordat het binnenbad zo’n prachtige ruimte was, zelfs nu de regen door de barsten in de glas-inloodramen naar binnen kletterde. Zelfs nu er op de rode zijaltaren geen enkele kaars brandde. Luce probeerde zich voor te stellen hoe het er hier had uitgezien voordat de kerkbanken vervangen waren door het zwembad, en ze glimlachte. Ze vond het wel een leuk idee om onder al die biddende hoofden te zwemmen.

Ze schoof haar brilletje omlaag en sprong erin. Het water was warm, veel warmer dan de regen buiten, en toen ze haar hoofd onder water stak, klonken de klappen van de donder buiten ongevaarlijk en ver weg.

Ze zette af en begon als warming-up aan een langzame borstcrawl.

Haar lichaam werd al snel soepeler en na een paar baantjes verhoogde Luce het tempo en ging ze verder met de vlinderslag. Ze voelde het in haar armen branden, maar ze duwde zich erdoorheen. Dit was precies het gevoel waar ze op uit was. Helemaal in trance.

Kon ze maar met Daniël praten. Echt praten, zonder dat hij haar onderbrak of tegen haar zei dat ze naar een andere school moest of zonder dat hij ’m smeerde voordat ze had gezegd wat ze wilde zeggen. Dat zou al helpen. Maar ze moest hem er misschien ook wel voor vastbinden en zijn mond dichttapen om ervoor te zorgen dat hij haar eindelijk eens liet uitspreken.

Maar wat moest ze zeggen? Het enige waar ze van kon uitgaan was dat gevóél dat ze kreeg als hij in de buurt was, en als ze er eens goed over nadacht, had dat niets te maken met wat zich tussen hen afspeelde.

Als ze hem nu eens terug kon lokken naar het meer? Híj had immers laten doorschemeren dat dat hún plek was geworden. Dit keer zou zij hem ernaartoe leiden, en ze zou supervoorzichtig zijn en vooral nergens over beginnen waarvan hij het op zijn heupen kreeg.

Het lukte niet.

Gadver. Nu deed ze het weer. Ze kwam hier om te zwemmen. Gewoon zwemmen. Ze wilde zwemmen tot ze te moe was om nog over iets anders na te denken, vooral niet over Daniël. Ze zou zwemmen tot…

‘Luce!’

Tot ze gestoord werd. Door Penn, die langs de kant van het bad stond.

‘Wat doe jij hier?’ vroeg Luce, en ze spoog water uit.

‘Wat doe jíj hier?’ vroeg Penn op haar beurt. ‘Sinds wanneer doe jij uit vrije beweging aan sport? Die nieuwe kant van je bevalt me helemaal niet.’

‘Hoe heb je me gevonden?’ Pas toen Luce het gezegd had, realiseerde ze zich dat ze onbeleefd had geklonken, alsof ze Penn probeerde te ontlopen.

‘Cam zei dat je hier was,’ zei Penn. ‘We hadden een heel gesprek. Heel vreemd. Hij wilde weten of alles wel goed met je ging.’

‘Dat is inderdaad vreemd,’ beaamde Luce.

‘Nee,’ zei Penn. ‘Het vreemde was dat hij naar me toe kwam en dat we een heel gesprek hadden. De populaire bink… en ík. Moet ik je nog verder voorkauwen hoe verbaasd ik was? Ik vond hem eigenlijk wel aardig.’

‘Hij is ook aardig.’ Luce trok haar zwembrilletje van haar hoofd.

‘Voor jou, ja,’ zei Penn. ‘Voor jou is hij zo aardig dat hij stiekem van school is gegaan om die ketting voor je te kopen – die je nooit draagt.’

‘Ik heb hem één keer gedragen,’ zei Luce. Dat was waar. Vijf avonden geleden, na de tweede keer dat Daniël haar bij het meer had achtergelaten, helemaal alleen, toen zijn pad in het bos had opgelicht. Ze had het beeld niet van zich af kunnen schudden en had er niet van kunnen slapen. Dus toen had ze de ketting omgedaan. Ze was in slaap gevallen met de ketting vlak bij haar sleutelbeen in haar hand geklemd, en toen ze wakker werd, was hij helemaal warm in haar hand.

Penn hief vragend haar handen op, alsof ze wilde zeggen: ‘Hallo? Wat bedoel je daarmee?’

‘Daar bedoel ik mee,’ zei Luce na een tijdje, ‘dat ik niet zo oppervlakkig ben dat ik alleen maar op zoek ben naar een jongen die dingen voor me koopt.’

‘Niet oppervlakkig, hè?’ vroeg Penn. ‘Dan daag ik je uit om een niet-oppervlakkig lijstje te maken met redenen waarom je zo op Daniël bent. Dus niet “hij heeft van die schattige grijze oogjes” of “o, zoals zijn spieren golven in de zon”.’

Luce barstte in lachen uit van de hoge falsetstem die Penn opzette en de manier waarop ze haar handen tegen haar hart gedrukt hield. ‘Hij fascineert me gewoon,’ zei ze, en ze ontweek Penns blik. ‘Ik kan het niet uitleggen.’

‘Het fascineert je dat jij gewoonweg wordt genegeerd?’ Penn schudde haar hoofd.

Luce had Penn nooit verteld over de keren dat ze met Daniël alleen was geweest, over de keren dat ze in een flits had gezien dat hij ook om haar gaf. Dus Penn kon haar gevoelens niet echt begrijpen. En die waren veel te privé en te gecompliceerd om ze haar uit te leggen.

Penn ging voor Luce op haar hurken zitten. ‘Kijk, ik kwam je hier alleen maar zoeken omdat ik je mee wil sleuren naar de bibliotheek voor een Daniël-missie.’

‘Heb je het boek gevonden?’

‘Niet echt,’ zei Penn, en ze stak Luce een hand toe om haar uit het bad te helpen. ‘Het meesterwerk van de heer Grigori is er nog steeds niet, maar ik heb wel de literaire zoekmachine van juffrouw Sophia, die uitsluitend voor leden bestemd is, min of meer gehackt, zeg maar, en dat heeft een paar dingen opgeleverd. Ik dacht dat jou die misschien wel zouden interesseren.’

‘Dank je wel,’ zei Luce, en ze hees zich met Penns hulp omhoog. ‘Ik zal proberen om niet al te dweperig over Daniël te doen.’

‘Je doet maar,’ zei Penn. ‘Ga je nou maar snel afdrogen. We zitten net even tussen twee buien in en ik heb geen paraplu.’

Grotendeels droog en weer met haar schooluniform aan liep Luce achter Penn aan naar de bibliotheek. Voorin was een deel met geel politielint afgezet, dus de meisjes moesten zich door de smalle ruimte tussen de kaartencatalogus en naslagwerken wurmen. Het rook er nog steeds naar de vernietigende brand, en dankzij de sprinklers en de regen hing er nu op de koop toe ook nog een schimmelige geur.

Luce keek om te beginnen naar de plek waar het bureau van juffrouw Sophia had gestaan en waar nu een verschroeide, volmaakt ronde cirkel op de oude tegelvloer in het midden van de bibliotheek te zien was. Alles in een straal van vijf meter was weggehaald. Daarachter was alles vreemd genoeg onbeschadigd gebleven.

De bibliothecaresse zat niet op haar plaats, maar op de brandplek was een inklapbaar kaarttafeltje neergezet. De tafel was ontmoedigend leeg, op een nieuwe lamp, een pennenbakje en een grijs blok met plakbriefjes na.

Luce en Penn trokken een grijns naar elkaar – ‘mooie boel’ – en liepen toen door naar de computers achterin. Toen ze langs het studiegedeelte kwamen waar ze Todd voor het laatst hadden gezien, keek Luce even naar haar vriendin. Penn bleef strak voor zich uit kijken, maar toen Luce in haar hand kneep, kneep Penn behoorlijk hard terug.

Ze trokken twee stoelen bij een computer bij, en Penn tikte haar gebruikersnaam in. Luce keek even om zich heen of er verder niemand in de buurt was.

Er verscheen een rood kader op het scherm ten teken dat er een fout was opgetreden.

Penn kreunde.

‘Wat is er?’ vroeg Luce.

‘Na vieren heb je speciale toestemming nodig om het net op te kunnen.’

‘Dus daarom is het hier ’s avonds altijd zo uitgestorven.’

Penn zocht iets in haar rugzak. ‘Waar heb ik de code van dat password gelaten?’ mompelde ze.

‘Daar heb je juffrouw Sophia,’ zei Luce, en ze zwaaide naar de bibliothecaresse, die in een zwarte getailleerde bloes en een felgroene afgeknipte broek het gangpad door liep. Haar glinsterende oorbellen kwamen tot net boven haar schouders en ze had een potlood opzij in haar haar gestoken. ‘Hier!’ fluisterde Luce op luide toon.

Juffrouw Sophia kneep haar ogen half dicht om hen te kunnen zien. Haar dubbelfocusbril was van haar neus gegleden, en met onder elke arm een stapel boeken had ze geen hand vrij om die weer omhoog te schuiven. ‘Wie is daar?’ riep ze, en ze liep hun kant op.

‘O, Lucinda. Pennyweather,’ zei ze. Ze klonk vermoeid. ‘Hallo.’

‘We vroegen ons af of u ons het password voor de computer kon geven,’ vroeg Luce, en ze wees op de foutmelding op het scherm.

‘Jullie gaan toch niet op een vriendennetwerk, hè? Die sites zijn het werk van de duivel.’

‘Nee, nee, we zijn serieus onderzoek aan het doen,’ zei Penn. ‘Iets wat echt uw goedkeuring zou wegdragen.’

Juffrouw Sophia boog zich over de meisjes heen om de computer te activeren. Met vliegende vingers tikte ze het langste password in dat Luce ooit had gezien. ‘Jullie hebben twintig minuten de tijd,’ zei ze toonloos, en toen liep ze weg.

‘Dat moet genoeg zijn,’ fluisterde Penn. ‘Ik heb een kritisch stuk over de Wachters gevonden, dus zolang we het boek nog niet hebben, kunnen we in elk geval alvast lezen waar het over gaat.’

Luce voelde dat er iemand achter haar stond en draaide zich om. Juffrouw Sophia was teruggekomen. Luce sprong op. ‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Ik begrijp niet waarom ik zo van u schrik.’

‘Nee, het spijt míj,’ zei juffrouw Sophia. Ze glimlachte zo breed dat haar ogen er praktisch door verdwenen. ‘Het is zo zwaar geweest de laatste tijd, sinds de brand. Maar ik moet mijn verdriet niet op twee van mijn meest veelbelovende leerlingen botvieren.’

Luce noch Penn wist goed wat ze moest zeggen. Dat ze elkaar na de brand troostten, oké, maar om de bibliothecaresse van de school nu te moeten geruststellen, dat was hun een beetje te veel gevraagd.

‘Ik probeer de hele tijd om vooral bezig te blijven, maar…’ Juffrouw Sophia maakte haar zin niet af.

Penn keek even zenuwachtig naar Luce. ‘Nou, misschien kunnen we wel wat hulp bij ons onderzoek gebruiken, tenminste, als u…’

‘Ik wil graag helpen!’ Juffrouw Sophia trok een derde stoel bij. ‘Zo, dus jullie zijn je in de Wachters aan het verdiepen,’ zei ze, terwijl ze over hun schouders meelas. ‘De Grigori’s waren een heel invloedrijke familie. Ik weet toevallig van het bestaan van een pauselijke database. Eens kijken wat ik boven water weet te halen.’

Luce stikte bijna in het potlood waarop ze zat te kauwen. ‘Neem me niet kwalijk, maar zei u nou de Grigori’s?’

‘Jazeker. Historici hebben hen tot de middeleeuwen terug weten te voeren. Het was…’ Ze zweeg even en zocht naar woorden. ‘Het was een soort onderzoeksgroep, om het in moderne lekentermen te zeggen. Ze waren gespecialiseerd in een bepaald soort folklore met betrekking tot gevallen engelen.’

Ze boog zich weer tussen de meisjes naar voren en Luce keek met verbazing toe hoe haar vingers over het toetsenbord vlogen. De zoekmachine had moeite haar bij te houden en kwam met het ene na het andere artikel, de ene primaire bron na de andere primaire bron, allemaal over de Grigori’s. Overal stond Daniëls familienaam; die vulde het hele scherm. Luce voelde zich een beetje licht in haar hoofd worden.

Het beeld uit haar droom kwam weer bij haar terug: vleugels die zich ontvouwden, haar lichaam dat steeds warmer werd, totdat het tot as wegsmeulde.

‘Zijn er dan verschillende soorten engelen waar je je in kunt specialiseren?’ vroeg Penn.

‘Jazeker – er is heel veel verschillende literatuur over,’ zei juffrouw Sophia terwijl ze tikte. ‘Er zijn engelen die demonen zijn geworden. En engelen die met God samenwerkten. En zelfs engelen die met sterfelijke vrouwen omgingen.’ Eindelijk hielden haar vingers stil. ‘Een heel gevaarlijke gewoonte.’

‘Zijn die Wachters-types op de een of andere manier familie van de Daniël Grigori die hier op school zit?’

Juffrouw Sophia tikte tegen haar zachtpaars gestifte lippen. ‘Dat zou best kunnen. Ik heb het me zelf ook al afgevraagd, maar het is niet bepaald aan ons om onze neus in de zaken van een andere leerling te steken, vind je wel?’ Haar bleke gezicht trok in een frons en ze keek op haar horloge. ‘Nou, hopelijk hebben jullie zo genoeg om met jullie project van start te kunnen. Ik zal niet nog meer van jullie tijd afsnoepen.’ Ze wees op een klok op het computerscherm. ‘Jullie hebben nog maar negen minuten.’

Juffrouw Sophia liep terug naar het voorste deel van de bibliotheek en Luce keek naar haar volmaakte houding. Ze had wel met een boek op haar hoofd kunnen lopen. Het had haar zo te merken wel een beetje opgevrolijkt om de meisjes met hun onderzoek te helpen, maar tegelijkertijd had Luce geen idee wat ze met de informatie moest die ze zonet over Daniël had gekregen.

Penn daarentegen wel. Die zat al driftig aantekeningen te maken.

‘Achtenhalve minuut,’ liet ze Luce weten, en ze gaf haar een pen en een vel papier. ‘Er staat hier veel te veel om in achtenhalve minuut te doorgronden. Hup, schrijven.’

Luce zuchtte en deed wat haar was gezegd. Het was een saai ontworpen academische webpagina met een dunne blauwe rand om een effen beige achtergrond heen. Bovenaan stond in een streng vierkant lettertype DE KOP: DE GRIGORI-CLAN.

Alleen al door die naam te lezen voelde Luce dat haar huid warm werd.

Penn tikte met haar pen tegen het beeldscherm en haalde Luce zo weer bij de les.

De Grigori’s slapen niet. Dat zou kunnen; Daniël zag er altijd moe uit. Ze zijn over het algemeen zwijgzaam. Klopt. Met hem praten was soms echt een crime. In een verordening uit de achtste eeuw…

Het scherm ging op zwart. Hun tijd was om.

‘Hoeveel heb je kunnen opschrijven?’ vroeg Penn.

Luce hield haar papier omhoog. Gewoonweg treurig. Er stond iets op haar papier waarvan ze zich niet eens herinnerde dat ze het had zitten tekenen: de gekartelde rand van vleugels.

Penn keek even van opzij naar haar. ‘Ja, ik merk wel dat jij een fantastische onderzoeksassistent zult worden,’ zei ze, maar ze lachte erbij. ‘Misschien kunnen we straks beter een waarzegspelletje gaan analyseren.’ Ze hield haar eigen aantekeningen omhoog – dat waren er veel meer. ‘Maakt niet uit, ik heb genoeg om een paar andere bronnen te vinden.’

Luce stopte het papier in haar zak, naast de verfrommelde lijst die ze had aangelegd over al haar confrontaties met Daniël. Ze begon op haar vader te lijken, die het liefst altijd dicht in de buurt van zijn papierversnipperaar was. Ze bukte zich om een prullenbak te zoeken en zag toen twee benen door het gangpad naar hen toe komen.

De tred kwam haar akelig bekend voor. Ze ging rechtop zitten – of deed een poging rechtop te gaan zitten – en kwam daarbij met haar hoofd tegen de onderkant van de computertafel aan.

‘Au,’ kreunde ze, en ze wreef over de plek waar ze met haar hoofd op de grond terecht was gekomen tijdens de bibliotheekbrand.

Daniël stond nog op een paar meter afstand. Aan zijn gezicht was duidelijk af te lezen dat hij er helemaal niet op zat te wachten om haar nu tegen het lijf te lopen. Gelukkig was hij pas ten tonele verschenen toen de computer hen er al uit had gegooid. Hij hoefde niet te denken dat ze hem nog actiever stalkte dan hij al vreesde.

Maar het leek wel of Daniël door haar heen keek; zijn paars-grijze ogen richtten zich op een punt boven haar schouder, op iets – of op iemand.

Penn tikte Luce op haar schouder en wees toen met haar duim naar de persoon die achter haar stond. Cam boog zich over de stoel van Luce heen en keek haar grijnzend aan. Buiten verscheen er zo’n grote bliksemschicht dat Luce Penn min of meer zo in de armen vloog.

‘Het stormt alleen maar,’ zei Cam, en hij hield zijn hoofd schuin. ‘Het waait wel over. Jammer, want je ziet er leuk uit als je bang bent.’

Cam stak zijn hand naar haar uit. Hij begon bij haar schouder, ging toen met zijn vingers langs de rand van haar arm, helemaal omlaag tot aan haar hand. Haar oogleden trilden, heerlijk was het, en toen ze haar ogen opendeed, lag er een doosje van robijnrood fluweel in haar hand. Cam wipte het open, heel even maar, en Luce zag goud schitteren.

‘Maak later maar open,’ zei hij. ‘Als je alleen bent.’

‘Cam…’

‘Ik ben bij je kamer langs geweest.’

‘Kunnen we…’ Luce keek naar Penn, die hen ongegeneerd stond aan te staren, net zo geboeid als iemand die in de bioscoop op de eerste rij zit.

Eindelijk wist Penn de trance te doorbreken en zwaaide ze even. ‘Ik begrijp het al: ik moet weg.’

‘Nee, blijf vooral,’ zei Cam, die liever klonk dan Luce had verwacht. Hij draaide zich om naar Luce. ‘Ik ga. Later op de avond dan… afgesproken?’

‘Tuurlijk.’ Ze voelde dat ze rood werd.

Cam pakte haar hand en duwde die samen met het doosje in de linkerzak van haar spijkerbroek. Ze gingen er samen maar net in, en toen ze voelde hoe zijn vingers zich op haar heup spreidden, huiverde ze. Toen gaf hij haar een knipoog en draaide zich om.

Nog voor ze op adem had kunnen komen, was hij alweer terug. ‘Nog één ding,’ zei hij, terwijl hij zijn arm achter haar hoofd liet glijden en nog dichter bij haar kwam staan.

Ze hield haar hoofd achterover en hij het zijne voorover, en hij drukte zijn mond op de hare. Zijn lippen waren precies zo weelderig als ze Luce al die tijd dat ze ernaar gekeken had, hadden geleken.

Het was geen heftige zoen, gewoon een kusje, maar Luce had het gevoel dat het veel meer was. Ze kreeg bijna geen adem, zo groot was de schrik, de opwinding en de kans dat iedereen deze heel lange, heel onverwachte…

‘Wel godver…’

Cams hoofd draaide weg en vervolgens sloeg hij dubbel en greep hij naar zijn kaak.

Achter hem stond Daniël, die over zijn pols wreef. ‘Je blijft van haar af.’

‘Ik heb je niet verstaan,’ zei Cam, terwijl hij langzaam overeind kwam.

O god. Ze vochten. In de bibliotheek. Om haar.

Toen stortte Cam zich in één snelle beweging op Luce. Terwijl hij zijn armen om haar heen sloot gilde ze het uit.

Maar Daniëls handen waren sneller. Hij sloeg Cam heel hard weg en duwde hem tegen de computertafel. Cam kreunde en Daniël greep hem vol bij zijn haar en drukte zijn hoofd omlaag.

‘Ik heb gezegd dat je met je gore poten van haar afblijft, vuile hufter die je bent.’

Penn gilde, pakte haar etui en liep op haar tenen naar de muur. Luce zag dat ze haar haveloze gele etui één, twee, drie keer in de lucht gooide. De vierde keer kwam hij zo hoog dat hij de kleine zwarte camera die tegen de muur geschroefd zat raakte. Door deze treffer zwaaide de lens helemaal naar links, naar een roerloze stapel non-fictieboeken.

Inmiddels had Cam Daniël van zich af geworpen en cirkelden ze om elkaar heen, waarbij hun voeten op de geboende vloer piepten.

Daniël begon al te duiken voordat Luce zelfs maar doorhad dat Cam wilde uithalen. Maar Daniël dook toch nog niet snel genoeg omlaag. Cam raakte Daniël vlak onder zijn oog, en zo te zien was het een knock-out. Daniël wankelde naar achteren, zo hard was de klap aangekomen, en duwde Luce en Penn daarbij tegen de computertafel. Hij draaide zich om, mompelde wazig iets van ‘sorry’ en stortte zich toen weer naar voren.

‘O jezus, hou op!’ riep Luce vlak voordat hij naar Cams hoofd wilde uithalen.

Daniël tackelde Cam en deelde een rommelige vlaag stoten tegen zijn schouders en de zijkanten van zijn gezicht uit.

‘Heerlijk,’ gromde Cam, die zijn nek als een bokser van links naar rechts draaide. Daniël gaf het nog niet op en legde zijn handen om Cams nek. En kneep.

Daar reageerde Cam weer op door Daniël tegen een hoge boekenkast te gooien. Dat gaf zo’n dreun dat het door de hele bibliotheek te horen was, nog luider dan de donder buiten.

Daniël gromde en liet los. Hij zeeg met een klap ineen op de grond.

‘Wat was je nog meer van plan, Grigori?’

Luce wankelde, want ze was bang dat hij niet overeind zou komen. Maar Daniël hees zich snel weer overeind.

‘Dat zal ik je laten zien,’ siste hij. ‘Buiten.’ Hij deed een stap naar Luce toe, en liep toen weer bij haar vandaan. ‘Jij blijft hier.’

Toen liepen de twee jongens met galmende stappen de bibliotheek uit, door de achteruitgang die Luce op de avond van de brand ook had gebruikt. Penn en zij bleven stokstijf staan. Ze keken elkaar met open mond aan.

‘Kom mee,’ zei Penn, en ze trok Luce mee naar een raam dat uitzag op het gazon voor het gebouw. Ze drukten hun gezicht tegen de ruit en veegden de waas van hun adem weg.

De regen kwam met bakken uit de hemel. Het grasveld buiten was donker, op het licht na dat door de ramen van de bibliotheek viel. Het was zo modderig en glibberig dat je bijna niks zag.

Toen renden er twee figuren naar het midden van het grasveld. Ze waren allebei meteen drijfnat. Ze ruzieden nog wat en begonnen toen om elkaar heen te cirkelen. Hun vuisten gingen weer omhoog.

Luce greep de vensterbank beet en keek hoe Cam als eerste in actie kwam. Hij stortte zich op Daniël en sloeg met zijn schouder tegen hem aan. Daarna gaf hij hem met een snelle draai een schop tegen zijn ribben.

Daniël viel om en greep naar zijn zij. Sta op. Luce wilde niets liever dan dat hij opstond. Ze had het gevoel dat ze zelf een schop had gekregen. Elke keer dat Cam naar Daniël uithaalde, voelde ze het in haar botten.

Ze kon daar niet blijven staan toekijken.

‘Daniël struikelde even,’ wist Penn te melden nadat Luce zich had omgedraaid. ‘Maar toen kwam hij meteen weer omhoog en gaf Cam een enorme dreun tegen zijn gezicht. Lékker!’

‘Vind je dit dan leuk?’ vroeg Luce vol afgrijzen.

‘Ik keek vroeger met mijn vader altijd naar de Ultimate Fighting Championship,’ zei Penn. ‘Zo te zien hebben die gasten allebei aan vechtsport gedaan. Geweldige actie, Daniël!’ Ze kreunde. ‘Ai, man.’

‘Wat is er?’ Luce gluurde weer naar buiten. ‘Is hij gewond?’

‘Relax,’ zei Penn. ‘Er komt iemand aan om ze uit elkaar te halen. Net nu Daniël zo goed terugkomt.’

Penn had gelijk. Zo te zien kwam meneer Cole over de campus aan gehold. Toen hij bij de vechtende jongens aankwam, bleef hij staan en keek hij even toe, bijna alsof hij gehypnotiseerd was door hoe ze elkaar in de haren vlogen.

‘Doe iets,’ fluisterde Luce, die zich misselijk voelde.

Op een gegeven moment pakte meneer Cole beide jongens dan toch in hun nekvel. Ze spartelden alle drie nog even, totdat Daniël zich losrukte. Hij schudde zijn rechterhand los, beende toen in een kring rond en spoog een paar keer in de modder.

‘Heel sexy, Daniël,’ zei Luce sarcastisch. Behalve dan dat het echt zo was.

Tijd voor een hartig woordje van meneer Cole. Hij stond driftig met zijn handen naar hen te gebaren en de jongens stonden er met hangend hoofd bij. Cam werd als eerste weggestuurd. Hij liep op een drafje het veld af, naar het woongebouw toe, en verdween uit het zicht.

Meneer Cole legde een hand op Daniëls schouder. Luce wilde dolgraag weten waar ze het over hadden en of Daniël straf zou krijgen. Ze wilde naar hem toe gaan, maar Penn hield haar tegen.

‘En dat allemaal om een sieraad. Wat was dat trouwens, wat je van Cam kreeg?’

Meneer Cole liep weg en Daniël bleef alleen achter in het licht van een lantaarn boven hem, en hij keek omhoog naar de regen.

‘Ik weet het niet,’ zei Luce tegen Penn, en ze liep weg bij het raam. ‘Maar ik wil het niet, wat het ook is. Zeker niet na wat er nu gebeurd is.’ Ze liep terug naar de computertafel en haalde het doosje uit haar zak.

‘Als jij het niet doet, doe ik het,’ zei Penn. Ze wipte het doosje open en keek toen niet-begrijpend naar Luce op.

De fonkeling van goud die ze hadden gezien, was niet afkomstig van een sieraad. Er lagen maar twee dingen in het doosje: nog zo’n groen plectrum van Cam, en een goudkleurig stukje papier.

Kom morgen na de les naar me toe. Ik wacht op je bij de poort.

C.