10 WAAR ROOK IS
‘Waar wachtte je nou nog op?’ vroeg Penn nauwelijks een seconde nadat Daniël met Roland het lokaal had verlaten. ‘Kom, we gaan.’ Ze trok Luce aan haar hand mee.
‘Waarnaartoe?’ vroeg Luce. Haar hart bonkte nog na van het gesprek met Daniël – en van het feit dat ze hem had zien weglopen. De vorm die zijn gebeeldhouwde schouders in de gang aftekenden leek groter te zijn dan Daniël zelf.
Penn roffelde zacht op de zijkant van Luce’ hoofd. ‘Hallo? Naar de bibliotheek, zoals ik al in mijn briefje zei…’ Ze zag dat Luce uitdrukkingsloos voor zich uit keek. ‘Heb je geen van mijn briefjes gekregen?’ Ze sloeg geërgerd tegen haar been. ‘Maar ik heb ze aan Todd gegeven, die ze aan Cam moest geven, en die zou ze weer aan jou geven.’
‘Hier is de Pony Express.’ Cam wurmde zich voor Penn langs en hield Luce twee opgevouwen stukjes papier voor haar neus, die hij tussen zijn wijs- en middelvinger hield.
‘Doe me een lol, zeg. Heeft je paard onderweg het loodje gelegd van uitputting?’ zei Penn verontwaardigd, en ze griste de briefjes uit zijn hand. ‘Die heb ik je een uur geleden gegeven. Waarom duurt dat zo lang? Je hebt ze toch niet gelezen, hè?’
‘Natuurlijk niet.’ Cam drukte beledigd een hand tegen zijn brede borstkas. Hij had een dikke zwarte ring om zijn middelvinger. ‘Ik weet niet of je het je herinnert, maar Luce is in de problemen geraakt doordat ze briefjes aan Molly zat door te geven…’
‘Ik zat helemaal geen briefjes aan Molly door te geven…’
‘Maar dan nog,’ zei Cam, en hij pakte de briefjes weer uit Penns hand en overhandigde ze eindelijk aan Luce. ‘Ik heb het voor jou gedaan, hoor. Ik heb gewoon mijn kans afgewacht.’
‘Nou, dank je wel.’ Luce stak de briefjes in haar zak en haalde tegen Penn haar schouders op in de trant van ‘tja, wat moet ik anders?’.
‘Over mijn kans afwachten gesproken,’ zei hij. ‘Moet je kijken wat ik laatst vond toen ik in de stad was.’ Hij haalde een klein juwelendoosje van rood fluweel tevoorschijn en hield het open, zodat Luce erin kon kijken.
Penn wurmde zich langs Luce’ schouder, zodat zij het ook kon zien.
In het doosje lag een dun gouden kettinkje met daaraan een rond hangertje met over het midden een gegraveerde lijn en aan het uiteinde een slangenkopje.
Luce keek naar hem op. Probeerde hij haar nou belachelijk te maken?
Hij voelde aan het hangertje. ‘Ik dacht, na wat er laatst gebeurd is… Ik wilde je helpen om met je angst te leren omgaan,’ zei hij, en het was bijna alsof hij nerveus klonk, alsof hij bang was dat ze het niet zou aannemen. Moest ze het aannemen? ‘Nee, geintje. Ik vond het gewoon mooi. Het is echt uniek; het deed me aan jou denken.’
Het was ook uniek. En heel mooi, en Luce kreeg er vreemd genoeg het gevoel van dat ze dit niet waard was.
‘Ben je wezen shoppen?’ vroeg ze, want het was gemakkelijker om het erover te hebben hoe Cam van de campus af was gekomen dan om ‘waarom geef je dat aan míj?’ te vragen. ‘Ik dacht dat het er bij een tuchtschool nu juist om ging dat je er niet vandaan kon.’
Cam deed zijn kin iets omhoog en glimlachte met zijn ogen. ‘Er zijn wel manieren,’ zei hij zacht. ‘Die laat ik je wel een keer zien. Het zou… vanavond bijvoorbeeld kunnen?’
‘Cam, liefje,’ klonk een stem achter hem. Het was Gabbe. Ze tikte hem op zijn schouder. Ze had een dunne pluk aan de voorkant van haar haar ingevlochten en achter haar oor vastgespeld, als een volmaakt haarbandje. Luce keek er jaloers naar.
‘Ik heb even je hulp nodig met inrichten,’ spinde Gabbe.
Luce keek om zich heen en zag dat ze met z’n vieren als laatsten in het klaslokaal waren overgebleven.
‘Ik geef straks een feestje in mijn kamer,’ zei Gabbe tegen Luce en Penn, terwijl ze haar kin in Cams schouder drukte. ‘Jullie komen toch allemaal wel?’
Gabbe, wier mond er altijd plakkerig van de lipgloss uitzag, en die steevast, zodra een jongen tegen Luce begon te praten, met haar blonde haar begon te zwaaien. Daniël mocht dan gezegd hebben dat ze niets met elkaar hadden, Luce wist dat ze nooit met dit meisje bevriend zou raken.
Maar ja, je hoefde iemand niet aardig te vinden om naar haar feestje te gaan, zeker niet als bepaalde andere mensen die je wel aardig vond waarschijnlijk ook zouden komen…
Of moest ze op Cams aanbod ingaan? Stelde hij nu echt voor dat ze er samen vandoor zouden gaan? Gisteren had er nog een gerucht door de klas de ronde gedaan toen Jules en Phillip, het stel met de tongpiercings, niet in de les van juffrouw Sophia waren verschenen. Het verhaal ging dat ze midden in de nacht hadden geprobeerd van de campus af te gaan, dat er een geheim afspraakje was misgelopen – en nu zaten ze in eenzame opsluiting, op een plek waarvan zelfs Penn de locatie niet kende.
Het vreemdste was nog wel dat juffrouw Sophia – die meestal geen gefluister duldde – de driftig roddelende leerlingen tijdens haar les niet het zwijgen had opgelegd. Het was bijna alsof de school echt wilde dat de leerlingen dachten dat hun de ergst denkbare straf te wachten stond als ze een van hun dictatoriale regels overtraden.
Luce slikte en keek op naar Cam. Hij bood haar zijn elleboog aan en negeerde Gabbe en Penn daarbij volkomen. ‘Nou, wat denk je ervan, jongedame?’ vroeg hij, en hij klonk zo charmant klassiek Hollywoodachtig dat Luce helemaal vergat wat er met Jules en Phillip was gebeurd.
‘Sorry,’ onderbrak Penn hem, ‘maar we hebben andere plannen.’ Daarmee gaf ze antwoord voor hen allebei en ze trok Luce aan haar elleboog mee.
Cam keek Penn aan alsof hij erachter probeerde te komen waar die zo opeens vandaan kwam. Op de een of andere manier zorgde hij er altijd voor dat Luce zich een betere, coolere versie van zichzelf voelde. En altijd als Daniël haar precies het tegenovergestelde gevoel had bezorgd, slaagde ze er op de een of andere manier in om Cam tegen het lijf te lopen. Maar Gabbe stond nog steeds naast hem en Penn ging steeds harder trekken, dus uiteindelijk zwaaide Luce maar met de hand waarin ze nog steeds Cams cadeautje vasthield. ‘Eh, volgende keer misschien! Bedankt voor de ketting!’
Penn en Luce lieten Cam en Gabbe enigszins confuus in de klas achter en stormden gebouw Augustinus uit. Het was griezelig om nog zo laat in je eentje in dat donkere gebouw te zijn, en Luce merkte aan het gehaaste geklepper van Penns sandalen op de trap voor zich dat zij dat ook zo voelde.
Buiten was het winderig. Een uil zat zachtjes in zijn dwergpalmboom te krassen. Toen ze onder de eiken door liepen die langs het gebouw stonden, veegden de verwilderde ranken van Spaans mos als verwarde slierten haar langs hen heen.
‘“Volgende keer misschien?”’ deed Penn de stem van Luce na. ‘Waar ging dat nou weer over?’
‘Nergens over… Ik weet het niet.’ Luce wilde een ander onderwerp aansnijden. ‘Als je het zo zegt, klinken wij wel heel deftig, Penn,’ zei ze lachend toen ze langs het grasveld sjokten. ‘Andere plannen… Ik dacht dat je je vorige week anders wel geamuseerd had op dat feestje.’
‘Als het er ooit van komt dat je mijn laatste correspondentie aan jou leest, begrijp je wel waarom wij belangrijkere dingen aan ons hoofd hebben.’
Luce maakte haar zakken leeg, ontdekte de vijf niet opgegeten m&m’s en deelde die met Penn, die het zeer Penn-achtige gevoel uitsprak dat ze hoopte dat ze van een hygiënisch verantwoorde plek kwamen, maar ze at ze toch maar op.
Luce vouwde het eerste briefje van Penn open, dat eruitzag als een gekopieerde bladzijde uit een van de dossiers uit het ondergrondse archief:
Gabrielle Givens
Cameron Briel
Lucinda Price
Todd Hammond
VORIGE VERBLIJFPLAATSEN:
Allen in het noordoosten, behalve T. Hammond (Orlando, Florida)
Arriane Alter
Daniël Grigori
Mary Margaret Zane
VORIGE VERBLIJFPLAATSEN:
Los Angeles, Californië
Over Lucinda’s groep stond genoteerd dat die op 15 september van dit jaar op Zwaard & Kruis was gearriveerd. De tweede groep was op 15 maart, drie jaar daarvoor, gearriveerd.
‘Wie is Mary Margaret Zane?’ vroeg Luce wijzend.
‘Niemand minder dan de zeer deugdzame Molly,’ zei Penn.
Heette Molly eigenlijk Mary Margaret? ‘Geen wonder dat ze zo kwaad is op alles en iedereen,’ zei Luce. ‘Waar heb je dit vandaan?’
‘Ik heb een van de dozen uitgespit die juffrouw Sophia laatst naar beneden heeft gebracht,’ zei Penn. ‘Dat is het handschrift van juffrouw Sophia.’
Luce keek naar haar op. ‘Wat zegt dit? Waarom zou zij hier een aantekening van willen maken? Ik dacht dat iedereen zijn datum van aankomst in zijn eigen dossier had staan.’
‘Dat is ook zo. Ik begrijp ook niet waarom dit is,’ zei Penn. ‘Kijk, jij mag dan op dezelfde dag zijn aangekomen als die andere leerlingen, maar het is nou ook weer niet zo dat je iets met ze gemeen hebt.’
‘Nee, ik had echt niet mínder met ze gemeen kunnen hebben,’ zei Luce, en ze dacht aan de ingetogen blik die Gabbe altijd op haar gezicht geplamuurd had.
Penn krabde aan haar kin. ‘Maar toen Arriane, Molly en Daniël hier kwamen, kenden ze elkaar al. Volgens mij zijn zij uit hetzelfde opvanghuis in la gekomen.’
Hier moest ergens een sleutel naar Daniëls geschiedenis verborgen liggen. Er moest meer met hem aan de hand zijn dan alleen dat hij in een opvanghuis in Californië had gezeten. Maar als ze terugdacht aan zijn reactie – aan dat uitgebluste afgrijzen bij het idee dat Luce misschien iets over hem te weten zou willen komen –, nou ja, dan kreeg ze het gevoel dat alles wat Penn en zij deden vergeefs en onvolwassen was.
‘Wat heeft het allemaal voor zin?’ vroeg Luce, plotseling geïrriteerd.
‘Ik begrijp niet waarom juffrouw Sophia al deze informatie zou willen vergelijken. Maar juffrouw Sophia is wel op dezelfde dag op Zwaard & Kruis aangekomen als Arriane, Daniël en Molly…’ Penns stem stierf weg. ‘Wie zal het zeggen? Misschien betekent het niets. Er wordt zo weinig over Daniël vermeld in de archieven dat ik je gewoon alles wilde laten zien wat ik gevonden had. Vandaar bewijsstuk B.’
Ze wees op het tweede briefje dat Luce in haar hand hield.
Luce zuchtte. Ergens had ze zin om die hele zoektocht te staken en zich niet meer ongemakkelijk over Daniël te voelen. Maar haar opdringerige kant wilde hem nog steeds beter leren kennen… en dat was vreemd genoeg veel gemakkelijker als hij niet in levenden lijve aanwezig was om haar nieuwe redenen te verschaffen om zich ongemakkelijk te voelen.
Ze keek naar het briefje: een kopie van een ouderwetse systeemkaart uit een bibliotheekcatalogus.
Grigori, D., De wachters: mythen in het Europa van de middeleeuwen,
Seraphim Press, Rome, 1755.
Bel nr.: R999.318 GRI
‘Zo te horen was een van Daniëls voorouders een geleerde,’ zei Penn, terwijl ze over Luce’ schouder meelas.
‘Dit moet hij bedoeld hebben,’ fluisterde Luce. Ze keek Penn aan. ‘Hij heeft me verteld dat leden van zijn familie religie bestudeerden. Dit moet hij bedoeld hebben.’
‘Ik dacht dat hij wees was…’
‘Vraag er maar niet naar,’ wimpelde Luce haar af. ‘Dat is een gevoelig onderwerp bij hem.’ Ze ging met haar vinger over de titel van het boek. ‘Wat is een wachter?’
‘Er is maar één manier om daarachter te komen,’ zei Penn. ‘Al krijgen we daar misschien nog spijt van. Want zo te horen is dit het saaiste boek dat er bestaat. Maar goed,’ zei ze erachteraan, terwijl ze haar knokkels aan haar T-shirt afveegde, ‘ik ben zo vrij geweest om even in de catalogus te kijken. Het boek moet in de kast staan. Je mag me later op een gepaste manier bedanken.’
‘Lief van je,’ grijnsde Luce. Ze wilde zo snel mogelijk naar de bibliotheek. Als iemand van Daniëls familie een boek had geschreven, kon dat onmogelijk saai zijn. In elk geval niet voor Luce. Maar toen keek ze omlaag naar dat andere ding dat ze nog in haar hand hield. Het fluwelen juwelendoosje van Cam.
‘Wat heeft dit te betekenen, denk je?’ vroeg ze aan Penn terwijl ze de met mozaïektegels belegde trap naar de bibliotheek op liepen.
Penn haalde haar schouders op. ‘Je gevoelens over slangen zijn…’
‘Haat, doodsangst, extreme paranoia en walging,’ somde Luce op.
‘Misschien is het… oké, vroeger was ik bang voor cactussen. Daar bleef ik ver bij uit de buurt. Lach niet! Heb je je wel eens geprikt aan zo’n ding? Die stekels blijven nog dagen in je huid zitten. Maar goed, hoe dan ook, mijn vader heeft een keer voor mijn verjaardag iets van elf cactussen voor me gekocht. Aanvankelijk had ik zin om ze hem naar zijn hoofd te gooien. Maar op een gegeven moment wende ik eraan. Ik flipte niet meer elke keer dat ik erbij in de buurt kwam. Uiteindelijk heeft het echt goed gewerkt.’
‘Dus je wilt zeggen dat het eigenlijk een heel lief cadeau van Cam is,’ zei Luce.
‘Ja, dat denk ik,’ zei Penn. ‘Maar als ik geweten had dat hij een oogje op je heeft, zou ik hem nooit onze privécorrespondentie hebben toevertrouwd. Sorry daarvoor.’
‘Hij heeft geen oogje op me,’ begon Luce, terwijl ze aan het gouden kettinkje in het doosje voelde en zich afvroeg hoe het haar zou staan. Ze had Penn niets verteld over haar picknick met Cam, omdat ze – nou ja, ze wist eigenlijk niet goed waarom. Het had iets met Daniël te maken, en over het feit dat Luce nog steeds niet goed wist hoe ze zich tegenover beiden verhield, of wilde verhouden.
‘Ha!’ lachte Penn. ‘Dus dat betekent dat je hem wel ziet zitten! Dat je Daniël bedriegt. Ik kan het niet bijbenen hoor, jij en die mannen van je.’
‘Alsof ik met een van hen iets héb,’ zei Luce somber. ‘Denk je dat Cam die briefjes gelezen heeft?’
‘Als hij dat gedaan heeft en je vervolgens toch die ketting heeft gegeven,’ zei Penn, ‘heeft hij het écht van je te pakken.’
Ze liepen de bibliotheek in, en de zware dubbele deur viel met een dreun achter hen dicht. Het geluid galmde de zaal door. Juffrouw Sophia keek op van de stapels papier waarmee haar door een lampje verlichte bureau overladen was.
‘O, hallo, dames,’ zei ze, en ze glimlachte zo stralend dat Luce zich er meteen weer schuldig over voelde dat ze tijdens haar les had zitten wegdromen. ‘Ik hoop dat jullie mijn korte studieles leuk gevonden hebben!’ Ze zong het bijna.
‘Heel erg,’ zei Luce met een knikje, hoewel er niets korts aan was geweest. ‘We komen nog even een paar dingen doornemen voor het proefwerk.’
‘Inderdaad,’ viel Penn haar bij. ‘U hebt ons geïnspireerd.’
‘Fantastisch!’ Juffrouw Sophia zocht haar stapel papieren door. ‘Ik heb hier nog ergens een lijst met aanbevolen literatuur. Ik maak met alle plezier even een kopietje voor jullie.’
‘Fijn,’ jokte Penn, en ze gaf Luce een duwtje in de richting van de kasten. ‘We laten het u wel weten als we het nodig hebben!’
Voorbij het bureau van juffrouw Sophia was het verder stil in de bibliotheek. Luce en Penn liepen de kasten langs op zoek naar de boeken over godsdienst en bekeken de magazijnnummers. De energiebesparende lampen waren voorzien van bewegingsdetectoren en moesten aanspringen als zij een gangpad overstaken, maar slechts de helft ervan werkte. Luce realiseerde zich dat Penn haar nog steeds bij haar arm vasthield, en vervolgens realiseerde ze zich dat ze niet wilde dat ze losliet.
De meisjes kwamen bij het anders altijd heel drukke studiegedeelte, waar nu maar één staande bureaulamp brandde. Verder was iedereen vermoedelijk op het feestje van Gabbe. Iedereen, behalve Todd. Hij zat met zijn voeten omhoog op de stoel tegenover zich en was zo te zien aan het lezen in een wereldatlas ter grootte van een salontafel. Toen de meisjes langs hem liepen, keek hij met een vermoeide blik op, die hetzij uit eenzaamheid voortkwam, hetzij doordat hij ietwat geïrriteerd was over het feit dat hij gestoord werd.
‘Wat zijn jullie nog laat op,’ zei hij vlak.
‘Jij anders ook,’ kaatste Penn terug, en ze stak theatraal haar tong uit.
Toen ze een paar kasten bij Todd vandaan waren, trok Luce een wenkbrauw naar Penn op. ‘Wáárom was dat?’
‘Hoezo?’ zei Penn mokkend. ‘Hij flirt met me.’ Ze sloeg haar armen over elkaar en blies een bruine krul uit haar ogen. ‘Dat had hij gedroomd.’
‘Zit je nog in groep zes of zo?’ plaagde Luce.
Penn priemde zo fel met haar wijsvinger naar Luce dat ze ervan geschrokken was als ze er niet zo bij had gegiecheld. ‘Ken jij verder soms iemand die zich samen met jou in de familiegeschiedenis van Daniël Grigori zou verdiepen? Ik dacht het niet, hè? Laat me met rust.’
Ze waren inmiddels helemaal in de uiterste hoek van de bibliotheek aanbeland, waar alle 999 boeken op één enkele tinkleurige plank stonden gerangschikt. Penn ging op haar hurken zitten en liep met haar vinger de ruggen van de boeken langs. Luce voelde een trilling, alsof iemand met een vinger langs haar nek ging. Ze draaide haar hoofd om en zag nog net een flard grijs. Geen zwart, want dat waren de schaduwen meestal, maar lichter, dunner. En net zo ongewenst.
Ze keek met grote ogen hoe de schaduw zich in een lange, krullende sliert recht boven Penns hoofd uitstrekte. Hij kwam langzaam naar beneden, als een naald met een draad erin, en Luce moest er niet aan denken wat er zou gebeuren als hij haar vriendin aanraakte. Laatst in de sportzaal hadden de schaduwen haar voor het eerst aangeraakt – en ze voelde zich nog steeds bezoedeld, bijna alsof ze erdoor bevuild was. Ze wist niet wat ze nog meer konden doen.
Luce stak nerveus en wankel haar arm uit, als een honkbalknuppel. Ze haalde diep adem en liet haar arm naar voren zwaaien. Ze sloeg de schaduw weg en van dat ijzige contact gingen haar de haren overeind staan – en ze verkocht daarmee ook Penn een dreun tegen haar hoofd.
Penn drukte haar handen tegen haar schedel en keek geschrokken naar Luce achterom. ‘Wat héb jij?’
Luce liet zich naast haar op de grond zakken en streek over Penns haar. ‘Het spijt me ontzettend. Er was… Ik dacht dat ik een bij… op je hoofd zag zitten. Ik was even in paniek. Ik wilde niet dat die je zou steken.’
Ze voelde wel dat dit echt een waardeloos excuus was en ze verwachtte dat haar vriendin zou zeggen dat ze niet goed bij haar hoofd was. Wat moest een bij nou hier in de bibliotheek? Ze verwachtte dat Penn boos zou weglopen.
Maar Penns ronde gezicht ontspande. Ze pakte Luce’ hand in allebei de hare en schudde die. ‘Ik ben ook doodsbang voor bijen,’ zei ze. ‘En ik ben vreselijk allergisch. Dus je hebt in feite net mijn leven gered.’
Het was alsof ze op dat moment een enorme verbintenis met elkaar voelden – alleen was dat niet zo, want Luce werd helemaal in beslag genomen door de schaduwen. Was er maar een manier om die uit haar hoofd te zetten, om zich van dat hele gedoe met die schaduwen te ontdoen, maar zonder zich daarmee ook van Penn te ontdoen.
Luce had een sterk, onprettig gevoel over deze lichtgrijze schaduw. De uniformiteit van de schaduwen had haar altijd al dwarsgezeten, maar deze nieuwste varianten waren nog net een graadje verontrustender. Betekende dit dat er meer soorten schaduwen naar haar op zoek waren? Of dat ze gewoon beter leerde om onderscheid tussen ze te maken? En hoe zat het dan met dat vreemde moment tijdens de les van juffrouw Sophia, toen ze een schaduw daadwerkelijk terug had weten te knijpen voordat hij haar zak binnen kon gaan? Ze had het gedaan zonder erbij na te denken, en ze had geen enkele reden gehad om te denken dat haar twee vingers het tegen een schaduw konden opnemen, maar dat was wel het geval geweest – ze keek even om de boekenkasten heen –, voor tijdelijk althans.
Ze vroeg zich af of ze soms een soort precedent had geschapen in de omgang met de schaduwen. Ook al wist Luce best dat het een eufemisme was om datgene wat ze met de schaduw boven Penns hoofd had gedaan ‘omgang’ te noemen. Toen ze zich realiseerde dat je dat wat zij nu met de schaduwen deed beter ‘bevechten’ kon noemen, kreeg ze een koud, misselijk gevoel vanbinnen.
‘Heel vreemd is dit,’ zei Penn vanaf de vloer. ‘Het hoort hier tussen Het woordenboek der engelen en dat godsgruwelijke vuur-en-zwavelgedoe van Billy Graham te staan.’ Ze keek naar Luce op. ‘Maar het is weg.’
‘Ik dacht dat je net zei…’
‘Dat klopt. Toen ik vanmiddag in de computer keek, stond het nog in de kast, maar het is nu te laat om nog online te gaan en het te checken.’
‘Vraag het anders even aan Todd-o daar,’ stelde Luce voor. ‘Misschien gebruikt hij het als dekmantel voor zijn Playboy.’
‘Gadver.’ Penn gaf haar een klap tegen haar bovenbeen.
Luce wist dat ze het grapje alleen maar had gemaakt om haar teleurstelling wat af te zwakken. God, wat frustrerend was dit. Zodra ze iets over Daniël te weten probeerde te komen, liep ze weer tegen een muur aan. Ze wist niet wat ze in dat boek van zijn over-over-weet-ik-veel zou aantreffen, maar het zou haar in elk geval iets meer over Daniël vertellen. En dat was vast beter dan niets.
‘Blijf jij hier,’ zei Penn, en ze stond op. ‘Ik ga juffrouw Sophia vragen of iemand het vandaag heeft geleend.’
Luce keek haar na terwijl ze het lange gangpad door slenterde, terug naar de balie voorin. Ze moest lachen toen Penn er bij het gedeelte waar Todd zat even flink de pas in zette.
Helemaal alleen in haar uithoek van de bibliotheek ging Luce met haar vinger langs nog een paar andere boeken op de planken. Ze liep in gedachten even snel het leerlingenbestand van Zwaard & Kruis na, maar ze kon geen enkele kandidaat bedenken die een oud religieus boek kon hebben geleend. Misschien had juffrouw Sophia het als referentie gebruikt voor haar studieles van eerder die dag. Luce vroeg zich af hoe het voor Daniël geweest moest zijn om in die les te zitten en te luisteren hoe de bibliothecaresse over dingen praatte die tijdens zijn jeugd waarschijnlijk het onderwerp van doodgewone tafelgesprekken waren geweest. Luce wilde weten wat voor jeugd hij had gehad. Wat was er met zijn familie gebeurd? Had hij in het weeshuis een godsdienstige opvoeding genoten? Of had hij net zo’n jeugd gehad als zij – een jeugd waarin goede cijfers en eervolle vermeldingen op school de enige dingen waren die met godsdienstige ijver werden nagestreefd? Ze wilde weten of Daniël dat boek van zijn voorouder ooit had gelezen en wat hij ervan had gevonden, en ook of hij zelf graag schreef. Ze wilde weten wat hij op dit moment op het feestje van Gabbe deed en wanneer hij jarig was en welke schoenmaat hij had en of hij ooit ook maar een seconde een gedachte aan haar had gewijd.
Luce schudde haar hoofd. Deze gedachtestroom leidde linea recta naar de bron van zelfmedelijden, en daar had ze geen zin in. Ze trok het eerste het beste boek van de plank – het bijzonder onaanlokkelijke Woordenboek der Engelen, met een stoffen omslag – en besloot daarin te gaan lezen tot Penn terug was om zichzelf wat afleiding te bezorgen.
Ze was aanbeland bij de gevallen engel Abbadon, die er spijt van had dat hij partij had gekozen voor Satan en die onophoudelijk om zijn foute beslissing jammerde – gaap –, toen er een hard schel geluid boven haar hoofd klonk. Luce keek op en zag het rode licht van het brandalarm knipperen.
‘Attentie. Attentie,’ kondigde een eentonige robotstem aan door een luidspreker. ‘Het brandalarm is geactiveerd. Iedereen het pand verlaten.’
Luce zette het boek terug op de plank en hees zich overeind. Dat soort dingen hadden ze op Dover aan de lopende band gehad. Na een tijdje was het punt bereikt waarop zelfs de docenten de maandelijkse brandoefening in de wind hadden geslagen, dus was de brandweer ertoe overgegaan om het alarm echt te laten afgaan, louter en alleen om ervoor te zorgen dat er gereageerd werd. Luce zag al helemaal voor zich dat de directie van Zwaard & Kruis een soortgelijke stunt uithaalde. Maar toen ze naar de uitgang liep, moest ze tot haar verbazing hoesten. Er hing echt rook in de bibliotheek.
‘Penn?’ riep ze, en ze hoorde haar stem in haar oren echoën. Ze wist dat ze werd overstemd door het doordringende gesnerp van het alarm.
De scherpe geur van de rook voerde haar ogenblikkelijk terug naar de vuurzee op die avond met Trevor. Ze werd overspoeld door beelden en geluiden – dingen die ze zo diep in haar geheugen had weggestopt dat ze net zo goed weggevaagd hadden kunnen zijn. Tot op dit moment.
Het schrikbarende wit van Trevors ogen met daarachter de oranje gloed. De afzonderlijke vlammentongen naarmate het vuur zich tussen zijn vingers door verspreidde. De schrille eindeloze gil die nog tot lang nadat Trevor was bezweken in haar hoofd had nageklonken. En de hele tijd had zij staan kijken, had ze niet kunnen ophouden met kijken, aan de grond genageld in dat bad van hitte. Ze had zich niet kunnen verroeren. Ze was niet in staat geweest om ook maar iets te doen om hem te helpen. En dus was hij doodgegaan.
Ze voelde dat haar linkerpols werd vastgegrepen, en ze draaide zich vliegensvlug om, in de verwachting dat het Penn was. Maar het was Todd. Zijn ogen vertoonden heel veel wit en hij hoestte ook.
‘We moeten hier weg,’ zei hij, terwijl hij snel ademde. ‘Volgens mij is er aan de achterkant een uitgang.’
‘Maar Penn en juffrouw Sophia dan?’ vroeg Luce. Ze voelde zich zwak en duizelig. Ze wreef in haar ogen. ‘Die zijn daar.’ Toen ze door het gangpad naar de ingang wees, zag ze dat de rook daar al veel dichter was.
Todd keek even bedenkelijk, maar knikte toen. ‘Oké,’ zei hij, en terwijl hij haar pols bleef vasthouden spurtten ze op hun hurken naar de deuren voor in de bibliotheek. Toen in een bepaald gangpad de rook wel erg dicht leek, sloegen ze rechts af, en stonden ze tegenover een wand met boeken zonder ook maar enig idee te hebben welke kant ze op moesten. Ze bleven allebei staan om naar adem te happen. De rook die zonet alleen nog boven hun hoofd had gehangen, drukte nu al tegen hun schouders.
Zelfs als ze heel laag bij de grond bleven werd hun de adem al benomen. En ze hadden hooguit een meter zicht. Luce zorgde ervoor dat ze Todd stevig vasthield en draaide rond, want ze wist plotseling niet meer uit welke richting ze gekomen waren. Ze voelde aan de hete metalen plank van een van de boekenkasten. Ze kon zelfs de letters op de ruggen niet meer onderscheiden. Waren ze nu op de afdeling met de d of met de o?
Ze konden nergens aan zien welke kant ze op moesten om bij Penn en juffrouw Sophia te komen, en ook niet welke kant op om de uitgang te bereiken. Luce werd overspoeld door een golf van paniek, waardoor het nog moeilijker voor haar werd om adem te halen.
‘Ze zijn vast al door de voordeur naar buiten!’ riep Todd, maar hij klonk niet erg overtuigd. ‘We moeten terug!’
Luce beet op haar lip. Als er iets met Penn gebeurde…
Ze kon Todd bijna niet zien, terwijl hij toch pal voor haar neus stond. Hij had gelijk, maar welke kant moesten ze dan op? Luce knikte stilzwijgend en voelde dat hij haar meetrok.
Ze liep een hele tijd zonder te weten waar ze naartoe gingen, maar terwijl ze zo door de bibliotheek renden, trok de rook beetje bij beetje op, tot ze op een gegeven moment de rode gloed van het bordje van de nooduitgang zag. Luce slaakte een zucht van verlichting, en Todd tastte naar de deurknop en wist eindelijk de deur open te duwen.
Ze stonden in een gang die Luce nog nooit eerder had gezien. Todd sloeg de deur achter hen dicht. Ze hapten naar adem en vulden hun longen met schone lucht. Dat was zo heerlijk dat Luce haar tanden er wel in wilde zetten, dat ze er wel liters van wilde opzuigen en zich erin wilde onderdompelen. Todd en zij hoestten allebei de rook uit hun longen, tot ze begonnen te lachen – een ongemakkelijke, maar opgeluchte lach. Ze lachten tot ze huilden. Maar zelfs toen Luce klaar was met huilen en hoesten, bleven haar ogen tranen.
Hoe kon ze deze lucht nu inademen als ze niet eens wist wat er met Penn was gebeurd? Als Penn niet naar buiten had weten te komen – als ze binnen ergens in elkaar was gezakt –, had Luce wederom iemand in de steek gelaten om wie ze veel gaf. Alleen zou het dit keer nog vele malen erger zijn.
Ze droogde haar ogen en keek hoe een wolkje rook door de kier aan de onderkant van de deur door kringelde. Het gevaar was nog niet geweken. Aan het eind van de gang was nog een deur. Door de ruit in de deur zag Luce een boomtak tegen de donkere lucht heen en weer zwaaien. Ze blies haar adem uit. Over een paar tellen waren ze buiten, weg van deze verstikkende dampen.
Als ze snel genoeg waren, konden ze om het gebouw heen naar de ingang aan de voorkant lopen en kijken of Penn en juffrouw Sophia goed buiten waren gekomen.
‘Kom,’ zei Luce tegen Todd, die dubbelgebogen naar adem stond te snakken. ‘We moeten door.’
Hij kwam overeind, maar Luce zag wel dat hij het echt te kwaad had. Zijn gezicht was rood, zijn ogen stonden wild en waren nat. Ze moest hem min of meer naar de deur toe sleuren.
Ze was er zo op gefixeerd om buiten te komen dat het veel te lang duurde voordat ze het zware, zoevende geluid kon thuisbrengen dat op hen was neergedaald en dat het alarm overstemde.
Ze keek omhoog in een draaikolk van schaduwen. Een heel spectrum van grijstinten en het donkerste zwart. Haar blik reikte niet verder dan het plafond, maar de schaduwen leken zich op de een of andere manier tot buiten de grenzen daarvan te begeven. Tot in een vreemde en verborgen lucht. Ze zaten helemaal in elkaar verstrikt, en toch waren ze duidelijk te onderscheiden.
Tussen al die schaduwen bevond zich de lichtere, de grijsachtige die ze eerder op de dag had gezien. Die had nu niet meer de vorm van een naald, maar leek bijna wel de vlam van een lucifer. Hij deinde in de gang boven hen op en neer. Had ze die amorfe duisternis echt verjaagd toen die over Penns hoofd dreigde te scheren? Bij de herinnering daaraan gingen haar handen jeuken en kromde ze haar tenen.
Todd begon op de muren te bonken, alsof de gang hen dreigde in te sluiten. Luce wist dat ze nog een heel eind uit de buurt van de deur waren. Ze pakte zijn hand, maar hun zweterige handpalmen gleden van elkaar af. Ze sloeg haar vingers strak om zijn pols. Hij zag zo wit als een spook en zat diep op zijn hurken, bijna in elkaar gedoken. Een doodsbange kreun ontsnapte aan zijn lippen.
Vanwege de rook waarmee de gang zich nu vulde?
Of omdat hij de schaduwen ook voelde?
Dat was uitgesloten.
En toch had hij een smal gezicht van de angst. Nu de schaduwen boven hun hoofd hingen was dat nog veel erger geworden.
‘Luce?’ zei hij met bevende stem.
Recht voor hen steeg weer een zwerm schaduwen op. Over de muren verspreidde zich een inktzwarte deken van duisternis, waardoor Luce geen enkel zicht meer had op de deur. Ze keek naar Todd: zag hij het ook?
‘Rennen!’ gilde ze.
Kon hij wel rennen? Zijn gezicht was asgrauw en zijn oogleden vielen dicht. Hij kon elk moment buiten westen raken. Maar toen leek het plotseling wel of hij haar droeg.
Alsof íéts hen allebei droeg.
‘Wat gebeurt er?’ riep Todd uit.
Hun voeten scheerden heel even langs de vloer. Het was net alsof ze op een golf in zee meevoeren, een lichte golf die haar steeds hoger optilde en haar lichaam vulde met lucht. Luce wist niet waar ze naartoe ging; ze kon de deur niet eens zien, ze zag alleen overal om zich heen een zwerm van inktachtige schaduwen. Die om haar heen zweefden, maar haar niet aanraakten. Ze had doodsbang moeten zijn, maar was dat niet. Op de een of andere manier voelde ze zich beschermd tegen de schaduwen, alsof iets haar afschermde – iets vloeibaars, maar dat wel ondoordringbaar was. Iets wat haar op een griezelige manier bekend voorkwam. Iets sterks, maar dat ook heel zachtmoedig was. Iets…
En toen waren Todd en zij bij de deur – te snel bijna. Haar voeten kwamen weer op de grond en ze duwde zich met haar hele lichaam tegen de grendel van de nooduitgang.
Toen hijgde ze. Stikte bijna. Hapte naar adem. Kokhalsde.
Er klonk weer een alarm, maar wel van heel ver weg.
De wind sloeg in haar nek. Ze waren buiten! Ze stonden op een smalle richel. Er liep een trap omlaag naar de binnenplaats, en hoewel alles in haar hoofd troebel en vol rook voelde, meende Luce toch dat ze ergens dichtbij stemmen hoorde.
Ze draaide zich om om te kijken wat er net was gebeurd. Hoe waren Todd en zij door die allerdichtste, zwartste, ondoordringbare schaduw gekomen? En wat voor ding had hen nou precies gered? Luce voelde dat het niet meer aanwezig was.
Ze wilde bijna terug om het te gaan zoeken.
Maar het was donker in de gang en haar ogen traanden nog steeds. Ze zag de verstrengelde schaduwvormen niet meer. Misschien waren ze weg.
Toen volgde er een onregelmatige lichtflits – iets wat eruitzag als een boomstam met takken… nee, als een bovenlichaam met lange, brede ledematen. Er hing een pulserende, bijna paarse zuil van licht boven hun hoofd. Het was idioot, maar Luce moest daardoor aan Daniël denken. Ze zag dingen. Ze haalde diep adem en probeerde de rokerige tranen uit haar ogen te knipperen. Maar het licht was er nog steeds. Het riep haar – maar dat voelde ze meer dan dat ze het echt hoorde –, het kalmeerde haar, als een slaapliedje midden in een oorlogsgebied.
En daardoor zag ze de schaduw niet aankomen.
Hij sloeg vol tegen Todd en haar aan, waardoor ze elkaar loslieten en Luce de lucht in vloog.
Ze stortte onder aan de trap neer. Ze slaakte een kreun van de pijn.
Even bonkte haar hoofd vreselijk. Ze had nog nooit zo’n hevige en snijdende pijn gevoeld. Ze schreeuwde het uit naar de lucht, naar de botsing van licht en schaduw.
Maar toen werd het haar allemaal te veel en gaf Luce zich gewonnen. Ze deed haar ogen dicht.