7 LICHT UITSTRALEN

‘Waar ga jíj naartoe?’ vroeg Cam, en hij liet zijn rode plastic zonnebril zakken.

Hij dook zo plotseling op voor de ingang van gebouw Augustinus dat Luce bijna tegen hem aan knalde. Of misschien stond hij er al een tijdje, maar had zij hem in haar haast om naar de les te komen gewoon niet gezien. Hoe dan ook, haar hart begon sneller te kloppen en haar handpalmen werden klam.

‘Eh… naar de les?’ antwoordde Luce, want waar dacht hij anders dat ze naartoe ging? Ze had haar armen vol: twee dikke wiskundeboeken en haar half voltooide opdracht voor godsdienst.

Dit zou een mooi moment geweest zijn om haar excuses aan te bieden voor het feit dat ze de avond ervoor zo plotseling was vertrokken. Maar ze kon zich er niet toe zetten. Ze was al laat. Er was geen warm water in de douches in de kleedkamer geweest, dus ze had helemaal terug moeten lopen naar haar kamer. Op de een of andere manier vond ze wat er na het feest was gebeurd nu niet meer zo belangrijk. Ze wilde er niet de aandacht op vestigen dat ze was weggegaan – en nu al helemaal niet, nadat Daniël haar zo’n waardeloos gevoel had gegeven. Ze wilde ook niet dat Cam dacht dat ze onbeleefd was. Ze wilde gewoon langs hem heen benen en alleen zijn, zodat ze de gênante reeks gebeurtenissen van deze ochtend achter zich kon laten.

Behalve dan… dat hoe langer Cam naar haar keek, hoe minder ze de noodzaak zag om door te lopen. En hoe minder gekwetst haar trots was over het feit dat Daniël haar had weggestuurd. Hoe kon het dat één blik op Cam dat allemaal teweeg wist te brengen?

Met zijn gave, bleke huid en gitzwarte haar was Cam totaal anders dan welke andere jongen ook die ze ooit gekend had. Hij straalde zelfvertrouwen uit, en niet alleen doordat hij iedereen kende – en wist hoe je overal aan kon komen – terwijl Luce nog niet eens doorhad waar haar klaslokalen waren. Op dit moment zag Cam er, terwijl hij voor het saaie, grijze schoolgebouw stond, uit als een artistieke zwart-witfoto, waarop zijn rode bril met Technicolor was ingekleurd.

‘Zo, naar de les?’ Cam deed alsof hij gaapte. Hij versperde de ingang en de geamuseerde stand van zijn mond had iets waardoor Luce wel eens wilde weten wat voor woest plan hij dan wel niet had. Hij had een canvas tas over zijn schouder en hield een wegwerpbekertje met espresso tussen zijn vingers. Hij drukte op STOP op zijn iPod, maar liet de oordopjes om zijn hals bungelen. Iets in haar wilde weten naar wat voor nummer hij net had geluisterd en waar hij die zwartemarktespresso vandaan had. De speelse glimlach die alleen in zijn groene ogen te zien was daagde haar uit ernaar te vragen.

Cam nam een voorzichtig slokje van zijn koffie. Hij stak zijn wijsvinger op en zei: ‘Ik zal je mijn motto over de lessen op Zwaard & Kruis vertellen: beter nooit dan laat.’

Luce lachte, en toen schoof Cam zijn zonnebril weer op zijn neus. De glazen waren zo donker dat ze helemaal niks meer van zijn ogen zag.

‘Trouwens,’ hij glimlachte, waardoor ze even een witte rij tanden zag. ‘Het is bijna lunchpauze en ik heb een picknick bij me.’

Lunchpauze? Luce had nog niet eens ontbeten. Maar haar maag knorde wel, en hoe langer ze naast Cam stond, hoe meer het haar tegenstond om van meneer Cole op haar kop te krijgen omdat ze alleen voor de laatste twintig minuten van de les kwam opdagen.

Ze gaf een knikje naar de tas die hij over zijn schouder had. ‘Heb je genoeg voor twee meegenomen?’

Cam loodste Luce met een brede hand tegen haar onderrug het grasveld over, langs de bibliotheek en het troosteloze huis waar haar kamer was. Bij de metalen poorten van de begraafplaats bleef hij staan.

‘Ik weet dat dit een vreemde plek is om te gaan picknicken,’ legde hij uit, ‘maar het is de beste plek die ik ken om even uit beeld te verdwijnen. Op de campus dan. Soms krijg ik daar gewoon geen lucht meer.’ Hij wees op het gebouw.

Daar kon Luce zich wel wat bij voorstellen. Ze had hier bijna onafgebroken het gevoel dat haar de adem werd benomen en dat iedereen alles van haar kon zien. Maar Cam leek haar nou helemaal niet iemand die ook last had van dat nieuwe-leerlingensyndroom. Hij was juist heel… beheerst. Na dat feestje van gisteravond, en nu met die verboden espresso in zijn hand, had ze nooit gedacht dat hij zich ook verstikt zou voelen. Of dat hij dat uitgerekend aan háár zou willen vertellen.

Achter zijn rug zag ze de rest van de verwaarloosde campus liggen. Van hieraf was er niet veel verschil tussen de ene kant van het hek van de begraafplaats en de andere.

Luce besloot mee te gaan. ‘Maar je moet me wel beloven dat je me redt als er weer een standbeeld omvalt.’

‘Nee,’ zei Cam met een ernst die haar grap definitief de das omdeed. ‘Dat gebeurt niet nog een keer.’

Haar ogen zochten de plek waar het een paar dagen geleden niet veel had gescheeld of Daniël en zij waren zelf onder de groene zoden beland. Maar de marmeren engel die over hen heen was gevallen, was weg, en de sokkel was leeg.

‘Kom,’ zei Cam, en hij trok haar mee. Ze liepen om door onkruid overwoekerde stukken heen en Cam draaide zich steeds om om haar over bergen aarde heen te helpen die door god mocht weten wat waren opgeworpen.

Op een gegeven moment verloor ze bijna haar evenwicht en moest ze naar een van de grafstenen grijpen om zichzelf op de been te houden. Het was een grote gepolijste steen met één ruwe onafgewerkte kant.

‘Die heb ik altijd heel mooi gevonden,’ zei Cam, en hij wees op de roze-achtige steen onder haar vingers. Luce liep naar de voorkant van het stukje grond om de inscriptie te lezen.

‘Joseph Miley,’ las ze hardop. ‘Van 1821 tot 1865. Moedig gediend in de oorlog van de noordelijke agressie. Voordat hij zijn laatste rustplaats vond heeft hij drie kogels overleefd en zijn er vijf paarden onder hem bezweken.’

Luce liet haar knokkels kraken. Misschien vond Cam het graf alleen maar mooi omdat de gepolijste roze-achtige steen zo opviel tussen de andere, die voor het merendeel grijs waren. Of misschien vanwege de ingewikkelde krullen in het wapen boven aan de steen? Ze trok vragend een wenkbrauw naar hem op.

‘Tja.’ Cam haalde zijn schouders op. ‘Ik vind het gewoon mooi dat ze op de grafsteen uitleggen hoe hij is gestorven. Dat is eerlijk, begrijp je? Meestal willen mensen het er niet over hebben.’

Luce wendde haar blik af. Dat wist ze maar al te goed, door de ondoorgrondelijke tekst op Trevors grafsteen.

‘Moet je je eens voorstellen hoeveel interessanter het hier zou zijn als van iedereen de doodsoorzaak in de steen gebeiteld stond.’ Hij wees op een klein graf, een paar graven bij dat van Joseph Miley vandaan. ‘Hoe denk je dat zij is doodgegaan?’

‘Eh… aan roodvonk?’ raadde Luce terwijl ze erheen liep.

Ze ging met haar vingers over de data. Het meisje dat hier begraven lag was toen ze overleed jonger geweest dan Luce nu was. Luce wilde er eigenlijk niet te veel over nadenken hoe dat gebeurd kon zijn.

Cam hield zijn hoofd schuin en dacht na. ‘Het zou kunnen,’ zei hij. ‘Of de schuur is op mysterieuze wijze in brand gevlogen toen de jonge Betsy daar met de buurjongen een onschuldig “dutje” deed.’

Luce wilde net gaan doen alsof ze beledigd was, maar toen ze Cams verwachtingsvolle gezicht zag moest ze toch lachen. Het was een hele tijd geleden sinds ze zomaar met een jongen gespijbeld had. Oké, dit tafereel was iets griezeliger dan het bekende geflirt op de parkeerplaats van de bioscoop dat ze van vroeger kende, maar dat gold ook voor de leerlingen van Zwaard & Kruis. En Luce was nu een van hen, hoe je het ook wendde of keerde.

Ze liep achter Cam aan naar het laagstgelegen deel van de komvormige begraafplaats, met de wat rijker versierde graven en graftomben. Het was net alsof de grafstenen op de helling erboven op hen neerkeken, alsof Luce en Cam toneelspelers in een amfitheater waren. De middagzon scheen oranje door de bladeren van een reusachtige altijdgroene Amerikaanse eik heen, en Luce schermde haar ogen met haar handen af. Het was de warmste dag van de week tot nu toe.

‘Kijk, deze gast hier,’ zei Cam, en hij wees op een enorme graftombe omlijst met Korinthische zuilen. ‘Echt een dienstplichtontduiker. Hij is gestikt toen er een balk in zijn kelder instortte. Wat maar weer eens bewijst dat je je nooit moet verstoppen als ze komen ronselen.’

‘O ja?’ vroeg Luce. ‘En hoe komt het dat jij hier allemaal zoveel over weet?’ Ook al plaagde Luce hem, ze vond het vreemd genoeg een voorrecht om hier met Cam te mogen zijn. Hij keek de hele tijd naar haar om er zeker van te zijn dat ze wel lachte.

‘Dat is gewoon een zesde zintuig.’ Hij wierp haar een brede, onschuldige grijns toe. ‘En als je het wilt weten, er is ook een zevende zintuig, een achtste zintuig, en een negende zintuig.’

‘Indrukwekkend.’ Ze glimlachte. ‘Ik hou het voorlopig even op het zintuig van de smaak. Ik rammel namelijk van de honger.’

‘Tot uw dienst.’ Cam haalde een deken uit zijn tas en spreidde die uit op een schaduwplek onder de eik. Hij draaide de dop van een thermosfles en Luce rook de sterke espresso. Ze dronk meestal geen zwarte koffie, maar toen deed hij ijs in een glas, schonk de espresso erop en deed er precies de juiste hoeveelheid melk bij. ‘Ik ben vergeten suiker mee te nemen,’ zei hij.

‘Ik gebruik geen suiker in mijn koffie.’ Ze nam een slokje van de gortdroge ijskoffie – deze week haar eerste verrukkelijke slokje van de op Zwaard & Kruis verboden cafeïne.

‘Dat treft,’ zei Cam, en hij stalde de rest van de picknick uit. Luce keek met grote ogen toe wat hij allemaal neerzette: een donkerbruin stokbrood, een klein, rond kaasje, druipend van de olie, een aardewerken bakje met olijven, een schaaltje met gevulde eieren en twee felgroene appels. Ze kon zich niet voorstellen dat Cam dat allemaal in die tas had gekregen, maar ook niet dat hij van plan was geweest om het allemaal in zijn eentje op te eten.

‘Hoe kom je hieraan?’ vroeg Luce. Ze deed net alsof ze heel geconcentreerd bezig was een stuk brood af te scheuren toen ze haar volgende vraag stelde: ‘En met wie was je van plan te gaan picknicken voordat je mij tegenkwam?’

‘Voordat ik jou tegenkwam?’ lachte Cam. ‘Ik kan me niet eens herinneren hoe mijn treurige leventje eruitzag voordat ik jou tegenkwam.’

Luce keek hem even lichtelijk sarcastisch aan, zodat hij wist dat ze deze opmerking ongelooflijk fout vond… en ook wel een klein beetje leuk. Ze leunde op haar ellebogen achterover op de deken en sloeg haar enkels over elkaar. Cam zat in kleermakerszit tegenover haar en toen hij zich langs haar heen boog om het kaasmes te pakken, kwam zijn arm tegen de knie van haar zwarte spijkerbroek, waar hij hem vervolgens liet liggen. Hij keek vragend naar haar op met een blik van ‘geen bezwaar?’.

Toen ze zich niet terugtrok, liet hij zijn arm zo liggen, pakte de homp stokbrood uit haar hand, gebruikte haar been als tafelblad en smeerde een driehoekje kaas op het brood. Ze vond het prettig om zijn gewicht op zich te voelen drukken, en met deze hitte wilde dat wel wat zeggen.

‘Ik zal met de gemakkelijkste vraag beginnen,’ zei hij toen hij eindelijk weer rechtop ging zitten. ‘Ik help een paar dagen in de week in de keuken. Dat is een onderdeel van de voorwaarden waarop ik weer op Zwaard & Kruis ben toegelaten. Ik moet iets “terugdoen”.’ Hij rolde met zijn ogen. ‘Maar ik vind het niet erg. Ik vind het wel lekker, die hitte. Als je de brandwonden van kokendheet vet niet meerekent, tenminste.’ Hij stak zijn polsen uit en draaide ze om, zodat ze de tientallen minuscule littekentjes op zijn onderarmen zag. ‘Risico’s van het vak,’ zei hij nonchalant. ‘Maar daardoor kan ik wel in de voorraadkamer komen.’

Luce móést gewoon even met haar vingers over de littekens gaan – de oneindige bleke zwellingen die vervaagden in zijn nog blekere huid. Voor ze zich voor haar vrijpostigheid kon schamen en haar hand terug kon trekken, pakte Cam die vast en kneep erin.

Luce keek naar zijn vingers die zich om de hare sloegen. Het was haar nog niet eerder opgevallen dat hun huidskleur bijna hetzelfde was. In een landschap van zuidelijke zonaanbidders had Luce zich altijd geschaamd voor haar bleke huid. De huid van Cam was heel opvallend, in het oog springend, bijna metallicachtig – en nu realiseerde ze zich dat zij er in zijn ogen misschien wel net zo uitzag. Haar schouders rilden en ze voelde zich een beetje duizelig.

‘Heb je het koud?’ vroeg hij zacht.

Toen ze hem aankeek, wist ze dat hij wist dat ze het niet koud had.

Hij schoof over de deken dichter naar haar toe en liet zijn stem zakken tot een fluistertoon. ‘En nu moet ik natuurlijk toegeven dat ik je door het keukenraam over het plein zag lopen en dat ik al deze spullen heb ingepakt in de hoop dat ik je kon overhalen om een les met me te spijbelen?’

Op dit moment had ze in haar drankje naar ijs willen vissen, ware het niet dat dat al was gesmolten in de bedompte septemberwarmte.

‘En dat je dit hele plan voor een romantische picknick al bedacht had,’ maakte ze zijn zin voor hem af, ‘op de pittoreske begraafplaats?’

‘Hé.’ Hij ging met een vinger langs haar onderlip. ‘Jij begint over romantiek, niet ik.’

Luce maakte zich van hem los. Hij had gelijk: zij was degene die minachtend had gedaan – voor de tweede keer al vandaag. Ze probeerde vooral níét aan Daniël te denken en voelde haar wangen gloeien.

‘Ik maakte maar een grapje,’ zei hij, en hij schudde zijn hoofd omdat ze zo geschrokken keek. ‘Alsof dat niet zo duidelijk is als wat.’ Hij tuurde omhoog naar de kalkoengier die om een groot wit beeld in de vorm van een kanon cirkelde. ‘Ik weet dat het hier niet de hof van Eden is,’ zei hij, en hij gooide Luce een appel toe, ‘maar laten we gewoon doen alsof we in een liedje van Smiths zitten. En je moet toegeven dat deze school wat dat betreft ook niet veel mogelijkheden biedt.’

Dat was nog zacht uitgedrukt.

‘Kijk, als je het mij vraagt,’ zei Cam, en hij leunde achterover op de deken, ‘doet de locatie er niet echt toe.’

Luce keek hem bedenkelijk aan. Ze wilde dat hij niet zo ver achteroverleunde, maarze was te verlegen om dichter bij hem te gaan zitten als hij zo op zijn zij lag.

‘Waar ik ben opgegroeid…’ – hij zweeg even – ‘…ging het er heel anders aan toe dan hier op Zwaard & Kruis, waar je een soort gevangenisleven leidt. Het resultaat is dat ik officieel immuun ben voor mijn omgeving.’

‘Vergeet het maar.’ Luce schudde haar hoofd. ‘Als ik jou nu een vliegticket naar Californië geef, zou je dan niet dolblij zijn dat je hier weg kunt?’

‘Mmm… niet echt,’ zei Cam, en hij stak een gevuld ei in zijn mond.

‘Ik geloof je niet.’ Luce gaf hem een duw.

‘Dan zul jij wel een gelukkige jeugd gehad hebben.’

Luce beet in de taaie groene schil van de appel en likte het sap op dat langs haar vingers stroomde. Ze liep in gedachten even een lijst door met alle ouderlijke vermaningen, artsenbezoeken en schoolwisselingen uit haar jeugd, waarin de zwarte schaduwen als een sluier over alles heen hingen. Nee, ze zou niet durven zeggen dat ze een gelukkige jeugd had gehad. Maar als Cam niet eens een uitweg uit Zwaard & Kruis zag, als hij niets hoopvollers aan de horizon zag gloren, dan was zijn jeugd misschien nog wel erger geweest dan de hare.

Er ritselde iets bij hun voeten, en toen er een dikke groen-met-gele slang langs gleed, krulde Luce zich geschrokken op tot een bal. Ze rolde zich op haar knieën en keek ernaar, maar probeerde wel om niet te dichtbij te komen. Het was niet zomaar een slang, maar een slang die druk bezig was te vervellen. Van zijn staart liet een doorzichtig omhulsel los. Overal in Georgia zaten slangen, maar ze had er nog nooit een gezien die aan het vervellen was.

‘Niet gillen,’ zei Cam, en hij legde een hand op Luce’ knie. Ze voelde zich meteen een stuk veiliger. ‘Als we hem met rust laten, gaat hij wel weg.’

Het kon haar niet snel genoeg gebeuren. Luce had heel veel zin om te gillen. Ze had altijd een hekel aan slangen gehad en was er bang voor geweest. Ze waren zo glibberig en geschubd en… ‘Gadver.’ Ze rilde, maar kon haar ogen niet van de slang afhouden, totdat hij in het hoge gras was verdwenen.

Cam pakte de afgelegde huid met een grijns op en legde die in haar hand. Hij voelde nog levend, net als het bedauwde velletje van een bol knoflook die haar vader vers uit zijn tuin had getrokken. Maar deze was wel net van een slang af gekomen. Ranzig. Ze gooide de huid op de grond en veegde haar handen aan haar spijkerbroek af.

‘Kom op, vond je het niet schattig?’

‘Heb je me niet zien trillen?’ Luce schaamde zich er nu al voor; ze had vast heel kinderachtig gedaan.

‘En hoe zit het met je geloof in de macht van gedaanteverandering?’ vroeg Cam, terwijl hij aan het stukje huid voelde. ‘Want daarvoor zijn we hier, weet je.’

Cam had zijn zonnebril afgezet. Zijn smaragdgroene ogen stonden heel zelfverzekerd. Hij had weer die onmenselijk verstilde houding aangenomen en wachtte tot ze antwoord zou geven.

‘Ik begin te vermoeden dat jij een beetje vreemd bent,’ zei ze toen maar met een minuscuul glimlachje.

‘O, en dan te bedenken dat er nog veel meer over mij te weten valt,’ antwoordde hij, en hij boog zich wat dichter naar haar toe. Dichter dan hij had gedaan toen de slang langskwam. Dichter dan ze ooit van hem had verwacht. Hij stak zijn hand uit en ging langzaam met zijn vingers door haar haar. Luce merkte dat haar hele lichaam zich spande.

Cam was beeldschoon en intrigerend. Ze begreep niet dat ze zich, terwijl ze één bonk zenuwen zou moeten zijn, op dit moment op de een of andere manier toch nog op haar gemak voelde. Ze wilde alleen maar zijn waar ze nu was. Ze kon haar ogen niet van zijn lippen afhouden, die vol en roze waren en die dichterbij kwamen, waardoor ze nog duizeliger werd dan ze al was. Zijn schouder kwam tegen de hare en ze voelde een vreemde rilling diep in haar borst. Ze zag dat Cam zijn lippen iets van elkaar deed. Toen deed ze haar ogen dicht.

‘Hèhè, dáár zijn jullie dus!’ klonk een stem buiten adem, en Luce was meteen weer bij de les.

Luce slaakte een geërgerde zucht en richtte haar aandacht op Gabbe, die met een hoge paardenstaart opzij van haar hoofd en een nietsvermoedende grijns op haar gezicht voor hen stond.

‘Ik heb jullie echt overal gezocht.’

‘Waarom in godsnaam?’ zei Cam boos tegen haar, waardoor hij bij Luce nog een paar punten scoorde.

‘De begraafplaats was wel de laatste plek waar ik aan gedacht heb,’ ratelde Gabbe door, en ze telde de plekken op haar vingers af. ‘Ik heb in jullie kamers gekeken, daarna onder de tribunes, daarna…’

‘Waar kom je voor, Gabbe?’ onderbrak Cam haar, alsof ze zijn zus was – alsof ze elkaar al heel lang kenden.

Gabbe knipperde met haar ogen en beet toen op haar lip. ‘Juffrouw Sophia,’ zei ze toen, en ze knipte met haar vingers. ‘Dat is waar ook. Ze ging helemaal door het lint toen Luce niet in de les verscheen. Ze zei de hele tijd dat je zo’n veelbelovende leerling was en zo.’

Luce begreep echt niets van dit meisje. Meende ze dit nou echt en volgde ze gewoon bevelen op? Of dreef ze de spot met Luce omdat ze een goede indruk op een docent had gemaakt? Was het niet genoeg dat ze Daniël al om haar vinger had gewonden; moest ze nu ook nog werk van Cam maken?

Gabbe voelde waarschijnlijk wel dat ze stoorde, maar ze stond daar maar met haar grote hertenogen te knipperen en een pluk blond haar om haar vinger te wikkelen. ‘Nou, kom op,’ zei ze op een gegeven moment, en ze stak allebei haar handen uit om Luce en Cam overeind te helpen. ‘Terug naar de les, jullie.’

‘Lucinda, neem jij hokje 3 maar,’ zei juffrouw Sophia met een blik op een blad papier toen Luce, Cam en Gabbe de bibliotheek binnenkwamen. Geen ‘waar hebben jullie gezeten?’. Geen aftrekpunten voor te laat komen. Gewoon juffrouw Sophia, die Luce heel verstrooid naast Penn zette, in het computergedeelte van de bibliotheek. Alsof het haar niet eens was opgevallen dat Luce er niet was geweest.

Luce wierp Gabbe een beschuldigende blik toe, maar die haalde alleen haar schouders op naar Luce en mimede ‘hoezo?’.

‘Waar heb jij gezeten?’ vroeg Penn op strenge toon, zodra Luce zat. De enige die blijkbaar had gemerkt dat ze er niet was.

Luce zag Daniël zitten, die in hokje 7 bijna in zijn computer gekropen was. Vanwaar Luce zat kon ze alleen het blonde aureool van zijn haar zien, maar dat was al genoeg om het rood naar haar wangen te jagen. Ze zakte wat dieper weg op haar stoel en schaamde zich opnieuw dood over hun gesprekje in de sportzaal.

Na al het lachen, glimlachen en die ene potentiële bijna-kus van daarnet met Cam kon ze toch niet ontkennen wat ze voelde als ze Daniël zag.

En ze zouden nooit samen zijn.

Dat was zo ongeveer de strekking van wat hij haar in de sportzaal had gezegd. Nadat ze zich zo ongeveer op hem had gestort.

De afwijzing kwam zo hard bij haar aan, zo dicht bij haar hart, dat ze zeker wist dat iedereen om haar heen maar één blik op haar hoefde te werpen om precies te weten wat er was gebeurd.

Penn tikte ongeduldig met haar potlood op Luce’ bureau. Maar Luce wist niet hoe ze het moest uitleggen. Haar picknick met Cam was door Gabbe verstoord nog voordat Luce zelf echt had kunnen begrijpen wat er gaande was. Of wat er elk moment kon gaan gebeuren. Maar het vreemde was, en ze begreep echt niet hoe dat zat, dat dat allemaal veel minder belangrijk voelde dan wat er in de sportzaal met Daniël was gebeurd.

Juffrouw Sophia stond midden in het computerlokaal en knipte als een kleuterjuf met haar vingers om de aandacht van de leerlingen te krijgen. De rijen zilveren armbanden rinkelden als klokjes.

‘Als jullie ooit jullie eigen stamboom hebben getekend,’ riep ze boven het kabaal uit, ‘weten jullie wel wat voor schatten er tussen de wortels begraven liggen.’

‘O, christus, draai die metafoor de nek om,’ fluisterde Penn. ‘Of mij. Het een of het ander.’

‘Jullie krijgen gedurende twintig minuten toegang tot internet om een begin te maken met een onderzoek naar jullie stamboom,’ zei juffrouw Sophia, en ze drukte een stopwatch in. ‘Een generatie beslaat ruwweg twintig tot vijfentwintig jaar, dus probeer minimaal zes generaties terug te gaan.’

Kreun.

Uit hokje 7 steeg een hoorbare zucht op – Daniël.

Juffrouw Sophia draaide zich naar hem om. ‘Daniël? Heb je een probleem met deze opdracht?’

Hij zuchtte weer en haalde zijn schouders op. ‘Nee, helemaal niet. Prima. Mijn stamboom. Kan leuk worden.’

Juffrouw Sophia hield vragend haar hoofd schuin. ‘Dat zal ik dan maar opvatten als enthousiaste bevestiging.’ Vervolgens richtte ze zich weer tot de hele klas en zei: ‘Ik ga ervan uit dat jullie wel een tak vinden die je in een tien à vijftien pagina’s tellend werkstuk verder kunt onderzoeken.’

Luce kon zich hier op dit moment echt met geen mogelijkheid op concentreren. Niet nu ze zo veel andere dingen te verwerken had. Cam en zij op de begraafplaats. Het was dan misschien niet de standaarddefinitie van romantiek geweest, maar Luce vond het eigenlijk bijna wel prettiger zo. Het leek in niets op dingen die ze al eerder had gedaan. Spijbelen om een beetje tussen die graven rond te hangen. Die picknick samen, terwijl hij haar nog eens van die perfect gemaakte caffè latte bijschonk. Dat hij haar had uitgelachen omdat ze bang was voor slangen. Nou ja, dat hele gedoe met die slang had van haar overgeslagen mogen worden, maar Cam had er in elk geval lief over gedaan. Liever dan Daniël de hele week voor haar was geweest.

Ze vond het vreselijk dat ze het onder ogen moest zien, maar het was wel waar. Daniël was niet in haar geïnteresseerd.

Cam daarentegen…

Ze keek eens naar hem, een paar hokjes verderop. Voor hij op zijn toetsenbord begon te tikken, knipoogde hij naar haar. Dus hij vond haar leuk. Callie zou er niet over uit kunnen dat hij zo overduidelijk iets met haar wilde.

Ze wilde dat ze Callie nu kon bellen, dat ze deze bibliotheek uit kon stormen en die hele stamboomopdracht even kon laten voor wat hij was. Het met een andere jongen aanleggen was de snelste – en misschien wel de enige – manier om Daniël uit haar hoofd te krijgen. Maar ja, dat vreselijke telefoonbeleid van Zwaard & Kruis, en al die leerlingen om haar heen, die er heel ijverig uitzagen. Juffrouw Sophia liet haar kleine oogjes de klas langsgaan op zoek naar treuzelaars.

Luce zuchtte verslagen en opende de zoekmachine op haar computer. Ze kon hier de komende twintig minuten niet weg – en niet één hersencel hield zich met de opdracht bezig. Als ze ergens geen zin in had, was het wel onderzoek doen naar haar eigen saaie familie. In plaats daarvan begonnen haar lusteloze vingers helemaal uit eigen beweging dertien letters te tikken:

‘Daniël Grigori.’

Zoek.