Toen er zaterdagochtend bij Luce op de deur werd geklopt en ze opendeed, viel Penn pardoes in haar armen.
‘Je zou toch denken dat ik een keer zou leren dat deuren naar bínnen toe opengaan,’ verontschuldigde ze zich, terwijl ze haar bril rechtzette. ‘Ik moet eens ophouden met tegen het kijkgaatje aanleunen. Leuke kamer, trouwens,’ zei ze erachteraan, en ze keek om zich heen. Ze liep naar het raam boven Luce’ bed. ‘Best leuk uitzicht, als je die tralies wegdenkt.’
Luce ging achter haar staan en keek uit over de begraafplaats, met vol in zicht de altijdgroene Amerikaanse eik waaronder ze met Cam had gepicknickt. En, wat van hieruit niet te zien was, maar haar wel duidelijk voor ogen stond, de plek waar ze met Daniël onder dat standbeeld vast had gezeten. De engel der wrake die na het ongeluk op mysterieuze wijze was verdwenen.
Ze dacht aan de bezorgde blik in Daniëls ogen toen hij die dag haar naam had gefluisterd, aan hoe hun neuzen elkaar bijna hadden geraakt, aan zijn vingertoppen die ze in haar nek had gevoeld – en ze kreeg het er warm van.
Maar ze voelde zich ook sneu. Ze zuchtte en draaide zich om van het raam, want ze merkte dat Penn ook was weggelopen.
Ze pakte spulletjes op van Luce’ bureau en bekeek al haar bezittingen stuk voor stuk heel aandachtig. De presse-papier in de vorm van het Vrijheidsbeeld, die haar vader voor haar had meegenomen van een congres aan de Universiteit van New York, de foto van haar moeder met een hilarisch slechte permanent, toen ze ongeveer zo oud was als Luce nu, de cd van haar naamgenoot Lucinda Williams, die ze bij wijze van afscheidscadeau van Callie had gekregen nog voor Luce de naam Zwaard & Kruis ooit had gehoord.
‘Waar zijn je boeken?’ vroeg ze aan Penn, want ze wilde even wat afleiding van deze tocht langs haar herinneringen. ‘Je zei toch dat je zou komen studeren?’
Penn stond inmiddels in haar garderobe te neuzen. Luce zag dat ze al snel haar belangstelling verloor voor haar variaties op de voorgeschreven zwarte T-shirts en truien. Toen Penn naar haar ladekast liep, deed Luce een stap naar voren om haar tegen te houden.
‘Oké, zo kan-ie wel weer, nieuwsgierig aagje,’ zei ze. ‘We moesten toch onderzoek doen naar onze stambomen?’
‘Over nieuwsgierigheid gesproken.’ Penns ogen fonkelden. ‘Ja, we moeten onderzoek doen. Maar niet het soort onderzoek dat jij denkt.’
Luce keek haar uitdrukkingsloos aan. ‘Huh?’
‘Kijk.’ Penn legde haar hand op Luce’ schouder. ‘Als je echt meer over Daniël Grigori wilt weten…’
‘Sst!’ siste Luce, en ze sprong weg om haar deur dicht te doen. Ze stak haar hoofd om de hoek en tuurde de gang in. De kust was veilig – maar dat wilde nog niks zeggen. Op deze school hadden de mensen de bedenkelijke neiging om zomaar uit het niets op te duiken. Vooral Cam. En Luce zou het niet overleven als hij – of iemand anders – erachter kwam hoe verliefd zij was op Daniël. Nou ja, behalve Penn dan, op dit moment.
Luce was gerustgesteld, deed de deur dicht en op slot en draaide zich weer om naar haar vriendin. Penn zat in kleermakerszit op de rand van Luce’ bed. Ze keek geamuseerd.
Luce hield haar handen op haar rug en stak haar teen in het ronde rode kleed dat voor haar deur lag. ‘Hoezo denk jij dat ik iets over hem te weten wil komen?’
‘Doe me een lol, zeg,’ zei Penn lachend. ‘A, het is zo klaar als een klontje dat je de hele tijd naar Daniël Grigori zit te staren.’
‘Sst!’ deed Luce weer.
‘En B,’ zei Penn zonder zachter te gaan praten, ‘heb ik gezien dat jij hem laatst een hele les lang online hebt zitten stalken. Je doet maar, maar het was echt schaamteloos. En C, je hoeft echt niet zo paranoïde te doen. Denk je soms dat ik op deze school nog tegen andere mensen er van alles uit flap, behalve tegen jou?’
Daar zat wat in.
‘Ik zeg alleen maar,’ ging ze verder, ‘dat het, als we van de hypothese uitgaan dat je meer te weten zou willen komen over een zeker niet nader bij naam genoemd persoon, het niet ondenkbaar is dat je het handiger zou kunnen aanpakken.’ Penn trok één schouder op. ‘Je weet wel, als je hulp zou krijgen.’
‘Ik luister,’ zei Luce, en ze liet zich op het bed zakken. Bij haar zoektocht op internet van laatst had ze niet veel meer gedaan dan Daniëls naam intikken, deleten en vervolgens weer intikken.
‘Ik hoopte al dat je dat zou zeggen,’ zei Penn. ‘Ik heb vandaag geen boeken meegenomen omdat ik je’ – hierbij zette ze heel grote onnozele ogen op – ‘een rondleiding ga geven door de streng verboden ondergrondse schuilplaats van het archief van Zwaard & Kruis!’
Luce grijnsde. ‘Ik weet het niet, hoor. Om in Daniëls dossier te neuzen? Ik geloof niet dat ik nog een extra reden nodig heb om me een gestoorde stalker te voelen.’
‘Ha.’ Penn gniffelde. ‘Jawel hoor, je hebt het net hardop toegegeven. Kom op, Luce. Dat wordt lachen. En wat wou je trouwens anders gaan doen op deze heerlijke zonnige zaterdagochtend?’
Het was een mooie dag – echt van het soort mooi waardoor je je eenzaam ging voelen als je niks leuks buiten de deur had gepland. Midden in de nacht had Luce een koudefront door haar open raam voelen komen, en toen ze vanochtend wakker werd waren de hitte en de vochtigheid bijna helemaal verdwenen.
Vroeger ging ze op dit soort goudkleurige dagen aan het begin van de herfst crossen over het fietspad bij haar in de buurt samen met haar vriendinnen. Dat was voordat ze het bospad was gaan mijden vanwege de schaduwen die geen van de andere meisjes ooit zag. Voordat haar vriendinnen haar een keer tijdens de pauze apart hadden genomen en hadden gezegd dat ze haar van hun ouders niet meer bij hen thuis mochten uitnodigen voor het geval zich een ‘incident’ voordeed.
Het geval wilde dat Luce zich een beetje paniekerig had gevoeld over hoe ze dit eerste weekend op Zwaard & Kruis moest doorkomen. Geen les, geen angstaanjagende sportkeuring, geen loungeavondjes op de agenda. Alleen 48 eindeloze uren vrije tijd. Een eeuwigheid. Ze had de hele ochtend al een vervelend gevoel van heimwee gehad – totdat Penn was langsgekomen.
‘Oké dan.’ Luce probeerde niet te lachen toen ze zei: ‘Breng me maar naar je geheime schuilplaats.’
Penn huppelde bijna toen ze Luce voorging over het vertrapte gras van het binnenterrein, naar de grote hal bij de ingang van de school. ‘Je hebt geen idee hoe lang ik al op een handlanger heb gewacht die met me mee wil.’
Luce glimlachte en was blij dat Penn er meer oog voor had dat ze een vriendin had met wie ze op ontdekkingstocht kon dan dat ze… nou ja, oog had voor dat gedoe van haar en Daniël.
Aan de rand van de binnenplaats passeerden ze een paar leerlingen die in het heldere ochtendlicht op de tribune hingen. Het was vreemd om kleur op de campus te zien bij deze leerlingen met wie Luce eigenlijk alleen de kleur zwart associeerde. Maar Roland stond erbij in een limoengroen voetbalbroekje en liet een bal tussen zijn voeten stuiteren. En Gabbe had een paars geruit bloesje aan. Jules en Phillip – het stel met de tongpiercing – zaten op de knieën van elkaars verschoten spijkerbroek tekeningetjes te maken. Todd Hammond zat een eindje bij de anderen op de tribune vandaan met een camouflage-t-shirt aan een stripboek te lezen. Zelfs het grijze topje en de korte broek van Luce voelden een stuk kleuriger dan alles wat ze de afgelopen week had gedragen.
Coach Diante en de Albatros hadden surveillancedienst en hadden aan de rand van het grasveld twee plastic tuinstoelen en een doorgezakte parasol neergezet. Het was dat ze zo nu en dan de as van hun sigaret op het gazon tikten, anders hadden ze net zo goed achter hun donkere zonnebrillen hebben kunnen liggen slapen. Ze zagen eruit alsof ze zich stierlijk verveelden, net zo opgesloten door hun taak als de leerlingen die ze in de gaten moesten houden.
Er waren veel mensen buiten, maar terwijl Luce vlak achter Penn aan liep, zag ze tot haar opluchting dat er niemand in de buurt van de grote hal was. Niemand had tegen Luce gezegd dat ze bepaalde ruimten niet mocht betreden, en ook niet voor welke ruimten dat dan gold, maar ze was er toch van overtuigd dat Randy wel een passende straf zou weten te vinden.
‘En de bewaking dan?’ vroeg Luce, die aan de overal aanwezige camera’s dacht.
‘Onderweg naar jouw kamer heb ik in een paar camera’s wat lege batterijen gestopt,’ zei Penn op een nonchalante toon waarmee iemand anders ‘ik heb de auto even volgetankt’ zou zeggen.
Penn nam even snel de hele binnenplaats in zich op en liep toen met Luce naar de achteringang van het hoofdgebouw en daar drie traptreden af naar een olijfkleurige deur die vanaf de begane grond niet te zien was.
‘Stamt deze kelder ook nog uit de tijd van de Burgeroorlog?’ vroeg Luce. Het zag eruit als de ingang van een kelder waar je wel een paar krijgsgevangenen kwijt kon.
Penn snoof de vochtige lucht langdurig en overdreven op. ‘Is deze stank van verrotting afdoende antwoord op je vraag? Dit is vooroorlogse schimmel.’ Ze keek Luce grijnzend aan. ‘De meeste leerlingen zouden er een moord voor doen om zulke legendarische lucht te kunnen inademen.’
Luce probeerde vooral niet door haar neus adem te halen, en Penn haalde een hele ijzerhandel aan sleutels tevoorschijn, die met een reusachtig sleutelkoord bij elkaar gehouden werden. ‘Mijn leven zou een stuk gemakkelijker zijn als ze eens een loper voor deze school zouden maken,’ zei ze, waarna ze het hele assortiment doorzocht en er uiteindelijk een dunne zilverkleurige sleutel uit trok.
Toen de sleutel in het slot omdraaide, rilde Luce geheel onverwacht van de opwinding. Penn had gelijk: dit was veel leuker dan haar stamboom in kaart brengen.
Ze liepen een klein stukje door een warme, vochtige gang, waarvan het plafond slechts een paar centimeter hoger was dan hun hoofd. De muffe lucht rook alsof er hier iets lag te vergaan, en Luce was bijna blij dat het er te donker was om de vloer te kunnen zien. Net toen ze zich claustrofobisch begon te voelen, haalde Penn nog een sleutel tevoorschijn en maakte een kleine, maar veel modernere deur open. Ze doken erdoorheen en konden aan de andere kant rechtop staan.
Het archief rook hierbinnen naar schimmel, maar de lucht was veel koeler en droger. Het was pikkedonker, op de vage rode gloed van het bordje uitgang boven hun hoofd na.
Luce kon nog net het gedrongen silhouet van Penn zien terwijl die met haar handen in de lucht tastte. ‘Waar is dat touwtje?’ mompelde ze. ‘O ja, hier.’
Met een voorzichtig trekje deed Penn een kaal peertje aan dat aan een schakelketting aan het plafond hing. Het was nog steeds vrij donker in het vertrek, maar Luce kon nu wel zien dat de cementen muren ook olijfgroen waren geschilderd en dat er allemaal zware metalen planken aan hingen en dossierkasten tegenaan stonden. De planken stonden vol met tientallen kartonnen dossierdozen, en aan de gangpaden tussen de kasten leek geen eind te komen. Alles zat onder een laag stof die zo dik was dat hij wel van vilt leek.
De zon buiten leek plotseling heel ver weg. Luce wist natuurlijk wel dat ze zich maar één trap onder de grond bevonden, maar het had net zo goed een kilometer kunnen zijn. Ze wreef over haar blote armen. Als ze een schaduw was, zou ze zich vast en zeker in deze kelder ophouden. Er waren nog geen tekenen van schaduwen te bekennen, maar Luce wist dat dat nooit reden genoeg was om zich veilig te voelen.
Penn was bepaald niet onder de indruk van de droefgeestigheid van de kelder en trok een trapje uit de hoek bij. ‘Wauw,’ zei ze, terwijl ze het al lopend achter zich aan sleepte. ‘Er is iets veranderd. De dossiers stonden altijd hier… Ik denk dat ze een kleine voorjaarsschoonmaak hebben gehouden sinds de vorige keer dat ik hier heb rondgeneusd.’
‘Hoe lang geleden was dat?’ vroeg Luce.
‘Een week ongeveer…’ Penn verdween in het duister achter een hoge dossierkast en haar stem stierf weg.
Luce kon zich niet voorstellen wat ze op Zwaard & Kruis in hemelsnaam met al die dozen moesten. Ze tilde een deksel van een doos op en haalde er een dik dossier uit met het opschrift HERSTELMAATREGELEN. Ze slikte moeizaam. Misschien kon ze het maar beter niet weten ook.
‘Het staat alfabetisch gerangschikt, op de naam van de leerling,’ riep Penn. Haar stem klonk gedempt en ver weg. ‘E, F, G… Aha, daar hebben we ’m: Grigori.’
Luce liep op het geluid van ritselende papieren af, een smal gangpad door, en zag Penn al snel staan, met een zware doos in haar armen. Ze hield Daniëls dossier onder haar kin geklemd.
‘Wat dun,’ zei ze, en ze tilde haar kin een klein beetje op, zodat Luce het kon pakken. ‘Normaal gesproken zijn ze veel eh…’ Ze keek op naar Luce en beet op haar lip. ‘Oké, nu klink ík als de gestoorde stalker. Laten we maar kijken wat erin zit.’
In Daniëls dossier zat maar één blad papier. In de rechterbovenhoek zat een zwart-witkopie geplakt van wat ongetwijfeld de pasfoto van zijn identiteitskaart voor school was. Hij keek recht in de camera, met een flauw glimlachje om zijn lippen. Het was of hij Luce recht aankeek. Ze glimlachte onwillekeurig terug. Hij zag er precies zo uit als op die avond toen – nou ja, ze wist niet meer precies wanneer. Zijn gezichtsuitdrukking stond haar heel scherp voor ogen, maar ze kon niet precies zeggen waar ze die dan gezien kon hebben.
‘Jezus, hij ziet er echt precies hetzelfde uit, hè?’ onderbrak Penn haar gedachten. ‘En moet je die datum zien. Deze foto is drie jaar geleden genomen toen hij net op Zwaard & Kruis zat.’
Dat was het natuurlijk, wat Luce net dacht… dat Daniël er toen precies hetzelfde uitzag als nu. Maar ze had het gevoel dat ze aan iets anders had gedacht – of op het punt had gestaan eraan te denken –, maar dat ze zich nu alleen niet kon herinneren wat dat dan was.
‘Ouders: onbekend,’ las Penn, en Luce keek over haar schouder mee. ‘Voogd: het weeshuis van Los Angeles County.’
‘Weeshuis?’ vroeg Luce, terwijl ze haar hand op haar hart drukte.
‘Meer staat er niet. Verder staan er alleen nog…’
‘…zijn overtredingen,’ maakte Luce meelezend haar zin voor haar af. ‘Na sluitingstijd op het openbare strand hangen… vandalisme op een winkelwagentje… door rood licht oversteken.’
Penn zette grote ogen op tegen Luce en slikte een lach weg. ‘Loverboy Grigory is gearresteerd omdat hij door rood licht is overgestoken? Je moet toegeven dat dat grappig is.’
Luce vond het een onprettige gedachte dat Daniël gearresteerd werd, waarvoor dan ook. En ze vond het een nog veel onprettigere gedachte dat zijn hele leven volgens Zwaard & Kruis uit hooguit een lijst met zeer bescheiden overtredingen bestond. Al die dozen vol documenten hierbeneden, en over Daniël hadden ze niet meer dan dit ene velletje.
‘Er moet meer zijn,’ zei ze.
Voetstappen boven hun hoofd. Luce en Penn keken als gestoken naar het plafond.
‘De administratie,’ fluisterde Penn, en ze trok een tissue uit haar mouw om haar neus te snuiten. ‘Het kan iedereen wel zijn. Maar er komt echt niemand naar beneden, hoor, wees maar niet bang.’
Een tel later ging helemaal achter in het vertrek een deur piepend open en zagen ze een trap waar licht uit een gang op viel. Er kwam iemand naar beneden geklost. Luce voelde dat Penn de achterkant van haar shirt vastgreep en haar tegen de muur achter een boekenkast trok. Zo bleven ze staan wachten, met ingehouden adem en met Daniëls gejatte dossier in hun handen geklemd. Ze waren er echt gloeiend bij.
Luce verwachtte het ergste en hield haar ogen dicht, maar toen hoorden ze iemand een pakkende melodie neuriën.
‘Doeoe-da-da-da-doeoe,’ kweelde een vrouwenstem zacht. Luce keek tussen twee dossierdozen door en zag een magere, oudere vrouw met een kleine zaklamp op haar voorhoofd gebonden, alsof ze een mijnwerker was. Juffrouw Sophia. Ze droeg twee grote dozen, boven op elkaar, zodat alleen haar lichtgevende voorhoofd zichtbaar was. Ze liep met heel lichte tred, en daardoor leek het net alsof de dozen met veren waren gevuld in plaats van met zware dossiers.
Penn pakte Luce’ hand vast en ze keken hoe juffrouw Sophia de dossierdozen op een lege plank zette. Ze pakte een pen om iets in haar notitieboekje te schrijven.
‘Nog een paar en dan ben ik klaar,’ zei ze, en toen mompelde ze heel zacht iets wat Luce niet verstond. Even later liep juffrouw Sophia de trap weer op en was ze net zo snel verdwenen als ze gekomen was. Haar geneurie bleef nog even hangen.
Toen de deur in het slot viel, blies Penn een enorme hap lucht uit. ‘Ze zei dat er nog een paar kwamen. Ze komt waarschijnlijk terug.’
‘Wat moeten we doen?’ vroeg Luce.
‘Jij glipt daar naar boven,’ zei Penn, en ze wees naar de trap. ‘Boven ga je linksaf, en dan ben je weer bij de administratie. Als iemand je ziet zeg je maar dat je op zoek was naar de wc.’
‘En jij dan?’
‘Ik berg Daniëls dossier op en dan zie ik je zo bij de tribune. Als juffrouw Sophia alleen mij hier ziet krijgt ze geen argwaan. Ik kom hier zo vaak dat het wel mijn tweede kamer lijkt.’
Luce keek even met een spijtige blik naar het dossier van Daniël. Ze wilde nog helemaal niet weg. Net op het moment dat ze zich ermee had verzoend dat ze in Daniëls dossier zou neuzen, had ze ook aan dat van Cam gedacht. Daniël was vreselijk cryptisch – en dat gold jammer genoeg ook voor zijn dossier. Cam was daarentegen zo’n open boek dat ze er nieuwsgierig van werd. Luce vroeg zich af wat er nog meer over hem te ontdekken viel dat hij anders misschien niet zomaar zou vertellen. Maar met één blik op Penns gezicht wist Luce dat ze nu al in tijdnood zaten.
‘Als er meer over Daniël te weten te komen valt, vinden we dat heus wel,’ verzekerde Penn haar. ‘We blijven zoeken.’ Ze gaf Luce een zetje in de richting van de deur. ‘Naar boven jij.’
Luce liep snel de vies ruikende gang door en duwde toen de deur naar de trap open. Het rook nog steeds vochtig aan de onderkant van de trap, maar met elke stap die ze zette voelde ze dat het wat minder werd. Toen ze eindelijk boven aan de trap de hoek om ging, moest ze knipperen en in haar ogen wrijven tegen het felle zonlicht dat de gang in stroomde. Ze stommelde de hoek om en door de witgeschilderde deuren naar de grote hal. En daar bleef ze stokstijf staan.
Er staken twee zwarte naaldhakken, met de enkels over elkaar, uit het telefoonhokje omhoog, die haar erg aan de slechte heks uit het land van Oz deden denken. Luce liep op een drafje naar de voordeur, in de hoop dat ze niet gezien werd, maar toen drong het tot haar door dat de naaldhakken aan een slangenleren legging vastzaten, die op zijn beurt weer aan een bars kijkende Molly vastzat. Het minuscule zilverkleurige cameraatje lag in haar hand. Ze sloeg haar ogen naar Luce op, hing de hoorn die ze tegen haar oor hield op en zette haar voeten met een klap op de grond.
‘Vanwaar die schuldbewuste blik, Gehaktbrood?’ vroeg ze, en ze kwam overeind en zette haar handen in haar zij. ‘Laat me raden. Je bent nog steeds van plan om mijn advies om bij Daniël uit de buurt te blijven in de wind te slaan.’
Ze speelde vast maar dat ze zo’n kwaadaardig monster was. Molly kon niet weten waar Luce net geweest was. Ze wist helemaal niets over Luce. Ze had geen enkele reden om zo gemeen te doen. Sinds de eerste schooldag had Luce Molly niets misdaan; ze had alleen geprobeerd bij haar uit de buurt te blijven.
‘Ben je soms vergeten wat een verschrikkelijke ramp het de vorige keer was dat je jezelf aan een jongen probeerde op te dringen die niet in je was geïnteresseerd?’ Molly’s stem was zo scherp als een mes. ‘Hoe heette die hij alweer? Taylor? Truman?’
Trevor. Hoe wist Molly in godsnaam over Trevor? Dit was haar diepste, haar duisterste geheim. Het enige was Luce wilde – waar ze echt behoefte aan had – was dat er op Zwaard & Kruis niet op haar werd gelet. Nu bleek niet alleen het Vleesgeworden Kwaad ervan op de hoogte, maar ze zat er ook nog eens helemaal niet mee om erover te beginnen, heel wreed, heel hoffelijk, en dat midden op de administratie van het hoofdgebouw.
Zou het kunnen dat Penn gelogen had, en dat Luce níét de enige was met wie ze haar dossiergeheimen deelde? Een andere logische verklaring was er toch niet? Luce sloeg haar armen stevig over elkaar en voelde zich misselijk en kwetsbaar… en net zo onverklaarbaar schuldig als ze zich op de avond van de brand had gevoeld.
Molly hield haar hoofd schuin. ‘Hèhè, eindelijk,’ zei ze, en het klonk opgelucht. ‘Eindelijk begint het je te dagen.’ Ze draaide Luce haar rug toe en duwde de voordeur open. Net voordat ze naar buiten kuierde, draaide ze haar hoofd om en keek misprijzend op Luce neer. ‘Dus bespaar Daniël alsjeblieft wat je die, hoe-heet-ie-ook-alweer, hebt aangedaan. Capito?’
Luce wilde achter haar aan gaan, maar ze stond nog niet buiten of ze realiseerde zich dat ze waarschijnlijk zou instorten als ze nu tegen Molly probeerde in te gaan. Dat kind was gewoon te kwaadaardig voor woorden. Vervolgens kwam Gabbe, om nog wat zout in Luce’ wond te wrijven, van de tribune naar beneden gehold, en ze liep naar Molly toe, midden op het veld. Ze waren zo ver weg dat Luce hun gezichten niet kon zien toen ze zich allebei omdraaiden om naar haar te kijken. Het blonde hoofd met de paardenstaart neeg naar de zwarte bob – de akeligste tête-à-tête die Luce ooit gezien had.
Ze balde haar klamme vuisten, want ze zag al helemaal voor zich hoe Molly alles wat ze over Trevor wist aan Gabbe vertelde, die dan natuurlijk meteen op een drafje alles aan Daniël zou overbrieven. Bij de gedachte alleen verspreidde zich al een misselijkmakende pijn van haar vingertoppen omhoog door haar armen, tot in haar borst. Daniël mocht dan bekeurd zijn toen hij door rood overstak, maar wat maakte dat uit? Dat was niets vergeleken met de reden waarvoor Luce hier zat.
‘Pas op!’ hoorde ze iemand roepen. Dat had Luce nooit graag gehoord. De meest uiteenlopende sportbenodigdheden hadden de vreemde neiging om altijd recht op haar af te zeilen. Ze kreunde en keek op, recht in de zon. Ze zag niets en had niet eens tijd om haar gezicht te beschermen, want toen voelde ze al een klap tegen de zijkant van haar hoofd en hoorde ze een luide ‘doink’ in haar oren galmen. Au.
De voetbal van Roland.
‘Mooie bal!’ riep Roland terwijl de bal linea recta naar hem terugvloog. Alsof dat haar bedoeling was geweest. Ze wreef over haar voorhoofd en zette een paar wankele stappen.
Een hand om haar pols. Een vonk hitte die haar naar adem deed happen. Ze keek omlaag en zag zongebruinde vingers om haar arm, en toen omhoog, recht in de diepgrijze ogen van Daniël.
‘Gaat het?’ vroeg hij.
Toen ze knikte, trok hij een wenkbrauw op. ‘Als je had willen voetballen, had je het moeten zeggen,’ zei hij. ‘Ik had je met alle plezier de finesses van het spel uitgelegd, bijvoorbeeld dat de meeste mensen wat minder kwetsbare lichaamsdelen gebruiken om een bal terug te gooien.’
Hij liet haar pols los, en Luce dacht dat hij zijn hand naar haar uitstak en de stekende zijkant van haar gezicht wilde strelen. Heel even bleef ze doodstil staan en hield ze haar adem in. Maar toen Daniël zijn hand naar achteren haalde om zijn eigen haar uit zijn ogen te strijken, zakte haar borstkas weer in.
Op dat moment realiseerde Luce zich dat Daniël de spot met haar dreef.
Waarom zou hij ook niet? Waarschijnlijk had ze de afdruk van een voetbal tegen de zijkant van haar gezicht staan.
Molly en Gabbe stonden nog steeds met hun armen over elkaar geslagen te kijken – en Daniël nu ook.
‘Volgens mij wordt je vriendin jaloers,’ zei Luce, en ze gebaarde naar de twee meisjes.
‘Wie van de twee bedoel je?’ vroeg hij.
‘O, ik wist niet dat ze allebei je vriendin waren.’
‘Ze zijn geen van beiden mijn vriendin,’ zei hij eenvoudigweg. ‘Ik heb geen vriendin. Ik bedoelde: van wie van de twee dacht je dat ze mijn vriendin was?’
Luce was met stomheid geslagen. En dat gefluisterde gesprek met Gabbe dan? En waarom keken die meiden dan nu zo naar hen? Loog Daniël soms?
Hij keek haar een beetje vreemd aan. ‘Misschien was die klap tegen je hoofd toch harder dan ik gedacht had,’ zei hij. ‘Kom, we gaan een stukje wandelen. Even een beetje frisse lucht.’
Luce probeerde de hatelijke grap in Daniëls voorstel te ontdekken. Zei hij nou dat ze een leeghoofd was waar nog meer lucht in moest? Nee, dat sloeg nergens op. Ze keek even naar hem. Hoe kon het nou dat hij er zo ronduit oprecht uitzag? Terwijl ze net aan het Grigori-gesnauw begon te wennen.
‘Waar gaan we naartoe?’ vroeg Luce behoedzaam. Het zou namelijk te gemakkelijk zijn als ze zich nu meteen blij voelde over het feit dat Daniël geen vriendin had en ergens met haar naartoe wilde. Er zat ergens een addertje onder het gras.
Daniël keek alleen met half dichtgeknepen ogen naar de meisjes op het veld. ‘Ergens waar we niet in de gaten gehouden worden.’
Luce had tegen Penn gezegd dat ze bij de tribune op haar zou wachten, maar dat kon ze haar later wel uitleggen, en Penn zou het natuurlijk begrijpen. Luce liet zich door Daniël langs de kritische blik van de meisjes en het groepje met half verrotte perzikbomen leiden, naar de achterkant van de oude kerk annex sportzaal. Ze kwamen bij een bos van prachtige verdraaid gegroeide Amerikaanse eiken, waarvan Luce niet wist dat die hier weggestopt stonden. Daniël keek om, om te kijken of ze hem wel kon bijhouden. Ze glimlachte alsof het geen enkele moeite was om achter hem aan te lopen, maar terwijl ze voorzichtig tussen de knoestige oude wortels door liep, moest ze onwillekeurig toch aan de schaduwen denken.
Ze liep nu het dichte bos in, waar alleen zo nu en dan een zonnestraaltje het duister onder het dikke bladerdak doorboorde. Het stonk er bedompt naar de volle modder, en Luce wist plotseling zeker dat er water in de buurt was.
Als ze iemand was geweest die wel eens bad, zou ze op dit moment bidden dat de schaduwen wegbleven, gewoon gedurende dit piezeltje tijd dat ze samen met Daniël was, zodat hij niet hoefde te zien hoe gek ze soms werd. Maar Luce had nog nooit gebeden. Ze wist niet hoe dat moest. En dus kruiste ze haar vingers maar.
‘Het bos wordt hier minder dicht,’ zei Daniël. Ze kwamen bij een open plek en Luce sloeg een kreetje van verbazing.
Terwijl Daniël en zij door het bos hadden gelopen, was er iets veranderd – meer dan alleen de afstand die ze vanaf het slijkkleurige Zwaard & Kruis hadden afgelegd. Want toen ze tussen de bomen uit kwamen en op deze hoge rode rots gingen staan, was het net alsof ze zich midden op een ansichtkaart bevonden – zo’n kaart die in het metalen rek van de supermarkt in een klein plaatsje ronddraaide, met een dromerig plaatje van een idyllisch Zuiden dat niet meer bestond. Alle kleuren waar Luce’ ogen naar keken leken feller, schitterender dan een seconde geleden. Van het kristalblauwe meer vlak onder hen tot het dichte smaragdgroene bos eromheen. In de heldere lucht erboven helden twee meeuwen schuin tegen de wind in. Toen ze op haar tenen ging staan, kon ze het begin van een geelbruin zoutmoeras zien, waarvan ze wist dat het ergens aan de onzichtbare horizon overging in het witte schuim van de oceaan.
Ze keek op naar Daniël. Hij zag er ook oogverblindend uit. Zijn huid oogde goudkleurig in dit licht, zijn ogen leken wel regendruppels. Het voelde heel zwaar en bijzonder om die op haar gezicht te voelen rusten.
‘Wat vind je ervan?’ vroeg hij. Nu er geen anderen bij waren, maakte hij een veel meer ontspannen indruk.
‘Ik heb nog nooit zoiets moois gezien,’ zei ze, terwijl ze het maagdelijke oppervlak van het meer af tuurde en erg veel zin had om erin te duiken. Een meter of twintig verderop in het water lag een grote platte, met mos begroeide rots. ‘Wat is dat?’
‘Ik zal het je laten zien,’ zei Daniël, en hij schopte zijn schoenen uit. Luce deed haar best – zij het zonder succes – om niet te staren toen hij zijn T-shirt over zijn hoofd uittrok en zijn gespierde bovenlichaam ontblootte. ‘Kom,’ zei hij, waarna ze zich realiseerde dat ze de indruk gewekt moest hebben dat ze als aan de grond genageld stond. ‘Je kunt daar wel in zwemmen,’ voegde hij eraan toe, en hij wees op haar grijze topje en afgeknipte broek. ‘Dan laat ik jou dit keer zelfs winnen.’
Ze moest lachen. ‘In tegenstelling tot wat? Tot alle keren dat ik jou heb laten winnen?’
Daniël zag eruit alsof hij wilde knikken, maar hield zich toen abrupt in. ‘Nee. Omdat je gisteren in het zwembad verloren hebt.’
Luce voelde heel even de aandrang om hem te vertellen waaróm ze verloren had. Misschien konden ze dan nog lachen om dat hele misverstand dat Gabbe zijn vriendin zou zijn. Maar Daniël hield zijn armen al boven zijn hoofd, sprong omhoog, maakte een boog, ging omlaag en dook met een volmaakte boog in het meer.
Luce had zelden zoiets moois gezien. Hij had een sierlijkheid die ze nog nooit eerder bij iemand had waargenomen. Zelfs de plons die hij had gemaakt, galmde heerlijk na in haar oren.
Ze wilde dat ze bij hem onder water was.
Ze trok haar schoenen uit, liet ze onder de magnoliaboom staan, naast die van Daniël, en ging toen op de rand van het rotsblok staan. Het water was een meter of vijf lager – echt zo’n hoge duik die Luce’ hart altijd een slag had doen overslaan. Op een prettige manier.
Een tel later kwam zijn hoofd uit het water omhoog. Hij watertrappelde met een grijns op zijn gezicht. ‘Pas maar op dat ik niet van gedachten verander over dat ik jou laat winnen,’ riep hij.
Ze haalde diep adem, richtte haar vingers op een plek boven Daniëls hoofd en duwde zich af in een hoge zwanenduik. Het duurde maar een fractie van een seconde, maar het was verrukkelijk om zo door de zonnige lucht naar omlaag te zeilen, omlaag en omlaag.
Plons! Het water was in het begin schrikbarend koud, maar even later was het heerlijk. Luce kwam boven om adem te halen, wierp één blik op Daniël en zette toen haar vlinderslag in.
Ze spande zich zo hard in dat ze hem al snel niet meer zag. Ze wist dat ze zich uitsloofde, en ze hoopte maar dat hij keek. Ze kwam steeds dichterbij, totdat ze met haar hand tegen de rots sloeg – net even eerder dan Daniël.
Toen ze zich op de vlakke, door de zon verwarmde steen hesen, hijgden ze allebei. De randen waren glibberig van de algen, en Luce had moeite om houvast te vinden. Daniël klom er echter zonder problemen op. Hij stak haar een hand toe en trok haar toen omhoog naar een plek waar ze een been over de rand kon slaan.
Toen ze zich eenmaal helemaal uit het water had gehesen, lag hij op zijn rug en was al bijna droog. Alleen aan zijn korte broek was nog te zien dat hij net uit het meer kwam. Luce’ kleren plakten daarentegen tegen haar lichaam, en haar haar droop. De meeste jongens hadden de kans gegrepen om een drijfnat meisje eens goed te beloeren, maar Daniël lag achterover op de rots en deed zijn ogen dicht alsof hij haar even de tijd gunde om zichzelf uit te wringen – hetzij uit vriendelijkheid, hetzij uit gebrek aan belangstelling.
Vriendelijkheid, besloot ze, want ze wist dat ze hopeloos romantisch deed. Maar Daniël maakte zo’n gevoelige indruk dat hij vast alles voelde wat Luce ook voelde. Niet alleen de aantrekkingskracht, haar verlangen om bij hem te zijn terwijl andere mensen allemaal zeiden dat ze bij hem uit de buurt moest blijven, maar ook het heel werkelijke gevoel dat ze elkaar ergens van kenden – echt goed kenden.
Daniël deed plotseling zijn ogen open en glimlachte – dezelfde glimlach als op het fotootje in zijn dossier. Luce werd dermate overspoeld door een déjà-vugevoel dat ze zelf even moest gaan liggen.
‘Wat is er?’ vroeg hij, en hij klonk zenuwachtig.
‘Niets.’
‘Luce.’
‘Ik krijg het maar niet uit mijn hoofd,’ zei ze, en ze rolde zich op haar zij om hem aan te kunnen kijken. Ze vertrouwde zichzelf nog niet genoeg om al te gaan zitten. ‘Dat gevoel dat ik je ken. Dat ik je al een tijdje ken.’
Het water kabbelde tegen de rots en spatte over Luce’ tenen, die ze over de rand liet hangen. Het was koud, en er trok kippenvel over haar kuiten. Eindelijk deed Daniël zijn mond open.
‘Hebben we het hier niet al over gehad?’ Zijn toon was veranderd, alsof hij haar lachend probeerde af te wimpelen. Hij klonk als een jongen van Dover: heel tevreden met zichzelf, superverveeld, zelfingenomen. ‘Ik vind het heel vleiend dat je denkt dat we een band hebben. Echt. Maar je hoeft echt niet een of ander vergeten verleden te verzinnen om te zorgen dat een jongen aandacht aan je besteedt, hoor.’
Nee! Dacht hij echt dat ze loog over dat vreemde gevoel dat ze maar niet kwijtraakte, en dat ze dat gebruikte om hem te versieren? Dodelijk gegeneerd klemde ze haar kaken op elkaar.
‘Waarom zou ik dat verzinnen?’ vroeg ze, en ze kneep haar ogen half dicht tegen de zon.
‘Zeg jij het maar,’ zei Daniël. ‘Nee, eigenlijk denk ik dat niet. Je zou er niets mee opschieten.’ Hij zuchtte. ‘Hoor eens, ik had dit eigenlijk eerder moeten zeggen, toen ik de eerste tekenen zag.’
Luce ging zitten. Haar hart ging als een gek tekeer. Daniël zag de tekenen ook.
‘Ik weet dat ik je laatst in de sportzaal heb afgepoeierd,’ zei hij langzaam, waardoor Luce zich naar voren boog, alsof ze de woorden dan sneller uit hem kon trekken. ‘Ik had je gewoon de waarheid moeten vertellen.’
Luce wachtte.
‘Ik heb zo mijn littekens.’ Hij liet een hand door het water heen en weer gaan, plukte een blad van een waterlelie en verkruimelde dat in zijn handen. ‘Iemand van wie ik ontzettend hield heeft me bedrogen – niet zo lang geleden. Het is niets persoonlijks, en ik wil jou niet negeren.’ Hij keek naar haar omhoog en het zonlicht filterde door een waterdruppel in zijn haar, waardoor die ging glinsteren. ‘Maar ik wil ook niet dat je hoop krijgt. Ik wil gewoon geen relatie, met niemand niet – voorlopig niet althans.’
O.
Ze wendde haar blik af en keek uit over het verstilde nachtblauwe water, waar ze een paar minuten geleden nog hadden gelachen en rondgespetterd. Het meer vertoonde geen enkel teken meer van die pret. Daniëls gezicht ook niet.
Nou, Luce had ook zo haar littekens. Als ze hem vertelde over Trevor en over hoe verschrikkelijk alles was geweest, zou Daniël misschien open kaart spelen over zijn verleden. Maar ja, ze wist al dat ze het niet aankon om over zijn verleden met iemand anders te moeten horen. De gedachte dat hij met een ander meisje was – ze stelde zich Gabbe en Molly voor: een collage van glimlachende gezichten, grote ogen, lang haar –, was genoeg om haar een misselijk gevoel te bezorgen.
Zijn verhaal over een slecht einde van een relatie had alles goed moeten maken. Maar dat was toch niet zo. Daniël had van begin af aan heel vreemd tegen haar gedaan. De eerste dag had hij zijn middelvinger naar haar opgestoken, nog voor ze zich zelfs maar aan elkaar hadden voorgesteld, en de volgende dag had hij haar op de begraafplaats beschermd voor het standbeeld. Nu had hij haar meegenomen naar het meer – helemaal alleen. Er viel niet aan hem te ontkomen.
Daniël hield zijn hoofd gebogen, maar hij keek wel naar haar op. ‘Geen afdoende antwoord?’ vroeg hij, bijna alsof hij wist wat ze dacht.
‘Ik heb nog steeds het gevoel dat je iets voor me verborgen houdt,’ zei ze.
Dit was niet allemaal te verklaren doordat hij één keer een gebroken hart had opgelopen, wist Luce. Ze had zelf ervaring op dat terrein.
Hij zat met zijn rug naar haar toe en keek naar het pad waarover ze naar het meer waren gelopen. Na een poosje lachte hij bitter. ‘Natuurlijk hou ik dingen voor je verborgen. Ik ken je nauwelijks. Ik begrijp niet goed waarom jij vindt dat ik je iets verschuldigd ben.’ Hij kwam overeind.
‘Waar ga je naartoe?’
‘Ik moet terug,’ zei hij.
‘Ga nog niet,’ fluisterde ze, maar hij leek het niet te horen.
Ze keek met zwaar op en neer gaande borst toe hoe Daniël in het water dook.
Een heel eind verder kwam hij weer omhoog en begon naar de oever toe te zwemmen. Hij keek nog één keer naar haar achterom, ongeveer halverwege, en zwaaide toen nog een laatste keer naar haar.
Toen kromde hij zijn armen in een volmaakte vlinderslag boven zijn hoofd, en haar hart zwol op. Al voelde ze zich vanbinnen nog zo leeg, ze vond het toch prachtig. Zo precies, zo moeiteloos – het zag er bijna niet uit als zwemmen.
Binnen een mum van tijd was hij bij de oever, waardoor de afstand tussen hen veel korter leek dan Luce gedacht had. Het had eruitgezien of hij volkomen op zijn gemakje zwom, maar het bestond gewoonweg niet dat hij zo snel aan de andere kant was, tenzij hij echt door het water gespóten had.
Was het dan zo dringend voor hem om bij haar uit de buurt te raken?
Ze keek hoe Daniël zich weer op de kant hees en voelde een verwarrende mengeling van diepe gêne en een nog diepere verlokking. Een bundel zonlicht sneed tussen de bomen door en zette zijn silhouet in een stralengloed. Luce moest haar ogen dichtknijpen.
Ze vroeg zich af of haar gezichtsvermogen door de klap tegen haar hoofd was aangetast. Of dat ze soms een luchtspiegeling zag. Een speling van het namiddaglicht.
Ze ging op de rots staan om eens beter te kijken.
Het enige wat hij deed was het water van zijn natte hoofd schudden, maar het was net alsof er een waas van druppeltjes boven hem hing, om hem heen, die in de hele breedte over zijn armen de zwaartekracht leken te tarten.
Zoals het water in het zonlicht glinsterde was het net alsof hij vleugels had.