Acht
Harry liet de taxi bij de Shepherd’s Hill Wijnhandel stoppen. ‘Voor de bakker, Harry,’ zei de bestuurder, een dikke lompe jonge vrouw met kortgeknipt haar die zich met meer dan gemiddelde regelmaat als zijn chauffeur leek aan te dienen, ofschoon hij het onwaarschijnlijk achtte dat ze hem op een systematische manier achtervolgde. Haar woordkeuze vertoonde een opvallende gelijkenis met die van de portier van de Irving Club niet zo lang geleden. Daarentegen sprak de mannenstem die de taxitelefoon beantwoordde hem afwisselend met ‘meneer Caldecote’ en ‘makker’ aan. En dan had je nog dat volk in de King’s. Niet dat Harry dat nou allemaal zo erg vond, maar hij wou dat hij een echtgenote had die hem het gevoel kon geven dat hij daar toch wel een klein applausje voor verdiende, en al helemaal omdat hij niet met pissige algemeenheden over maatschappelijke mobiliteit, enzovoort, probeerde aan te komen. Echtelijke gedachten wekten gedachten aan Maureen op, die hem op hun beurt weer op het idee brachten om zich onverwijld met een fles Gordon’s naar haar woning aan Fitzherbert Avenue te begeven. Met zijn stomme kop had hij de taxi laten gaan - jawel, want of die verdwenen was, gebruik makend van het eerste het beste rotgaatje dat zich tussen de rijen geparkeerde auto’s voordeed. Maar tegen de tijd dat hij de winkel was binnengegaan, had hij er al iets op bedacht. Hij was in eerste instantie op pad gegaan om een paar flessen rode wijn voor vanavond in te slaan. Alles wat hij op het moment in huis had was een voorraadje Bordeaux van de club die bij inspectie te wrang was gebleken om mensen van boven de dertig te kunnen aanbieden - en die hij alleen nog niet weggedaan had omdat hij te lui en te weinig vindingrijk was om er een bestemming voor te vinden - en de laatste paar flessen van een eerste oogst jaargang 1975 die hij van een dankbare bibliofiel uit Potter’s Bar had gekregen. Hij zou niet hebben durven beweren dat die te goed waren voor wie dan ook van zijn
gasten, maar wel voor alle gasten tot nu toe, die van vanavond inbegrepen. Bij de slijterij vond hij al gauw wat hij zocht, een Chileense Cabernet die wat hem betrof heel goed te drinken was, maar zonder de poespas die bij andere mensen de indruk wekte dat ze op iets heel bijzonders onthaald werden. ‘Goedenavond, meneer Caldecote,’ zei het serieuze, professorale jongmens achter de toonbank - niks geen ge-Harry van hem. ‘Alleen die twee maar doen? Geen sterke drank, likeur, frisdrank?’
‘Vandaag niet, dank je wel. Oh, wacht eens — even denken. Ja, ik geloof, eh, een fles Gordon’s gin, ja. Oh, en hoe heette die wodka ook weer die je laatst had? Iets van Stolly of zo? Ietsje goedkoper dan de andere merken.’ De eigenaar, Chris nog wat, hoorde de laatste opmerking en riep hem door de winkel toe: ‘Ah, dat was het onderste uit een vat, meneer Caldecote, wat wij een bodempje noemen. Allemaal op vrees ik, allemaal uitverkocht.’
Het hulpje wierp Harry een veelbetekenende blik toe die evenwel van alles en nog wat kon betekenen. ‘Aha, dat was die Stolypin wodka. Een heel speciaal goedje. Als alles meezit krijgen we misschien nog wel eens een vrachtje binnen, het hangt er maar vanaf.’
‘Ach zo. Ik lust dat spul zelf niet, maar mijn zuster vindt het af en toe wel lekker.’
‘Hebt u dit nieuwe aperitiefje al eens geprobeerd?’ vroeg Chris die haastig kwam aanlopen. ‘Ik denk dat uw zuster het heel lekker zal vinden.’ De lust scheen hem ineens volkomen vergaan te zijn om het nog langer over de speciale wodka te hebben. Harry zei iets terug. De jongere verkoper bleef hem door zijn overdreven grote brilleglazen aangapen. Op de toonbank tussen hen in zag Harry een opengeslagen boek liggen dat zijn beste tijd gehad had en waarin de regels op de ene pagina als poëzie en op de andere als proza waren afgedrukt. ‘Oh ja, meneer Caldecote, dat is mijn Dante. Met een Engelse prozavertaling naast het Italiaans. Ik wil de taal leren en ik dacht dat het zo misschien net zo goed ging als op welke manier dan ook.’
‘Hoe ver ben je al?’ vroeg Harry vol ontzag, nadat hij met succes enige schoolmeesterlijke kreten van aanmoediging de kop ingedrukt had.
‘Ben net aan de Purgatorio begonnen. Een bijzonder… verheffende ervaring.’
Harry probeerde er blijk van te geven dat hij wist hoeveel dat waard was.
‘Hou meneer Caldecote nou niet de hele avond aan de praat,’ zei Chris.
‘Oh nee, ik vind het hoogst interessant. Oh, zou ik hier misschien even kunnen bellen?’
‘Ik ben bang dat de telefoon het niet doet.’ Net toen hij dat zei begon er ergens achter of opzij in de winkel een telefoonbel te rinkelen. Chris sperde zijn ogen open. ‘Behalve voor gesprekken van buiten,’ zei hij, en spoedde zich heen. Harry voelde opnieuw bebrilde blikken op zich gericht. ‘Zal ik er een fles Smirnoff bij doen, aangezien we door de Stolypin heen lijken te zijn?’
‘Als je zo goed wilt zijn. En je kunt het spul zeker niet bij me thuis bezorgen, of wel?’
De winkelbediende was geschokt en gegriefd dat Harry dat niet
als vanzelfsprekend had aangenomen. ‘Zodra ik met deze
bestelling klaar ben, meneer Caldecote.’
‘Schitterend. Ik denk - ik denk dat ik de Gordon’s maar net
zo lief zelf meeneem.’
‘Weet u dat wel zeker?’
Zover het de Gordon’s betrof had Harry geen enkele twijfel. En wat er verder in die laatste paar minuten al dan niet op het spel mocht hebben gestaan, vergat hij toen hij met kwieke tred de straat overstak. Hij was geheel doordrongen van een verrukkelijk, een haast bedwelmend gevoel van samenzwering, waardoor de jaren van hem af leken te vallen. In het postkantoor pakte hij min of meer op goed geluk ergens een pakje luchtpostenveloppen vandaan en stevende op de toonbank af. Hier zag hij zich plotseling met een soort ouwelijk jochie geconfronteerd, uitgedost als een dienstplichtig soldaat in de een of andere half uitgehongerde oosterse krijgsmacht. Toen hem een koele blik van herkenning ten deel was gevallen, ontmaskerde hij deze persoon als de geduchte Popsy, vriendin van Bunty, zijn ex-stiefdochter. Ze leek hem te tarten om haar aan te spreken. ‘Hallo, Popsy, hoe staat het ermee, lang niet gezien. Hoe gaat het met onze Bunty?’
Dit was blijkbaar zo smakeloos en van ieder inzicht gespeend
dat het elk antwoord overbodig maakte. Ze kocht enkele pakjes van die gekleurde plaketiketten die (zo schoot hem later te binnen) benut konden worden om de een zijn bezittingen te scheiden van die van een ander. Harry sloeg haar aandachtig gade terwijl ze het gekochte liet inpakken, afrekende en haar wisselgeld terugkreeg, niet omdat hij daar ook maar de geringste behoefte aan had, maar doordat hij op de een of andere wijze in een lichte staat van hypnose geraakt was. Dat duurde net zolang totdat ze samen bijna bij de deur gekomen waren. ‘Hoorde ik je iets over Bunty zeggen?’
‘Ja.’ Hij popelde nu om iets anders tegen haar te zeggen, iets in de trant van dat ze gerust op kon sodemieteren, maar volhardde in zijn eerste benadering. ‘Ik vroeg me af hoe het met haar was.’
‘Oh. Nou, ik ben bang dat ik niet zo erg goed op de hoogte ben van hoe het momenteel met Bunty gaat. Ik heb haar nu al zeker meer dan een week niet gesproken. De laatste keer ging het nog goed met haar.’ ‘Ik… wat… ik…’
‘Die flat van haar, ik woon daar niet meer, ik zit nu in South Kensington.’ Om hem te besparen dat hij een flater zou slaan door tegen te werpen dat ze zich nu zoals iedereen kon zien feitelijk in Shepherd’s Hill bevond, voegde Popsy eraan toe: ‘Ik ben alleen maar hier omdat er straks iemand wat van mijn spullen komt ophalen.’
‘Je trekt dus voorgoed bij haar uit,’ zei hij zonder nou echt het idee te hebben dat hij veel verder kwam. ‘Het was er gewoon niet meer te harden.’ ‘Echt waar?’
ik weet niet of jij denkt dat je enige invloed op haar hebt, op Bunty.’
‘Och ja, misschien wel, ik bedoel misschien heb ik dat wel.’ ‘Tenslotte heb jij haar die flat bezorgd, of niet soms?’ ‘Ik dacht dat ik onderhand wel duidelijk had gemaakt dat ik puur toevallig op het juiste moment hoorde dat er ergens iets leegstond.’
‘Want iemand moet haar nodig eens vertellen dat ze niet over andere mensen kan beschikken alsof ze haar persoonlijke eigendom zijn, ze hebben ook nog zoiets als hun eigen leven.’ ik geloof niet dat ik ooit in mijn leven iemand ben tegengeko-
men die het minder nodig heeft dat haar dat verteld wordt dan Bunty.’
‘Het gaat trouwens niet alleen om Bunty. Het wordt tijd dat die Piers zichzelf ook eens een schop onder de kont geeft, en hoog tijd ook.’
‘Daar zeg je nog eens een waar woord, ik heb hem er al herhaalde malen op proberen te wijzen.’
‘Jongeheer der schepping. Weet je misschien wat hij voor de kost doet?’
‘Als jij het weet, ik heb de hoop allang opgegeven om daarachter te komen.’
‘Ik weet het ook niet, ik dacht alleen dat jij het wel moest weten, in jouw positie.’
‘Er zijn anders een vreselijke hoop dingen die ik zou horen te weten, maar waar ik denk ik geen…’
‘Zeg dat wel.’ Popsy’s ondertanden waren zichtbaar tussen haar dunne lippen. Haar ogen schoten heen en weer alsof het in haar hoofd borrelde, iets anders. Er was laatst een kerel aan de deur die naar die Piers informeerde.’ ‘Wat voor kerel?’
‘Geen idee, ik was er niet bij.’ Ze bracht een grimmig lachje voort dat in een thriller leek thuis te horen. ‘Het zou me niks verbazen als het zo iemand was die in troebel water vist.’ ‘Wat voor water?’
‘Zoals ik al zei, ik was er niet bij. Maar het beloofde kennelijk niet veel goeds voor Jongeheer klojo Piers.’ Harry zond haar een vlammende blik ten antwoord. ‘Welaan, juf Popsy-Poops, ik kan alleen maar zeggen dat Piers in zijn korte leventje denk ik heel wat vaker in de nesten heeft gezeten dan jij, en als je er zo om je eigen redenen op uit bent om ervoor te zorgen dat ik het land aan hem krijg of me diep ongerust over hem maak, dan zul je toch uit een heel ander vaatje moeten tappen. Jouw probleem is dat je over meer dan genoeg kwaadwilligheid beschikt, maar niet over de nodige fantasie of praktische kennis of, dat weet ik wel zeker, de smerige handlangers om er uitvoer aan te geven. Een goedemiddag.’ Op dat moment kwam er meer lucht tussen hen beiden. Het contact tussen Harry en haar bij de drukke winkelingang had toch al aan intimiteit te wensen overgelaten. Nu kwam er een heel gezinnetje van onsmakelijke dikzakken binnen, van pa met
kale kop en baard tot een knorrende dreumes in spijkerbroek, dat hen nog verder van elkaar scheidde. Popsy trok een zuur gezicht ten afscheid en was verdwenen, zodat Harry niets anders restte dan terug te gaan en zijn enveloppen te betalen. Ze had het klaargespeeld om een grotere vijandigheid aan den dag te leggen, en ook een meer zorgwekkende boodschap betreffende Bunty over te brengen, dan direct uit haar woorden viel op te maken. Daar kwam nog bij dat ze hem met het gevoel had opgezadeld dat hij voor alles waar ze op gezinspeeld had verantwoordelijk was, en voor nog heel veel andere dingen waarvan hij het bestaan zelfs niet had kunnen bevroeden, maar hij was eraan gewend om dergelijke telepathische boodschappen te ontvangen, zelfs van vrouwen die geacht werden op mannen te vallen. Iets in zijn manier van doen had h^ar, zeer waarschijnlijk buiten haar bewustzijn om, verteld dat nij zin in het leven had, en ze had instinctief haar maatregelen getroffen om in te grijpen. Nou, hij liet zich toch zeker op zijn leeftijd niet door zo’n stomme pot op de kop zitten. Niet dat er nou per se een stomme pot voor nodig was om… Hij onderdrukte deze al te barre seksistische gedachte.
Met de enveloppen op zak en een paar ultrafijne pennen op de koop toe om de schijn op te houden, vroeg hij de ene broer, of de andere, of hij van de telefoon gebruik mocht maken. De man sprong in de houding, kwam gezwind vanachter zijn toonbank vandaan, ging hem met een air van gewicht voor naar de afdeling honde-en kattevoer en maakte er zo’n beetje een regelrechte rampenfilm van.
‘Telefoon thuis in het ongerede, meneer Caldecote?’ Daar was Harry op voorbereid. ‘Ja, en in de wijnhandel hebben ze er ook mee te kampen.’
‘Nogal stug, als je het mij vraagt. Waar geven die knapen van de ptt hun reuzenwinst aan uit, snoepreisjes naar Las Vegas? Zo dan, ga uw gang.’
De Shepherd Taxicentrale was maar twee straten verderop en soms had je in twee minuten succes, soms in twee tot de zoveelste macht. Vanavond trof hij het, daar zag het althans naar uit. Via het boekenrek slenterde hij weer richting ingang. Dezelfde broer, of misschien diens broer, wimpelde het muntstuk af dat Harry hem voorhield en gaf hem een foldertje van stijfroze papier. Shepherd’s Hill Burenhulp stond erop.
‘U hebt toch een hond, of niet, meneer Caldecote? Dan zijn dit de mensen die hem voor u uitlaten. Of die u komen opzoeken als u eenzaam bent.’ ‘Of voor me komen babysitten, zie ik.’
‘Maar zover is het nog niet. Let wel, ik heb zo mijn twijfels of ook maar een van die diensten op u van toepassing is. Ik bedoel maar, u behoort toch niet tot een zwarte of andere etnische minderheid en u bent ook geen homo of invalide zoals daar staat, of wel?’ ‘Nee. Nee.’
‘Nee. En u bent neem ik aan ook niet ongeacht leeftijd, politieke-of geloofsovertuiging?’ ‘Ik zou denken van niet.’
‘Weet u wat ik denk, ik denk dat die dame waar u daarnet mee stond te praten, dat zij meer het type is waar deze mensen graag mee aan de slag gaan, om in hun terminologie te blijven. Of zie ik dat helemaal verkeerd?’
‘Je beschikt over een uitzonderlijk waarnemingsvermogen.’
‘Ik heb nou eenmaal belangstelling voor de menselijke natuur,
meneer Caldecote.’ Er klonk een getoeter van de straat. ‘Aha,
dat zal uw taxi zijn.’
‘Oh, hartelijk dank. Hou je haaks.’
‘Nog een prettige avond.’
Harry keek hier even argwanend opzij, maar ontving slechts een blik terug die van argeloze beminnelijkheid getuigde. Ofschoon de zon buiten niet direct scheen, was het nog behoorlijk licht. Hij zat nog maar nauwelijks in de auto toen die met een tevreden stemmend geknars en gestotter optrok, en zijn opgetogen stemming nam weer volop bezit van hem. Om zich op zo’n schier improvisatorische wijze in dit minuscule avontuur te begeven, in plaats van volgens protocol vanuit zijn tot aan de nok met boeken gevulde studeerkamer met die goeie Clare nooit ver weg, maakte een verschil dat hij aan helemaal niemand behalve aan Clare zelf misschien, en zeker niet aan Maureen, had kunnen uitleggen. De fles gin in zijn paarsige verpakking werd van zomaar een fles meer een ruiker van amarant, een verzegeld juwelenkistje uit het verre en geheimzinnige China, of een van de voorwerpen die, op zichzelf willekeurig gekozen of zonder waarde, bij de toegang tot de verboden tuin moeten worden geofferd. Nu was het wel waar dat bijna elk wa-penfeit een welkome verademing betekende na uren aan één stuk in de Irving te hebben gezeten en zich zestig, vijfenzeventig, negentig gevoeld te hebben, zoals vanmiddag nog toen een uiterst gemoedelijke knaap - die in heel Londen bekend en gevreesd was om zijn eindeloze gezanik over de pleziervaart -hem plotseling koud op zijn dak viel met verhalen over zijn financiële werkzaamheden voor het Conservatieve Politieke Centrum en hem daarna, toen hij daarover uitgeluid was, begon door te zagen over de geenszins zeldzame pianistische passages in Mozarts vocale oeuvre, waarbij hij een aantal gezongen illustraties ten beste gaf. Hij was jonger dan Harry. In dankbare stilte reden bestuurder en passagier met flinke vaart (hoe vaak kwam dat voor?) Fitzherbert Avenue op, om dan bijna aan het eind een sombere halvemaanvormige straat in te slaan met uit rode baksteen opgetrokken en door klimop overwoekerde huizen, die een oud, van lectoren vergeven stukje Noord-Oxford voor de geest riepen. Daar was Maureens huis, met het gezicht op het noorden en nog meer van licht verstoken door een grote esdoorn die wel qens gesnoeid mocht worden. Altijd groene struiken, geen bloeiende planten, verrijkten het kiezelsteenachtige lapje tuin. Een toevallige passant had nooit ook maar het minste vermoeden kunnen hebben van het licht en de warmte die binnen op Harry lagen te wachten. Hij was halverwege de voordeur toen hij een moment lang ervoer hoe het gevoeld had om jong te zijn. Er was geen verband met enig seizoen of tijdstip van de dag, laat staan een deel van zijn leven, maar het toverde hem zo volledig en levendig voor ogen wat hij toen had bezeten dat hij even zijn pas inhield. Gelukkig voor hem echter had het na die ene seconde plaatsgemaakt voor iets dat hij abusievelijk voor een vluchtige herinnering kon houden, en zo tippelde hij met onbezwaard gemoed de paar stoeptreden op en belde aan.
Toen Maureen hem binnenliet en niet bezet bleek te zijn, besefte Harry dat het hem niet echt had tegengezeten. Slank, met fronsende blik, een sigaret in haar mond, het haar schuilgaand onder een roze hoofddoek, zei ze ‘Jezus Christus’ toen ze hem zag, niet de warmste maar ook bij lange na niet de koelste begroeting die hij van haar gewend was. Hij volgde haar door een volgepakte gang naar een weidse zitkamer die uitpuilde van de schilderijen, in hoofdzaak Victoriaanse gravures van continentale architectuur of beeldhouwkunst die stuk voor stuk uit Leonards tijd dateerden. Anders dan vele anderen was Leonard niet dood, verre van zelfs, niet eens gescheiden, enkel van tafel en bed, en daar was ook het laatste woord nog niet over gezegd, gezien het feit dat hij verscheidene keren per jaar zijn gezicht liet zien en dan soms dagenlang niet weg te slaan was. Net als dat voor enige of alle van de vriendjes uit haar steeds wisselende kennissenkring gold, werd het Harry althans nooit duidelijk of Maureen bij enige of alle van deze gelegenheden ook werkelijk met hem sliep. Eén ding leek zeker, dat ze alleen woonde en daarbij het hele ruimbemeten huis in beslag nam, want naast alle andere kwaliteiten die Leonard bezat was hij ook nog eens rijk, en dat was zo lang als men zich maar kon herinneren nooit anders geweest. ‘Hoe gaat het ermee, Maureen?’ ‘Belabberd, schat.’ ‘Wat? Ik kan niets aan je zien.’
‘Nee, het komt allemaal van die hufters, zeg nou zelf, ze geven je gewoon geen kans, geen van allen, ze zeggen donderdag daar kunt u op rekenen, en kan ik daar voor honderd procent van op aan, oh ja klokslag tien uur mevrouw, en dan blijf je er de hele dag voor thuis, maar ho maar. In één woord afgrijselijk.’ ‘Je bedoelt de mensen die je hebt laten komen voor…’ ‘Er staat een plas water op de keukenvloer, en dat komt van de badkamer, omdat er een lek in het dak zit, waar een paar pannen loszitten, en ook een aantal spanen stuk zijn, en dan sturen ze je een prijsopgave…’
Het was niet voor het eerst dat Harry eraan herinnerd werd dat Maureen zich aan haar eigen eettafel aan het andere eind van de gang al van dezelfde spreektrant placht te bedienen in de dagen dat Leonard nog in alle opzichten haar echtgenoot was, en hoe Leonards ene mondhoek dan altijd omlaagtrok op een manier die hij zich van nog langer terug kon herinneren toen ze bij elkaar op school gezeten hadden. Hij had er sindsdien af en toe wel eens over nagedacht of hij toen wellicht een staaltje van het maniërisme had gezien en beluisterd dat Leonard ertoe aangespoord had om haar zijde daarna iedere keer weer voor een poosje te verlaten. Maar goed, terwijl dit alles speelde had ze zonder een bedankje of verdere plichtplegingen de gin zijn jasje uitgetrokken, de dop eraf geschroefd en twee stevige borrels
met tonic en ijs ingeschonken. Harry kon zich niet herinneren dat hij deze kamer ooit had betreden zonder dat er ijs voorradig was geweest, half gesmolten weliswaar zoals nu, zoals altijd trouwens, maar toch. ‘Proost, lieverd,’ zei Maureen. ‘Het is heerlijk om je te zien.’
‘Hoor eens, waarom heb je niet even gebeld voor je langskwam? Voor hetzelfde geld was ik niet thuis geweest. Ik ben er om deze tijd wel vaker niet, of ik had Bernie over de vloer kunnen hebben.’ ‘Oh, Bernie, natuurlijk.’
‘Je weet toch wel wie Bernie is,’ zei ze ongeduldig. Ze rookte
met haar sigaret zijn kant uit en haar elleboog tegen haar borst,
als een schoonheid uit een vervlogen tijdperk.
‘Nee, maar ik kan hem zo voor me zien.’
‘Het is een acteur die ook nog eens heel aardig gitaar speelt.’
‘Ja, ik dacht wel dat het zoiets zou zijn.’
‘Hoe dan ook, waarom heb je niet even gebeld, want het had
gemakkelijk gekund dat ik hem over de vloer«Jiad gehad.’
‘Maar dat was toch niet zo, of wel, en weet ik veel, ik heb er
niet zo bij stilgestaan, en wat dan nog, Shepherd’s Hill Road
is hier maar een kippeëindje vandaan.’
‘Je hoopte toch niet stiekem dat ik de deur uit zou zijn of iets anders te doen zou hebben?’
Harry stond op uit zijn stoel en ging naast haar op de sofa zitten die er al in de tijd van Leonard gestaan had, en ze schoof instinctief een stukje op om plaats voor hem te maken. ‘Zou dat nou echt iets voor mij zijn denk je, mij kennende?’ ‘Nee, jij sukkel. Nee, natuurlijk zou dat niets voor jou zijn. Dat moet ik toegeven.’ ‘Wat klets je dan nog.’
‘Dan was het misschien om de spanning erin te houden, door op de gok te gaan?’
‘Och, nu je het zo zegt, misschien kwam dat er wel een beetje bij kijken, ik zou het waarachtig niet weten.’ ‘Jaja.’ Ze gaf hem een loensende blik die een knipoog moest voorstellen. ‘Dus die ouwe rotte appel van me is weer naar zijn mandje teruggekeerd, hè?’
‘Rotte appels zijn dingen die men over het algemeen liever kwijt dan rijk is.’
‘U zei, professor?’
‘Nee niets, ik wou alleen maar zeggen dat je hopelijk niet bedoelde dat ik niet welkom was.’ ‘Doe me een lol.’
Hij boog zich voorover en viste met zijn vingers twee smeltende ijsblokjes uit de kom. Zodra ze met het oppervlak van zijn gin en tonic in aanraking kwamen, leken ze aantoonbaar te slinken, maar het ging enkel om het idee. Terwijl hij het zich weer gemakkelijk maakte, vlijde hij zich een beetje dichter tegen Maureen aan op de sofa. ‘Dit is oergezellig,’ zei hij. Toen ze aan hun tweede glaasje waren begonnen, stond ze op om de jaloezieën neer te laten voor het raam dat op de voorkant uitkeek, waarbij ze zo met de koordjes aan de zijkant manoeuvreerde dat de latten in een min of meer verticale stand kwamen te staan. Deze procedure was Harry niet vreemd en hij beschouwde die als bijzonder nuttig en verstandig, hoe je het ook bekeek. Ofschoon niet recentelijk, had hij zich wel eens afgevraagd of er zich onder Maureens vriendjes wellicht een bevoorrechte groep bevond voor wie de bovenste verdiepingen ontsloten werden. Bij deze gelegenheid liep alles gesmeerd of was in feite al gesmeerd gelopen, toen iemand na wat vage autogeluiden het huis te voet naderde, een paar tellen stilhield en zich weer verwijderde. Gevolgd door geluiden die bij de vorige aansloten. ‘Bernie,’ zei Harry. ‘Kan zijn.’
‘Geen twijfel mogelijk, ik hoorde hoe hij gefrustreerd aan zijn gitaar zat te plukken.’
‘Hou je mond,’ zei ze, maar slechts half verwijtend. ‘Wees nou eens een keertje echt lief voor me en haal nog wat ijsblokjes uit de keuken. En neem er gerust de tijd voor.’ Toen hij met het ijs terugkeerde was alles precies als toen hij aankwam, behalve dat ze een plaat van Ella Fitzgerald had opgezet op haar kleine, verre van ruisvrije pick-up (bouwjaar 1968) en zo half en half met de woorden meezong. ‘Vind je het heel erg om dat ding uit te zetten?’ ik dacht dat je haar altijd goed vond. De Bronx en Staten Is-land, weet je wel.’
‘Dat was ook zo. Vroeger misschien, maar nu niet meer. Ik stoor me trouwens niet aan haar, maar aan het feit dat dat ding
aanstaat. Eigenlijk loop ik ook niet met haar weg.’ ik loop zelf ook niet meteen met haar weg.’ Maureen zette de grammofoon af en stopte een paar blonde lokken terug onder de roze hoofddoek.
‘Bedankt. Sorry. Hoe is het met Leonard?’ ‘Uitstekend,’ zei ze, en kikkerde zienderogen op. ‘Hij heeft me verleden week mee uit eten genomen. Prima over zichzelf te spreken, hij heeft net iemand overgenomen. Of misschien dat iemand hem overgenomen heeft. Hij heeft er in elk geval een leuk slaatje uit geslagen. We hebben in dat hotel-restaurant vlakbij Old Brompton Road gegeten met niks dan zwarte ruiten en van dat Japanse rundvlees dat ze dagenlang in de sojasaus en god weet wat nog meer marineren voor het op tafel komt. Zegt je dat iets? - dat restaurant, bedoel ik?’ ‘Ik ben bang dat ik dergelijke gelegenheden nooit met een bezoek vereer. Lieveheer, klinkt dat niet hoogdravend? Maar het is nu eenmaal niet anders, niet dat ik nou het gevoel heb dat ik er veel aan mis.’
‘Ik zou er zonder Leonard ook nooit komen. Vooruit, nog één klein glaasje voor je weer opstapt. Of moet je weg?’ ‘Of moet je weg? Vanwaar die haast ineens? En wat is er zo belangrijk? Iedereen zegt tegenwoordig of moet je soms weg alsof de wereld op zijn laatste benen loopt. Ja graag, ik lust er nog wel eentje.’ t
‘Dit is hartstikke gezellig,’ zei hij, terwijl hij breeduit op de sofa plaats nam en zich weer lekker dicht tegen Maureen aanvlijde. ‘Eventjes de boel de boel laten. Echt gezellig.’ Hij vond het zelfs zo gezellig dat het op een gegeven moment lang niet uitgesloten leek dat ze de jaloezieën weer had moeten neerlaten, maar dan herinnerde hij zich dat de tijd begon te dringen en daarmee was de kans verkeken. Niet lang daarna zei hij dat hij wel naar Fitzherbert Avenue terugwandelde om daar een taxi te pakken op zijn route naar Buckland Village. Ze vergezelde hem tot aan de voordeur.
‘Het was reuzeleuk,’ zei hij, en kuste haar met genegenheid. ‘Tot gauw.’
‘Nou, dat hangt een beetje van jezelf af, nietwaar?’ ‘Wat? Hoe bedoel je?’
‘Besef je wel hoe lang het geleden is sinds de vorige keer?’ ‘Nee? Hoezo, is het langer geleden dan normaal?’
‘Niet echt. Maar wat ik je nog wilde vragen.’ Haar gezicht en stem voerden een soort Dickensiaanse parodie van de rasechte Londenaar op. ‘Ik bedoel het zal toch niet zo zijn, of wel, dat je in Muswell Hill of daar ergens een ander lekker snoepje opgescharreld hebt, wat je beter smaakt als je arme kleine Mau-reentje wie dat je al zoveel jaar kent.’
‘Wat? Grote god, nee.’ Hij was oprecht verbaasd, al was het maar omdat ze heel goed wist hoe lui hij was. ‘Wat een, wat een belachelijk stom idee. Op mijn leeftijd? Dank je de koekoek,’ zei hij, om niet uit de toon te vallen. ‘Och ja, ik dacht maar,’ zei ze, en deed snel weer gewoon, en erger, afstandelijk, afwezig, vastbesloten om zijn kostbare tijd zo min als die van haarzelf te verdoen. Zonder hem aan te kijken keerde ze hem haar wang toe voor een ander soort kus. ‘Toffe boel. Groetjes aan Clare. Daag lieverd.’ Het leek hem of er geen seconde verstreken was voor Désirée haar glas Chileense Cabernet neerzette en opgewekt tegen hem zei: ‘Het schijnt dat een goedaardige hyperplasie van de prostaat een vezelachtig gezwel voortbrengt dat niet te onderscheiden is van soortgelijke gezwellen in de baarmoeder. Misschien is dat voor jou niets nieuws, maar ik had er nog nooit van gehoord totdat de chirurg het ons uitlegde.’