23
De oude lindeboom staat er nog. Volop in het blad, frisgroen, uitbundig bloeiend. De laatste keer dat ik hier was, waren zijn takken nog kaal.
Ik draai het erf op en rijd over het knerpende grind langs de zijgevel van de boerderij naar achteren toe. Er spatten steentjes op tegen het chassis en de wielkasten. Ik ontwijk de ondiepe kuilen; modderplassen die zijn opgedroogd in de junizon.
Voor mijn studio staan twee auto’s geparkeerd die ik niet ken: een vrachtwagentje en een blauwe personenwagen. Ik parkeer Arons auto ernaast en stap uit.
Bij de toegangsdeur is een deel van de klimop weggesnoeid. Aan de vrijgekomen muur hangt een plastic paneel met zwarte letters:
MARI JONKERS TUINBEELDEN EN WATERORNAMENTEN.
BEZICHTIGING UITSLUITEND OP AFSPRAAK.
Er staat een 06-nummer bij, en een website.
Ik sla mijn armen om me heen. Staar naar het bord. De sleutel van de studio drukt diep in mijn vuist.
‘Je had de huur niet betaald.’
Ik draai me om.
Mevrouw Van Grunsven komt op me af gelopen. Ze draagt een jurk die tot over de knie reikt, een gehaakt wit vest dat haar boezem nauwelijks omsluit en groene tuinlaarzen.
‘Ik heb geld overgemaakt,’ zeg ik.
‘Februari, maart, april. Maar mei en juni niet.’ Ze heft haar rechterhand, die vlezig is en donker verkleurd van het vele werken op het land. Werkmanshanden. Ze steekt twee vingers op. ‘Twee maanden, dame.’
Haar hondje drentelt rond Arons auto. Hij snuffelt aan de banden en tilt zijn poot op. Rent vrolijk naar de volgende band en herhaalt zijn daad.
‘Ik weet het,’ zeg ik. ‘Het spijt me. Er is veel gebeurd.’
‘De facturen die ik naar dat adres in Spanje heb gestuurd, kwamen na een poosje terug.’ Haar lichtgrijze ogen nemen me onderzoekend op.
‘Dat klopt. Ik was… weer verhuisd. Het is geen excuus, maar ik ben het gewoon vergeten.’
Het dringt nu pas tot me door dat mijn studio moet zijn ontruimd. Flitsparaplu’s, softboxen, tientallen achtergrondlappen, rollen karton, statieven – er lag voor een vermogen aan fotografiespullen in de schuur. ‘Waar zijn mijn spullen gebleven?’
Ze wijst naar de abri: een landbouwschuur met een open zijkant. Er staan caravans onder die mijn huurbaas in winterstalling heeft.
‘Ik ben er een hele middag mee zoet geweest om de schuur leeg te krijgen,’ klaagt ze.
‘U heeft mijn spullen búíten gezet?’
Mevrouw Van Grunsvens hondje komt met stijve pasjes op me af. Hij cirkelt rond mijn enkels, snuffelt aan mijn broek.
Ik loop in de richting van de open schuur. Hoe dichter ik hem nader, hoe sterker de lucht wordt van diesel, vettige dierenvachten en stro.
Over een paar hoge pallets is een zeil gespannen. Ik maak het los en trek het met veel moeite omhoog. Mijn blauwe kubus is het eerste wat ik zie. Hij zit onder de vogelpoep. De rollen achtergrondkarton zijn vochtig geworden van de buitenlucht en op de paraplu’s zit een donkere aanslag die op schimmel lijkt.
Ik kan er niets meer mee, alles is onbruikbaar geworden. Mijn lichaam beeft van ingehouden woede en ontsteltenis. Ik duw de rollen opzij en graaf in de lappen die onderin liggen. Ze zijn allemaal aangetast. Alleen de statieven zijn nog schoon. Ik trek ze ertussenuit en zet ze voorzichtig tegen de houten wand.
Mevrouw Van Grunsven grist ze meteen weer weg. ‘Daar komt niks van in.’
‘Hoezo?’
‘Ik krijg nog twee maanden huur. Zodra ik die binnen heb, kun je het boeltje komen halen. Niet eerder.’ Ze trekt met beide handen het zeil terug op zijn plaats en rijgt het koord aan.
Ik zet een stap naar voren, mijn stem klinkt vreemd vervormd: ‘Afblijven!’
Mijn huurbaas draait zich nadrukkelijk naar me om. Haar laarzen stevig naast elkaar in het zand, haar kin lichtjes omhooggestoken. ‘Ik laat me niet de les lezen op m’n eigen erf, meisje.’
Ik herken die blik: op deze manier bekeek de bibliothecaresse me vroeger. Precies zo. En ook Pauline, met haar goudglanzende paardenstaart. De hyena’s.
Jou gaan we pakken. Jou!
Van Grunsven zegt nog veel meer. Haar mond blijft open- en dichtgaan en ze wijst naar me. Met haar eeltige vinger prikt ze gaten in het laatste beetje decorum dat nog heeft standgehouden.
Haar woorden dringen niet meer tot me door.
Ik draai me om en ren naar Arons auto.