14
Het avondrood heeft zich al over de kale bergrug verspreid als ik opschrik van een motorgeluid. Ik heb bijna de hele middag zitten lezen in een Spaans kinderboek. Dat lukt me steeds beter, ik hoef niet meer om de haverklap een woordenboek erbij te pakken.
Ik zie Aron zijn motor onder de met klimplanten begroeide carport parkeren. Via de smalle trappen loopt hij naar boven. Weifelend komt hij het terras op met de helm in zijn hand. Hij neemt zijn zonnebril af en hangt hem in de boord van zijn T-shirt.
Iets in zijn bewegingen alarmeert me. Zijn tred is minder energiek dan anders, hij beweegt zich trager, alsof hij een zware last draagt. Ouder, denk ik ineens, hij ziet er ouder uit.
Hij kijkt bedrukt.
Ik leg een ansichtkaart tussen de pagina’s en klap mijn boek dicht. ‘Is er iets gebeurd?’
Aron legt zijn mobiele telefoon op de glazen salontafel. ‘Mijn moeder. Ze belde toen ik bij de bank was.’
‘Ze komen toch nog wel?’
Hij mompelt iets wat ik niet versta, loopt door de open schuifdeuren het terras op, legt zijn armen op het muurtje en staart over de zee.
‘Aron?’
Hij schudt zacht zijn hoofd.
‘Is het je vader?’
Hij knikt.
‘Gaat het niet goed?’
‘Nee.’ Aron spreekt fluisterend voor zich uit, recht tegen de zeebries in. ‘Ze kunnen hier niet meer naartoe komen. Hans kan de reis niet aan.’
‘Maar gisteren…’
‘Was gisteren. En vandaag is vandaag. Ze hebben me al die tijd niet ongerust willen maken, maar het ging al een poosje…’ Hij strijkt zijn gespreide vingers door zijn haar en draait zich naar me om. Fluistert: ‘We wisten het, hè Veer? We wísten het. En toch… ga je hopen dat hij die ene uitzondering is. Dat de artsen een fout hebben gemaakt, of dat het bij hem anders zou gaan dan bij alle anderen.’ Pas als hij me recht aankijkt, zie ik dat zijn ogen bloeddoorlopen en vochtig zijn.
Ik sla mijn armen om hem heen, trek hem tegen me aan.
Hij kromt zijn rug en duwt zijn gezicht in de holte van mijn hals, alsof hij in me wil wegkruipen. ‘Die kloteziekte heeft hem te pakken, Vera. Die gore rotkanker zit overal…’
‘Kunnen ze…’ Ik strijk over zijn haar en voel zijn tranen door de stof van mijn shirt heen sijpelen.
‘Ze kunnen niets meer doen. Het is voorbij. Hij gaat dood. Mijn vader gaat dood.’