Negenendertig

 

 

 

Tekenen is een van mijn lievelingsvakken. Het wordt gegeven in een fijn lokaal: ruim en fris, met veel hoge ramen. De tekenleraar heet Sanders. Hij ziet er apart uit, met lang grijs haar en een zwarte bril. De anderen vinden hem een rare snuiter die ze niet allemaal op een rij heeft.

Tegen mij is hij aardig. Altijd. Ik heb talent, zegt hij. Tekentalent. Hij vindt het jammer dat tekenen geen eindexamenvak is op de mavo, dat vindt hij een ‘fout in het systeem’.

De laatste keer dat ik een tekening bij hem inleverde keek hij er zuchtend naar, bijna alsof hij verliefd werd, en hij zei: ‘Ik zou het eeuwig zonde vinden als jij niet naar de Kunstacademie zou gaan, Vera.’ Op de achterkant van het papier schreef hij het cijfer: een 9,5.

Ik heb het er met papa over gehad, over de dingen die Sanders zegt. Hij reageerde niet goed. ‘Kunstacademie? Wie zegt dat? Mijn dochter tussen al die geflipte hasjrokers zeker? Over m’n lijk. Er komt geen donder van terecht, van al die lui.’ Hij prikte met zijn vinger naar me. ‘Jij gaat een vak leren, dame. Secretaresse of verpleegster. Dan heb je altijd werk.’

Hij moet het met oma hebben besproken, want ze begon er de volgende dag uit zichzelf over. Ze zei dat er te weinig werk is voor mensen die de Kunstacademie hebben gevolgd. ‘Armoe troef,’ zei ze. ‘Die krijgen later allemaal een uitkering. Zielige mensen, sloebers zijn het, allemaal.’

Daar ben ik van geschrokken. Pas later hoorde ik dat je voor de Kunstacademie havo of atheneum moet hebben. Met alleen een mavodiploma word je niet eens toegelaten.

Ik denk dus niet dat ik naar de Kunstacademie kan, maar ik vind de tekenuren op school wel heel fijn.

 

Ik ben bezig aan een ‘vrije opdracht’ waaraan iedereen zijn eigen invulling moet geven. De opdracht staat in sierlijke krijtletters op het bord: EEN VIS DIE OP VAKANTIE GAAT.

Mijn tekening is bijna af. Ik heb een school vissen getekend in regenboogkleuren, hun bekjes glimlachen en in hun ogen zit een lichtje. De bovenste vinnen lijken op kleurfonteinen en uit de kieuwen stromen pastelkleurige bubbels naar het wateroppervlak.

‘Laat eens zien?’ Brenda komt naast me staan. Ze ruikt naar Hubba Bubba.

Ik wijk naar achteren.

Brenda is het mooiste meisje van de klas, alle jongens vinden haar een stuk. Ze heeft dik blond haar dat over haar schouders golft, haar huid is helemaal egaal, altijd bruin. Dat komt van de zonnebank.

‘Daar is toch helemaal niets vakantieachtigs aan!’ roept ze.

Vanuit mijn ooghoek zie ik dat de deur van het klaslokaal openstaat. Meneer Sanders is weggegaan.

‘Ze zijn blij,’ zeg ik. ‘Ze woonden altijd in een aquarium en nu mogen ze eruit, op vakantie.’

‘Wat een fantasie. Het lijken niet eens vissen!’ Ze drukt haar vinger op mijn tekening.

Ik schrik van die beweging. Ik ben bang dat ze mijn tekening vies maakt, dat ze haar vinger dwars over het blad heen trekt en vegen veroorzaakt die de dun ingekleurde bubbeltjes en schubben doen vervagen.

Ik durf er niets van te zeggen. Als ik er iets van zeg dan pakt ze hem af, dat weet ik zeker. Daarmee maak ik het alleen maar erger.

Ronny, een kop groter dan ik, roept: ‘Die vent geeft haar toch wel een goed punt, Bren. Al krast die trut het vel vol, dat maakt hem niet uit.’ Hij staat op van zijn tafeltje, grist zijn tekening mee en loopt op me af.

Ik kijk naar de deur. Sanders is nog niet terug.

De rest van de klas kijkt nieuwsgierig toe. Niemand is nog bezig met zijn opdracht.

Ronny legt zijn tekening naast de mijne. Het vel is verkreukeld en de hoeken zijn omgebogen. Hij heeft een soort karper getekend in kriegelige potloodlijntjes. Het beest heeft een zonnebril op. Een Ray-Ban. Het merk staat er duidelijk bij geschreven: REE-BUN. De vis zwemt in de bovenste helft van het vel, de rest van het papier is leeg en bezaaid met smoezelige vlekken. Ik denk dat de vlekken van Ronny komen. Ik ruik zijn handen, en zijn vingertoppen zien er donkerder uit dan de huid op de rest van zijn vingers. Hij heeft vieze randen onder zijn afgekloven nagels.

‘Wat heb jij?’ blaft hij boven mijn hoofd.

Brenda legt haar tekening erbij. Een soort dolfijn met een koffer op zijn rug. Ik vind hem best mooi.

Het kan denk ik geen kwaad om dat tegen haar te zeggen. ‘Ik vind hem mooi,’ zeg ik. Mijn stem trilt.

‘Ja, echt?’ Brenda kijkt met een scheef gezicht naar haar tekening. Dan betrekt haar gezicht. ‘Wat maakt het uit. Ik krijg toch wel een zes van die vent. Ik krijg altijd een zes van hem.’

Ronny duwt tegen mijn schouder. ‘Jij wordt gewoon voorgetrokken.’

‘Nee hoor, waarom zou hij dat doen?’

‘O, dus jij denkt dat jouw tekeningen beter zijn dan de onze? Kapsoneswijf.’ Hij recht zijn rug. ‘Hé jongens, Vera denkt dat ze beter is dan wij.’

‘Weet je wat we doen?’ klinkt Brenda’s stem naast me. ‘Jij levert mijn tekening in, en ik de jouwe. Zul je zien wie een goed punt krijgt.’

‘Ik weet niet of –’

Ronny verheft zijn stem: ‘Je zei net toch dat je Brenda’s tekening mooi vindt?’

‘Jawel, maar –’

‘Nou dan.’ Ronny grist mijn tekening onder mijn neus vandaan en overhandigt die aan Brenda.

Ik kijk naar de deur. Waar blijft Sanders?

Brenda houdt mijn tekening met twee handen omhoog, alsof ze een prijs heeft gewonnen. De klas applaudisseert.

Ik kijk naar de dolfijnentekening. Hij lijkt niet op een tekening zoals ik ze maak. Meneer Sanders heeft het vast meteen door. Zal hij mij erop aankijken? Sanders is de eerste leraar die me heeft gezegd dat ik ergens talent voor heb, die in me gelooft. Ik wil hem niet bedriegen.

Maar ik ben bang voor ruzie.

‘Zullen we nou weer gewoon ruilen?’ probeer ik. ‘Hij heeft het denk ik toch meteen door.’

Brenda kijkt op. ‘Oké. Goed.’

Gelukkig.

‘Weet je wat?’ vervolgt ze. ‘Ik maak hem een beetje mooier voor je.’ Ze pakt een zwarte stift uit haar pennenzak. Voor ik bij haar ben heeft ze al bij twee vissen slordige cirkels rond het oog getrokken. Brilletjes. Ze tekent brillen.

‘Nee! Niet doen!’

Ronny staat ineens achter me. Hij grijpt mijn bovenarmen vast en duwt ze tegen mijn rug naar elkaar toe. Er trekt een pijnscheut door mijn schouders. Ik beweeg me niet meer, blijf stil staan. Als ik me verzet, zal hij me nog harder vastpakken en dan schiet mijn arm misschien wel uit de kom.

Ronny lacht.

Iedereen lacht.

Brenda gaat door, aangestoken door de klas. Ze kleurt de zwarte cirkels in. ‘Zonnebrillen!’ giechelt ze. De lichtjes in de ogen, de zachte schaduwen langs de oogranden, de regenboogkleurtjes die ik heel geleidelijk in elkaar had laten overvloeien: alles verdwijnt onder de dikke, gitzwarte streken van de watervaste stift.

‘En hier een puist! En daar eentje. En haren.’

Iemand roept: ‘Een lul, een lul!’

‘… en een vissenlul,’ zegt Brenda.

Tranen springen in mijn ogen.

Ronny laat me los en geeft me een zetje in mijn rug.

Ik struikel, maar weet te voorkomen dat ik val en maak me meteen uit de voeten.

Het klaslokaal grenst aan de aula. Ik zie Sanders nergens. Ik ren door, de gang in waar de andere lokalen op uitkomen, maar ook die is leeg.

Ik hoor het gelach achter me weerklinken als ik de trap op ren, naar de lerarenkamer.

Tegenlicht
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html
section-0090.html
section-0091.html
section-0092.html
section-0093.html
section-0094.html
section-0095.html
section-0096.html
section-0097.html
section-0098.html
section-0099.html
section-0100.html
section-0101.html
section-0102.html
section-0103.html
section-0104.html
section-0105.html
section-0106.html
section-0107.html
section-0108.html
section-0109.html
section-0110.html
section-0111.html
section-0112.html
section-0113.html
section-0114.html
section-0115.html
section-0116.html
section-0117.html
section-0118.html
section-0119.html
section-0120.html
section-0121.html
section-0122.html
section-0123.html
section-0124.html
section-0125.html
section-0126.html
section-0127.html
section-0128.html
section-0129.html
section-0130.html
section-0131.html
section-0132.html
section-0133.html
section-0134.html
section-0135.html
section-0136.html
section-0137.html
section-0138.html
section-0139.html
section-0140.html
section-0141.html
section-0142.html
section-0143.html
section-0144.html
section-0145.html
section-0146.html
section-0147.html
section-0148.html
section-0149.html
section-0150.html
section-0151.html
section-0152.html
section-0153.html
section-0154.html
section-0155.html
section-0156.html
section-0157.html
section-0158.html
section-0159.html
section-0160.html
section-0161.html
section-0162.html
section-0163.html
section-0164.html
section-0165.html
section-0166.html
section-0167.html
section-0168.html
section-0169.html