42
‘Het is vandaag kouder,’ zei Polly die uit Domus Romana was vertrokken in een rok en een trui en vervolgens was teruggegaan om een jas aan te trekken.
Jo kwam binnen met haar armen vol houtblokken die ze in de mand naast het fornuis legde. Ze opende het deurtje van het fornuis met een vreemd uitziend instrument en duwde twee grote blokken naar binnen, deed het deurtje met een klap weer dicht en sloeg het stof van de blokken van haar handen. ‘Zo, dat zal het wat warmer maken. Het was vanochtend heel fris en de mensen hier schudden allemaal hun hoofd en voorspellen dat er sneeuw komt.’
‘Sneeuw!’ herhaalde Polly ontdaan.
‘Als het gaat sneeuwen, blijft het niet liggen, maar het zal wel heel kerstachtig zijn,’ zei Maud. ‘Heel nuttig voor mij, ik moet net een aantal wintertaferelen doen. Een beetje sneeuw is precies wat ik nodig heb, dan kan ik naar buiten gaan en wat feeën met rode wangetjes tekenen.’ ‘Die dragen dan zeker een muts met een pompon en rubberlaarzen,’ zei Jo.
‘Let maar niet op haar,’ zei Maud tegen Polly toen Jo naar buiten stampte en zei dat ze meer houtblokken ging halen. ‘Ze is in een slechte bui, ze heeft een brief uit Engeland gehad. Een van haar neven wil rechten gaan studeren en dat is duur.’
‘Neven?’
‘De kinderen van haar broer. Hij is omgekomen tijdens de oorlog en liet zijn weduwe berooid achter, maar ze moest wel drie jongens grootbrengen. Jo heeft hun schoolopleiding en studie betaald en nu wil Timmy, de middelste, rechten gaan doen.’
‘Kan ze niet zeggen dat het niet kan en dat hij een baan moet zoeken?’ ‘Dat zou ze kunnen doen, maar dat wil ze niet. Ze zegt dat ze het niet zo lang heeft volgehouden om er nu mee op te houden. Bovendien is hij een slimme, vlijtige jongen en Jo denkt dat hij een prima advocaat zal worden. Het is een goed beroep dat behoorlijk betaald als je een naam hebt opgebouwd, maar de rechtenstudie en alles wat erbij komt kijken, is duur.’
Polly dacht na over Jo’s neven terwijl ze boven in de kamer die haar atelier was geworden aan het portret van Maud werkte. De kamer lag boven het fornuis en was heel knus; dit was de eerste dag dat ze het raam niet had opengezet terwijl ze aan het werk was. School en de universiteit moesten handenvol geld kosten. Hoe kon Jo in vredesnaam in hun onderhoud voorzien? Zo veel konden haar landschappen toch niet opbrengen? Als ze überhaupt al verkochten. Maud had laten dóórschemeren dat de kopers niet bepaald in de rij stonden voor neo-solidistische werken. ‘Te avant-garde voor de huidige smaak.’
Mauds illustraties verkochten heel aardig en leverden ongetwijfeld een regelmatig inkomen op. Misschien konden twee vrouwen daarvan leven als ze zuinig waren; maar het was onvoldoende voor de dure opleiding van drie jongens.
En Maud en Jo waren niet zuinig. Ze aten er goed van, en in de korte tijd dat Polly in Rodoard was, had Maud een zilveren schaal gekocht in het antiekwinkeltje in het dorp. ‘Het is altijd het beste om in de winter dingen te kopen, want zomers verhoogt Clothilde haar prijzen schaamteloos omdat er dan zo veel bezoekers zijn.’ De kleren van Jo en Maud waren ook niet afgedragen of goedkoop, maar juist mooi van snit en pasvorm, alsof ze speciaal voor hen waren gemaakt.
Het was een raadsel.
Een raadsel dat nog diezelfde dag werd opgelost. Maud en Jo wilden naar het dorp gaan, ze zouden maar een uurtje wegblijven en had Polly ook zin om mee te gaan?
Dat had Polly niet. Ze vermaakte zich kostelijk, experimenteerde met brede kwaststreken en levendige strepen kleur. Ze wilde in de stallen blijven en verder schilderen.
Een half uur nadat ze waren vertrokken hoorde Polly een auto toeteren. Ze sloeg er geen acht op tot er beneden op de deur werd geklopt en een opgewekte Engelse stem riep: ‘Is er iemand thuis?’
Ze rende de trap af en zag een onbekende man staan. ‘Hallo,’ zei hij. ‘Wie ben jij? Waar is Jo?’
‘Ze is even het dorp in. Ze komt zo terug. En wie bent u eigenlijk?’
‘Bernie,’ zei hij. ‘Bernard Defford, tot uw dienst. Bent u een van de meisjes? Zo ziet u er niet uit.’
Een van de meisjes? Plotseling begreep Polly wat hij bedoelde en ze bloosde. ‘Ik werk in de logeerkamer,’ zei ze waardig.
‘O, u bent ook kunstenaar? Wat doet u precies, juffrouw...’
‘Smith.’
‘Ik kan u echt geen juffrouw Smith noemen, veel te gewoontjes. Wat is uw voornaam?’
Zijn glimlach was innemend en Polly merkte dat ze terug lachte. ‘Polly.’
‘Polly. Wat een mooie naam. En hij past goed bij je. Nou, Polly, ik heb ontzettend veel haast. Heeft Jo de spullen voor me klaargezet?’
‘Hè? Welke spullen?’
‘De lithografieën. Die zijn nogal zwaar, meestal stopt ze die in een houten doos.’ Hij keek zoekend om zich heen. ‘Daar staan ze,’ zei hij. Hij dook onder Jo’s tafel en trok er een kleine doos onder vandaan. ‘Ze heeft er ongetwijfeld ook proeven van gemaakt. Ik vraag me af waar die zijn.’
Lithografieën? Proeven? Zij had Jo geen lithografieën zien maken, al had ze die eerste dag wel een zure geur geroken. Lithografieën, dus. Wat gek dat Jo en Maud daar niets over hadden gezegd. En waarom kwam deze man ze ophalen?
‘Ik kan je niet zomaar met Jo’s spullen laten vertrekken,’ zei ze tegen Bernie die bij het dressoir stond en daar in de papieren neusde.
‘Ze verwachtte me. Als je wilt, kan ik je wel een ontvangstbewijs geven.’
‘Maar dan nog.’
‘Zou ik zomaar komen binnenvallen als ik niet werd verwacht?’ vroeg hij. ‘Al moet ik toegeven dat ik een paar uur eerder ben dan anders. Maar ik heb geen zin om hier te blijven rondhangen. Als ik de afdrukken kan vinden... Aha!’ Hij trok een dik vel roomkleurig papier tevoorschijn. ‘Hier is er een en ja, daar is de rest. Mooi spul, de baas zal tevreden zijn. Wil je tegen haar zeggen dat we haar cheque op de post doen?’
‘Nee,’ riep Polly uit. ‘Dat kan ik niet tegen haar zeggen. Echt, ik weet niet wat ik moet doen.’
Bernie zette de doos neer die hij net had opgetild en legde de vellen papier erop. ‘We mogen de deadline niet missen. Het boek is klaar, we hadden alleen de laatste lithografieën van Jo nodig.’
‘Boek?’
‘Dit zijn illustraties voor een boek dat we gaan drukken. Uitgeverij Venus, een gespecialiseerde uitgever. Jo werkt veel voor ons.’
‘Laat me de proeven eens zien,’ zei Polly. Voor hij bezwaar kon maken, had ze ze al gepakt, en ze spreidde ze uit op de tafel. ‘Lieve hemel!’
‘Ja, Aubrey Beardsley zou nog iets kunnen leren van onze Jo, nietwaar?’ zei Bernie op bewonderende toon. ‘Vergeleken bij die van Jo waren zijn tekeningen heel stijfjes en de klanten betalen juist voor beweging.’
Polly staarde naar de naakte, verstrengelde gestaltes, paren die de liefde bedreven in een hele reeks posities die bijna allemaal onmogelijk leken, vooral gezien de buitengewone omvang van de genitaliën van de mannen.
‘Heeft Jo deze gemaakt?’
‘Ja zeker, en ze zijn echt prachtig. Illustraties van Johanna Kimski, dat is de naam waaronder ze werkt, en daardoor verkopen wij duizenden exemplaren meer.’
‘Dat geloof ik graag,’ zei Polly die haar ogen niet van de tekeningen kon afhouden. Pornografie. Elegante, stijlvolle pornografie. ‘Het is ongelooflijk, als je bedenkt dat Jo...’
‘Geen enkele belangstelling heeft voor naakte mannen, laat staan mannen in die staat van opwinding. Bizar, hè? Vraag me niet hoe ze het doet, wij zijn allang blij dat ze het doet.’
‘Levert dit... Krijgt ze hier veel voor betaald?’
‘Lieve help, reken maar. Ze kan zowat vragen wat ze wil. Hier in Frankrijk is het natuurlijk geen enkel probleem, maar in Londen was het gevaarlijker. Daar stond de politie op een dag voor haar deur, maar ze is erin geslaagd om zich daaruit te kletsen. Daarom wonen Maud en zij in Frankrijk, hier hebben ze tenminste waardering voor glamour in al zijn vormen en hebben ze geen puriteinse of preutse opvattingen over kunst. Nou, wees braaf en leg die even terug. Jo zal niet blij zijn als je moeilijkheden maakt. Hier verdient ze haar brood mee en aangezien je zelf kunstenaar bent, weet je hoe hard ze de cheque nodig heeft die ze zal krijgen als deze veilig worden afgeleverd in Parijs.’
Polly zat op hete kolen terwijl ze wachtte tot Jo en Maud terugkwamen. Ze vroeg zich af hoe ze het onderwerp moest aansnijden. Jo had nooit iets gezegd over die kant van haar artistieke carrière, wat nauwelijks verbazend was. Schaamde ze zich ervoor?
‘Helemaal niet,’ zei Jo toen ze terugkwam, haar wangen rood van de wandeling en de kou.
‘Wat stom van Bernard om zo vroeg te komen,’ zei Maud.
‘Ja, hij verwacht altijd dat wij er zijn als het hem behaagt om te komen opdagen,’ zei Jo. ‘Fijn dat je hem de spullen hebt gegeven, Polly. Ik hoop dat je niet al te geshockeerd was toen je er een blik op wierp.’
‘O, nee. Niet echt geshockeerd. Eerder verbaasd. En onder de indruk,’ voegde Polly er snel aan toe. ‘Ze zijn echt ontzettend goed.’
‘Als je van erotische kunst houdt,’ zei Jo. ‘Bedoelt om te prikkelen, te amuseren en op te winden; en in hoeverre het een van die dingen doet, ligt aan je eigen seksuele voorkeuren.’
Hoe slaagde Jo er ondanks haar eigen seksuele voorkeuren in om de viriele mannen te tekenen die tot in de verfijnde details op haar lithografieën te zien waren?
Jo moest lachen. ‘Ik weet precies wat je denkt, Polly Tomkins, en ik kan je vertellen dat je sprekend op je grootvader lijkt wanneer hij iets ondeugends dacht. Ik maak gebruik van modellen. In Parijs bezoek ik verschillende gelegenheden waar de mensen het prima vinden dat ik hun activiteiten schets en fotografeer. Als tegenprestatie stuur ik hun exemplaren van de boeken, waar ze ontzettend gelukkig mee zijn.’
Dus zo betaalde Jo voor de opleiding van haar neven, dacht Polly toen ze terugliep naar Domus Romana.
Ze was vroeg opgehouden met werken toen ze had gemerkt dat de krachtige brede streken die ze eerst heel makkelijk had geschilderd waren veranderd in onregelmatige, onduidelijke lijnen. Ze zou er een poosje mee ophouden, lekker buiten gaan zitten tekenen of een wandeling gaan maken.
Toen ze binnenkwam, was Katriona’s stem te horen. Polly liep op haar tenen naar de trap.
‘Wie is daar? O, ben jij het? Waarom sluip je naar binnen?
Sluipen? ‘Ik ben heel gewoon door de deur naar binnen gelopen,’ zei Polly verontwaardigd.
‘Hallo, vreemdeling.’ Met over elkaar geslagen armen leunde Oliver tegen een felgekleurde zuil, en hij keek zijn zus aan. ‘Je bent erin geslaagd om Polly het grootste deel van elke dag het huis uit te jagen, Katriona. Waarom laat je haar niet met rust?’
‘Ze gaat gewoon weg, dat is heel onbeschoft als je ergens te gast bent.’ ‘Zij heeft een naam,’ mompelde Polly tegen zichzelf, maar Oliver hoorde haar en begon te lachen.
‘Maar je bent wel wat eerder terug dan anders, Polly. Leuk. Heb je zin om thee te drinken bij het zwembad? Als je wilt, kun je ook gaan zwemmen, er is ongetwijfeld een badpak in jouw maat te vinden.’
Zwemmen! Voor Polly betekende zwemmen een openbaar bad of in de zomer het openluchtbad. Zwemmen in dit zeegroene zwembad zou iets heel anders zijn. Ze rende de trap op naar haar kamer, moest ze een handdoek uit haar badkamer meenemen? Of zou dat een nieuwe ongepastheid zijn? Ze durfde er iets onder te verwedden dat er handdoeken aanwezig waren, net als zwemkleding.
Ze moest meteen een nieuw schetsboek pakken, nu ze eraan dacht. Haar oude had nog maar drie of vier lege pagina’s. Waar had Marie haar koffer gelaten? Ze vond hem onder de legplanken in de bergruimte voor de badkamer. Ze hurkte neer en maakte hem open, haar koffer was leeg op wat schilders spullen na. Ze stak haar hand uit naar het schetsboek, maar hield hem toen stil. Wat gek. Ze had een halfvol schetsboek en een leeg exemplaar meegenomen, van het formaat en type dat ze het liefst had. Maar er leken twee Winsor & Newton schetsboeken in de koffer te liggen en ze haalde ze eruit. Had ze een van haar oude meegenomen? Ze sloeg ze open.
Zoals verwacht was de ene vol blanco pagina’s.
De andere niet. Hij viel open bij een tekening van een zeeman op een meerpaal. Ze wist nog wie hij was, ze herinnerde zich de tekening die ze had gemaakt op de veerboot, vlak voor hij uitvoer. Deze was van iemand anders, en lieve hemel, wat had die persoon een talent. Ze sloeg de pagina’s van het boek om: gezichten, figuren, details van handen, snelle schetsen van houdingen en bewegingen leken van de pagina af te springen. Daar was een betoverend, vakkundig getekend pastoraal tafereeltje van een brug, een paard en wagen en een man die op een arm van het lamoen zat, net Constable.
Ze sloot haar ogen en dacht terug aan de boot. Ja natuurlijk, de man die naast haar op het dek had gestaan, zijn schetsboek op de reling, druk in de weer met zijn potlood. Hij moest de artiest zijn, dit moest zijn schetsboek zijn. Hoe was het in vredesnaam in haar koffer beland?
De trein. Het schetsboek op de zitting van de lege coupé. De kunstenaar was de man die in de hoek had gezeten, met de hoed diep over zijn ogen getrokken. Hij had dit ongemerkt laten vallen. Jeetje, hij zou wel boos zijn dat hij het was kwijtgeraakt. En aangezien zij geen flauw idee had wie hij was, laat staan waar hij woonde of logeerde, kon ze hem het boek op geen enkele manier teruggeven.
Ze pakte de boeken en verliet haar kamer.
Oliver wachtte bij het zwembad en er bungelden twee badpakken aan zijn vingers. ‘Deze zullen je wel passen,’ zei hij. ‘Wit of zwart.’
‘Zwart,’ zei Polly. Wit op een gebruinde huid was tot daaraan toe, maar wit tegen een bleke Engelse winterhuid was iets heel anders.
Ze liep de treden aan de verre kant van het zwembad af en sprong in het heerlijk warme en heldere water. De frisheid ervan verkwikte haar, net als de prachtige patronen van het licht die over het water en muren erachter flikkerden. Ze liet zich op haar rug drijven en bracht het water alleen met haar tenen in beweging. Daarna draaide ze zich om en dook naar de bodem.
Oliver zat er ontspannen bij, zijn benen voor zich uitgestrekt, terwijl hij een sigaretje rookte en naar haar keek. Hij kreeg gezelschap van Lord Fraddon die ging zitten en een gesprek begon met zijn zoon.
Toen Polly weer bovenkwam, zag ze haar schetsboek op tafel liggen, en ze hoopte maar dat Oliver het niet zou oppakken om erdoorheen te bladeren. Nee, het leek hem niet te zijn opgevallen. Daar stond de tekening in die ze in Parijs van Lord Fraddon had gemaakt. Was hij het echt geweest? Ja, ze wist het zeker. Maar was de relatie met de vrouw, die duidelijk intiem en liefdevol was, een privézaak?
Ze dacht aan wat Jo en Maud hadden verteld over Lord Fraddon en de lakei. Het was vreemd dat een man zowel van mannen als van vrouwen hield, zoals bij hem het geval moest zijn. Getrouwd, kinderen, een avontuurtje met een lakei en nu een liefdesverhouding in Parijs. Al was Oscar Wilde natuurlijk ook getrouwd geweest en had hij kinderen gehad. Polly’s gedachten dreven weg terwijl ze in lome kringetjes zwom. Ze kende Vyvyan Holland, de zoon van Oscar Wilde, en ze was erg op hem gesteld. En dan had je natuurlijk Bertram nog, Olivers voormalige minnaar. Zou hij zijn gedrag voor het oog van de wereld aanpassen en een goede vader worden of zou zijn verlangen naar seks te sterk zijn en hem verleiden tot de compromitterende relaties die Oscar Wilde hadden geruïneerd en Lord Fraddon in ballingschap hadden gedreven?
Jo en Maud hadden het gemakkelijker. Mensen konden opmerkingen maken of hen negeren, maar ze liepen niet het risico dat ze op de schouder zouden worden getikt of dat er op de deur zou worden geklopt en er een minachtende politieagent stond die ze kwam arresteren op een aanklacht wegens homoseksualiteit.
Polly zuchtte waardoor ze een slok zout water binnenkreeg. Ze begon te hoesten en zwom naar de treden waar Oliver klaarstond met een gigantische handdoek. Die omhulde haar van schouders tot enkels toen hij hem had omgeslagen. Hij zei tegen haar dat ze net een vrouw op een klassieke fries leek terwijl hij haar rug droogwreef en haar in een van de rieten stoelen duwde voor hij wegliep om verse thee te laten komen.
‘Ik heb in je schetsboek gekeken,’ zei Lord Fraddon.
Verdomme, waarom had ze dat ook op tafel laten liggen? Voor een man als Lord Fraddon was het heel normaal om een schetsboek open le slaan. Al vroeg in hun vriendschap had ze ontdekt dat Oliver net zo was, die las zonder enige gewetensbezwaar haar brieven en alle andere dingen die ze liet slingeren.
‘Vergeef me alsjeblieft mijn nieuwsgierigheid,’ zei Lord Fraddon. ‘Ik zie dat je een bezoek aan Parijs hebt gebracht voor je hier kwam. Zeg eens, wist je toen wie ik was?’
Polly werd vuurrood. Ze wierp een zijdelingse blik op het schetsboek dat open lag op de pagina van de man en de vrouw in het café in Parijs. Dus hij was het inderdaad geweest.
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik had er geen idee van. Ik wilde gewoon... Nou ja, ik wilde u gewoon tekenen.’
‘Mag ik die tekening hebben? Ik zou het een grote eer vinden en ik denk dat mijn metgezel er heel blij mee zou zijn.’ Hij sloot het schetsboek toen Oliver terugkwam.
‘Natuurlijk, mag u hem hebben,’ zei Polly. Wat kon ze anders zeggen?