6
Max Lytton arriveerde eerder in de Feathers Inn dan adjudant Pritchard. Het was een ouderwetse pub die maar weinig was veranderd sinds hij in de zeventiende eeuw was gebouwd. Er lagen geboende hardhouten vloerplanken en er was een doolhof van nauwe gangetjes en trappen die leidden naar onverwachte kamers of één van de vele binnenplaatsjes. In zijn hoogtijdagen was het een ontmoetingsplek voor struikrovers geweest en het was niet moeilijk om je gelaarsde mannen in capes voor te stellen die zich verscholen in donkere hoekjes of op de geplaveide binnenplaats, waar de stallen tot een bar waren verbouwd.
Max ging naar de eetzaal op de begane grond, een discrete plek, waar de tafels tegen de muur stonden en aan het zicht werden onttrokken door houten stoelen met hoge leuningen. De volmaakte plaats voor een privégesprek, precies wat Max wilde. In de brede stenen haard brandde een houtvuurtje en op de vloer lag zaagsel. Hij vond een lege tafel en nam plaats met een kroes ale, waar de pub bekend om was.
‘Ik wacht op een vriend,’ zei hij tegen de ober die vlakbij wachtte om zijn bestelling op te nemen. Op hetzelfde moment zag hij Pritchard bij de deur staan. Pritchard keek aarzelend rond en toen Max overeind kwam, stak hij een hand op ter begroeting en voegde zich bij hem.
Er werd een pint bitter bier voor adjudant Pritchard gebracht en de ober kwam terug om hun bestelling op te nemen. Hij kon een stuk van de lamsbout uit Wales aanbevelen, die vandaag uitstekend was, en er was natuurlijk pastei met rundvlees en niertjes waar de pub ook beroemd om was.
‘Ze maken het op de traditionele manier met oesters,’ zei Max tegen Pritchard.
‘Ik hou niet zo van schaaldieren,’ zei Pritchard met zijn zangerige Welsh accent. ‘Ik neem het lam aangezien dat uit mijn land komt en onze schapen de beste in het koninkrijk zijn.’
De ober ging weg en de twee mannen keken elkaar zwijgend aan. Ze hadden elkaar twee jaar eerder leren kennen toen adjudant Pritchard nog hoofdagent bij de recherche was en op promotie had gehoopt. Hij had een moordzaak onderzocht, en Max had informatie verkregen waar de politie geen toegang toe had en dat doorgespeeld aan de gretige agent. De zaak was opgelost, een bijzonder onaangename misdadiger had zijn gerechte straf gekregen en Pritchard zijn promotie.
‘Ik neem aan dat dit een beroepsmatige ontmoeting is,’ zei Max.
De blik in Pritchards lichtbruine ogen was argeloos, maar Max wist wel beter dan die schijnbare onverschilligheid zomaar te geloven. Pritchard was een geslepen man met een sterk moreel besef, gekoppeld aan een gezond cynisme wat betreft de slechtheid die in de medemens school.
'Het is weliswaar beroepsmatig, maar het kan beter niet via de officiële kanalen gaan, snap je?’
‘Officieuze zaken? Dat klinkt niet als iets voor jouw afdeling.’
‘Het is niet echt officieus, maar de bijzonderheden kunnen beter tussen ons blijven. Jij hebt jouw meerderen en ik de mijne. En de jouwe vinden het prima dat ik hier met je over praat, want zij willen het voorlopig ook officieus houden.’
Voor zijn vrienden en familieleden en voor het gesloten wereldje van de Londense hogere kringen was Max Lytton niets anders dan een man van de wereld. Een aantrekkelijke kerel die vreemd genoeg nog altijd vrijgezel was, hoe hard debutantes en hun moeders ook hun best deden om daar verandering in te brengen. Hij stamde uit een oud geslacht, had een royaal eigen inkomen; een vermogen dat hij van een oudtante had geërfd. Die erfenis was een verrassing geweest voor hem, als jongere zoon, en een bron van ergernis voor zijn vader en oudere broers. Daarom kon hij zijn leven leiden zoals hij dat wilde; een leven waaraan zijn vader voortdurend aanstoot nam. ‘Je hebt niet voor je land gevochten in de oorlog en nu leid je een lui leventje, je bent van generlei waarde voor jezelf of voor de maatschappij. We zijn niet op deze aarde om het naar onze zin te hebben, maar om er een betere plek van te maken, en dat zie ik jou niet doen.’
Max wist dat het geen zin had om tegen te sputteren of ruzie te maken met zijn vader. Die wist heel goed dat hij niet was afgeslacht in de loopgraven wegens een verlamming ten gevolge van kinderpolio.
Het feit dat hij in de oorlog hard had gewerkt en grote successen had geboekt bij de Militaire Inlichtingsdienst vond zijn vader, een gepensioneerde legergeneraal, onbelangrijk. ‘Bureaubaantje, tijdverspilling, de plaats voor lafaards en mannen die te oud of verwijfd zijn om te vechten.’
Ook wist zijn vader niet dat hij een van de weinige mannen was die in dienst was gebleven van zijn afdeling na het einde van de oorlog, toen de inlichtingendiensten grotendeels waren ontmanteld, en de restanten ervan werden weggestopt in een vergeten hoekje van Whitehall, met veel te weinig financiële middelen. Al waren de zaken sinds kort aan het veranderen; de huidige toestand in Rusland was alarmerend, en de onaangename gevolgen van het Verdrag van Versailles zorgden ervoor dat de mannen die wisten wat er in Duitsland speelde de zaken daar nauwlettend in de gaten hielden.
‘Pardon, meneer.’ De ober zette borden voor hen neer en kwam even later terug met een dampende pastei die hij voor Max plaatste. Een andere ober kwam met een karretje om dikke plakken van het sappige lam te snijden voor Pritchard. Er werden schalen met aardappels, wortelen en kool neergezet en daarna trokken de obers zich terug.
Pritchard deed wat aalbessengelei op zijn bord naast zijn lam. Max stak een lepel in de goudbruine korst van zijn pastei en schepte een royale portie op zijn bord.
‘Als het een politiezaak is, begrijp ik niet wat het met ons te maken heeft,’ zei Max.
‘Dan heb je kennelijk nog niet gehoord dat ik vorig jaar ben overgeplaatst,’ zei Pritchard. ‘Naar Special Branch.’
Dat verbaasde Max. De Welshman met zijn vriendelijke stem had een scherp verstand en net dat beetje extra intuïtie dat hem deed uitstijgen boven de gemiddelde agent. Maar Special Branch? Misschien was het een teken des tijds, een indicatie hoe bezorgd de autoriteiten waren over de toenemende woede en intensiteit van degenen die vonden dat het leven hen niet eerlijk had behandeld. Wat in veel gevallen ook waar was. Het extremisme nam toe, vooral op het vasteland van Europa, en misschien tegenwoordig ook in Engeland.
In dat geval had Special Branch bekwame agenten als Pritchard nodig. Tenslotte moest er meer gebeuren dan alleen het vangen van boeven om de binnenlandse orde te bewaken.
De samenwerking tussen Special Branch en de inlichtingendiensten verliep doorgaans stroef, met af en toe bittere ruzies over de grenzen van het territorium. Als de superieuren van Pritchard en Max samenwerkten aan deze zaak, dan wilde dat zeggen dat ze achter iemand aan zaten die betrekkingen had die verder reikten dan alleen criminele of plaatselijke delicten.
‘Voor de dag ermee,’ zei hij. ‘Wat speelt er?’
‘Ik zie jou niet als Watson en mezelf niet als Sherlock Holmes,’ zei Pritchard, en hij prikte een geroosterde aardappel aan zijn vork en kauwde er zorgvuldig op. Hij veegde zijn mond af met zijn servet en nam een slok bier. ‘Jij kent Sir Walter Malreward toch?’
‘Aha,’ zei Max. ‘Malreward. Ja, die ken ik.’
‘Alleen van reputatie, omdat je zaken met hem hebt gedaan, of persoonlijk?’
‘Hij is een man die vaak in de publieke belangstelling staat en ik ken hem oppervlakkig. Wat betreft zijn zaken, nee, daar heb ik niets mee te maken.’
Pritchard speelde een spelletje met hem. De man wist ongetwijfeld wie Sir Walters vaste metgezel was, om de bedekte termen van de goedkopere kranten te gebruiken. Mevrouw Harkness. Cynthia Harkness, sinds kort gescheiden, en de zus van Max.
‘Hij heeft toch zeker niks kwaads in de zin? Hij leidt een op het eerste gezicht respectabel uitgeversconcern, geeft geld aan de armen, houdt zich bezig met gematigde politiek en bemoeit zich verder nergens mee.’
'Mag je hem?’
Max zocht toevlucht bij zijn bier. Mogen, niet mogen, wat had dat er mee te maken? ‘Als jullie dienst belangstelling heeft voor Malreward dan doet het er toch niet toe hoe ik over hem denk? Ik heb het niet zo op gevoelens.’
'Dat weet ik ook wel. Maar desondanks kun je mensen redelijk goed inschatten.’
' Ik zou niet gaan bergbeklimmen als Malreward het andere einde van het touw vasthoudt, als je dat soms bedoelt.’
'Ik wist niet dat je aan bergbeklimmen deed,’ zei Pritchard. Onwillekeurig keek hij omlaag naar de plek waar hij wist dat Max’ slechte been uil gestrekt onder de tafel lag.
'Ik bedoelde het figuurlijk.’
'Er wordt gezegd dat hij een hard maar eerlijk zakenman is.’
' In dat geval moet je je bronnen beter onderzoeken,’ zei Max. ‘Niemand wordt zo rijk als Sir Walter is zonder meedogenloos te zijn en de grenzen van de wet op te zoeken. Kapitalen worden verdiend door risico’s te nemen. Als je echt denkt dat een zakenman van het kaliber van Malreward zijn succes op een andere manier heeft bereikt, dan heb ik nog wat elfjes achter in mijn tuin die ik je voor een zacht prijsje wil verkopen.’
Pritchard glimlachte. ‘Laat de elfjes maar aan ons Kelten over, meneer Lytton. Nee, de reputatie van Sir Walter lijkt vlekkelozer dan die van de meeste mensen. Daardoor is hij een gevoelig onderwerp en daarom zijn we hier in plaats van in mijn of jouw kantoor. De hoge omes mogen Sir Walter graag. Er gaat zelfs een gerucht dat hij onderminister zal worden.’
Max fronste. Het was niet ongebruikelijk dat de achtergrond van een man officieel gecontroleerd werd voor hij werd aanbevolen voor een moeilijke post of voor het verkrijgen van een onderscheiding, maar dat soort werk deed hij niet. ‘Ze hebben hem toch wel grondig doorgelicht voor hij geridderd werd?’
Hij zweeg toen de ober verscheen om de lege borden en schalen af te ruimen.
‘Het lam was heerlijk,’ zei Pritchard tegen hem.
‘Dank u wel. Wilt u appeltaart na? Met room of custard?’
De appeltaart werd snel gebracht en Max goot room over zijn stuk. ‘Wat heeft Sir Walter uitgespookt dat men zo bezorgd is? Dat kan toch niet alleen door het vooruitzicht van een ministerspost komen?’
‘We zijn er heel toevallig achter gekomen. Zoals je weet letten we vandaag de dag wat scherper op een aantal van de kleinere politieke groeperingen. Zowel op de linkse als de rechtse.’
‘Trotskisten en Marxistisch Leninisten aan de ene kant en zwarthemden plus anderen met fascistische neigingen aan de andere kant, bedoel je?’
‘Jij weet meer over de fascisten dan ik, want jij bent onlangs toch nog in Italië geweest?’
‘Ja, en ofschoon heel wat prominenten menen dat het fascisme onze enige verdediging is tegen een bolsjewistische machtsovername, staan mijn meerderen heel argwanend tegenover elke groep die de maatschappij wil ontwrichten, het parlement wil uitdagen of in algemene zin opruiend te werk wil gaan.’
‘Bij Special Branch houden we een groep anarchisten in het oog omdat we van die kant ook geen moeilijkheden willen.’
‘]e wilt me toch niet vertellen dat Malreward een stiekeme anarchist of Leninist is?’
‘Nee. Het is veel vreemder en daarom zo mogelijk nog onheilspellender. Hij heeft een aardig groot geldbedrag aan de Communistische Partij gegeven, maar ook aan een aantal groeperingen van de andere kant. En aan de reeds genoemde anarchisten.’
‘Dat duidt niet op een uitgesproken politieke overtuiging.’
‘Nee. En het past ook niet bij de redelijke, gematigde conservatief die hij lijkt te zijn.’
‘Ik krijg het idee dat hij de zaak wil ophitsen. Op welke manier dan ook.’
‘Precies. En het gaat om forse bedragen waarvan we graag willen welen waar ze vandaan komen.’
Max schudde zijn hoofd. ‘Dat is bepaald geen raadsel. Hij is heel rijk.’
‘Ja, en we hebben toegang tot zijn bankrekeningen, maar dit geld is niet... laten we zeggen, via de normale kanalen gegaan.’
'Dat wil alleen zeggen dat hij de tegenwoordigheid van geest en de kennis had om geen sporen na te laten.’
‘We hebben redenen om aan te nemen dat Sir Walter naast zijn openbare en respectabele zaken ook nog andere inkomstenbronnen heeft.’
De moed zonk Max in de schoenen. Wat hij hoorde beviel hem niks. Waar was Cynthia in verzeild geraakt? ‘Vertel op. Narcotica?’
' Daar lijkt het niet op, al was dat wel ons eerste vermoeden. Toch ben ik ervan overtuigd dat hij iets strafbaars van plan is, en als je zijn dossier leest, zul je tot dezelfde conclusie komen.’
‘Het lijkt me onaannemelijk. Waarom zou een man die veel geld heeft verdiend en een hoge positie heeft bereikt, zoals Sir Walter, de behoefte voelen om iets clandestiens of onwettigs te doen? Waarom zou hij zijn kans op een ministerspost in de waagschaal stellen?’
‘Als hij dan zo’n eerlijke, betrouwbare burger is, leg me dan eens uit waarom hij zulke grote bedragen doneert aan subversieve organisaties?’
'Misschien heeft hij het idee dat zijn land een bredere politieke basis nodig heeft zodat er over alle kwesties diepgaander wordt gedebatteerd van beide kanten van het politieke spectrum.’
‘En misschien dansen de kalveren zo op het ijs,’ zei Pritchard.
Er werd koffie gebracht en Pritchard stak een pijp op. Max keek in het vuur en zag de vlammen rond een nieuw houtblok likken en een ander blok brak in stukken en viel in een regen van vonken door het rooster.
Pritchard zoog hard aan zijn pijp, haalde hem uit zijn mond en blies een stoot rook uit. ‘Dit komt wel heel dichtbij voor jou. Je zus die... ’
‘Ja.’ Als zou blijken dat Sir Walter iets gevaarlijks of clandestiens in de zin had, zou dat onplezierige gevolgen voor Cynthia hebben. Ze was al het slachtoffer van flink wat lasterpraatjes vanwege haar scheiding, die was gevolgd nadat ze zich heel nadrukkelijk in het gezelschap van Sir Walter had getoond, en haar echtgenoot was bijzonder gezien in haar kringen.
Hij wilde niet over haar oordelen, al had hij wel gewenst dat Cynthia wat discreter zou zijn, maar zo zat ze niet in elkaar. Aan de andere kant kon het ook zo zijn dat Sir Walter helemaal niets onwettigs van plan was. Een man mocht geld geven aan wie hij wilde, en er bestond geen wet tegen het steunen van welke politieke beweging dan ook, zolang die niet bij wet verboden was. Misschien was het een gril van hem, er konden tientallen redenen zijn voor dergelijk gedrag, al voelde Max intuïtief dat er meer achter zat dan een bevlieging van een rijke man.
‘Ik heb de vrijheid genomen om mijn meerderen op de hoogte te brengen van de omstandigheden,’ zei Pritchard. ‘En.
‘Als ik deze klus krijg toegewezen, zal ik hem uitvoeren,’ zei Max zonder aarzeling. ‘Het is jammer als het pijnlijk wordt voor mijn zus, maar emotionele en persoonlijke banden mogen onze plicht niet in de weg staan. Ik neem aan dat het mijn opdracht is om uit te zoeken of Sir Walter in het geniep geld verdient, of hij banden heeft met buitenlandse politieke bewegingen, want dat is toch waar jullie echt bang voor zijn, en wat hij verder nog doet met zijn geld.’
‘Je bent er heel harteloos onder. Mevrouw Harkness.
‘Is een volwassen vrouw. Als ze haar billen brandt, moet ze maar op de blaren zitten. Welke achtergrondinformatie heb je over Sir Walter?’
‘Ik heb het dossier meegebracht.’ Pritchard keek in zijn leren aktetas en haalde er een gele map uit waar geheim op was gestempeld. Hij gaf hem aan Max. ‘Drie jaar geleden geridderd, lid van de Conservatieve Partij, niks aan de hand. Hij heeft een huis in Londen en een in Wiltshire. Maar er zijn wel gaten. Hij is voor de oorlog naar Engeland gekomen vanuit Frankrijk, waar hij nog een huis heeft.’
‘Net als mijn zus,’ zei Max. ‘In dezelfde plaats als Malreward, daar hebben ze elkaar leren kennen. Ik vraag me af of ze naar Frankrijk gaat voor Kerstmis... ’ Zijn stem stierf weg en hij zweeg een poosje, denkend aan alles wat Pritchard hem had verteld. Ondertussen liet hij verschillende plannen van aanpak de revue passeren. ‘Als ze gaat, kan ik mezelf uitnodigen om kerst bij haar te vieren. Al zou het natuurlijk kunnen dat ze in Malrewards villa logeert.’
‘Komen je privé- en beroepsleven dan niet wat al te dicht bij elkaar?’ ‘Nee, volgens mij niet. Het zou zelfs in beide gevallen nuttig kunnen z ijn.’ Max keek Pritchard recht aan. ‘Ik ben erg gesteld op mijn zus. Ze neemt het me wellicht niet in dank af, maar als Malreward een schurk blijkt te zijn, kan ze dat maar beter zo snel mogelijk weten.’ Hij voegde er niet aan toe: het liefst voor ze met hem trouwt en in, god mag weten wal voor, problemen verzeild raakt.
' Hebben ze een hechte band?’ vroeg Pritchard. ‘Dat valt bij de society dames niet altijd goed te zien.’
‘Is dat een beleefde manier om te vragen of ze meer belangstelling heeft voor het vermogen dan voor de man?’
Pritchard leek te schrikken van de kille toon die Max plotseling aansloeg. ‘Helemaal niet. Het is gewoon zo dat vrouwen uit haar... uit jouw klasse volgens andere regels leven dan de regels die gelden waar ik vandaan kom.’
Max hief een hand op om het standje te aanvaarden. ‘Dat is waar. Maar ik geloof dat de meeste vrouwen Sir Walter wel een aantrekkelijke man vinden. Hij zit vol mannelijke energie, en de uitstraling van succes heeft zijn eigen bekoring.’
‘Een viriele man,’ stemde Pritchard in. ‘En hij is sterk. Ik zou hem niet graag in de wielen rijden.’
‘Maar dat is precies wat ik van jou moet doen.’
Hij zal niet eens merken dat je belangstelling voor hem hebt, daarvoor ben je veel te goed in je werk. Je zus weet toch niet wat je bent of wal je doet?’
‘ Nee,’ zei Max.
Dat klopte in zoverre dat hij het haar nooit had verteld, maar aan de andere kant vermoedde hij dat zij, in tegenstelling tot de rest van zijn Familie, heel goed wist dat zijn op het eerste gezicht luie leventje niet was wat het leek.
Na een zwakke tegenwerping van Pritchard betaalde Max de rekening en de twee mannen liepen naar buiten, het fletse zonlicht in dat er net in slaagde door de nevelige wolken te dringen. Ze stonden op de hoek van Kettle Street en keken naar het voorbijrazende verkeer in Holborn. Rode bussen vormden de enige vlekken kleur tussen de auto’s en karren en de slonzig geklede voorbijgangers.
‘Misschien moet ik de hulp van Lazarus wel inschakelen,’ zei Max toen ze uiteengingen.
Pritchard die net naar een bus wilde lopen, bleef staan. ‘Neem je het zo hoog op?’
‘Ja,’ zei Max, en hij keek de andere man na die tussen het verkeer door schoot en in zijn bus stapte op het moment dat die wegreed. Ja, zo hoog nam hij het op.