13
Max Lyttons huis in Lantern Street was een achttiende-eeuws, smal herenhuis dat tussen twee imposantere huizen lag. Zijn zit- en studeerkamer waren op de eerste verdieping, een vreemde mengeling van comfort en ingetogen goede smaak. Geboende vloeren, mooie Turkse tapijten, twee diepe leunstoelen en een bank. Lichte muren, die vol schilderijen hingen, van zeventiende-eeuwse tot moderne. Een kleine vleugel. Zijn studeerkamer stond vol boeken en op zijn cilinderbureau lagen momenteel allerlei paperassen, geordend in keurige stapels.
Hij zat in een van de leunstoelen en Lazarus Farmer zat tegenover hem, aan de andere kant van het vuur dat brandde op het originele haardrooster. Boven de open haard stond een teer uitziende klok die aangenaam en sonoor tikte. Zware gordijnen sloten de gure avond buiten en dempten het constante geluid van het Londense verkeer. Max’ knecht bracht drankjes voor de twee mannen en verliet daarna zacht de kamer, de deur met een nauwelijks hoorbare klik dichttrekkend.
Bijna met genegenheid keek Max Lazarus aan. De twee mannen kenden elkaar al heel lang en ze hadden samengewerkt tijdens de moeilijke oorlogsjaren toen Lazarus, een wiskundige, gedetacheerd was bij de afdeling van Max. Cynthia, die dacht dat alle detectives verlopen mannen waren, zou verbaasd zijn als ze zou weten dat hij tegenwoordig freelance onderzoeker was. Hij beantwoordde totaal niet aan het algemene beeld van een agent die privé naspeuringen deed. Hij was klein, half kaal, al was hij nog geen veertig, met zachte donkere ogen die groter leken door zijn dikke, ronde brillenglazen. Hij droeg een goed gesneden pak en zijn accent was dat van Max’ eigen klasse.
Max wist dat Lazarus Engels kon spreken in elk accent dat hij verkoos en dat hij bovendien in vier andere talen hetzelfde kon. Zelfs Max wist niet precies waar Lazarus vandaan kwam, maar omdat de man vloeiend Hongaars sprak, evenals Duits, Frans en Italiaans, vermoedde hij dat hij afkomstig was uit Boedapest.
Na de oorlog was Lazarus teruggegaan naar zijn wiskunde vakgroep in Cambridge, maar hij had het werk saai gevonden in vergelijking met zijn werkzaamheden tijdens de oorlog. Bovendien had hij geen zin om jeugdige geesten van wie de meesten veel minder briljant waren dan hijzelf hogere wiskunde bij te brengen. Daarom had hij het academische leven vaarwel gezegd en was hij als speurder aan de slag gegaan. Hij hield zich echter niet bezig met alledaagse klussen als echtscheidingen en het opsporen van vermiste personen. De informatie die hij zijn klanten leverde was van een veel exclusiever gehalte. Hij had verstand van zakendoen en financiën, en hij kon snel en efficiënt geldsporen volgen. Hij begreep de menselijke natuur en hij voelde instinctief aan hoe de duistere kant van de personen die hij onderzocht in elkaar stak. Die combinatie was van onschatbare waarde.
‘Nou, Max, dit is net als vroeger,’ zei hij, en hij nestelde zijn mollige lichaam wat lekkerder in de leunstoel. ‘Een paar jaar had je niks voor me te doen en nu is het opeens urgent, politiek, financieel en wellicht zelfs persoonlijk.’
Max’ team had zijn eigen snuffelaars, maar geen van hen kon tippen aan Lazarus. Ieder had zijn eigen specialiteit, één terrein waarop hij uitblonk, maar Lazarus was bedreven op alle terreinen, vooral de internationale.
‘Je hebt vast wel eens gehoord van een man die Malreward heet,’ zei Max.
Lazarus ging rechtop zitten en zijn ontspannen houding was op slag verdwenen. ‘Max, er zijn mensen met wie je maar beter niks te maken kunt hebben. Geloof me als ik zeg dat Sir Walter Malreward er daar een van is.’
Max sloeg geen acht op zijn woorden. ‘Hij lijkt zijn best te hebben gedaan om geen problemen te krijgen, wat niet meevalt gezien zijn kostwinning. Volgens mij is hij te mooi om waar te zijn.’
‘Denk je niet dat hij grondig is gecontroleerd en goedgekeurd toen hem die onbetwiste Lagerhuiszetel werd aangeboden?’
‘Er zitten meer dan genoeg schurken in het Lagerhuis, dat weet je best.’
‘Ja, maar die hebben de juiste familie connecties of ze hebben op de juiste school gezeten of ze komen uit het goede deel van de arbeidersbeweging. Heel voorspelbaar, en tegen de tijd dat ze in het parlement komen kent hun partij, welke dat ook is, hun zwakheden. Met nieuwkomers als Sir Walter ligt dat anders en neem maar van mij aan dat de partijbonzen dan lastige vragen stellen.’
‘Blijkbaar zijn die naar tevredenheid beantwoord. Maar stel je voor dat Sir Walter slimmer is dan zij?’
Lazarus snoof. ‘Daar is niet veel voor nodig, dat geef ik toe. Maar ze roepen wel de hulp in van de politie. En die mag dan fantasieloos zijn, ze verricht wel grondig werk.’
‘Herinner jij je Pritchard van Scotland Yard nog?’
‘Ja zeker. Die zit tegenwoordig bij Special Branch. Een goede man. Intelligent. Volhardend.’
‘Hij heeft zijn twijfels over Malreward.’
‘O, ja?’
‘En ik hoef je niet te vertellen dat zijn en mijn vermoedens alleen voor jouw oren bestemd zijn.’
Lazarus drukte zijn vingertoppen tegen elkaar en keek Max aan over de rand van zijn bril.
‘Pritchard. Hmm, ja.’Vervolgens schudde hij zijn hoofd.‘Malreward is een machtige man met veel invloed. Niet iemand om voor de voeten te lopen. Ik raad je aan om deze zaak te laten vallen, Max.’
‘Dat gaat niet. Special Branch en mijn hoogste baas hebben de koppen bij elkaar gestoken met betrekking tot dit onderwerp en het mij in de maag gesplitst.’
‘Kun je me geen aanwijzingen geven omtrent de ondeugende dingen waar je cliënt zich mee bezig kan hebben gehouden?’
Max grijnsde naar hem. Dat deed hem denken aan vroeger. Toen had Lazarus de persoon die werd nagetrokken altijd een ‘cliënt’ genoemd en eventuele vergrijpen, van verraad tot moord, ‘ondeugende dingen’.
‘Dat hoef je niet te vragen als Special Branch erbij betrokken is, oude vos. Politiek. Financieel, ja. We willen graag precies weten hoe hij zijn geld heeft verdiend, waar hij het nu mee verdient en waaraan hij het uitgeeft.’
‘Wijntje en trijntje, zo wordt verteld. Ik zie hem bij de opera. Hij houdt van Italiaanse stukken. En dan schijnt hij verloofd te zijn, om het zo maar te noemen, met mevrouw Harkness. Hoe gaat het trouwens met je zus?’
‘Tja, nu je het zegt, is ze wel een beetje gespannen. En ja, dat is persoonlijk. Ze moet natuurlijk zelf weten met wie ze trouwt, maar ik wil liever niet dat ze in de echt wordt verbonden met een.
‘Ondeugende jongen,’ maakte Lazarus zijn zin af.
‘Je zult het niet vragen, maar desondanks vertel ik je dat ik de rekening hiervoor zal betalen. Gedeeltelijk omdat het een persoonlijke aangelegenheid is, maar ook omdat het mij heel veel tijd scheelt als jij het loopwerk doet. Het is dringend.’
‘Geef me een week, dan zal ik rapport uitbrengen. In elk geval zal ik tegen die tijd weten hoe onberispelijk het gedrag van Malreward al dan niet is, zelfs al ken ik de bijzonderheden nog niet.’
‘Doe voorzichtig, Lazarus. Knoop je eigen waarschuwingen in je oren, beste kerel. Voor hetzelfde geld zitten we er natuurlijk helemaal naast,’ zei hij bedachtzaam.
Met opgetrokken wenkbrauwen keek Lazarus hem aan. ‘Je hebt toch zeker geen twijfels over de man? Je weet dat hij ondeugende streken heeft uitgehaald. Je neus trilde toen je hem ontmoette. Laten we hopen dat je intuïtie, die het bijna altijd bij het rechte eind heeft, in dit geval niet is verstoord door je beschermende gevoelens ten opzichte van je zus. Die, als ik het wel heb, de enige vrouw is om wie je werkelijk geeft. Dat soort gevoelens kunnen het beoordelingsvermogen aantasten. Ik heb het uiteraard niet over mevrouw Warden. Bij haar draait het niet om het hart, maar om een ander deel van je anatomie.’
‘Loop naar de duivel, Lazarus.’ Max wist niet of hij boos moest worden of moest gaan lachen.
‘Ik verwacht dat die op een goede dag ook opduikt in mijn agenda. Tot volgende week, oude vriend.’