9
Fariman zat op een barkruk aan de tapkast van Aurora Follies op Second Avenue. De saloon was op het eerste gezicht nog niets veranderd sinds de goldrush, toen prospectors en goudzoekers er na maanden in de bevroren wildernis te hebben doorgebracht de nuggets die ze in Pedro of Bear Creek hadden gevonden tegen dollars kwamen inwisselen. Meestal verloren ze het grootste deel van die dollars nog dezelfde avond bij het pokeren of bij een van de dansmeisjes met wie ze eerst in bad probeerden te komen en dan in bed.
De saloon mocht dan uiterlijk weinig veranderd zijn, de bezoekers waren dat in ieder geval wel. In de plaats van de oldtimers uit 1906 waren het nu de duurbetaalde arbeiders en technici van de pijplijn die zich er kwamen voltanken. In hun kielzog volgden beroepsgokkers, louche beleggingsadviseurs, sjacheraars en prostituees, die allemaal slechts één doel voor ogen hadden: de beurzen van de pijplijnwerkers die wekelijks een betaalcheque van vier cijfers incasseerden wat lichter te maken.
Fariman zat aan het eind van de tapkast, vanwaar hij, onder het nippen van zijn bourbon, iedereen kon opnemen die de saloon binnenkwam. De man met wie hij een afspraak had, had zich echter nog niet vertoond. Of beter gezegd: hij had zich nog niet bekendgemaakt. Misschien zat hij wel aan een van de tafels achterin de zaal een partijtje poker te spelen en wachtte hij de gelegenheid af om ‘toevallig’ met hem in gesprek te komen.
Het mocht dan wel een vreemde manier van afspreken zijn, om de lui die de aanslag in Keystone Canyon hadden gepleegd te ontmaskeren, was geen moeite hem te veel. Na de onaangename ervaring bij TAPS Security was het duidelijk dat Jack Cast op de een of andere manier bij die aanslag betrokken was. Fariman sloot de mogelijkheid niet uit dat de vakbondsleider de aanslag zelf had beraamd. Die was er in ieder geval de man naar om Fariman door middel van getrukeerde foto's of valse getuigenissen verdacht te maken, al was het maar om hem te laten voelen hoe ver zijn macht reikte. Toch bleef het gevoel knagen dat er misschien meer achter stak. Via Seitert, de U.S. attorney, had Jay Corbo afdrukken gekregen van de foto's van de Sikorsky die bij de aanslag betrokken was geweest. Hij had die onder de piloten van AAD en TS laten circuleren, maar dat had niet geleid tot identificatie van de piloot. Wat in een land met tienduizend gebrevetteerde piloten en vijfduizend privé-vliegtuigen niet hoefde te verbazen. Bovendien was op de foto met de piloot niet veel meer te zien geweest dan de geliefkoosde outfit van de vele ex-Vietnampiloten die na hun diensttijd in Alaska een graantje kwamen meepikken van de oliegekte. Corbo had zo'n outfit en de flight-jack die Fariman droeg, had hij van Corbo cadeau gekregen. Corbo had de alibi's van alle Vietnampiloten speciaal laten natrekken en hij had er in zijn verslag extra de nadruk op gelegd dat hij zelf op het bewuste ogenblik in het bijzijn van getuigen in bespreking was geweest met Cast.
Fariman had een ogenblik overwogen de hulp van zijn broer in te roepen, die via de Iraanse geheime dienst over meer mogelijkheden beschikte, maar dat idee had hij laten varen. Het zou zijn broer attent maken op de problemen in Alaska en hem ertoe aanzetten opnieuw te gaan zeuren over zijn terugkeer naar Teheran.
Fariman voegde wat soda bij zijn bourbon. Hij hoopte nu maar dat de man op wie hij zat te wachten licht in de duisternis zou brengen. Gisteren was hij via de radiotelefoon opgebeld door een zekere Ron Tamaku. Eerst zei de naam hem niet veel en hij was op zijn hoede gebleven tot Tamaku hem had gevraagd hoe John Chinvat het stelde. Toen herinnerde hij zich het gesprek met de eskimo met de zweetband in de DC4 over de dood en de verdwijning van de twee lasnaadinspecteurs. ‘Als John Chinvat meer wil weten over imaka, moet hij morgenavond in de Aurora Follies een borrel drinken met mijn vriend Sam Blake,’ had Tamaku geadviseerd. Hij had nog wat woorden verspild aan het slechte weer in de Crazy-Horse-sectie, waarna hij de verbinding had verbroken. ‘Imaka’ was het woord dat Tamaku had gebruikt toen hij in de DC4 over mogelijke sabotage sprak.
De saloon was intussen afgeladen vol. Alle nationaliteiten waren hier vertegenwoordigd en elk maakte kabaal in zijn eigen taal. Het Engels domineerde als voertaal, maar ook de Frans-Canadezen, de eskimo's, de Aleoeters en de Abaska-indianen deden hun duit in het zakje. Aurora Follies deed de Alaskaanse leuze die in witte letters op de spiegel achter de tapkast geschilderd stond alle eer aan: ‘Work hard, play hard, drink hard!’ Werk hard, speel verwoed, drink stevig! De leuze was eigenlijk niet compleet, vond Fariman. Er zou aan toegevoegd moeten worden: ‘Die hard!’ Verkoop je huid zo duur mogelijk! Sinds de eerste indiaanse stammen over de landbrug door de Beringstraat, die toen Azië nog met het Noord-Amerikaanse vasteland verbond, waren getrokken, hadden in Alaska alleen de sterksten weten te overleven.
Zijn glas was leeg en Fariman bestelde een nieuw. Hij bekeek de gezichten van de aanwezigen een voor een en zo onopvallend mogelijk. De saloon was in feite niet eens zo'n slechte plaats om iemand stiekem te ontmoeten. De ontmoeting had natuurlijk ook plaats kunnen vinden in zijn eigen woning, het penthouse van de Trinidadbuilding, vanwaaruit hij een weids uitzicht had over de dichtgevroren Chenarivier en over University Park, of in zijn privé-kantoor bij Alyeska Air Development, maar hij was bang dat zowel bij hem thuis als bij de luchtvaartmaatschappij de muren oren hadden. De laatste dagen was Corbo hard aan het werk geweest om het lek op te sporen, maar zijn detectivewerk had bedroevend weinig resultaat gehad. Hij liep de hele dag rond met een bedrukt gezicht en gedroeg zich alsof hij beschuldigd werd van verraad. Toch was hij de enige in wie Fariman nog vertrouwen stelde. Fariman zuchtte en dronk van zijn bourbon. Hij moest toegeven dat hun relatie niet meer was wat ze was geweest. De fout lag bij hem. Dat werd hij zich meer en meer bewust. De laatste jaren had hij zijn vriend alleen nog als een werktuig en een stroman gezien, terwijl de man eigenlijk meer een avonturier dan een bureauman was en liever met een vliegtuigje de sneeuwstormen over de gletsjers van Prince William Sound trotseerde. Ook op dat vlak verschilden ze weinig van elkaar. Fariman nam zich voor daarin verandering te brengen zodra deze affaire achter de rug was.
Een indiaanse sigarenverkoper met een huid als van verkreukt perkament, klampte hem aan. Fariman kocht een sigaar en betaalde er een waanzinnige prijs voor. Nadat hij hem een vuurtje had gegeven, installeerde de oude indiaan zich bij de bar en kocht hij zich met het pas verworven geld een dubbele bourbon. Drankzucht was een van de grote problemen van de Alaskaanse autochtonen.
Fariman blies een wolkje omhoog. Dat mengde zich met de dikke laag blauwe rook tegen het plafond. Opnieuw liet hij zijn blik over de menigte van zwetsende mannen en vrouwen glijden. Met zijn mond dicht tegen de microfoon aan, zong de pianist aan de tingeltangel met schorre stem een liedje uit de jaren zestig. Een eskimo-hoertje met zwart haar in een paardenstaart, die tot op haar rug reikte, stond naast hem en zong heupwiegend mee. Haar stem drong niet door tot bij de microfoon en ging verloren in het geroezemoes. Hij zag alleen haar profiel. Ze had een gebogen neus en voile, rode lippen, zoals Sharon had gehad…
Met een ruk wendde hij zich af. Als hij nu ook al in het gezicht van het eerste het beste hoertje gelijkenissen ging zoeken met Sharon, zag het er mooi uit. Je zou verwachten dat hij haar na al die jaren uit zijn hoofd had gezet. Hij keek op zijn horloge. Bijna middernacht. Hij besloot nog een halfuur geduld te oefenen en als de informant dan niet was komen opdagen, zou hij Tamaku opbellen om hem te vragen wie hij voor de gek dacht te houden.
Hij stak zijn hand uit naar zijn glas. Iemand legde een hand op zijn arm. ‘Krijg ik van u iets te drinken, vreemdeling?’ vroeg het hoertje met de paardenstaart.
Hij schrok. Van dichtbij leek ze nog meer op Sharon, met slechts een vleugje eskimo in die hoge jukbeenderen en amandelvormige bruine ogen.
‘Wat wil je drinken?’ vroeg hij.
‘Champagne? We leven immers maar één keer, nietwaar?’
Hij aarzelde. Niet omwille van het geld, maar omdat een hoertje aan zijn zijde de informant zou kunnen afschrikken als die zich toch nog vertoonde.
‘Maar een borrel is ook goed,’ zei het hoertje. ‘Daarvoor zijn we allebei hierheen gekomen, nietwaar. Om samen een borrel te drinken. Zelfs al is alles tegenwoordig imaka.’
‘Imaka?’ vroeg hij omzichtig. Hij liet zijn stem dalen, wat onnodig was, gezien het luidruchtige stel drinkers dat naast hen aan de tapkast stond. ‘Bedoel je dat Tamaku's vriend niet kan komen?’
‘Ik ben Tamaku's vriend,’ zei het hoertje. ‘Mijn naam is Samantha K. Blake. Sam voor de vrienden.’ Ze stak een arm door die van hem en drukte zich dicht tegen hem aan. ‘Komt er nog wat van? Het drankje, bedoel ik.’
‘Champagne dan maar,’ zei hij haastig. Hij ving de blik op van de barman, die blijkbaar het klappen van de zweep kende. Zonder dat Fariman iets hoefde te bestellen, haalde hij een fles Californische champagne onder de toonbank vandaan en liet de kurk knallen. Terwijl hij de eerste glazen voor hen inschonk, zei het hoertje luid en hoorbaar: ‘Honderd dollar. Vooraf te betalen.’
Hij legde wat verveeld twee biljetten van vijftig dollar in de uitgestoken hand. Niet dat hij zich ervoor schaamde met een hoertje te worden gezien, maar hij vond dat ze het er wat al te dik oplegde. Ze propte het geld in een piepklein handtasje dat ze aan een lange riem over haar schouder droeg.
Hij gaf haar een glas en tikte het aan met dat van hem. ‘Waar staat de Kvoor?’ vroeg hij.
‘Kashina. Dat betekent: “Levende Geest”.’ Ze dronk haar glas in één teug leeg en liet het door de barman bijvullen. ‘Mijn grootmoeder langs moeders kant was een inuk. Stoort dat je? Doe je het alleen met blanke vrouwen?’
‘Nee, hoor. Ik bedoel: het stoort me niet. Maar het verbaast me wel. Je hebt niets van een eskimovrouw. Integendeel. Je doet me denken aan een vrouw die ik heb gekend. Ze wasjoods.’
‘Dat heb ik van mijn grootvader. Die was halfindiaans.’ Ze wees naar zijn glas. ‘Kom, drink leeg en laat bijvullen. Eerder kunnen we niet opstappen.’
Hij dronk. Een corpulente man met een onverzorgde baard baande zich een weg tussen de omstanders en vatte post naast Fariman. Hij bestelde bier en bleef met zijn glas in de hand naast hem staan drinken. ‘Ik heb nooit eskimovrouwen van indiaanse vrouwen kunnen onderscheiden,’ zei Fariman.
‘Dan moet je als ik me straks uitkleed maar eens goed naar mijn benen kijken,’ zei ze en glimlachte uitnodigend naar de man met de baard.
‘Waarom?’
‘Indianen hebben x-benen, eskimo's O-benen.’
Hij keek onwillekeurig omlaag. Ze droeg een mantel van zeehondenhuid die tot de enkels reikte en openhing. Daaronder droeg ze een blouse en een minirok in schreeuwerige kleuren. Rode schoenen met hoge hakken. Haar benen, die gehuld waren in zwarte leggings, waren lang en slank en recht.
‘Hebbes.’ Met de top van haar vinger duwde ze zijn kin omhoog, zodat hij verplicht was haar aan te kijken. ‘Vind je mijn benen mooi, vreemdeling?’
‘Nou…’
‘Pas maar op wat je zegt,’ zei de man met de baard. ‘Voor je het weet, verdubbelt ze haar prijs.’
Samantha schaterlachte. ‘Nietvoorjou, sweetie.’ Ze pakte Fariman bij de hand en dwong hem van de barkruk af te stappen. ‘Kom, vreemdeling. Tijd dat we wat plezier maken.’
Fariman rekende af. De rekening was net niet hoog genoeg om maar meteen de hele keet over te nemen. Voor ze vertrokken, legde Samantha haar hand tegen de borst van de man met de baard. ‘Als je straks ook zin hebt in een nummertje, langer dan een uur blijf ik niet weg.’
Ze trok de met bont gevoerde kap van zeehondenhuid over haar hoofd en opeens zag ze er minder hoerig uit en meer als Sharon.