5

De Defender 500 met de kentekens van TAPS Security vloog met donderend lawaai over een lage bergkam, dreef een klein beetje naar links, zakte tot laag boven het water en volgde het kronkelende lint van de Salmonrivier in zuidelijke richting. Grotesk en tegelijk op een bepaal demanier mooi, leek de Defender 500 meer op een prehistorisch insect dan op een voormalige legerhelikopter die speciaal was uitgerust met rotorbladen in composietmateriaal om aan de extreme koude van het hoge noorden weerstand te kunnen bieden.

De passagier in de stoel van de copiloot, een Texaan met een grof en langwerpig gezicht schatte de afstand naar een snelgroeiende onweerswolk voor hen. Het zou daar woelig vliegen zijn en hij vond dat helikopters daar niet op berekend waren.

Gelukkig maakte de rivier tijdig een bocht naar het westen, weg van de stapelwolken. Hij bestudeerde de kaart. Nog vijftig kilometer. Tien minuten vliegen. De piloot tikte hem op de schouder. ‘Weet je zeker dat we in Keystone Canyon kunnen landen?’ schreeuwde hij.

De Texaan haalde de schouders op.

De wanden van de canyon werden hoger, de rivier woeliger. Dwarrelwinden rukten aan het toestel en de piloot was de hele tijd in de weer met de cyclic stick en de antitorsistuurpedalen om te voorkomen dat ze tegen de wanden van de canyon te pletter zouden slaan. Maar laag vliegen was de enige manier om niet gezien te worden op de radarschermen van Valdez en Anchorage. De Texaan staarde naar het woeste water voor hen. De geschiedenis herhaalt zich, dacht hij. Zestig jaar geleden waren het rivaliserende spoorwegbouwers geweest die vanuit de ijsvrije havens aan de Golf van Alaska dwars door het Chugachgebergte een spoorweg naar de kopermijnen in het hinterland hadden willen aanleggen. Ze hadden in onvervalste wildweststijl met elkaar gevochten om het alleenrecht op de nauwe doorgang van Keystone Canyon: met de blote vuist, het houweel en de revolver. Die strijd had hen zo uitgeput dat ze ten slotte allebei het idee om een spoorweg te bouwen hadden opgegeven.

Van diezelfde duizelingwekkende engte van Keystone Canyon, waar de nog geen negentig meter van elkaar staande rotswanden meer dan driehonderd meter hoog reikten, had TAPS gebruikgemaakt om haar pijplijn door het Chugachgebergte te leggen. Net als toen was er een tegenstander die dat ongedaan wilde maken. Alleen werd de strijd nu minder openlijk gevoerd.

De piloot riep iets en de Texaan zette zijn koptelefoon op. Ze hadden de plaats bereikt waar opeenvolgende watervallen met donderend geweld een dicht watergordijn vormden, vooraleer ze de kolkende stroomversnellingen van de Lowerivier bereikten. Tussen de rivier en de canyonwand slingerde een smalle grindweg, die absoluut geen plaats bood voor de pijplijn. De Texaan wees omhoog. De pijplijn lag ingebed in de steile hellingen hoog boven de weg. Hij werd geschraagd door een buizenconstructie die met enorme inspanningen was aangebracht. Maar de Texaan was niet gekomen om dit staaltje van moderne technologie te bewonderen. Hij keek op zijn horloge. Precies op tijd. Ze hadden ruim een uur de tijd voor de patrouillerende helikopter van TAPS Security zou overvliegen.

‘Vlak onder de top is een klein plateau waar je kunt landen,’ zei hij.

De helikopterpiloot gromde. Om het plateau te bereiken zou hij bijna loodrecht moeten dalen, wat zelfs zonder de heersende dwarrelwind een gevaarlijke klus was.

‘Daar gaan we,’ zei hij.

Ze stegen tot het plateau vlak onder hen lag, waarna ze, om uit de greep van de wind te blijven, steil daalden. De piloot berekende het goed; op het laatste ogenblik veranderde hij de helling om meer draagkracht te krijgen en zo de landing te verzachten. Toch kwamen ze nog hard neer, ze zakten door een schaats, en de Defender 500 kwam neigend op de andere schaats tot stilstand. Aan de rand van het plateau, naast het pompstation, stond een geprefabriceerde barak. Twee technici in witte jassen met daaroverheen de traditionele lumberjack en met BP-helm op het hoofd, hadden tijdens de landing de barak verlaten. Ze stonden buiten de draaicirkel van de rotorbladen met afgewend hoofd te wachten tot de piloot de motor zou afzetten.

De piloot trok een sneeuwmasker voor zijn gezicht. ‘Je masker,’ zei hij tegen de Texaan. ‘Onze opdrachtgever wil niet dat we herkend worden.’

‘Ik ken een beter middel om niet herkend te worden,’ grinnikte de Texaan. Hij lachte naar de twee technici en wenkte hen. In gebukte houding kwamen ze onder de langzaam wentelende rotorbladen door naderbij gelopen.

De Texaan gooide de cockpitdeur open. ‘Hallo,’ grinnikte hij. ‘Blij jullie te zien.’ Hij haalde een matzwart gefosfateerde uzi tevoorschijn en legde met twee korte vuurstoten de beide technici neer. Nog voor hun bebloede lichamen de grond raakten, was hij al in de laadruimte geklommen, waar hij, daarin bijgestaan door de helikopterpiloot, een twintigtal dozen Kellogg's cornflakes naar buiten gooide. Iedere doos bevatte voldoende hightech C4-springstof om een modern kantoorgebouw de lucht in te blazen, maar ze hoefden zich geen zorgen te maken. Zonder het ontstekingsmechanisme was er geen gevaar.

Ze hadden slechts twin tig minuten nodig om met kleefband aan iedere pijler van de middelste sectie een doos te bevestigen. In allerijl werden de laatste vier dozen vastgemaakt aan de barak en aan het ernaast gelegen pompstation. Maar toen de Texaan de zilverkleurige buisjes met de ontstekingslading en de afstandsbediening in de dozen inbracht, ging hij heel wat omzichtiger te werk. Toen hij ermee klaar was, bleven er nog vijftien minuten over.

Dat was ruimschoots voldoende om de lijken van de twee bewakers naar de laadruimte van de helikopter over te brengen. En dertig seconden later kwam de turbinemotor van de Defender kuchend tot leven en deed de gloed van de hete verbrandingsgassen de lucht achter de uitlaatpijp trillen. De piloot verspilde geen tijd. In een paar minuten was hij opgestegen en naar het oosten gedraaid. De Texaan keek omlaag en glimlachte. Nog nooit was een raid zo goed verlopen en zo royaal betaald geweest. Hij maakte zijn riem vast en ontspande zich.

De piloot tikte hem op de schouder en wees naar de koptelefoon. Hij zette hem op.

‘Wat doen we met die twee doden?’

‘Boven Eagle Glacier gooien we hen er straks uit.’ Er zou nooit een spoor van hen worden gevonden en dat zou de verwarring bij het onderzoek alleen maar groter maken. Ze wonnen geleidelijk aan hoogte.

‘Daar is hij,’ zei de piloot. ‘Op elf uur.’

De Texaan keek omhoog. De andere helikopter bevond zich minder dan een kilometer links boven hen uit en kwam snel op hen af. Even vreesde hij dat het de patrouille van TAPS Security was, maar toen herkende hij de groen-witte kleuren van AAD en het type van de helikopter. Een Sikorsky HH3 Green Giant. De Texaan pakte het afstandsbedieningsapparaat en draaide de schakelaar om. Zijn opdrachtgever wilde de explosie met eigen ogen zien en hij zou waar krijgen voor zijn geld.

De Green Giant bevond zich nu op tweehonderd meter afstand van hun eigen helikopter en de gezichten in de cabine waren herkenbaar. De copiloot kende hij niet, maar de piloot droeg een lederen flight-jack en een baseballpet. Voor hemzelf en duizenden anderejonge Amerikanen was die outfit het officieuze uniform geweest toen ze met hun Hués en Cobra's in Vietnam die verdomde spleetogen op hun donder hadden gegeven. Door de donkere zonnebril en met de grote klep van zijn baseballpet diep over zijn ogen, was van het gezicht van de piloot weinig te zien, maar voor de Texaan was dat niet nodig. Hij wist dat dit zijn opdrachtgever was. Zijn naam kende hij niet, maar in gedachten noemde hij hem ‘de artiest’ omdat hij hem altijd aan een Amerikaanse filmster deed denken. De artiest bracht een hand omhoog en wees naar zijn koptelefoon.

‘Hoor je me?’

‘Ik hoor je.’

‘Alles goed verlopen?’

‘Ja. Fluitje van een cent.’ De Texaan liet hem het afstandsbedieningsapparaat zien. ‘Nu?’

‘Ga je gang.’

De twee helikopters vlogen zo'n zeshonderd meter boven Keystone Canyon, de grotere Green Giant bevond zich links boven de kleinere Defender 500.

‘Houden zo,’ zei de Texaan tegen zijn piloot en hij drukte op de knop van de afstandsbediening.

Er gebeurde niets.

Hij wachtte even en drukte opnieuw. Hij probeerde de paniek te bedwingen. Toen zag hij een steekvlam aan de voet van de eerste pijler, gevolgd door een enorme stofwolk die de pijler aan het oog onttrok. Onmiddellijk daarop volgde in een geluidloos crescendo de ene stofwolk na de andere, tot de hele engte aan het oog onttrokken was.

De Texaan nam zijn fototoestel en gaf de piloot opdracht een cirkel te beschrijven. Even later was de lucht onder hen voldoende opgeklaard om de verwoesting te zien die ze hadden aangericht. Over de hele lengte van de middelste sectie waren de pijplijn, de pijlers en de buizenconstructie naar beneden gedonderd. De puinbrokken vormden, in een kluwen van gebroken buizen, metalen balken en losgekomen rotsblokken, al een ondoordringbare muur over de Lowerivier en de grindweg ernaast. De Texaan maakte met de telelens een drietal foto's van de ravage. In zijn beroep was dit schitterend promotiemateriaal.

Toen hij opkeek, zag hij dat de Sikorsky dichterbij was gekomen. Hij paste zich telkens aan de kleine verschillen in hoogte en snelheid aan, en bleef iets hoger vliegen dan de Defender 500, om zo ieder risico op een botsing te vermijden. De piloot van de Green Giant vloog bijzonder goed. Het toestel was nu zo dichtbij dat de Texaan het gezicht van de artiest duidelijk kon onderscheiden. Hij had zijn zonnebril afgezet en sprak met halfafgewend hoofd tegen de copiloot, in de microfoon van de intercom. De copiloot keek een paar keer naar de Defender en knikte. Er was iets in zijn houding dat de Texaan verontrustte. Normaal zou de artiest nu enige emotie moeten tonen, een thumb-upgebaar maken of iets in die zin. In een opwelling duwde de Texaan het ventilatieraampje in de cockpitdeur open en bracht de lens van zijn fototoestel voor de opening. Het raampje was te laag om zijn oog bij het vizier te brengen. Hij drukte af op goed geluk. Een bewijsstuk dat de ander erbij betrokken was, kon met een type als de artiest nooit kwaad.

De copiloot kwam uit zijn stoel en verliet de cabine. Even later schoof in de romp van de Sikorsky de laaddeur open. Tegen de donkere achtergrond van het interieur zag de Texaan de copiloot, die een buisvormig voorwerp met een vizier en een schouderstuk naar de Defender 500 richtte. Het drong niet onmiddellijk tot hem door wat dat te betekenen had.

‘Wat is dat?’ schreeuwde hij, terwijl hij opnieuw afdrukte.

De piloot van de Defender keek opzij en vloekte van de schrik. ‘Een SA6. Een raket met warmtezoeker.’ Hij stak zijn hand uit en verbrak de ontsteking. De motor zweeg en ze hoorden alleen nog het zoeven van de rotor, en daarbovenuit het zware gewoemp van de andere helikopter.

In de Green Giant glimlachte de artiest wat meewarig. Hij bracht zijn hand op schouderhoogte, met zijn palm naar voren, en wuifde met gesloten vingers in een kinderlijk afscheidsgebaar.

Toen werd voor de Texaan alles als in een vertraagde opname, alsof het allemaal onder water gebeurde. De man met de SA6 morrelde aan de buis. De Texaan zag het vlammenspoor van de raket de lucht die hen scheidde in tweeën splijten. Naast hem verkleinde de piloot de spoed van de rotorbladen en de Defender viel als een baksteen omlaag.

De raket schoot over hen heen, de Texaan slaakte een woeste kreet van vreugde en de piloot vloekte en vocht met zijn cyclic stick en zijn collective stick, en met zijn stuurpedalen, om het toestel weer onder controle te krijgen.

Toen beschreef de raket een keurige bocht. Ze zocht en vond de dichtstbijzijnde hittebron en boorde zich in de nog hete uitlaatpijp van de Defender 500, tussen de cockpit en de rotortoren.

De helikopter barstte uiteen in een vurige wolk van zwart en roze. Uit de wolk kwamen fragmenten tevoorschijn die in bochtige banen neerdaalden naar de met een dunne laag sneeuw bedekte rotsachtige bodem voorbij Keystone Canyon.

Toen tien minuten later de patrouillerende helikopter van TAPS Security, eveneens een Defender 500, boven het gebied verscheen, was de enige beweging die vanuit de lucht viel waar te nemen die van een troep van dertien wolven in een langgerekte rij, waarvan alleen de leider met geheven staart liep, ten teken van zijn heerschappij.