Nawoord
Een dankbetuiging in een roman kan net zo vervelend zijn als een titelrol in een bioscoop, schreef John le Carré in het voorwoord van een van zijn boeken, waarna hij uitvoerig zijn dank betuigde aan vrienden en vreemden die hem bij het schrijven ervan geholpen hadden.
In navolging van de Meester wil ik ook graag de vele mensen bedanken die mij belangeloos hun tijd en kennis ter beschikking hebben gesteld. Ik denk aan Fatola K. Yazdi en Myryam T. met hun informatie over godsdiensten en de uitwassen van extremisme, aan Milo De Naeghel en Danny Devries over Teheran en de Islamitische Republiek Iran, aan kolonel Herman Meyer over operatie Eagle Claw, aan de zeeloodsen Paul Yost en Karel Van Velthoven over supertankers en de ramp met de Exxon Valdez. Het is dankzij dr. professor Yves Jacquemyn dat zwangerschap, bevruchting en pseudo-menstruatie hun rol konden spelen in de intrige, waarvoor ook anatoom-patholoog dr. Jan Peremans, Els Jehaes van het Forensisch DNA Laboratorium aan de Universiteit Antwerpen en Tony en Lena Pirlot mij hielpen denkpistes uit te werken over afstamming aan de hand van bloedgroepenonderzoek. De piloten Eric Cramers en Jo Van de Woestyne (Abalag Light Aviation Deurne) brachten mij, na al dan niet gefantaseerde luchtacrobatieën, telkens weer veilig aan de grond en ik ben Monica Brock dankbaar dat ze mij het Europese hoofdkwartier van de Foundations in het historische pand van De Witte Lelie aan de Keizerstraat in Antwerpen liet vestigen. Zonder hun hulp zou ik dit boek niet hebben kunnen schrijven en als er fouten in zouden staan is dit zeker niet aan hen te wijten.
Zoals ook De kracht van het vuur beweegt dit boek zich op een subtiele grens van waargebeurde feiten en fictie. Als dus een van de hoofdpersonen de Amerikaanse oliemaatschappijen en Osama bin Laden of de Saudische prinsen communicerende vaten noemt of iemand minder vleiende opmerkingen maakt over personen en instellingen dan moet de lezer dat hém aanrekenen en niet mij. Ook zal, om redenen van romaneske logica, de chronologische volgorde niet altijd tot in het kleinste detail uitgewerkt zijn. Dat de olieprijzen na de ramp met de Exxon Valdez de hoogte in schoten en er een eind kwam aan tien jaar overcapaciteit, of dat Exxon, Amerika's grootste oliemaatschappij, in het rampjaar slechts een lichte winstvertraging kende (de eerste negen maanden van het jaar 2,54 miljard dollar tegen 3,88 miljard dollar in dezelfde periode van het vorig jaar) is geen fictie maar mag ook geen argument zijn om geloof te hechten aan een aanslag of een samenzweringstheorie, mogelijkheden die door de gouverneur van Alaska ten stelligste afgewezen werden. Of de terroristische aanslag op de (onder Franse vlag varende) Belgische supertanker Limburg en of de moordaanslagen in New York, Madrid en Londen aanwijzingen zijn dat de ideologie van God, Geld en Geweld van Cyrus meer is dan een verzinsel, laat ik over aan het oordeel van de lezer. Zelf verkies ik te geloven in een wereld strijders voor gerechtigheid het pleit winnen.
BOB MENDES