17
NINA

Het was voor begin maart een zeldzaam warme dag en de terrasjes op de verkeersvrije Handschoenmarkt zaten vol toeristen en Antwerpenaren die, de mouwen van hun winterse truien opgeschoven tot boven de ellebogen, zich aan de voet van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal koesterden in het vroege lentezonnetje. Nina vond Simon aan een tafeltje naast de waterput van Quinten Matsys. Hij zat gebogen over een ringband met een losbladige handleiding van de nieuwste Learjet 45. Ze bleef staan voor de tafel.

‘Hé, Simon. Hoe maak je het?’

Hij hief langzaam zijn hoofd op. De uitdrukking in zijn ogen veranderde van verbazing in blijdschap. Hij stond op en was in twee stappen bij haar, sloeg zijn armen om haar heen en trok haar zo stevig tegen zich aan dat het een moment leek of alle lucht uit haar longen werd gedrukt. Ze gaf hem een paar onhandige klapjes op zijn rug en maakte zich los. Hij was magerder en de kraaienpoten rond zijn ogen lagen dieper.

‘Hoe heb je me hier gevonden?’ vroeg hij.

‘Op het terrasje van het restaurant De schaduw van de kathedraal. Vlak bij een waterput.’

‘Fariman, hè.’

Ze knikte. ‘Je bent veranderd.’

Hij streek zijn haar glad en trok zijn schouders recht. ‘Wat wil je. Een mens wordt ouder. Het is een tijd geleden.’

‘Mwah. Zo lang ook weer niet.’

‘Voor mij wel.’ Hij keek haar onderzoekend aan. ‘Hoe is het nu met je? De gezondheid oké?’

‘Dat valt wel mee.’

Hij schudde het hoofd. ‘Als ik terugdenk aan mijn acrobatische toeren in die onweerswolk voel ik me nog altijd wat schuldig.’

‘Je deed wat je kon. Er was geen andere uitweg’, zei ze vergoelijkend.

‘Ik dacht dat je morsdood was.’

‘Ach wat. Het leek erger dan het was.’

Hij grinnikte. ‘Ik heb me die dagen wel erg aangesteld.’

‘Je had ook heel wat te verwerken.’

‘Ja.’ Zijn blik versomberde bij de herinnering. Toen hij na de landing zijn overste bij de CTF had opgebeld om hem over de afloop te rapporteren, had hij te horen gekregen dat maman kort voor ze een medische check-up in het ziekenhuis moest ondergaan schielijk overleden was.

‘Het was een ongelukkig moment.’ Nina geloofde nog altijd dat hun leven anders gelopen zou zijn als Simon niet zo verscheurd was geweest van verdriet op het ogenblik dat ze hem het nieuws over haar zwangerschap had gebracht.

‘Dat ik haar begrafenis niet heb kunnen bijwonen deed nog het meest pijn’, bekende hij.

Ze stonden wat onhandig tegenover elkaar.

‘Zullen we gaan zitten?’ vroeg Nina. ‘Ik heb wel zin in een biertje.’

Ze gingen zitten. Toen de kelnerin bij hun tafeltje stond om de bestelling op te nemen, begon achter Simon in de honderd drieëntwintig meter hoge toren van de kathedraal de beiaard te spelen. Het klokkenspel was zowel onbekommerd als melancholisch en vertolkte precies de gemoedstoestand waarin ze zich bevond.

‘Hoe is het met Alexander?’

Ze schrok op. ‘Fijn. Al een hele kerel. Hij is nu een paar weken bij zijn grootmoeder.’

‘De moeder van Cyrus?’

‘Ja.’

‘In Teheran? Is dat niet gewaagd? Stel dat ze hem niet laten terugkeren.’

‘Ze woont niet meer in Teheran. Ze woont nu in Parijs. Cyrus heeft het kunnen regelen dat ze Iran mocht verlaten.’

‘Hoe heeft hij dat voor elkaar gekregen?’

‘Dat zul je hem zelf moeten vragen.’

‘Zal ik doen. Woon je nog altijd in Les Lilas?’

‘Voorlopig.’

‘Waarom? Ben je van plan te verhuizen?’

‘Misschien.’

Hij wachtte op uitleg. Nina aarzelde. Kort na haar ontslag uit het ziekenhuis van Asjchabad was gebleken dat ze zwanger was. Op dat moment leek trouwen met Cyrus haar de enige verstandige koers. Toen ze dat aan Simon wilde uitleggen had hij haar amper aan het woord laten komen. Hij had haar gefeliciteerd en een dag later was hij vertrokken zonder afscheid te nemen. Hij liet alleen een kattebelletje achter waarin hij haar het beste toewenste.

Aanvankelijk was ze verdrietig geweest. Ze had hem via het secretariaat van de Verenigde Naties een lange brief geschreven waarin ze haar beslissing had proberen te rechtvaardigen. Het kind moest een vader hebben en ze wilde niet in dezelfde situatie belanden als Simons moeder, Sharon Stern, die een groot deel van haar leven om het behoud van haar zoon had moeten vechten tegen Darius Razdi. Simon had op haar brief nooit geantwoord. Een tijdje had ze zich zorgen gemaakt dat de brief verloren was gegaan en ze had een tweede brief gestuurd. Toen die ook niet beantwoord werd of geretourneerd, had ze zich erbij neergelegd. En mettertijd was ze gaan denken dat het misschien zo maar het beste was ook. Maar dat was intussen weer anders.

‘Waar ik zal wonen zal van verschillende factoren afhangen’, zei ze.

Hij keek verward. ‘Zoals?’

‘In de eerste plaats of je mij hebt vergeven dat ik met Cyrus ben gaan samenwonen. Ik heb je er destijds brieven over geschreven maar die heb je nooit beantwoord.’

Hij schudde het hoofd. ‘Ik had je niets te vergeven. Ik was onredelijk en rancuneus. Dat is voorbij. Belangrijk is dat je gelukkig bent. Ben je dat?’

Ze schrok van de vraag.

‘Waarom? Zie ik er niet zo uit?’

‘Niet echt.’

‘Ach, weet je…. Ik…’ Ze zweeg toen de kelnerin de drankjes op het tafeltje zette en wachtte tot Simon had afgerekend. Toen hij klaar was en haar weer aankeek, zei ze: ‘In de tweede plaats zal het een beetje afhangen van de manier waarop hij reageert.’

‘Wie?’

‘Cyrus.’

Hij glimlachte. ‘Waarop moet hij reageren?’

Ze slikte. ‘Ik… ik ga hem verlaten, Simon.’

‘Meen je dat?’

‘Ja.’ Ze giechelde zenuwachtig. ‘Kun je het geloven? Ten slotte kom ik toch nog in de situatie van je moeder terecht.’

‘Welke situatie?’

‘Het gevecht om een kind. Betwisting over het vaderschap.’

‘Van wie? Over welk kind heb je het?’

‘Alexander natuurlijk. Wie anders?’

‘Wat zeg je nu?’ vroeg Simon behoedzaam. ‘Dat Cyrus wel eens niet de vader van Alexander zou kunnen zijn?’

‘Dat zou best kunnen.’

Hij stoof op. ‘En daar kom je nu pas achter? Na al die jaren?’

‘Ja.’

‘Leg me dat maar eens uit.’

Nina hield het hoofd schuin en luisterde naar de beiaard. Toen de melodie ten einde was, begon ze haar verhaal. Ze was altijd slordig geweest bij het gebruik van de pil. Ook die nacht dat ze voor het laatst gevreeën hadden in het hotel naast de Ben Gurion-luchthaven, had ze hem 's ochtends vergeten te nemen. Ze had geen morning-afterpil bij de hand gehad en in Moskou, waar ze eerst naartoe was gevlogen, was die niet verkrijgbaar. Ze had haar gewone pil verder genomen en toen ze vijf dagen later tijdens de stopweek menstrueerde, had ze zich verder geen zorgen gemaakt. Ze was voor haar journalistieke opdracht naar Teheran gereisd, had Cyrus ontmoet, kwam in de gevangenis terecht, werd door Cyrus bevrijd en ondergebracht in een safe-house dicht bij het afgesproken landingsterrein. Ze had seks gehad met hem. Ze begreep nog niet hoe dat had kunnen gebeuren. Was het uit dankbaarheid omdat hij haar had gered? Was het onder invloed van de haoma, die hij haar als een versterkend drankje had doen innemen? Of was het omdat ze zich in haar verwarring vastklampte aan het feit dat Cyrus Simons broer was en dus…

‘Cyrus is mijn broer niet’, zei Simon verbeten.

‘Wat?’

‘Er is een bloedonderzoek geweest. Voor mij heeft dat uitgewezen dat Sam Hofman mijn biologische vader is. Niet Darius Razdi.’

‘Weet Cyrus dat?’

‘Ja. Maar hij is het er niet mee eens. Het is tamelijk ingewikkeld. Uit medische verslagen wisten we dat maman en Sam Hofman bloedgroep o hadden. Daaruit volgt dat hun kinderen ook o hebben. Ik heb o, Cyrus heeft AB. Er zijn aanwijzingen dat Razdi ook AB had en dan kan zijn kind niet o zijn.’

‘Het lijkt wel algebra.’

‘Luister. Als ik geen o had gehad zou dat een bewijs zijn dat Sam mijn vader níét was, maar omdat ik wél bloedgroep o heb is het niet uitgesloten dat Darius Razdi mijn vader kán zijn. Om dat te bewijzen hebben we de gegevens van Darius Razdi zelf nodig. Hij is dood en Cyrus staat nu niet bepaald te springen om ons een of ander medisch verslag te bezorgen waaruit een bloedgroep blijkt die hem uitsluit als mijn vader.’

‘En desondanks blijf je met Cyrus samenwerken?’

‘Daar zijn andere redenen voor.’

Nina schudde het hoofd. ‘Het is of we in een mallemolen zijn terechtgekomen. Alles draait erom wie wie is.’

‘Of wie van wie is. Je zei zo-even dat je twijfelt aan het vaderschap van Alexander. Waarom?’

‘Omdat…’ Ze zweeg en zocht naar de juiste woorden. ‘Je weet hoe Perzen en moslims bezeten zijn door mannelijke opvolging. Cyrus Razdi is daar geen uitzondering op. Hij had het voortdurend over broers voor Alexander. Aanvankelijk, toen ik nog haoma slikte, had ik daar geen bezwaren tegen, maar er kwamen geen kinderen meer. Later, toen ik van de haoma af was, ben ik stiekem de pil gaan gebruiken. Tot ik twee weken geleden in het bezit kwam van een verslag van een medisch onderzoek dat Cyrus had ondergaan. Daaruit bleek…’

‘Hoe?’

Ze zweeg verward. ‘Wat hoe?’

‘Hoe kreeg je dat verslag in handen? Viel het uit de lucht soms?’

Ze keek verongelijkt. ‘Het kwam per post op ons adres in Parijs terwijl hij met jou in Antwerpen was. Misschien had ik een voorgevoel. Ik heb de envelop geopend.’

‘Oké. Daaruit bleek…?’

Ze haalde diep adem. ‘In het verslag stond dat Cyrus geen kinderen kan verwekken.’

‘Wat zeg je? Cyrus is impotent?’

‘Niet impotent. Wel onvruchtbaar. Er is iets met zijn zaadcellen. Een aangeboren afwijking.’

‘Wacht even’, zei Simon. ‘Laat me even resumeren. Alexander is niet van Cyrus. Dat weet je zeker?’

‘Ja.’

‘Ook niet van mij, want je werd nog ongesteld nadat we de laatste keer hebben… eh… samen waren.’

‘Dat dacht ik ook, maar…’

‘Maar wat?’

‘Volgens mijn arts kun je nog menstrueren tot twaalf dagen na de bevruchting. Doordat ik nadien de pil verder ben blijven nemen, kreeg ik tijdens de pauzeweek van de pil een bloeding. In de gynaecologie noemen ze dat een pseudomenstruatie. Ik wist niet dat dat kon, dat je na de bevruchting nog kon…’

Simon sloeg met een vlakke hand zo hard op de tafel dat zijn glas omviel en zijn bier over het tafelblad spilde.

‘Verdomme, Nina. Dat kon je niet zeggen toen het nog zin had!’

‘Je gaf me geen kans, Simon. Zelfs al had ik toen geweten wat ik nu weet. Je ging ervandoor voor ik goed en wel was uitgesproken. Bovendien…’

‘Wat?’

Haar ogen werden vochtig. ‘Je hoeft niet zo te roepen.’

Hij zette zijn glas rechtop. ‘Neem me niet kwalijk.’

‘Ik was die dagen mezelf niet. De gevangenschap, de vlucht, de pijn. Cyrus verzorgde me. Hij gaf me haoma. Ik leefde als in een roes. Ik wist soms niet of ik met hem of met jou naar bed ging.’

‘Haoma bestaat alleen in geschiedenisboeken. Hij gaf je gewoon drugs.’

‘Haoma bestaat wel’, zei ze koppig. ‘In de oude tijd werd het gemaakt van de ephedraplant. Nu maken ze het uit de wortel van de zaluk, die speciaal voor de Razdi's geteeld werd in de omgeving van de berg Hermon in het grensgebied van Syrië. Hoewel het in principe niet verslavend werkt, heeft het me desondanks veel moeite gekost om…’ Ze zweeg en keek hem hulpeloos aan. ‘Hoe moet het nu verder?’

‘Waarmee?’

‘Met Alexander.’

‘Dat hangt alleen van jezelf af. Wat wil je? Een bloedproef? Het vaderschap betwisten van Cyrus?’

‘Ja.’

‘Dan kom je in dezelfde situatie terecht als ik. Misschien zul je kunnen bewijzen dat Cyrus niet de vader is van je zoon, maar niet wie het dan wel is. Het bloedgroepenonderzoek laat geen nauwkeurige erfelijkheidsbepaling toe.’

‘Volgens mijn arts bestaat sinds enige tijd in Zwitserland een nieuwe methode. Het heet HLA-typering9. Met dat systeem zouden ze onomstotelijk het vaderschap kunnen aantonen door onderzoek te verrichten naar de erfelijk bepaalde antigenen. Wil je daaraan meewerken, Simon?’

Simon zat in gedachten verzonken. De beiaard was gestopt. In de plaats daarvan speelden twee Colombiaanse straatmuzikanten gehuld in kleurige wollen vesten een volksliedje op dwarsfluit. Toen het liedje uit was stond Simon op en gooide een geldstuk in een pet die voor hun voeten lag. Hij ging weer zitten.

‘Weet je zeker dat je dat wel wilt?’

Ze knikte. ‘Ja.’

Hij keek om en tuurde over het plein voor de kathedraal. De toeristen en de straatmuzikanten waren verdwenen. Een drietal weirdo's zaten met hun rug tegen de muur van de kathedraal een joint in elkaar te draaien. Toen hij weer voor zich keek, zag ze dat hij weifelde. Geloofde hij haar niet?

‘Wat heb je met dat verslag gedaan?’

‘Ik heb het opgestuurd naar een vriendin in Londen. Zij is advocate. Een eenvormig verklaarde kopie ligt bij mijn oom in Asjchabad.’

‘Weet Cyrus dat je op de hoogte bent van zijn, euh… gebrek?’

‘Ik heb er niets over gezegd. Hij kan maar denken dat de brief verloren is gegaan.’

Hij tuitte nadenkend de lippen. ‘Beter zo. Cyrus hecht veel waarde aan zijn mannelijkheid. Ook wat Alexander betreft zou ik niet over één nacht ijs gaan. Hij kan gevaarlijk zijn als je aan zijn zoon raakt.’

Alexander is zijn zoon niet, Simon, wilde ze roepen, maar ze slikte haar woorden in.

‘Hij is niet alleen gevaarlijk als je aan zijn zoon raakt’, zei ze. ‘Als iemand hem in de weg staat, deinst hij voor niets terug.’

‘In de weg staat waarvoor?’

‘Om zijn rijk te vestigen. Hij begint meer en meer op zijn vader te lijken. Hij…’

Simon keek haar afwachtend aan.

‘Zal ik je vertellen hoe hij de ondergedoken leden van de Hogere Raad wist op te sporen?’

‘Doe maar.’

‘Hij had hen nodig om het bestuur van de Foundations te kunnen overnemen. Je weet waarom?’

‘Reken maar.’

‘Goed dan. Eerst kwam generaal Oweysi aan de beurt. Cyrus had geen flauw idee waar hij zich schuilhield maar kreeg op een of andere manier het adres te pakken van Oweysi's oude moeder, die toen nog in Teheran woonde. Hij zorgde ervoor dat ze werd opgepakt en opgesloten in de Evin. Dat is een van de meest beruchte gevangenissen in Iran. Enige tijd later werd ze vrijgelaten, meer dood dan levend. Ze kreeg zelfs een uitreisvisum naar Libanon, waar een zuster van haar woonde. Toen Oweysi dat te weten kwam, liet hij haar daar door een van zijn getrouwen in het geheim ophalen. Blijkbaar niet geheim genoeg want zijn moeder was nog maar net bij hem in zijn schuilplaats in Parijs of ook Cyrus meldde zich bij hem aan in het gezelschap van een paar van zijn trawanten. Wat ze daar precies hebben bekokstoofd weet ik ook niet, maar het ligt voor de hand dat hij hem de adressen van de anderen of van een van hen wist te ontfutselen.’

‘Dat is niet mooi van hem.’

‘Wat?’

‘Oweysi's moeder als lokmiddel te gebruiken.’

‘Wat erna gebeurde is dat nog minder. Korte tijd nadat Cyrus bij Oweysi was vertrokken, werd die bij het verlaten van zijn huis voor de deur neergekogeld.’

‘Door wie?’

‘Officieel door onbekenden.’

‘Het kunnen de doders van Khomeini geweest zijn die hetzelfde spoor volgden. Je weet immers dat kort na de machtsovername de revolutionaire islamitische tribunalen de sjah, zijn vrouw Farah Dibah, zijn schoonmoeder en een reeks vooraanstaande figuren bij verstek ter dood veroordeeld hebben en alle ware gelovigen opgedragen hebben de terechtstelling uit te voeren.’

‘Dat weet ik. In de jaren die volgden werden achtereenvolgens Bijan Fazeli en dokter Tawakoli in Londen omgebracht en Tabatabai in New York.’

‘Drie van de vier leden van de Hogere Raad over wie door een revolutionair islamitisch tribunaal een fatwa was uitgesproken.’

‘Ze werden alledrie van kant gemaakt kort nadat Cyrus hun een bezoek had gebracht. Geeft je dat niet te denken?’

Simon plukte peinzend aan zijn onderlip. ‘Blijft het feit dat hij de moordenaars van de SAVAMA ongewild op hun spoor gezet kan hebben.’

‘En dan hebben we het nog niet gehad over Alilou.’

‘Alilou pleegde zelfmoord.’

‘Volgens de kranten. Ze meldden er niet bij dat ook Alilou kort voor zijn dood Cyrus op bezoek had gekregen.’

‘Dat weet ik.’ Simon doopte zijn vinger in het plasje bier en tekende een huisje op het tafelblad. ‘Mag ik een vraag stellen?’

‘Ja, natuurlijk.’

‘Je zult niet boos worden?’

‘Waarom zou ik?’ vroeg ze achterdochtig.

‘Al die moorden zijn niet gebeurd in een tijdspanne van een paar weken. Het heeft jaren geduurd voor Cyrus uiteindelijk bij Alilou terechtkwam.’

‘Dat klopt.’

‘Dat lijkt me niks voor jou.’

‘Wat?’

‘Samenwonen met een man van wie ook maar het geringste vermoeden kan bestaan dat hij betrokken is bij die moordpartijen.’

Nina voelde het bloed naar haar hoofd stijgen. ‘Hoe durf je zoiets van me te denken?’

‘Ben ik verkeerd?’

‘Ik wist van niets. Goed, ik was dom, naïef, verslaafd. Ik bemoeide me niet met zijn werk. Driekwart van de tijd was hij onderweg. Nu ik het wel weet wil ik geen dag langer bij hem blijven.’ Ze zweeg uitgeput.

Simon tekende een vliegtuigje op het tafelblad. ‘Hoe ben je er dan achtergekomen?’

‘Ik…’ Ze liet haar stem dalen. ‘Dit blijft onder ons, Simon. Beloofd?’

‘Dat spreekt voor zich.’

‘Ik weet het van Fariman. Hoe hij aan die informatie is geraakt is mij een raadsel, maar hij gaf Cyrus wel het voordeel van de twijfel.’

‘Wat bedoel je daarmee?’

‘Dat hij er net als jij van uitgaat dat Cyrus zich ongewild voor het karretje van de beulen van de SAVAMA heeft laten spannen.’

‘Of van de Pasdaran.’

‘Precies. Dus toen Cyrus uiteindelijk via Alilou zijn weg tot bij Fariman vond, hielp hij hem in het zadel, samen met jou.’

‘Van mijn deel moet je je niet te veel voorstellen. Het beheer van de Foundations is vooral het werk van Cyrus. Die man is gewoon geniaal als het met geld te maken heeft.’

‘Dat zit hem in de genen. Daarom liep het dan ook lange tijd van een leien dakje. Maar Fariman vindt dat Cyrus de verkeerde weg opgaat.’

‘Welke weg?’

‘Die van zijn vader.’

‘Je bedoelt zijn ziekelijke neiging tot macht.’

‘Meer. Ik heb het over waanzin.’

‘Ga je nu niet te ver?’

‘Ik ben bang van niet. Zegt de naam Musa je nog iets?’

‘Musa Khiabani, hoofd van de Pasdaran en de SAVAMA? Ja, natuurlijk. Ik heb hem immers ontmoet toen ik je met de Fairey uit Teheran haalde. Niet lang, maar lang genoeg om zijn wrede gezicht nooit meer te vergeten.’

‘Vind jij het normaal dat Cyrus nog geregeld contact met hem heeft?’

Simon keek verbijsterd, haast ongelovig.

‘Geloof je me niet?’ vroeg Nina.

‘Het zou me sterk verbazen’, zei hij.

‘Blijf dan maar dicht in zijn buurt als je hem een dezer dagen naar Caïro vliegt. Ik hoorde hem onlangs daar met Musa een afspraak maken.’ Ze snoof ‘Hij is soms zo ingenomen met zichzelf dat hij niet eens weet dat ik Farsi spreek.’

Ze wilde er nog iets aan toevoegen maar werd onderbroken toen in haar handtas een pieper ging. ‘Dat moet Cyrus zijn’, zei ze. ‘Ik kan maar beter opstappen.’ Ze legde een kaartje op de tafel met een adres en een telefoonnummer. ‘Als je wilt meewerken aan een vaderschapstest ga dan naar het bloedtransfusiecentrum van de Universiteit Antwerpen en vraag naar Els Jehaes. Zij zal het nodige doen.’ Ze pakte haar handtas van de leuning van haar stoel. ‘Dit is het moment in het spel waarop je de kaarten moet omdraaien, Simon.’

Simon keek verward. ‘Kaarten omdraaien? Hoezo?’

‘Ach, laat maar.’ Ze stond op.

Simon stond mee op. ‘Wacht even. Waar kan ik je vinden als je van hem weg bent? Heb je al een adres?’

‘Ik laat je het wel weten als het zover is.’ Ze stond op het punt hem een vluchtige zoen ten afscheid te geven toen de semafoon in haar handtas zich opnieuw liet horen. Ze liep weg en voor hij haar kon tegenhouden, was ze opgegaan in een groepje bejaarde toeristen beladen met foto- en videocamera's, de pieperige oproep van Cyrus als een onheilsboodschap met zich meevoerend.

_________________________

9HLA-typering is onontbeerlijk bij orgaantransplantaties; bij identificatie van DNA-monsters (b.v. bij vaderschapstests), bij identificatie van slachtoffers of van geweldplegers (o.a. bij verkrachting), spreekt men thans van DNA-fingerprinting.