22
SIMON

Simon zette zijn koptelefoon af toen Cyrus naast hem in de stoel van de copiloot kwam zitten om de oproep van Nina te beantwoorden. Terwijl hij met een half oor meeluisterde, bestudeerde hij het weerrapport dat Anchorage zopas had doorgegeven en hij vergeleek de wind met de voorspellingen, gereed om een andere route te vragen als die een gunstiger vliegtijd zou opleveren. Hij kon niet horen wat Nina zei, maar uit de antwoorden van Cyrus kon hij afleiden dat ze haar voornemen hem te verlaten, had uitgevoerd. Hij had ook begrepen dat Sjafti achter haar was aangegaan, dat Nina hem op een of andere manier had ‘gepakt’ en dat ze Alexander buiten hun bereik had weten te houden. De uitbarsting van woede van Cyrus was veelzeggend: Ik vind hem wel. En jou ook. Het zal je heugen. Toen viel ook het woord bloedproef.

Cyrus rukte de koptelefoon af en gooide hem tegen het instrumentenpaneel.

‘Klotewijf.’

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Simon.

‘Ze is ervandoor.’ Hij sloeg met gebalde vuist in de palm van zijn andere hand. ‘Ze heeft Alexander ontvoerd. Dat zal haar duur te staan komen.’

Simon stond op het punt hem eens ongezouten zijn mening te zeggen over zijn geënsceneerde ontsnapping uit Iran, de manier waarop hij met haoma Nina voor zich had gewonnen, zijn combine met Musa en de ontmoeting met Osama bin Laden in Caïro, en nog een heleboel andere zaken. Met moeite wist hij zich te beheersen. Hij had Snuffer – die in schijnheiligheid voor de ander niet hoefde onder te doen – beloofd Cyrus niet uit het oog te verliezen en hij wist ook dat dat de beste manier was om Nina tegen hem te beschermen.

Naast hem zat Cyrus in zichzelf te fulmineren.

‘Heb je me niet gehoord?’

‘Wat?’

‘Ik voel er veel voor je rechtsomkeert te laten maken. Wat denk je?’

‘Van terugkeren kan geen sprake zijn. We zijn het point of no return ruimschoots gepasseerd.’

‘Hoe lang moeten we nog vliegen tot Valdez Airport?’

‘Twee uur. Als het weer niet omslaat. In de omgeving van de Golf van Alaska kan het soms onverwacht spoken.’

Cyrus knikte nadenkend. ‘Goed’, zei hij. ‘Dan gaan we door. Ik laat me door Nina geen stok in het wiel steken. Het rendez-vous in Valdez is te belangrijk.’

‘Rendez-vous met wie?’

Cyrus aarzelde. ‘Met Jeff Hazelbos’, zei hij ten slotte. ‘De captain van een van mijn ULCC's. De supertanker ligt op dit ogenblik te laden aan de Alyeska Pipeline Terminal.’

‘Wat is er aan die man zo belangrijk?’

‘Zijn ervaring met ultragrote tankers. Ik heb daar grootse plannen mee.’

‘Wat voor plannen?’

‘Ik ga de hele vloot vernieuwen. Ik wil alleen nog mammoettankers die volledig gecomputeriseerd en op zichzelf varen.’

‘Bestaat dat?’

‘Nog niet. Maar lang zal het niet meer duren. De Baton Rouge had bij zijn maidentrip vijf jaar geleden nog een bemanning van veertig koppen. Dat is nu de helft minder. Geef me twee jaar en ik heb alleen nog schepen die eens zo groot zijn met een bemanning die nog eens de helft kleiner is. Ik zal alle andere reders kapot concurreren.’ Het leek wel of hij het conflict met Nina vergeten was. ‘Wie het zeetransport van olie in handen heeft, is baas over de wereld. Amerika zal uit mijn handen eten.’

‘Zo simpel zal dat niet zijn.’

‘Ik ben verder gevorderd dan je denkt. Nooit gehoord van de Mitsui Ship Building Company?’

‘Is dat niet de Japanse scheepsbouwer van de Seaforth Monarch die met man en muis verging kort nadat ze van stapel liep?’

‘Mitsui werd ten onrechte daarvoor aansprakelijk gesteld. Daardoor kwamen ze in de problemen. Wat je vermoedelijk niet weet is dat ze toen hun moeilijkheden begonnen, voor mij de laatste hand legden aan een supertanker van driehonderd vijfenzeventig meter lengte. Enig idee hoe groot dat is, Simon?’

‘Nou…’

‘Dat zijn meer dat drie Onze-Lieve-Vrouwekathedralen van Antwerpen boven op elkaar, broertje. Het is of je een Empire State Building neerlegt op het water. Door wie denk je dat het zieltogende Mitsui werd overgenomen?’

‘Geen idee.’

‘De Taiwan Taichung Shipyard. Een van de maatschappijen in handen van de Foundations. En weet je wat het mooie is?’

‘Zeg maar.’

‘De Japanse overheid subsidieerde de overname om een paar duizend arbeiders aan het werk te houden.’

Simon kneep afkeurend de lippen op elkaar. ‘Of hoe je aan de ondergang van een schip kunt verdienen.’

Cyrus wierp een onderzoekende blik opzij. ‘Heb je iets tegen geld verdienen?’

‘Soms. Hangt af van hoe en waarmee.’

‘God, Simon. Wat ben je toch een moraalridder. Je zou me beter een keer meer bijspringen.’

‘Waarmee?’

‘Om 't even. Neem de lunch met Hazelbos. Hij wordt kapitein van de nieuwe ULCC. Misschien wel bevelhebber over de nieuwe vloot. Vanmiddag zal ik het er met hem over hebben tijdens de lunch. Ik wil dat je erbij bent.’

‘Dat kan niet. Ik heb het grootste deel van de nacht gevlogen. Als we morgen naar Antwerpen terug willen vliegen, heb ik mijn rust nodig.’

‘We vliegen morgen niet terug. Nu we hier toch zijn, werk ik mijn programma af.’ Hij trommelde nadenkend met zijn vingertoppen op de leuning van zijn vliegstoel. ‘Besprekingen met TAPS, de Alyeska Pipeline Terminal, de havenautoriteiten en de rivierloodsen. Ze zullen zich allemaal aan de nieuwe strategie moeten aanpassen.’

Simon voerde in de computer de code in van Valdez Airport en kreeg de plaatselijke gegevens: runway 5000 feet, surface poor condition (mind alligator cracking), markings good, approach lights medium, geen touchdown lights en 20 meter hoge bomen op 500 meter van de runway. Hij had al erger meegemaakt. In ieder geval was het weer goed: kalme wind, betrokken en een zichtbaarheid van ruimschoots 10 miles.

Hij zei: ‘Je praat alsof die nieuwe vloot van jou slechts een habbekrats kost. Zelfs de Foundations hebben niet zoveel cash-flow. Of wel?’

Cyrus haalde de schouders op. ‘Er zijn er altijd die mee in de boot willen stappen.’

‘Partners dus. Was dat de reden van onze trip naar Caïro? Geldschieters ronselen?’

Cyrus keek met een ruk opzij. ‘Hoe kom je daarbij?’

‘Zomaar. Je had me in de Rooftop Bar van het Hilton geplakt, weet je nog? Terwijl ik me op het dak zat te vervelen, zag ik je door een van de verrekijkers bij toeval in een tuin aan de overkant van de Nijl.’

Simon hoefde niet naar Cyrus te kijken om te weten dat hij verstijfde.

‘En? Kon je ons op die afstand herkennen?’

‘Jou wel. De drie anderen niet. Wie waren ze?’

‘Een van hen was een miljonair die fortuin heeft gemaakt in de scheepsbouw. Waarom wil je dat weten?’

‘Wat?’

‘Wie die drie mannen in Caïro waren.’

Het leek een onschuldige vraag maar Simon voelde onder de oppervlakte een agressie die hij nooit tevoren op die manier van Cyrus had ervaren. Hij krabbelde terug. ‘Zie je nou wel. Eerst wil je dat ik me meer engageer en als ik interesse betoon, ben je wantrouwig.’

‘Dat ben ik niet.’

‘Je geeft wel de indruk. En nu we het er toch over hebben. Ik wil je met alle plezier overal naartoe vliegen maar niet als je me buiten alles houdt.’

‘Omdat je het altijd zelf zo hebt gewild.’

Simon zuchtte. ‘Dan wordt het hoog tijd dat we het over een andere boeg gooien. Ik voel er niets voor mijn dagen in Valdez te verbeuzelen met naar de spelende otters in de haven te kijken terwijl jij daar jouw besprekingen voert.’

‘Je hoeft je niet te vervelen’, zei Cyrus. ‘Je bent General Inspector van de Foundations. Er valt meer dan genoeg te inspecteren.’

‘Zoals?’

‘Je zou dus de lunch met Hazelbos kunnen bijwonen. Je zou…’ Hij aarzelde. Er verscheen een berekenende blik in zijn ogen. ‘Ik was van plan een paar uren mee te varen met Hazelbos, tot ter hoogte van Hinchinbrook Island en me dan door een snelboot van de kustwacht te laten terugbrengen naar Valdez. Waarom doe jij dat niet in mijn plaats?’

‘Om wat te inspecteren? De dieselmotor van het schip?’

‘Nee. Hazelbos. Ik hecht veel waarde aan jouw oordeel over hem. Ik wil zien hoe hij in moeilijke vaarroutes met de bemanning omgaat.’

Simon stond op het punt te weigeren, maar bedacht zich. Waarom ook niet? Misschien wist Hazelbos meer over de geheimzinnige bijeenkomst van Cyrus met Musa en Osama bin Laden in het huis van de miljonair in Caïro. ‘Goed’, zei hij. ‘We hebben nog een kwartier voor ik de landingsprocedure inzet. Precies lang genoeg om me wat meer te vertellen over jouw Jeff Hazelbos.’

De stewardess stak haar hoofd in de cabine en vroeg of ze hun iets kon brengen. Simon bedankte. Cyrus bestelde een arak en liet zich met een zucht onderuitzakken in zijn stoel.

‘Jeff Hazelbos heeft wat ze noemen het zeemansoog. Bij de zeevaart heeft hij een soort zesde zintuig waarmee hij een storm kan ruiken lang voor hij aan de horizon verschijnt of waarmee hij de voorspellingen van de barometer de baas kan blijven. Hij is een begenadigd zeiler. En onvervaard. Als tiener bij de Seascouts redde hij levens door tijdens een heftige storm in de Long Island Sound in een vijftig voet hoge mast van een schoener te klimmen om een geblokkeerd zeil binnen te halen.’

Met een glimlachje bedankte hij Donna die zijn drankje bracht. ‘Op het New York Maritime College van Fort Schuyler, waar alleen de primussen toegelaten worden, was hij in alles de beste: studeren, zeilen, navigeren, drills, fuiven, noem maar op. Aan het eind van zijn studie kreeg hij een baan bij Esso als derde stuurman en verdiende meteen het dubbele van wat zijn klasgenoten aangeboden kregen. Amper tien jaar na zijn promotie nam hij bij de Alyeska Shipping Company het bevel op zich van de Exxon Philadelphia en werd daarmee de jongste van onze vloot.’ Cyrus nam een slok van zijn arak. ‘En veruit de beste’, voegde hij eraan toe. Hij zweeg en dronk de rest van zijn glas leeg.

‘Wat denk je er van?’

Simon knikte. ‘Interessant. Misschien ga ik straks toch mee lunchen.’ Hij schakelde de automatische piloot uit. ‘Laat me nu maar alleen. Ik ga landen op Valdez Airport en op de kleine vliegvelden van Alaska is dat nog altijd een sprong in het diepe.’

Hij concentreerde zich op de naderingsprocedure maar kon het gevoel niet van zich afzetten dat er meer aan de hand was met Hazelbos en de supertanker waarmee Cyrus wilde dat hij een eindje zou meevaren.

Zodra ze in hun hotel waren, zou hij er Snuffer over opbellen.