31
SIMON

Simon reageerde niet vlug genoeg en de kapitein duwde hem ruw opzij. Hij liep zonder pet of overjas met zijn walkietalkie naar buiten, de bakboordvleugel op en tuurde over de reling.

‘Volle kracht vooruit.’

Hazelbos wachtte een paar minuten en stormde toen dwars door de stuurhut naar de stuurboordvleugel.

‘Hard stuurboord. Halve kracht vooruit.’

Het schip trilde, maar het zat muurvast op de rots.

Hazelbos kwam terug naar de stuurhut en telefoneerde met de machinekamer. Toen hij niet vlug genoeg antwoord op zijn vragen kreeg, gooide hij de hoorn neer. ‘Meneer Cousins. Ga naar beneden en maak een schaderapport op. Haast je!’

Zonder dat hij ertoe geroepen was, verscheen LeCain, de tweede stuurman, op de brug. Met LeCain afwisselend op de stuurboord- of bakboordvleugel probeerde Hazelbos het ene manoeuvre na het andere, in een poging de tanker vlot te krijgen: hard stuurboord, hard bakboord, machines volle kracht achteruit, volle kracht vooruit.

Niets hielp.

Intussen was ook Ann McKenzie op de brug verschenen met een koffertje voor eerstehulpverlening.

‘Wat moet jij hier?’ snauwde Hazelbos.

McKenzie wees onthutst naar Simon. ‘U vroeg mij naar zijn wond te kijken.’

‘Neem hem mee naar de ziekenboeg. Hier loop je me in de weg.’

McKenzie keek Simon vragend aan. ‘Kom je mee?’

‘Meteen.’

Door de handenvrije luidspreker van de telefoon klonk plots de stem van de eerste stuurman. ‘Captain?’

‘Ja?’

‘Het ziet er niet zo mooi uit.’

‘Ah!’

‘Er zijn acht van de elf cargotanks opengescheurd. Ook twee ballasttanks. De olie gutst eruit.’

‘Ah.’

‘In iedere tank is de lading gemiddeld al drie meter gedaald. Volgens de berekening van de computer verliezen we olie naar rato van acht miljoen gallons per uur. Dat is zesendertig miljoen liter per uur, sir.’

‘Ah.’

‘Wat doen we nu?’

‘Laat de computer berekenen hoe lang we stabiel blijven, als, ah… deze situatie voortduurt.’

Hazelbos pakte een zakdoek uit zijn zak en veegde zijn voorhoofd af. Na een korte aarzeling meldde hij zich via de radio bij het Valdez Traffic Center: ‘We've fetched up, ah… hard aground, north of Goose Island, off Bligh Reef and, ah… evidently leaking some oil and we're gonna be here for a while and, ah… if you want, ah… so you're notified.13’ (‘We zitten vast, ah… stevig aan de grond, ten noorden van Goose Island, aan Bligh Reef en, ah… blijkbaar verliezen we wat olie en zullen we hier wel voor een tijdje zijn, ah… wat je wilt, ah… dus je weet ervan.’)

Hij verbrak de verbinding en hervatte zijn pogingen om het schip weer vlot te krijgen.

‘Doe je jasje uit’, zei Ann McKenzie tegen Simon. Die deed wat ze vroeg. Ze knoopte zijn hemd open en inspecteerde de wond. Het bloeden was intussen gestopt. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ze.

‘Een messteek.’

Ze vroeg niet van wie. Dat was een zaak voor de kapitein. ‘Het lijkt niet erg diep. Kun je je schouder opheffen?’

‘De schouder is geen probleem. De arm zelf is pijnlijker.’

‘Deltaspier’, zei ze alwetend. ‘Daar hef je de arm mee op. De schouder trek je op met de monnikskapspier.’

‘Goed dat ik dat weet.’

‘Het enige wat ik voor je kan doen is de wond ontsmetten en er een pleister op kleven. Zodra je aan land komt, kun je beter even een dokter raadplegen.’

‘Oké. Ga je gang.’

‘Niet hier. In de ziekenboeg.’

Hij stond op het punt haar te volgen, toen de stem van de eerste stuurman door de stuurhut schalde.

‘Captain?’

‘Ja?’

‘U kunt uw pogingen los te komen maar beter staken.’

‘Ah.’

‘Een computersimulatie wijst uit dat de spanningen op het vaartuig de aanvaardbare limieten overschrijden.’

‘Kun je dat verdomme eens nader verklaren.’

‘Dat het schip onvoldoende stabiliteit heeft voor open water. Als u het van de rots haalt, is het haast zeker dat we kapseizen.’

Het gezicht van Hazelbos vertrok. Hij zag er in één klap tien jaar ouder uit.

‘Er zijn geen alternatieven?’

‘Nee.’

‘Oké. Zeg dat de tweede machinist de zaak van nabij blijft volgen en, ah… blijft zoeken naar andere mogelijke opties.’ Hazelbos wankelde even. ‘Load-up afbreken. Machines naar stationair draaien.’ Hij slikte. ‘Meneer LeCain. Breng het Valdez Traffic Center op de hoogte.’

Hij hees zich in zijn commandostoel en zat daar met de handen op de knieën en het hoofd lichtjes gebogen en het viel onmogelijk uit te maken of hij luisterde naar het uitgebreide verslag van de tweede stuurman aan Valdez of iets probeerde op te vangen van de duizenden telefoongesprekken die als gevolg daarvan over en weer flitsten tussen Valdez, Anchorage en Houston en vervolgens over de hele wereld. Het bericht kwam ook tot bij majoor Snuffer, terwijl hij met een straalvliegtuig op weg was naar Valdez Airport.

Om 01 u 41 kwamen twee boten van de kustwacht langszij met ambtenaren van het Traffic Center en van het TTS, inspecteurs voor het milieu en specialisten in bergings- en reddingswerken. ‘Wat olie’ van Hazelbos was intussen opgelopen tot 26 miljoen liter. De olie stroomde langzamer weg dan oorspronkelijk was geraamd, maar het zag er niet naar uit dat het lekken zou ophouden voor het schip zo goed als leeg was. Nog voor de inspecteurs en bergingsspecialisten goed en wel aan boord waren geklommen, verscheen boven het schip een Sea King van de kustwacht. Simon was in zijn kajuit en had net zijn bebloed hemd en jasje verwisseld voor schone kleren. Hij keek uit het raam en zag dat de helikopter een man in burger op het dek liet zakken. Door de neerwaartse luchtstroom draaide de man voortdurend om zijn as, maar toen hij even stil bleef hangen, herkende hij majoor Snuffer. Simon schoot in zijn leren pilotenjack, zette zijn kraag op en haastte zich naar dek. Hij kreeg Snuffer te pakken net voor hij in de lift wilde stappen. Die liet hem niet aan het woord komen. ‘Kom mee, maar houd je kiezen op elkaar. Zodra we alleen zijn, mag je je hart luchten.’

In de stuurhut was het een heksenketel. Een bont gezelschap van burgers en marineofficieren en allemaal wilden ze hun duit in het zakje doen. Een schout-bij-nacht van de kustwacht probeerde enigzins orde op zaken te stellen. Majoor Snuffer toonde hem zijn identificatiebewijs van de CTF. De schout-bij-nacht keek verbaasd op. ‘Wat moeten jullie hier?’

‘Er gaan geruchten over een aanslag. Ik wil met de kapitein overleggen voor er nog ergere dingen gebeuren.’

‘Nog erger?’ De schout-bij-nacht leek een uitbarsting nabij. Hij beheerste zich met moeite. ‘Oké. Maar maak het kort.’

Snuffer baande zich een weg door de meute en duwde zijn identificatiekaart onder de neus van Hazelbos. ‘Ik ben majoor Przybilkrza van de Counter-Terrorist Joint Task Force. Ik heb één belangrijke vraag.’

Hazelbos keek Snuffer vernietigend aan. ‘Slechts één?’

Snuffer negeerde het sarcasme. ‘Is deze catastrofe het gevolg van een gewone zeeramp of gaat het om een aanslag?’

‘Verrek, majoor. Waarom zou het een aanslag…’ Hazelbos' blik viel op Simon, die Snuffer op de voet gevolgd was. Hij zwol op als een pad. ‘Waarom vraag je hem niet wat er is gebeurd? Hij slaagde erin de oorlog tussen joden en Arabieren op mijn schip te komen uitvechten.’

‘Dus toch een aanslag?’

‘Wie zegt dat?’ Hazelbos ziedde van toorn. ‘Al wat ik zeg is dat deze joodse meneer mijn eerste machinist zodanig de daver op het lijf joeg dat hij, ah… van het schip probeerde te vluchten. Door de verwarring, ah…’ Zijn ogen schoten vuur. ‘Als de arme man verdronken is, heeft hij het op zijn geweten. En nog iets, meneer Psibil-weet-ik-veel, ah… gewone zeerampen bestaan niet. Het zijn altijd ongewone rampen.’ Hazelbos draaide Snuffer de rug toe en richtte zijn aandacht op de vragen die van alle kanten op hem werden afgevuurd.

Snuffer wendde zich tot Simon. ‘Waar kunnen we rustig praten?’

Simon nam hem mee naar de schrijfkamer op de derde verdieping.

‘Wat is dat voor onzin over oorlog tussen joden en Arabieren?’ vroeg Snuffer zodra ze alleen waren.

Simon liep naar het buffet en schonk zich een kop koffie in. ‘Jij ook?’

‘Doe maar.’

Simon dronk van zijn koffie. ‘Politieke correctheid is mooi, maar kan ook een gesel zijn.’

Snuffer gaf geen commentaar.

‘Toen ik erachter kwam dat de vervanger van de verongelukte eerste machinist iemand was die ik in Caïro had gezien met Osama bin Laden en ik de kapitein wilde vragen zich voor hem te hoeden, reageerde hij alsof ik de zwarte steen in Mekka bezoedelde.’

‘Begin bij het begin, Simon. Wat is er gebeurd?’

Simon haalde diep adem. Hij vertelde hem het hele verhaal, te beginnen bij zijn gesprek met Cyrus in het vliegtuig op weg naar Alaska, over Cyrus' voornemen schepen te bouwen die eens zo groot waren en slechts met de helft van de bemanning zouden varen. Wie het zeetransport van olie in handen heeft, is baas over de wereld. Amerika zal uit mijn handen eten. Hij beschreef de manier waarop Cyrus Hazelbos dronken had gevoerd hoewel hij ongetwijfeld wist dat die een drankprobleem had en al veroordeeld was geweest voor dronkenschap achter het stuur. Beneveld door de drank had de kapitein zijn normale waakzaamheid afgelegd. Hij had op advies van Cyrus een terrorist aan boord gebracht die zich tot doel had gesteld zijn supertanker op de meest kwetsbare plek van het Noord-Amerikaanse continent op te blazen, zonder zich te verzekeren van zijn betrouwbaarheid of de normale veiligheidsprocedures te volgen.

Snuffer kwam geen enkele keer tussenbeide, ook niet toen Simon verslag deed van zijn ontdekking van de zelfmoordgordels in de kajuit van Rasjid, zijn gevecht met de terrorist en hoe die ten slotte aan zijn eind kwam. Wel fronste hij een paar keer de wenkbrauwen toen Simon uitvoerig beschreef hoe de kapitein tijdens het dispuut over de dood van Rasjid de waarschuwingen van zijn eerste stuurman en roerganger over de foute koers van het schip in de wind sloeg. ‘Zo verwezenlijkte de terrorist uiteindelijk nog zijn doel’, eindigde Simon. ‘Zijn dood was de directe aanleiding tot de stranding van het schip. Gelukkig bleef in dit geval ten minste het leven van de bemanning gespaard.’

Snuffer knikte begrijpend. ‘Zeg dat wel.’

Simon liet zich met een plof op een stoel vallen, opgelucht dat alles achter de rug was. ‘Moet je geen maatregelen nemen om die andere te laten oppakken? Ver weg kan hij nog niet zijn.’

‘Wie? Ali Nasser?’

‘Wie anders?’

Snuffer schudde het hoofd. ‘Zo eenvoudig ligt dat niet.’

‘Hoezo?

‘We hebben niets tegen hem.’

‘Hoezo niets? Dat hij van plan was een tankschip in de lucht te blazen is dus niets?’

Snuffer zuchtte. Hij ging tegenover Simon zitten. ‘Als ik het goed heb begrepen, hechtte zelfs kapitein Hazelbos geen geloof aan jouw verhaal over een zelfmoordaanslag.’

‘Hazelbos wilde niet afvallig zijn aan Cyrus. Die had hem de hemel op aarde beloofd. Bovendien had hij een kater.’

‘Dat zal wel. Maar waar het om draait, is dat jij niets had om je beschuldigingen mee te staven.’

Simon keek verontwaardigd. ‘O. Dus heb ik mezelf met een mes in mijn arm gestoken?’

‘Hazelbos betwist niet dat jullie gevochten hebben. Alleen maar de reden waarom.’

‘Dat klopt maar…’

‘Heeft iemand gezien dat Rasjid een zelfmoordgordel droeg toen hij zich langs de kabel van de winch naar de loodsladder liet glijden? De eerste stuurman of de lichtmatroos?’

‘Ze kregen de kans niet. Daar ging het te snel voor.’

‘Dat begrijp ik.’ Snuffer pakte een pakje Lucky Strikes uit zijn zak en wipte er een sigaret uit. ‘Kun je me…’

‘Op tankschepen geldt totaal rookverbod.’

Hij stak de sigaretten weg. ‘Is er een reden waarom Rasjid zich niet meteen in de lucht blies toen jij hem de eerste keer onder schot nam?’

‘Twee zelfs.’

‘Laat eens horen.’

‘Ten eerste omdat we ons toen op de vierde verdieping van het dekhuis bevonden. Van op die plek zou de bom ongetwijfeld het dekhuis en de brug aan flarden hebben gereten. De ontploffing zou het grootste deel van de bemanning gedood hebben, brand veroorzaken, mogelijk het schip onbestuurbaar hebben gemaakt, maar hoogstwaarschijnlijk niet hebben doen zinken. Daarom probeerde hij te ontkomen naar de machinekamer of de schroefastunnel. Toen ik hem de pas afsneed, probeerde hij via de loodsladder bij de waterlijn te komen om een gat in de scheepswand te blazen. In volle zee zou het schip dan zeker vergaan. Het heeft niet eens een dubbele wand.’

‘Waarom deed hij dat dan niet?’

‘Dat is de tweede reden. Ik had hem de kans niet gegeven de draden van de ontsteking te verbinden. Dat is wat hij alsnog probeerde toen hij aan de loodsladder hing. Maar dat is zoiets als applaudisseren met één hand. Hij viel in zee en verdronk.’

‘Gelukkig maar.’ Snuffer stond op en ijsbeerde door de kamer. Hij bleef staan bij het buffet, lichtte een glazen stolp op en pakte een donut uit een schaal.

‘Wat doen we nu?’ vroeg Simon.

Snuffer beet in de koek. ‘Niets. We zwijgen in alle talen over de aanslag. Daarmee geven we alleen maar prijs wat we weten of niet weten over Al Qaeda en zijn terroristen. Laat de overheid maar zelf uitvissen wie verantwoordelijk is voor de ramp met de Exxon Valdez.’

‘Hazelbos zal de zondebok zijn.’

‘En terecht. Als hij zijn drankzucht in toom had gehouden, zou hij misschien wat meer aandacht hebben gegeven toen je hem wilde waarschuwen.’ De donut was op. Hij sloeg de kruimels van zijn jas en pakte een tweede. Simon sloeg hem gade terwijl hij die ook met smaak naar binnen werkte.

‘Wat doen we met Cyrus?’ vroeg hij.

‘Voorlopig niets.’

Hoewel Simon het antwoord al kende, stelde hij toch de vraag. ‘Waarom?’

‘Omdat we nog niet over afdoende bewijzen beschikken om hem te beschuldigen van een poging een van zijn eigen schepen tot zinken te willen brengen. Door hem nu te arresteren zouden we de kans verspelen het terroristische netwerk van Musa en Osama bin Laden in kaart te brengen.’

‘Voor jou is het nog altijd een oorlogsspel, nietwaar?’

Snuffer haalde de schouders op. ‘Noem het wat je wilt.’

‘Ik hoop dat je je tenminste realiseert dat hij mij uit de weg wilde ruimen? Je zou hem op zijn minst eens duchtig aan de tand kunnen voelen. Nu, terwijl hij nog in Valdez is onder Amerikaanse jurisdictie.’

‘Cyrus is op weg naar Antwerpen’, antwoordde Snuffer onbewogen. ‘Om deze tijd zal hij zowat halverwege zijn.’

‘Met de Learjet?’ vroeg Simon verbaasd. ‘Wie vliegt hem dan?’

‘Hij charterde een Citation van Canadair. Hij is vertrokken een halfuur nadat jij het hotel had verlaten.’

‘Zie je wel. Hij wist dat er stront aan de knikker was en lichtte tijdig de hielen.’

Snuffer pulkte met een vingernagel wat etensresten van tussen zijn tanden. ‘Mogelijk, maar er was ook nog een andere reden.’

‘Welke?’

‘Hij liet bij de portier een berichtje voor jou achter. Er stond op: Sorry, Simon, ik moet onmiddellijk naar huis. Mijn zoon Alexander is verdwenen. Ik vrees het ergste…’

‘Pf.’ Simon sloeg een denkbeeldige vlieg weg. ‘Dwaalsporen. Een bewijs te meer dat hij wist dat er iets te gebeuren stond.’

‘Waarom?’

‘Hij wist al veel vroeger dat Alexander weg was. Nina heeft hem verlaten en heeft haar zoon meegenomen. Ik heb zelf gehoord dat ze hem erover opbelde toen we nog onderweg waren naar Valdez.’

‘Getuigen?’

‘Ja, ik.’ Nu werd het Simon echt te machtig. ‘Goeie genade, Snuffer. Ik werk voor jou, weet je nog? Mijn woord is wel wat meer waard dan dat van Cyrus of Hazelbos, mag ik hopen?’

‘Voor mij wel. Maar niet voor de wet.’

Simon staarde somber voor zich uit. Op de een of andere manier bleef Cyrus hem altijd een stap voor.

‘Hij had nog een reden om naar huis te gaan’, zei Snuffer.

Simon wachtte af.

‘We hielden hem wel scherp in de gaten. Kort voor hij het hotel verliet, werd hij opgebeld door iemand die geen naam noemde, maar het zou ons niet verbazen dat het Sjafti was. Hij zei dat ze zijn zoon gelokaliseerd hadden en vroeg of hij wilde dat ze hem zouden oppakken.’

Simon voelde het bloed wegtrekken uit zijn gezicht. ‘Wie bedoelde hij? Alexander?’

‘Dat zal wel. Of heeft Cyrus nog een zoon?’

Simon sprong op. ‘Cyrus heeft niet eens een zoon.’ Hij greep Snuffer bij de schouder. ‘Alexander is mijn zoon! Begrijp je dat?’

‘Nee.’

Simons greep verstevigde. ‘Roep de helikopter. Cyrus is op weg naar Antwerpen. Hij heeft een afspraak met Nina bij Fariman.’ Hij trok Snuffer mee naar de deur. ‘Wie weet wat hij met haar van plan is. We moeten naar Fariman. We moeten maken dat we daar eerst aankomen.’

_________________________

13 Uit het Final Report van de Alaska Oil Spill Commission, gepubliceerd in februari 1990 door de State of Alaska.