30
HAZELBOS
Kapitein Hazelbos verscheen in de stuurhut om 23 u 10, met vastere tred dan toen hij zich om 21 u 35 naar zijn kajuit had begeven. Hij had nu wel bloeddoorlopen ogen als van iemand die het nachtje tevoren zwaar aan de rol is geweest. Na een vluchtige blik op de display van de boordcomputer en de radarschermen gaf hij opdracht de machine stil te leggen. Door zijn enorme inertie kon het 15 tot 20 minuten duren voor het schip geheel zou stilliggen – bij een crash stop manoeuvre van ‘full ahead’ naar ‘full reverse’ had een volgeladen supertanker nog een afstand nodig van drie kilometer, wat overeenkwam met twaalf minuten – en dat gaf de loods ruimschoots de tijd om voor hij van boord ging het toilet op te zoeken en zich warm aan te kleden. De temperatuur buiten schommelde rond het vriespunt en de chill factor lag nog vijf tot tien graden lager.
Hazelbos ging op de verhoogde draaistoel zitten, vanwaar hij zicht had zowel op het kamerbrede instrumentenpaneel met zijn monitoren en radarschermen als op de met rode en groene lichten gemarkeerde vaargeul. Hij zakte wat onderuit en staarde somber door de voorruit.
‘IJsbergen vooruit, sir’, zei Cousins.
Hazelbos ging overeind zitten en concentreerde zich op de radarschermen. Kleine ijsbergen, vermoedelijk afkomstig van de Columbia-gletsjer, dreven door de vaargeul. Hij had keuze tussen twee mogelijkheden: zich een weg banen door het drijfijs met de machines op ‘langzaam vooruit’ – in dat geval zou het langer duren voor de loods van boord kon – of zonder het al begonnen stop-manoeuvre te onderbreken de koers verleggen naar de scheidingszone, zo nodig zich daarbij tot in de oostelijk gelegen vaargeul voor inkomend verkeer laten uitlopen. De tweede oplossing betekende tijdswinst, een grondregel bij de tankervaart. Hij riep het Vessel Traffic Center op. ‘Judging, ah… by our radar, we'll probably divert from TTS and end up in the inbound lane to avoid floating ice.’
‘Go ahead. Er is voor het ogenblik geen tegemoetkomend verkeer.’
Hazelbos gaf opdracht de koers te wijzigen en zakte weer onderuit. Verdomde slappeling, dacht hij. Eén borrel en de drankduivel heeft je te pakken. Terwijl hij binnensmonds mompelend dure eden zwoer dat dit de laatste keer was geweest, hoorde hij op de achtergrond de sirenenzang van de heupfles in zijn achterzak.
‘Kapitein, de loodsboot!’ De stem van Cousins had een dringende klank.
Verdomd, hij had te lang gewacht om de tanker aan de lij te leggen. Met de machines op langzaam achteruit slaagde hij erin zijn fout min of meer te herstellen.
Om 23 u 20 lag de Exxon Valdez volledig stil en kwam de loodsboot langszij. Williams kwam afscheid nemen en de eerste stuurman ging met hem mee naar dek om hem te helpen bij het debarkeren en toezicht te houden op het neerlaten van de loodsladder.
Hazelbos liet zich weer in zijn commandostoel zakken en wreef zich in de ogen.
Het ontschepen vanaf het dek van een supertanker bij nacht en op volle zee via een loodsladder vergt een sterke maag en totale miskenning van hoogtevrees. De vijfentwintig meter lager gelegen loodsboot is van bovenaf gezien onooglijk klein en hoewel de boot benedenwinds ligt, wordt de deining van de zee sterker naarmate je dichter bij het wateroppervlak komt.
De loodsladder van de Exxon Valdez was 2 meter 40 lang, ongeveer vijftig centimeter breed en steunde boven- en onderaan met rubberen wieltjes tegen de scheepswand. Zich stevig vastgrijpend aan beide stijlen, daalde de loods af tot de onderste tree, waarna de ladder op bevel van Cousins met een winch werd neergelaten. In normale omstandigheden ‘kleeft’ de ladder tegen de scheepswand en beletten de rubberen wielen dat het toestel op zijn tocht naar de diepte zal schommelen. Maar door het laattijdig manoeuvre van Hazelbos lag de Exxon Valdez niet oordeelkundig aan de lij en toen de loodsladder met zijn passagier nog vijf meter boven de loodsboot was, kreeg de wind er vat op. De rubberen wielen kwamen los van de scheepswand en het geheel ging schommelen als de slinger van Foucault, in en uit de lichtbundel van de schijnwerper van de loodsboot.
Cousins hing over de reling en riep in zijn walkietalkie instructies aan de schipper van de loodsboot, terwijl hij met de afstandsbesturing van de winch Williams verder liet zakken en wachtte op het juiste moment om zijn vrachtje in de dobberende boot te droppen. Naast hem probeerde een lichtmatroos het slingeren van de loodsladder tegen te gaan door de kabel van de winch met een bootshaak vast te houden.
Nu!
Bliksemsnel liet Cousins de ladder de laatste meters zakken en Williams overbrugde de rest van de afstand met een klein sprongetje. Hij kwam neer op het achterdek, zakte wat door de knieën, herstelde zijn evenwicht en schudde de helpende handen van de matrozen hooghartig van zich af.
‘All clear!’
De schipper van de loodsboot gaf vol vermogen om van de scheepswand vrij te komen. Cousins richtte zich op en zuchtte. Hij overhandigde het zendertje van de afstandsbesturing aan de lichtmatroos.
‘Oké. Je mag de ladder inhalen.’
Hij drukte de spreekknop in van de walkietalkie en meldde aan de brug dat de loods gedebarkeerd was. Aan de trillingen onder zijn voeten voelde hij dat de kapitein de machines in langzaam vooruit had gezet.
Het was 23 u 25.
‘Allaaaah!’
Cousins kreeg een brutale stoot tegen de schouder zodat hij de reling moest vastgrijpen om overeind te blijven. Hij hoorde de zender van de afstandsbesturing tegen het dek kletteren.
‘Wat bezielt je, verdomme?’ riep hij tegen de lichtmatroos. ‘Ben je gek geworden?’
De lichtmatroos keek hem aan met grote ogen. ‘Dat was ik niet, Eerste. Dat was iets… iemand…’
‘Hoezo iemand? Je lult uit je nek, man.’
‘Een schim… Hij greep de kabel van de winch en liet zich naar beneden glijden… Ik denk dat hij mee wilde met de loodsboot.’
‘Onzin.’ Cousins tuurde over de reling. De loodsboot was al een paar honderd meter ver, op weg naar zijn basis op Rocky Point. Hij had zijn schijnwerpers gedoofd en voer met zijn navigatielichten. Cousins pakte zijn zaklantaarn en scheen omlaag. In de lichtstraal meende hij een vage gedaante te zien die zich met de ene hand vastklampte aan de loodsladder en met de andere iets aan zijn kleding deed.
‘De afstandsbesturing! Vlug!’
De lichtmatroos raapte de zender op en duwde hem in zijn handen. Voor Cousins de kans kreeg de winch in werking te stellen, zag hij tot zijn ontsteltenis de loodsladder met gedaante en al verdwijnen in de golfslag van de inmiddels in beweging gekomen supertanker. Toen de ladder weer uit de golftop tevoorschijn kwam, was ze leeg.
De terrorist had niet op de lift gewacht, hij had de trap genomen. Simon denderde achter hem aan naar beneden. Op de overloop van de tweede verdieping lag een plasje bloed, en de trapleuning naar de lagere verdieping was besmeurd met bloedvegen. Hij haalde hem in ter hoogte van de eerste verdieping. Rasjid hupte op één been tree per tree verder naar beneden, zich nu met beide handen vasthoudend aan de trapleuning.
‘Blijven staan!’
Simon schoot een kogel boven zijn hoofd in het plafond. Rasjid hupte voort, zonder omkijken. Simon volgde. Toen hij nog een tiental treden van hem vandaan was, dook hij naar voren om hem op de rug te vallen.
Op hetzelfde ogenblik bleef Rasjid staan en draaide zich om. Simon zag de glans van een mes, opgericht om hem aan een spies te rijgen. Hij sloeg er naar in zijn val en kon het mes op het laatste ogenblik van richting doen veranderen. Met een rauwe kreet viel hij boven op de machinist en voelde hoe het lemmet zich in de spieren van zijn linkerschouder vrat. Onder het gewicht van zijn lichaam wankelde Rasjid naar achteren, viel tegen de grendelboom van de buitendeur, die openzwaaide zodat ze samen op het dek tuimelden.
Simon was de eerste om overeind te krabbelen. Hij zocht naar de revolver, die uit zijn hand was gevallen. Te ver weg. Ook Rasjid had kans gezien op te staan, het bebloede mes nog in de hand, zijn gezicht een duivels masker van haat. Hij richtte zich op in zijn volle lengte, negeerde de pijn aan zijn kapotgeschoten heup of dijbeen en viel aan, zwaaiend met het mes. Simon deinsde achteruit en kon met moeite de dodelijke uithalen ontwijken. Gelukkig raakte de machinist alleen maar lucht en dat bracht hem uit zijn evenwicht, lang genoeg voor Simon om de revolver van het dek op te rapen.
Hij richtte de loop op zijn onderbuik.
‘Het spel is uit, Rasjid. Laat dat mes vallen.’
Rasjid spuugde op de grond.
‘Mijn bloed behoort aan Allah, jood.’
‘Verspil het dan niet nutteloos. Op deze afstand kan ik niet naast je ballen schieten.’ Simons stem ging verloren in het janken van de winch.
Rasjid wierp een vlugge blik over zijn schouder, hij zag de opening in de reling langswaar de loods het schip had verlaten, en deinsde trekkebenend achteruit.
‘Laat dat, Rasjid. Je maakt geen enkele kans.’
Rasjid lachte. Het mes kletterde op het dek.
Met een explosie van kracht die je niet voor mogelijk zou houden voor iemand die een kogel door het dijbeen heeft gekregen draaide hij zich om, klauwde naar de reling, stootte Cousins opzij en wierp zich in het ijle.
‘Allaaaah!’
Cousins drukte in paniek de spreekknop in van zijn walkietalkie. ‘Captain! Man overboord. Leg de machines…’
Hij zweeg. Het had niet de minste zin een noodstop uit te voeren. De drenkeling zou kilometers verwijderd zijn voor ze maar de kans kregen een boot uit te zetten.
‘Zeg dat nog eens, Cousins. Ik heb je niet verstaan.’
Naast Cousins verscheen Simon, huiverend van de koude. Hij leunde over de reling en tuurde omlaag. ‘Is hij…?’
‘Verzopen? Ja, natuurlijk. Hij hing even aan de loodsladder, maar kon dat niet volhouden. Wie was hij?’
Simon schudde het hoofd. Hij pakte een zakdoek en drukte die tegen zijn schouder. De koude werkte verdovend. ‘Het was de…’
Door de walkietalkie klonk de verontruste stem van Hazelbos. ‘Verdomme, Cousins. Geef antwoord. Wat is er met de machines?’
‘We komen naar de brug, Captain.’
Het was 23 u 35.
Toen Cousins met Simon in de stuurhut kwam en Hazelbos de bebloede zakdoek zag die Simon tegen zijn schouder drukte, verloor hij zijn zelfbeheersing. ‘Wat is hier verdomme aan de hand?’ donderde hij. ‘Hebben jullie gevochten?’
‘Niet gevochten’, zei Simon. ‘Ik werd aangevallen.’
‘Wat?’
De roerganger zei: ‘Kapitein. Drijfijs vooruit.’
Hazelbos wierp Simon een vernietigende blik toe en wijdde zijn aandacht aan de vaarroute en de monitoren op het instrumentenpaneel. De tanker bevond zich in het midden van de scheidingszone.
‘Stuur, ah… tweehonderd graden, pal oost. En schakel de automatische piloot in.’
‘Oké, sir. Tweehonderd graden. Autopilot nu aan.’
‘Meneer Cousins. Maak, ah… een kruispeiling en geef die door aan het Valdez Traffic Center.’
‘Ja, kapitein. U weet dat we met deze koers de vaargeul van het inkomend verkeer zullen dwarsen?’
‘Wie denk je dat ik ben? Een zeuntje? We houden deze koers dertig minuten aan. Dan sturen we honderd tachtig graden, ah… pal zuid.’ Hij maakte een vlugge berekening. ‘En start meteen maar het load-up.’ Het load-up was een computerprogramma waarmee het regime van de machines over een tijdspanne van 43 minuten geleidelijk verhoogd werd van 55 wentelingen per minuut naar een voorwaartse kruissnelheid van 78,7 wentelingen.
‘Zouden we niet beter wachten met het opvoeren van snelheid tot na de koerswijziging?’ vroeg Cousins.
‘We hebben al meer dan genoeg tijd verloren, Eerste.’ Hazelbos richtte zich tot Simon. ‘Nu jij. Wat is dat voor onzin? Aangevallen door wie?’
‘De eerste machinist.’
‘Wie, Rasjid? Waarom? Omdat je joods bent? Had je hem uitgedaagd? Je bent hier, ah… niet in het Midden-Oosten.’ Hij liep naar het reservoir met drinkwater, vulde een kartonnen bekertje en dronk. ‘Meneer Cousins. Laat McKenzie hier komen om naar zijn wond te kijken.’
‘Ja, sir.’
‘En roep de eerste machinist naar de brug. Ik wil, ah… zijn versie horen.’
Simon zei: ‘Zijn versie horen zal moeilijk zijn. Hij is overboord gesprongen.’
Hazelbos kneep het bekertje samen en keilde het naar de papiermand. ‘Meneer Cousins? Is dat zo?’
‘Of hij het was, weet ik niet. Het enige wat ik weet is dat iemand me overhoop liep en zich langs de kabel van de winch naar beneden liet glijden. Hij hield zich met een hand vast aan de loodsladder en frunnikte met de andere hand aan zijn kleding. Of aan een reddingsboei.’
‘Godverdomme, Cousins. Hoe kon je dat laten gebeuren?’
Het toch al bleke gezicht van de eerste stuurman werd asgrauw. ‘Het was mijn schuld niet. Hij moet in een vlaag van waanzin hebben gehandeld. Ik denk dat hij mee wilde met de loodsboot.’
‘Geen waanzin, maar godsdienstwaanzin’, zei Simon.
‘Hou de politiek hier buiten, meneer Hofman.’
‘Het heeft niets met politiek te maken. Rasjid was van plan de bodem uit de Exxon Valdez te blazen. Ik betrapte hem in zijn kajuit toen hij bezig was een zelfmoordgordel om te binden.’
‘O, ja? En toen gingen jullie aan het vechten?’
‘Ja. Hij had een mes. Ik kon hem niet tegenhouden.’
Hazelbos wees naar de Smith & Wesson die Simon tussen zijn broekriem had gestoken. ‘Ook niet met die revolver? Je weet dat vuurwapens aan boord van tankers verboden zijn?’
‘Ik had hem onder schot maar kon niet riskeren de ontstekingsdop te raken. Of de semtex.’
‘En dus heb je boos gekeken en is hij op de loop gegaan?’
Simon negeerde de hatelijke opmerking. ‘De explosieven bevonden zich op zijn borst en zijn rug. Ik mikte op zijn benen en raakte hem in zijn heup of dijbeen, denk ik.’
Het gezicht van Hazelbos verstrakte. ‘Je hebt dus geschoten?’
‘Ik moest wel. Heel erg kan hij niet gewond geweest zijn want hij stormde de trappen af als een bezetene.’
‘Is dat zo?’
‘Hij probeerde naar de machinekamer te ontkomen. Of de schroefastunnel. Ik kreeg hem op het onderste gedeelte van de trap te pakken. We rolden samen op het dek.’
‘En toen sprong hij overboord?’
‘Nee, meneer. Toen liet hij zich langs de winchkabel naar beneden glijden en probeerde op de loodsladder zichzelf en jouw supertanker naar de kelder te sturen.’
‘Je wilt toch niet dat ik dat geloof?’
Simon was met stomheid geslagen. ‘Waarom niet?’
‘Omdat meneer Rasjid evenals meneer Nasser op zijn politieke betrouwbaarheid, ah… gescreend werd. Omdat geen mens met een zelfmoordgordel om zijn lijf, ah… door de veiligheidscontroles van Valdez geraakt. Omdat…’
Zijn tirade werd onderbroken door de eerste stuurman. ‘Kapitein, het is tijd om…’
‘Laat me alsjeblieft uitspreken.’ Hazelbos ijsbeerde door de stuurhut. ‘Omdat beide heren bekwame officieren waren die mij, ah… nota bene door jouw eigen broer Cyrus Razdi werden aanbevolen. Zelfs u, meneer Hofman, bent hier omdat meneer Razdi mij vroeg, ah… u aan boord te nemen.’ Hij bleef plots staan, zijn ogen een en al wantrouwen. ‘Wie bent u eigenlijk? Een geheim agent? CIA? Of bent u van de Mossad?’
‘Neem me niet kwalijk, kapitein. Maar…’
‘Hou je mond, roerganger. Ik ben bezig.’ Hazelbos wees beschuldigend naar Simon. ‘Had u mij niet beter gewaarschuwd dat er gevaar dreigde, liever dan, ah… in de kajuit van meneer Rasjid binnen te dringen en hem zogenaamd te betrappen?’
Dit ging Simon te ver. ‘Ik heb u gebeld, meneer. U lag uw roes uit te slapen, weet u nog? U liet me niet eens uitspreken, bang dat we een moslim op de tenen zouden trappen.’
Hazelbos deed boos een stap vooruit. Voor hij Simon van repliek kon dienen, kwam de eerste stuurman tussenbeide.
‘Kapitein? Het is dringend.’
‘Wat nu weer?’
‘We zitten aan de verkeerde kant van de Bligh Reef-boei.’
Hazelbos was in drie passen naast de eerste stuurman en pakte een verrekijker. ‘Waar?’
‘Rechts. De Bligh Reef-lichtboei ligt aan stuurboord, van de boeg af gezien een hoek van vijfenveertig graden. Ziet u het?’
‘Ben ik soms blind? Ah… Natuurlijk zie ik het. Die lichtboei moet aan bakboord zijn. Hebben jullie geslapen?’
‘Kom nou, sir. We proberen er al vijf minuten uw aandacht op te vestigen.’
‘Je had veel vroeger honderd tachtig moeten sturen.’ Hazelbos besefte dat hij daar zelf in de fout was gegaan. Hij had het load-upprogramma te vroeg ingezet. De tanker bevond zich nu al buiten de vaargeulen en stevende met toenemende snelheid naar ondiep water.
‘Hard stuurboord. Autopilot uit.’
Met ingehouden adem volgde hij hoe de mammoettanker tergend langzaam de boeg wendde in de richting van de vaargeulen. Ze zouden in het drijfijs terechtkomen. Geeft niet. Liever dat dan aan de grond lopen. Hij zag dat ze het niet zouden halen.
‘Alles stuurboord. Schiet op, verdomme.’
Hij overwoog snelheid te meerderen of volle kracht achteruit te geven, maar hij wist dat niets meer zou baten. Het was te laat. Hij voelde een zestal korte scherpe schokken, alsof ze met een autobus over een hobbelige weg reden. Toen kwam de mastodont tot stilstand, met de boeg ruwweg in zuidwestelijke richting, midscheeps neergestreken op een onderwaterklif van Bligh Reef.
Het was vier minuten na middernacht. De temperatuur was 1 °C, er viel afwisselend motregen en natte sneeuw, de noordenwind blies met 10 knopen en de zichtbaarheid was 18 kilometer.
Het was Goede Vrijdag, de 24ste maart 1989.
‘Hard bakboord’, beval kapitein Hazelbos met een stem schor van emotie. Hij wilde de bakboordvleugel oprennen maar vond Simon op zijn weg. Hij liep paars aan. ‘Verdwijn uit mijn ogen’, grauwde hij. ‘Heb je nog niet genoeg ellende veroorzaakt?’