64

De spanhendel zat boven op het wapen. Ik duwde een magazijn in het huis in de pistoolgreep, luisterde of het vastklikte en trok toen de hendel naar achteren.

De Schot steeg boven de schaal van Richter uit. ‘Ik probeer hier verdomme een zaak te drijven!’

Hij stormde naar buiten en ik liep recht naar de achterdeur. Ik had waarvoor ik was gekomen. Tijd om mijn hielen te lichten. Maar alles aan de achterkant was meer dan goed afgesloten. Spijkers waren door de deur in het kozijn geslagen. Ik besloot te wachten tot het in de bar wat kalmer werd. Het was niet mijn gevecht.

Ik liep naar de gedeeltelijk open deur. Stu probeerde zich boven de muziek verstaanbaar te maken. De twee Serviërs stonden en hadden een wapen in de hand. Meneer Schoenpoets had zijn pistool in de mond van de vijftienjarige geramd. Ze zat op de sofa en haar hoofd werd hard tegen de rugleuning geduwd. Haar borst zwoegde op en neer van angst en tranen stroomden over haar gezicht.

Een van de Amerikanen tegen wie hij eerder had geschreeuwd lag bewegingloos op de vloer achter haar. Hij had een gat in de zijkant van zijn hoofd waardoor het leegliep op het hout.

De oude tovenaar lag in een plas bloed aan deze kant van de bar. Zijn .53 lag naast hem en overal lagen lege patroonhulzen.

Verder was iedereen teruggedeinsd naar de muren en hoeken, maar Stu stond zo dicht mogelijk bij de Serviërs. ‘Donder op en kom niet terug. Ik wil jullie klootzakken hier niet meer hebben. Verdwijn!’

Ze waren niet onder de indruk. Bovenlip richtte zijn wapen op Stu’s hoofd. Het zag eruit als een PPK, net als dat van meneer Schoenpoets, een klein wapen dat je gemakkelijk tussen je ballen kon verbergen. ‘Nee. We blijven.’

Meneer Schoenpoets knikte achter zich naar het lichaam en de drie makkers die eromheen stonden. ‘Die zak begon. Zij zouden eruit getrapt moeten worden. Trap ze er nu uit of we doden jouw hoertje.’

Stu naderde het kookpunt. ‘Ik geloof dat je me niet goed hebt gehoord, knul. Ik wil jullie klootzakken hier niet meer…’

Meneer Schoenpoets haalde de trekker over.

De vulling van de bank ontplofte en werd toen doorweekt met bloed en hersenen. Het gekrijs van de apen vulde de lucht weer.

Verdomme. Stu zou dadelijk de volle laag krijgen en dan zat ik hier misschien de hele nacht vast.

Ik pakte de Mini-Ero vast alsof het een pistool was, arm recht naar voren, rechterhand om de pistoolgreep, linkerhand over de rechterhand, en die met gebogen arm terugtrekkend om een stabiel platform te hebben. Ik trapte de deur helemaal open en stormde de kamer in.

De twee mannen stonden recht voor me op een afstand van misschien acht, negen meter.

Ik stond klaar om te vuren met mijn hand stevig tegen de pistoolgreep om de veiligheidspal om te zetten, beide ogen open, benen gespreid tot schouderbreedte, linkervoet vooruit, linkerteen in de richting waarin ik van plan was te schieten. Bijna de klassieke houding op de schietbaan, zodat er geen twijfel over kon bestaan dat ik wist wat ik deed.

Ze draaiden zich naar mij om. Er hoefde geen donder te worden gezegd. Zij wisten wat er moest gebeuren. Maar Stu wilde er bij hen geen enkele twijfel over laten bestaan. ‘Ik heb het toch gezegd – donder op en kom niet terug. Verrekte rotschoften.’

Ze negeerden hem. Ík was het naar wie ze stonden te staren.

Zou ik? Zou ik schieten?

Mijn ogen brachten de boodschap over dat ik het zou doen. Die stonden helder – en het wapen bleef gericht, zo vast als een huis.

Ze wisselden een blik. Heel langzaam gingen hun PPK’s omlaag. Zonder een woord te zeggen liepen ze naar de deur. Meneer Schoenpoets haalde onderweg naar buiten het bloed van het meisje van zijn handen door ze af te vegen aan de bekleding van de bank.

Stu brulde om zijn zoon. Die kwam naar beneden rennen. Toen de auto van de Serviërs werd gestart, riep hij om de bewakers. Die struikelden naar binnen en hij blafte bevelen. Ze hingen hun AK’s over de schouder en begonnen de lichamen weg te slepen.

Stu keek van hen naar zijn jongen en toen naar mij. Hij stak een hand uit. Daar zaten mijn driehonderd in.

‘Ik ben je wat schuldig, knul. Verrekte schoften. Ze zouden dat soort vuil op straat moeten laten staan.’

De bewakers deden ineens erg druk nu het schieten voorbij was. Ze grepen de tovenaar bij zijn voeten en sleepten hem langs ons weg. We keken allebei naar beneden.

Stu spuwde op zijn gezicht. ‘Hij was ook een vuilak. Twee van mijn meisjes heeft hij afgelopen maand gonorroe bezorgd.’

De jongen kwam naar zijn vader toe en hij tikte hem vol genegenheid achter op zijn hoofd. ‘Eén daarvan was zijn moeder.’

Ik volgde het lichaam naar buiten en stapte terug in de schaduw toen de 4x4 van de Serviërs gierend de binnenplaats af reed.

Ik haalde mijn mobieltje tevoorschijn en toetste het nummer in. ‘Ik ga naar AM Net. Ik zal je bellen als ik daar ben. Wacht op mijn telefoontje.’

Ik gooide de telefoon weer in de Bergen en haalde de Gunga Din-spullen eruit. Ik ging geen gebruikmaken van Magreb, omdat ik hem geen schade wilde berokkenen. Hij moest ook zijn baan houden, en als de zaak wat luidruchtig werd, wilde ik me over hem geen zorgen maken.

Ik had een lange wandeling voor de boeg.