12

De hele compagnie lag verspreid in een egelstelling langs de weg. In mijn PRR bleven kerels bevestigen dat alle hoeken waren gedekt.

Pete begon te filmen toen soldaten hun nachtzichtkijker omlaagtrokken over het oog waarmee ze niet richtten. De NZK op hun wapen was al ingeschakeld, klaar om te richten als ze een doelwit zagen. Een heel stel had ervoor gekozen om hun normale, donkergroene jack te dragen. Sommigen hadden ook hun helm bedekt met een donkergroene bekleding. Het was een persoonlijke keus. Ze vochten ’s nachts in een stad, niet in de zandbak.

Niets was te horen boven het geronk van de Bulldogs uit en het nu veel rustiger geklets over de radio. Ik had net een paar stappen uit mijn portiek gezet om dichter bij Dom te komen, toen een luid gesuis in de lucht werd gevolgd door de explosie van een 105mm-artilleriegranaat die ergens voor ons in de stad insloeg.

Dave rende naar me toe op het moment dat een andere granaat over ons hoofd floot. Hij kroop tegen een Datsun aan die eruitzag alsof hij bij elkaar werd gehouden door isolatietape. ‘Ik wil wedden ze jullie thuis niets vertellen over deze klotezooi, hè? Kun jij je voorstellen wat de kranten zouden zeggen?’ Hij ging met zijn vinger over een denkbeeldige krantenkop in de lucht. ‘Britse artillerie bombardeert Basra.’

Een derde 105 kwam neer en enkele tellen later begon bij de voorhoede een AK te vuren. Twee kanonnen van Bulldogs en zes of zeven SA80’s beantwoordden het vuur.

Nog twee AK’s begonnen te vuren. De PRR’s waren ineens vol leven en de CSM liet zich horen. ‘Laat ze, we hebben wel wat anders te doen. We gaan. Instappen.’

De wapens van de Bulldogs bleven vuur spuwen, terwijl de jongens weer naar binnen klommen. Ik greep Dom en Pete. Dave en de hospik bleven hun dekkende positie innemen, terwijl Sonia de deur openhield. We klauterden naar binnen en de anderen volgden.

Dave greep de deurhendel en wees op Pete en Dom. ‘Denk eraan dat je op die twee let. Als ze jullie te pakken kunnen krijgen, zullen ze dat doen. Ze zijn altijd op een soldaat uit. Een van jullie zou nog beter zijn. Groter losgeld.’

Pete keek Sonia aan. ‘En ze zouden kunnen verstaan wat we zeggen. Hij zou op Al Jazeera niets hoeven te vertellen.’

Dave wachtte op bevestiging over de PRR dat iedereen weer in zijn wagen zat. Ten slotte boog hij opzij en klopte op het been van de commandant voordat hij zijn duim naar hem opstak.

Toen de rupsbanden weer piepten, kregen we drie of vier AK-kogels in de flank. De MGAG reageerde ratelend.

De wagen schokte en er was een luid schrapend geluid van metaal op metaal. De hele rechterkant van de Bulldog kwam omhoog en het geschraap bleef aanhouden.

Pete grinnikte. ‘Er is iemand die morgen niet naar het werk zal rijden.’

Dave tikte de hospik aan om weer als de bliksem voor dekking van boven te zorgen en het duurde niet lang of hij gaf Pete een teken om zich bij hem te voegen met zijn camera.

Dom wilde hem volgen, maar Sonia greep hem vast. Zo te horen had ze in EastEnders moeten meespelen. ‘Het gaat er alleen maar om waar het raketlanceerplatform was, vat je? Hier blijven, schat, dat is veiliger.’

Pete kwam weer naar beneden. Hij opende het zijscherm van de camera en drukte op play. Wij kropen om hem heen. De kwaliteit was geweldig, IR in zwart-wit, niet het wazige groene spul dat ik gewend was om op de tv te zien. De 105’s waren vernietigend geweest. De resten van een lanceerplatform met zes buizen lagen gemangeld op de laadbak van een truck. Pete had ingezoomd op wat er over was van een lichaam. Het beeld trilde door het schokken van de Bulldog, maar hij leek nog geen twintig te zijn. De verscheurde kleding smeulde nog. Er ontbrak een arm en een groot stuk van een lanceerbuis stak uit zijn rug.

‘We hebben een van de klojo’s tenminste te pakken gekregen.’ Sonja’s Oost-Londense stem overstemde zelfs het geronk van de motor.

Mijn neusgaten vertrokken. Ik rook stront. Ik keek Sonia aan en trok een wenkbrauw op.

‘Ik niet.’ Ze glimlachte. ‘We zijn er bijna. Hun riolen zijn kapot.’

Dave luisterde naar zijn PRR. ‘Voorste voertuig, reken op ons. Allemaal luisteren.’

Het hoofd van de compagniescommandant zat bijna in zijn laptop. Berichten verschenen om de paar seconden op het scherm als boodschappen in een chatroom. Hij praatte non-stop over de radio. De seiner naast hem zat koortsachtig te werken. Het was bijna alsof je naar een film keek.

De stem van de Fijiër vulde de radio. Heel traag, heel ontspannen sprak hij alsof hij geen vleugje stront kon ruiken. ‘We draaien nu de straat van het doelwit in. Nog vierhonderd te gaan. Straat is verlicht, huislampen gaan uit.’