2
0805 uur
De zon was net voldoende opgekomen om wat warmte af te geven, maar niet genoeg om me te verlokken het veel te grote fleecejack uit te trekken dat ik over mijn kogelvrije vest droeg. Ik ging met mijn tong over mijn aangeslagen tanden en wreef door de vettige stoppels op mijn gezicht.
Dom en Pete zaten tussen stalen munitiekisten, rugzakken en andere rommel aan de andere kant van de stationair draaiende Warrior. Pete was in de weer met zijn Mac-laptop om het verslag dat Dom tijdens de aanval had gemaakt te bewerken. Hij was niet een van die bunkerjournalisten die hun verslagen vol actie samenstelden op een veilig balkon in de Groene Zone. En dat was mijn grote probleem. Elk uur dat ik wakker was, moest ik hem omlaag- of wegtrekken bij iets of iemand dat of die hem het leven kon kosten.
Paul, een van de mannen van het verkenningspeloton, zorgde met een Minimi voor dekking; hij moest tussen ons in staan met zijn hoofd en schouders uit het open mortierluik. Telkens als hij bewoog regende het zand en stof.
Ik veegde wat van de woestijn van mijn fleecejack. Hierbuiten werd het ’s nachts koud en ik had wel iets weg van een hagedis. Ik bleef graag warm, zelfs als ik daarvoor iets moest dragen dat Pete beschreef als de kleur van stront na een slechte Indische curry. Ik had het niet gekocht bij een outdoor-sportwinkel, want ten slotte kwam het er altijd op neer dat ik mijn uitrusting om de paar weken weggooide, omdat die te smerig was geworden. Dus had ik mezelf op een reisje naar Oxfam getrakteerd en drieënhalve piek betaald in plaats van dertig; een koopje ongeacht de kleur.
Afgelopen nacht waren de lijken van achttien opstandelingen geteld ten koste van twee gewonde Kingsmen. Nu hadden een Challenger en onze drie Warriors van het verkenningspeloton de taak gekregen een voertuigcontrolepost (VCP) op te zetten langs de oostelijke uitvalsweg van de stad om te kijken wat er in het net werd gevangen.
Als ik uit de open achterdeur keek, kon ik de wadi zien waar de jongens afgelopen nacht doorheen waren gerend. Het lag er bezaaid met plastic zakken, hondenpoep, blikjes en waterflessen, allerlei rommel die pas volgend jaar met de komst van de regen stroomafwaarts zou worden gespoeld.
Een meute schurftige oude honden werd op afstand gehouden door de hitte die werd uitgestraald door de grille van de zware turbodiesel van de Challenger. Net als bij de Warriors zaten zijn romp en rupsbanden onder de aangekoekte modder en stof. Hier hoefde niet geboend en gepoetst te worden; ze waren een oorlog aan het uitvechten. De pantserplaten rond de onderkant van de romp en de rupsbanden zagen eruit als een ontwrichte en geblakerde poort. Dat kwam omdat ze hadden gedaan waarvoor ze waren gemaakt: het afketsen van raketgranaten.
Nu het licht was, kon ik niet meer zoveel vlammen zien bij de brandende oliebronnen, alleen dikke, zwarte rookpluimen aan de horizon. Het zou een hele tijd duren voordat deze plaats voor de grote maatschappijen stabiel en rustig genoeg was om aan de slag te gaan met het naar boven halen van het zwarte goud.
De Challenger wees met zijn verdomd grote loop naar de stad alsof hij een middelvinger opstak naar de inwoners. Kom op, probeer het maar als je denkt dat je sterk genoeg bent. Je hoefde geen genie te zijn om die boodschap te begrijpen.
Een helm stak boven de toren uit. Tankbemanningen droegen een donkergroene hoes over de helm om niet af te steken tegen hun voertuig; de lichte woestijncamouflage zou een volmaakt doelwit vormen voor een scherpschutter of een redelijk goede schutter die de moeite wilde nemen zijn wapen te richten.
De Kingsmen hadden vijf VCP’s die alle invals- en uitvalswegen van de stad controleerden. Na de aanval van afgelopen nacht beheersten ze het gebied. Bij dageraad waren ze begonnen met het opsporen en ondervragen van alle mannen die de leeftijd hadden om te vechten. In theorie liep die leeftijd van veertien tot zestig. In werkelijkheid kon je een wapen afvuren als je het kon optillen, dus besteedden de manschappen niet te veel aandacht aan de leeftijdgrenzen. Terroristen, opstandelingen, of hoe de regering ze deze week ook had besloten te noemen, voor een Kingsman maakte het niet uit. Hierbuiten in het veld had politiek geen betekenis. Zelfs kinderen en oude mannen waren AK’s en raketgranaten op hen aan het afvuren en ze schoten terug.
Er was nooit enige twijfel wie het bevel had. Ik kon Rhett nu horen, buiten bij de VCP, terwijl hij het peloton uitfoeterde.
Het was gemakkelijk om de echte vechtersbazen te onderscheiden van de rest van het leger, ook al droegen ze allemaal hetzelfde uniform. Zij zagen er niet uit. Hun schoenen waren hersteld en vielen van ellende uit elkaar voordat ze vervanging kregen. Hun uniform was smerig en gescheurd, de hoes van hun helm en hun kogelvrije vest waren zo versleten en zaten zodanig onder de winkelhaken dat je nauwelijks het camouflagepatroon kon onderscheiden.
De Challenger was niet de enige die zijn motor liet draaien. Alle drie de Warriors lieten hun motor stationair lopen, zodat de grote, vierkante ketels binnen heet water konden leveren.
Ik drukte op de knop aan de onderkant van onze ketel en zette drie mokken thee.
‘Hier, makker.’
Pete gebruikte melk, maar geen suiker. De hemel mocht weten waarom, maar deze lui noemden dat een Shirley Temple. Om Pauls benen heen gaf ik hem de mok aan.
Hij nam hem aan zonder op te kijken en zette hem op de stalen vloer naast hem, terwijl hij alleen even stopte om zand van zijn toetsenbord te blazen.
De Kingsmen vonden Pete raar, omdat hij geen suiker nam. ‘Is hij bang voor de lijn of zo?’
Dom gebruikte wel suiker, maar voor zover het hun aanging, had hij net zo goed van een heel andere planeet kunnen komen en dat niet omdat hij een Pool was, maar omdat hij maar drie mokken per dag dronk.
Om zijn tekort aan te vullen gooide ik Pete een Yorkie-reep toe uit de rantsoenen. Hij wierp een blik op de wikkel en grinnikte even. Waar normaal ‘Niet Voor Meisjes’ stond, had de rantsoenuitvoering van het leger de opdruk ‘Niet Voor Burgers’ gekregen. Nu hij de grap kende, moest hij er steeds weer om lachen.
Paul was de volgende voor een mok. Net als de hele rest van het peloton moest hij NAVO-standaard hebben: melk en twee klontjes suiker. Ik ook. Niet omdat ik het dan lekkerder vond, maar dan kon ik meedoen met de anderen die Pete uitmaakten voor een mietje.
Ik trok aan zijn broekspijp en een hand in een leren handschoen zette de plastic mok op het dak.
‘Proost, jochie.’ Het accent van Pete zou altijd meer van Bermondsey dan van Liverpool zijn, maar hij moest de stand gelijktrekken.
Paul mompelde iets terug en Pete lachte. Ze zaten elkaar nu al twee dagen te pesten.
De toon van Pauls stem veranderde plotseling. ‘Ik heb beweging… in de wadi… drie-vijftig. Ze zijn gewapend…’
Radio’s kraakten en een andere Warrior van een VCP ten zuiden van ons begon te vuren met zijn kanon.
Ik keek toe door de open deuren, terwijl de grond rond de lichamen opstoof in stofwolken. De kleine figuren stoven alle kanten op.
Dom greep Pete’s camera en viel bijna uit de wagen. Hij zat het dichtst bij de deur en Pete zat nog met zijn iBook op schoot.
Paul kreeg een van de hardlopende figuren in het vizier. Hij vuurde een kort salvo af en de lege hulzen kletterden op het hoofd van Pete, die over zijn scherm gebogen zat.
Toen schreeuwde Rhett: ‘Vast vuren, vast vuren!’
Paul verstijfde.
‘Het zijn kinderen!’