67

De soldaten zwegen toen het konvooi de volgende ochtend vertrok. Niemand wilde blunders maken in aanwezigheid van de SAs’ers, en in de trucks wemelde het ervan.

Dave, die voorin zat, verwachtte dat ze naar de Groene Zone zouden gaan. Het leek hem waarschijnlijk dat Martyn ergens in het labyrint van wooncomplexen bij de rivier werd vastgehouden. In plaats daarvan gingen ze de kant van de woestijn op. Hij besefte tot zijn verdriet dat ze in de richting van Jackpot gingen. Ze gingen dus weer naar het kamp. Hij had gehoopt dat het inmiddels ontmanteld zou zijn.

Ze reden door de stoffige kom van de woestijn in de richting van Jackpot, toen het konvooi ineens linksaf ging.

‘Christus!’ zei Dave. ‘We gaan niet naar een complex of naar het kamp maar naar de Early Rocks.’

Toen ze dichter in de buurt kwamen, begon hij te begrijpen hoe hoog ze waren. Ze hadden vreemde, vanuit het woestijnzand oprijzende, grimmige silhouetten geleken, maar nu bleken ze ingewikkelder in elkaar te zitten. Er was kennelijk water, want overal groeiden struiken en bomen. En rond de voet van de rotsen lag een aarden wal van minstens twee meter hoog. Het geheimzinnige heiligdom was dus een natuurlijk fort.

De hoge rotsen torenden boven hen uit toen ze de ingang van het heiligdom bereikten. Rond een ervan verrees een wachthuisje alsof het uit de woestijn was gegroeid. De trucks vertraagden toen ze er waren, en een paar SAs’ers stapten uit. De trucks gaven weer gas, en de luitenant gaf de bevelen door: ‘Over zestig seconden hebben we de wal min of meer omsingeld. Jullie stappen uit, gaan erheen en klimmen over de wal aan de voet van de rotsen. We weten niet precies wat we binnen gaan aantreffen, maar vermoedelijk vinden we tunnels en hopelijk ook Topaz Zero. Wij moeten de vijand in bedwang houden terwijl onze collega’s hem opsporen. De vijand is zich ongetwijfeld aan het organiseren. Maak dus gebruik van hun verwarring door snel uit te stappen en meteen op te rukken naar de rotsen.’

Dave vervolgde meteen: ‘De bajonetten op, jongens.’

De chauffeurs hadden bevel om op honderd meter van de rotsen te stoppen.

‘Dichterbij!’ zei Dave tegen zijn chauffeur.

‘Maar de luitenant zei...’

‘Dichterbij! Je kunt terugrijden als we allemaal zijn uitgestapt.’

De chauffeur stoof naar de rotsen en stopte op ongeveer zestig meter afstand.

‘Iedereen eruit! Nu, nu, nu!’ schreeuwde Sol naar de1esectie.

De mannen begonnen naar de wal te rennen. Hun bepakking was loodzwaar en stuiterde op hun rug. Hun tassen kletterden tegen hun lichaam. Binns, de lichtgewicht, was als schooljongen snel geweest. Nu was hij een sjokkend beest dat zich wankelend en diep gebogen voortbewoog.

‘Ik wou dat ik die kolerezooi kon afdoen en echt kon rennen!’ schreeuwde hij tegen Spekkie. Maar Spekkie hoorde hem niet vanwege zijn eigen zwoegende ademhaling.

Angus was nog steeds in de buurt van de truck. Naast zijn normale geweer, pistool, uitrusting en munitie had hij ook mortiergranaten en een scherpschuttersgeweer bij zich. Toen hij eenmaal moeizaam uit de truck was geklommen, waren de anderen al halverwege het open terrein. Hij wist dat hij te veel bij zich had, maar wist niet wat hij achter kon laten. Hij bleef staan, maar voordat hij een beslissing kon nemen, reed de truck alweer weg. En de anderen waren al bijna bij de rotsblokken.

Overal rond de zware omheining werd ineens in een zee van licht, lawaai en rook geschoten. De soldaten die zich nog in een onbeschutte positie bevonden, lieten zich op hun buik op het zand vallen en waren voor de vijand een makkelijk doelwit.

Op Angus na had iedereen van de1esectie de beschutting van een van de dikke pijlers bereikt. Ze keken achterom en zagen hem.

Angus lag met zijn hoofd op de grond alsof hij al was neergeschoten, en dacht: Shit, shit, shit. Hij voelde een soort regen en wist dat het kogels waren. Het ruwe zand beet in zijn wangen. Eén keer durfde hij zijn hoofd een beetje te heffen. Overal om hem heen danste de woestijn van de inslaande kogels. Hij trok zijn hoofd weer in en wist zeker dat hij geraakt ging worden. Ze konden hem niet allemaal missen. Zijn lichaam was verstijfd van angst. Hij wilde zich schreeuwend en tierend tegen zijn machteloosheid verzetten.

Boven zich hoorde hij helikopters.

‘Goddank! Waar hebben ze gezeten?’ brulde Angus via zijn prr. Dave reageerde. ‘Wind je niet op, McCall. Vanwege die gijzelaar binnen kunnen ze niet veel uitrichten.’

‘Kom naar voren, McCall,’ riep Sols stem in zijn oor. ‘Dat is net zo veilig als daar blijven liggen.’

‘Ik had niet zoveel moeten meenemen,’ kreunde hij. Hij hoorde dat zijn stem enigszins huilerig klonk. Hij ging dood. Maar dan wel als held. De maatschappelijk werker mocht van hem bij zijn vader in de gang staan en zeggen dat Angus heldhaftig gesneuveld was. Hij wilde wankelend overeind komen, maar zijn mortiergranaten trokken zijn linkerkant omlaag en daarmee ook de rest van zijn lichaam. Ping. Een kogel floot vlak boven zijn schouder. Gelukkig was hij niet opgestaan. Anders zou hij er geweest zijn. Alleen zat hij nu klem en bood hij een makkelijk doelwit voor de theedoeken.

Een paar tellen later voelde hij iemand aan zijn arm trekken.

‘Sta op, luie flikker, en ga daar niet liggen maffen.’

Jamie Dermott trok hem overeind, nam een deel van zijn bepakking over en schoot intussen zijn mitrailleur af terwijl het tweetal wankelend door de woestijn trok.

Angus had geen tijd om na te denken of verrast en dankbaar te zijn. Zijn lichaam en geest waren volledig gericht op de noodzaak om in een Olympische recordtijd de rest van de jongens te bereiken. Pas toen hij daar veilig was aangekomen en op de grond lag - zijn mond open, nooit diep genoeg ademend om zijn lege longen te vullen, over zijn hele lichaam bezweet - sijpelde de opluchting uit zijn poriën. En toen begreep hij dat Jamie zijn leven had gered. Hij zei: ‘Verdomme, Jamie. Ik bedoel, verdomme.’

Ook Jamie had een rood hoofd en hijgde. ‘Graag gedaan,’ zei hij buiten adem.

‘Ik voelde die kolerekogels rond mijn helm schrapen! Eentje vloog op zo’n klein eindje over mijn schouder...’

‘Je lag blijkbaar net buiten het schootsveld van de theedoeken,’ zei Mal. ‘Het leek mij sterk dat je hier levend kon komen.’

Angus stond rood en hijgend op en tastte naar zijn waterbuisje. Toen begon hij te brullen.

‘Wat is er, Angry?’ vroeg Sol. ‘Alles kits?’

‘Mijn Camelbak is verdomme leeg!’

Sol keek even. ‘Er is een kogel doorheen gegaan,’ meldde hij. ‘Godverdegodverdómme! Ik heb dorst!’

Sol gaf hem een fles water. ‘Niemand anders in dit hele peloton zou

zeiken over een kogel die zijn Camelbak raakt in plaats van zijn organen, Angry.’

De zware machinegeweren op de wmik’s beukten de andere kant van het heiligdom en de mortierschutters hadden het druk. Sols sectie schoot op alles wat lichtflitsen produceerde. Maar de meeste kogels stuiterden tegen rotsen of begroeven zich in de wal. Dave kon niet bij de Vector weg. De luitenant praatte om beurten met de sectiecommandanten en bevestigde dat alle manschappen de rotsen onder vuur hadden. Sergeant Somers van het 2e peloton bevond zich aan de andere kant van het heiligdom en had minder geluk. Zijn Vector-chauffeurs waren op een grotere afstand blijven staan en in één truck waren de soldaten te traag geweest. Toen ze uitstapten, belandden ze meteen in het vuurgevecht. De wal was daar het hoogst en de vijand had daarvan geprofiteerd door hen naar hartelust te bestoken. Dave zag sergeant-majoor Kila in een truck wegrijden om de slachtoffers te helpen.

‘Van een afstand zie ik beter wat er gebeurt dan jullie,’ zei Dave tegen zijn korporaals. ‘De theedoeken schieten door spleten in de rotsen zodat terugschieten geen zin heeft. Een paar opstandelingen staan onbeschut op de richel... Kijk maar of jullie die te grazen kunnen nemen.’

‘Kijk maar naar boven,’ zei de stem van de luitenant.

Dave keek op. Hoog op een rots stond het silhouet van een opstandeling met een wapen dat waarschijnlijk een AK47 was. Het leek wel alsof hij de lift naar het dak van een wolkenkrabber had genomen.

‘Is hij daarheen gevlogen? En dan ook nog met dat wapen?’

‘Touwen. Of ze hebben aan de achterkant treden uitgehakt.’

De man knielde en hief zijn wapen. Door zijn positie was hij in het voordeel. Dave vermoedde dat hij het op Kila’s evacuatiepoging had voorzien. Hij sprong met zijn SA80 uit de Vector. Hij had slechts drie schoten nodig. De man viel niet maar bleef over zijn geweer hangen.

‘Regel één,’ zei Dave. ‘De beste schietposities zijn meestal ook het slechtst beschermd. Laat ze nou maar eens proberen om jullie te pakken te krijgen.’

De1esectie werkte zich voorzichtig rond de rots naar de voet van de wal en bleef waakzaam voor gestalten bovenop. Ze bereikten de plaats die Sol had uitgekozen om een bres te slaan. Nu ze er in de buurt waren, bleek die steiler dan gedacht.

‘Verdomme, als we gaan klimmen, kunnen ze ons een voor een te grazen nemen,’ zei Finn.

Sol bleef fronsend staan.

Vanuit de Vector hoorde Dave overal rond de rotsen schieten, maar de akoestiek was er even vreemd als de plek zelf. De echo’s dreven over de woestijn totdat niemand meer kon horen waar de geluiden vandaan kwamen. Het was onmogelijk in te schatten met hoeveel man de vijand binnen was.

‘Ik kom met de Vector wat dichterbij en geef dekking terwijl jullie de helling beklimmen. Wie jullie bovenop staat op te wachten, krijgt met mij te maken. Maar jullie zijn de enigen die kunnen zien wat daarachter is.’

Sol vroeg: ‘Heeft iedereen zijn bajonet opgezet?’

De chauffeur wendde zich tot Dave. ‘Zei u niet iets over dichterbij komen?’

‘Ja. Shit. Ik wou dat ik eraan gedacht had om de scherpschutters bij me te houden. Zo gaat het als je van tevoren niet behoorlijk over een operatie wordt ingelicht.’

‘Moet ik naar voren rijden?’

‘Een klein beetje. En zet hem maar dwars als dat je een veiliger gevoel geeft.’

De manoeuvre van de Vector veroorzaakte een kogelregen.

‘Jezus christus, zei de chauffeur terwijl hij de wagen dwars zette. ‘Hebt u me in de Groene Zone van de bermbommen gered om me hier in de woestenij te laten doodschieten?’

‘Stop dan maar.’

‘Ik hou je in het oog,’ zei de luitenant vanuit de volgende truck. Dave wierp een blik over de woestijn. De volgende truck was ver weg. Hij stapte uit, liep naar de zijkant van het voertuig en nam een goede positie in, maar hij ontlokte zo veel vijandelijk vuur dat hij weer naar achteren werd gedwongen. Hij probeerde het opnieuw en trok nog meer vuur aan. De derde keer zei hij tegen de1esectie: ‘Oké, we gaan. De helling op. Snel.’

Hij moest zich verzetten tegen zijn eigen instinct om achter de Vector weg te duiken terwijl de kogels om hem heen door het woestijnzand ploegden. Hij zag Sol als eerste naar boven gaan, gevolgd door Mal.

Een baardige man verscheen met een AK47 op de rand en zette zijn rug tegen de rots voor een zo goed mogelijke hoek op de soldaten die de wal op klauterden. Dave schoot tien kogels, en de man viel. ‘Fout wapen, foute plek. Op die afstand had je beter een pistool kunnen hebben,’ zei Dave, die zich eventjes opgelucht terugtrok.

De volgende keer dat hij keek, stond een andere opstandeling met een pistool op de wal. Dave schoot hem neer.

‘Goed wapen, foute plek,’ zei hij tegen de dode man.

Sol, Angus, Mal, Jamie en Vullis lagen nu op hun buik vanaf de wal naar het heiligdom te schieten, terwijl Finn en Spekkie, die vanaf beneden dekking hadden gegeven, achter hen aan naar boven klommen. Onder hen verscheen een man met een AK47. Hij stond op de grond en kwam van de vorige positie van de1esectie aan de andere kant van de rots.

‘Shit, hoe kwam je daar?’ vroeg Dave al schietend. ‘We horen jullie te omsingelen, niet omgekeerd...’

Ook de 2e en 3e sectie baanden zich vechtend een weg naar het heiligdom en kreeg dekking van een wmik. De compagnie rukte steeds verder op en trok het net rond de opstandelingen in het heiligdom aan. Ze verhoogden ook hun vuursnelheid totdat het lawaai en de echo’s één lange, ononderbroken explosie werden.

Dave wist dat hij zijn peloton snel meer munitie moest geven en beval de onwillige chauffeur dichterbij te rijden. De luitenant gaf bevelen aan de mannen die zich nu binnen de cirkel van rotsblokken bevonden. Hij gaf ze opdracht om zich met handgranaten een weg naar voren te banen. Was Martyn dan al bevrijd? Of was de vijand zo in de meerderheid dat ze tot een riskante strategie gedwongen werden?

In het hart van het heiligdom werd al gevochten. Dave wist de rotsblokken te bereiken en kwam ongehinderd boven. Binnen de cirkel waren struiken en heuveltjes en reusachtige rotsblokken, maar er waren vooral soldaten. Dave zag dat ze de talibanstrijders snel naar achteren dreven. Sommigen van zijn manschappen hadden een goede positie gevonden. Ook de 3e sectie was goed rond de rotsblokken geposteerd. De1esectie was iets achtergebleven, maar Jamie lag met zijn machinegeweer op een richel, vanwaar hij de rij opstandelingen met kogels kon bestoken.

‘Je doet het goed, Dermott, maar je dekking is niet veel soeps...’ begon Dave.

Hij deed er het zwijgen toe omdat hij de rpg zag. Even later verbrijzelde alles tot een serie kiekjes. De talibangranaat scheurde als een dodelijke pijl door de lucht naar Jamie. De granaat sloeg aan zijn andere kant in en ontplofte vijftien meter verderop tegen een rots met een massa rook en vlammen. Jamie bleef nog een paar tellen schieten. Hij wankelde. Hij viel met zijn Bergen vooruit tegen de zijkant van de richel.

Dave brulde. Hij stond als een van de weinige soldaten hoog genoeg om te zien wat er gebeurde. Het geloei van het gevecht en het gebrul van zijn eigen protest echoden in zijn hoofd, en intussen luisterde hij naar zijn stem, die het incident koel en helder rapporteerde. Hij beval McCall en Sol Kasanita het slachtoffer naar de plaats buiten de omheining te helpen dragen waar sergeant-majoor Kila en de hospik wachtten.

De volgende kiekjes waren niet erg helder. Soms werden ze in de verkeerde volgorde vertoond. McCalls bleke gezicht. Sol die Jamies bloedende lichaam op de brancard tilde. ‘Hij leeft nog, sergeant!’ Daves eigen hand, die Jamies morfmespuitje in zijn been stak.

Hij liep wankelend over de richel omlaag, klom met de brancard de wal op, voelde zijn armen bijna breken onder het gewicht en wist dat er ook in zijn binnenste iets brak. Jamies lichaam bewoog met elke ruk en hobbel van de brancard mee alsof hij diep in slaap was.

‘Kom op, Jamie, in godsnaam, kom op!’ riep Angus McCall. Zijn gezicht was vertrokken van afschuw. ‘Je bent niet de woestijn in gegaan om mij te redden om nu dit te laten gebeuren ...’

De belangrijkste ontsnappingsroute van de vijand lag voorbij het wachthuisje en over de woestijn naar de heuvels, maar Finn ving een verhaal op over tunnels, en toen hij het aantal opstandelingen zag slinken, wist hij dat die kennelijk echt bestonden. Het lawaai nam af. Overal stonk het naar cordiet en rook, maar ook die geur werd minder. In de woestijn waren geen taliban te zien. Dus moest er een andere uitweg uit het heiligdom zijn.

‘Als Martyn daar niet zat, gooiden we er een vijfhonderdponder op,’ zei hij tegen Spekkie en Vullis, die toevallig in de buurt waren. ‘Laten we hopen dat hij niet met hen in een tunnel zit.’

‘Het lijkt wel of ze wegsmelten,’ zei Spekkie.

Vullis zei hoopvol: ‘Misschien zijn ze allemaal dood.’

Maar Finn en Spekkie schudden hun hoofd.

De soldaten kregen bevel de tunnels te zoeken. Finn en Spekkie doorzochten de grote schaduwen van de zware rotsblokken, maar de grond was overal heet, droog en hard.

‘Ik wil die smeerlappen doodschieten!’ zei Mal. ‘Het zijn net ratten die door een rattenhol rennen. Ik wil ze achterna en ze doodschieten.’ Hij had de hongerige, waakzame blik van een man voor wie het gevecht te snel was afgelopen. Dat hadden veel mannen. Soms vochten ze zelfs onderling.

Maar Finn had dat gevoel niet. Hij voelde zich moe en verslagen. ‘Deze operatie was Martyns laatste hoop. En wij hebben het verknald.’ Mal keek hem woedend aan. ‘Wij hebben ons best gedaan.’

‘Maar waar hebben we de sas dan voor? Waarom hebben die het niet geregeld?’ ‘Wat hadden ze dan moeten doen? Hadden ze die ouwe als een wit konijn uit een hoed moeten toveren?’

Iemand riep. Onder de rotsblokken was een tunnel gevonden, en de officieren bedachten een plan om manschappen naar binnen te sturen.

De stem van de luitenant klonk. ‘Blijf liggen,1epeloton. Het ziet ernaar uit dat jullie van hier af dekking moeten geven.’

Finn stak een sigaret op en wachtte zijn orders af. Hij besloot de groenten van de poortwachter te bekijken. Toen de trucks in de buurt van het heiligdom hun tempo vertraagd hadden om de SAS-Soldaten eruit te laten springen, had Finn door de open portieren goed uitzicht gehad op de moestuin bij het wachthuisje. Die was goed geïrrigeerd en netjes ingericht, en er was vast wel iets lekkers te eten. Kon je in Afghanistan worteltjes verbouwen? Finn was verzot op rauwe worteltjes en had er in volkstuinen al heel wat gepikt.

‘Waar ga je heen?’ vroeg Spekkie, die ineens naast hem stond.

‘Ik heb trek in iets lekkers uit die tuin daar. Zullen we effe wat jatten, Spek?’

Ze slopen naar het kleine, solide huisje. Het was zo te zien verlaten. Buiten liep een smal irrigatiekanaal ten behoeve van de tuin. Worteltjes waren er niet maar druiven wel Finn plukte er een paar. ‘Lekker, Spekkie. Proef maar.’

Het waren kleine druiven maar de zoetheid vulde hun hele mond. ‘Lekker sappig!’ Spekkie plukte er nog een paar.

In een van de hoeken liet een geit haar kop hangen en er stond een hondenhok in de buurt, maar er was geen geblaf te horen.

‘Wat doen de mensen in dit land met hun hond als ze die nooit in hun hok zetten?’ Spekkie had het druk met eten, en dus beantwoordde hij zijn eigen vraag. ‘Ze vervangen die door gijzelaars.’ Hij liep naar het kleine, mooi versierde hondenhok.

‘De sas zal daar al wel gezocht hebben,’ zei Spekkie, die niet bij de druiven weg wilde.

‘Dat weet ik,’ beaamde Finn, ‘maar ik ben gewoon nieuwsgierig.’

Hij liep voorzichtig naar het hok uit angst dat daar een enorme Afghaanse vechthond lag te slapen. Daar had hij verhalen over gehoord. Op zijn hurken - voor het geval de hond naar buiten sprong - trok hij het deurtje open. Het eerste wat hij zag, was een paar benen. Die moesten van een lijk zijn, want ze bewogen niet. Hij ging op handen en knieën zitten, liet zijn blik over de benen glijden en zag dat ze vastzaten aan Martyn Robertson.

‘Godsamme! Martyn! Ik was naar je op zoek maar ik had niet verwacht dat ik je zou vinden!’

Martyn lag met zijn ogen half open.

‘Hé daar! Leef je nog?’

Hij bewoog zich nog steeds niet. Finn controleerde zijn hartslag. ‘Shit, Martyn, vertel me niet dat je dood bent!’

‘Dag, Huckleberry Finn,’ zei Martyn zwak maar zonder verrassing in zijn stem.

‘Hé, ze zijn allemaal een gat in geklommen om je te zoeken!’

‘Ik heb anders in genoeg gaten gezeten.’

Spekkie maakte zijn blik even van de wijnstokken los. ‘Finny?’

Finn draaide zich om en stak zijn duim op.

‘Ga iemand halen!’

‘Is hij het? Is het Topaz Zero? Je zit me te belazeren, Finny!’

‘Zoek iemand. Als ik dit via de prr vertel, gelooft niemand me.’ Spekkie rende naar het hondenhok om te kijken of hij niet in de maling werd genomen. Toen stoof hij weer vanuit de tuin de kring van rotsblokken in. De eerste die hij zag, was een SAS-man met een mok thee in zijn hand.

‘Hij is hier! Hij is verdomme hier!’

De man glimlachte vriendelijk naar hem. ‘O ja? Hoe heet je, jongen?’ ‘Bacon, meneer. Spekkie Bacon.’

‘Dan ben jij de enige Bacon in heel Afghanistan. Heb je soms een vriend die Bob Borrel heet?’

‘Hij is hiér! Martyn! Topaz Zero! De gijzelaar! Die is hiér!’

Finn probeerde Martyn overeind te krijgen in het hondenhok. ‘Shit, Martyn! Ze zouden je over twee dagen vermoord hebben.’

‘Ik hoopte eigenlijk dat ik hoe dan ook gauw zou doodgaan om roet in hun eten te gooien.’

‘We moeten nog even op de anderen wachten, dus laten we het intussen nog even over die baan hebben die je me ging aanbieden...’ Martyns gezicht plooide zich tot iets wat een glimlach leek. ‘Wat was je inzet dat ze me zouden vinden?’

‘In het begin honderd tegen dertig, later verlaagd tot vijftien tegen acht, toen we je laatste hondenhok in de stad vonden. Vanochtend onderweg heb ik elf tegen acht geboden. Dat was heel royaal, maar niemand ging erop in. Ha! Over vijf minuten slaan ze zich voor hun kop, hè, Marty?’

Martyn zei: ‘Die baan heb je binnen, jongen.’

Finn keek om zich heen en zag Spekkie aankomen met een ongelovige SAS-man die nog steeds een mok thee in zijn hand had. ‘Het is voorbij, Marty, ouwe jongen en toekomstige baas. Het neusje van de Britse zalm is je komen redden.’

De brancard was rood van Jamies bloed. Twee hospikken gingen bijna meteen aan het werk met een tourniquet en verbanden voor zijn linkerkant, waar zijn arm en been hadden moeten zijn, alleen was er geen arm meer en was er ook van dat been niet veel over. Dave wist niet eens of er nog wel een linkerkant was.

‘Jamie, Jamie, die hufters hebben je weer eens te grazen genomen, ze hebben je weer eens te pakken! Laat ze ook deze keer geen succes hebben! Kom op, Jamie. In godsnaam!’ Wiens stem was dat? Die van hemzelf? Hij wou dat Jamie zijn ogen opendeed. Hij wenste dat met een wanhoop die zijn hele denken en zijn hele lichaam omspande, alsof hij kon zorgen dat Jamie zijn ogen opendeed als hij het maar genoeg wilde. Hij was Jamies sergeant en beval hem nu om in leven te blijven.

‘Het is pas voorbij als het voorbij is,’ zei een van de hospikken zonder om te kijken, terwijl hij een ander verband pakte.

Dave wist zeker dat het snel voorbij zou zijn, maar weigerde die zekerheid onder ogen te zien. In plaats daarvan klampte hij zich vast aan wat de hospik zei. Zijn hand pakte Jamies pols en zocht een hartslag, maar hij voelde niets.

‘Hij heeft nog een pols, maar heel erg zwak,’ zei een hospik. ‘Hebt u gezien wat er gebeurd is?’

‘Een rpg. Ging dwars door hem heen.’

‘Dat overleeft niemand,’ zei Iain Kila.

‘Hij is niet meteen ontploft,’ zei Dave.

‘Wat een mazzel.’

‘Hij raakte hem wel maar vloog verder en ontplofte tegen een paar rotsblokken vijftien meter verderop.’

‘Dan heeft hij nog een kans.’

‘Deze man heeft een AK-kogel overleefd, hij overleefde een mitrailleurkogel. ..’

De andere hospik zei: ‘De granaat heeft zijn linkerkant weggescheurd maar misschien geen organen geraakt. Hij moet gehurkt bij zijn machinegeweer hebben gezeten, want de granaat vloog door de bovenkant van zijn been en de onderkant van zijn arm. Maar je kunt zonder arm en been leven...’

‘Een paar centimeter verder naar links, en hij was er geweest,’ zei de ander.

‘De reddingsbrigade is er over een paar minuten,’ meldde Iain Kila. ‘Hij is binnen het gouden uur in Camp Bastion.’

Dave boog zich over de brancard heen en keek naar het roerloze gezicht. Hij probeerde zich Jamie zonder arm, been en Joost mocht weten welke andere lichaamsdelen voor te stellen. Altijd vechtend tegen de pijn. Er het beste van makend. Vol liefde voor Agnieszka, die hem in een rolstoel rondreed. Dave dacht: sommige mensen kunnen op die manier leven, maar Jamie niet. Als Jamie gehoord heeft wat de hospik net zei, dan kan hij mij ook horen.

Dave kwam dichter bij het smalle gezicht. Zijn ogen waren dicht en uit niets bleek dat hij pijn had. Hij pakte de onbeweeglijke vingers. ‘Shit, Jamie Dermott,’ zei hij zacht. ‘Jij bent de laatste die ik kan missen. Maar ik weet dat je door en door soldaat bent, en jij bent de allerbeste, Jamie. Je bent de helft van je lichaam kwijt, maar je blijft altijd honderd procent soldaat. Als je er tussenuit wilt piepen, begrijp ik dat. Ga als het niet anders kan, joh. Je bent een fantastische militair geweest. Je hebt een prachtig kind. Je hebt een vrouw die echt van je houdt, dat staat voor mij vast, ongeacht wat jij ervan denkt. Ga in vrede, als je wilt gaan. Veel geluk. Ik zal je nooit vergeten.’

Jamie antwoordde natuurlijk niet, want dat kon hij niet.

‘Het ziet er niet best uit,’ zei een van de hospikken ineens.

‘Gaat hij dood?’

‘Dat kan niet... toch is het zo.’

Dave sloot zijn ogen en trok zich terug om de hospikken hun werk te laten doen.

‘Nee! Geen sprake van!’

‘Kijk zelf maar.’

‘Shit! Ik dacht dat we hem binnen boord hadden.’

‘Reanimeren.’

‘Iedereen uit de weg.’

Dave draaide zich om en staarde naar het eindeloze uitspansel van de woestijn. Zijn gezicht prikte. Zijn ogen prikten. Zand in zijn mond, zand in zijn ogen, zand in zijn hart.

Voor de slachtoffers was er inmiddels een Chinook gearriveerd. Bijna direct daarna kwam er een volgende voor Martyn, en de wachtende hospikken brachten de gijzelaar aan boord.

De commandant was erbij. ‘Martyn is van groot belang, maar aangezien hij een T3 is, moeten we hem vragen te wachten tot we de T4 hebben ingeladen.’

Finn kon niet ophouden met grijnzen. Hij had van iedereen om hem heen klappen op zijn rug gekregen, en hij en Spekkie hadden al talloze keren verteld hoe ze druiven waren gaan stelen en toen Martyn hadden gevonden.

Hij hoorde over een T4 en vroeg zich even af wie het was, maar eigenlijk zocht hij Dave. Waar was Dave nu Finn eindelijk kon genieten van een beetje roem? Het zou ook leuk zijn geweest als Sol, Angus en Jamie er waren geweest om hun gelukwensen aan te bieden.

De groep soldaten rond de Chinook zweeg ineens. Finn draaide zich om en zag zijn kameraden naderen. Ze droegen een brancard. Het lichaam erop was afgedekt. Dat was duidelijk de T4. Het kwam nog steeds niet bij Finn op dat de dood in zijn eigen sectie had toegeslagen. Pas toen ze zo dichtbij waren dat hij hun gezicht kon zien, kreeg hij het plotseling koud. Zijn overmoedige, triomfantelijke bui werd binnenstebuiten gekeerd en liet alle kwetsbare plekken onbeschut.

Dave en Sol zaten onder het bloed. Dave had blauwe plekken, alsof hij een robbertje had gevochten. Het wit van Sols ogen was rood. Enorme tranen gleden over Angus’ wangen.

Finn bekeek de mannen om zich heen. Spekkie, Mal en Vullis waren erbij.

Eén man ontbrak.

Billy Finns mond viel open. Zijn ogen puilden uit zijn hoofd en zijn lichaam voelde leeg en uitgeput, waardoor hij een beetje stond te zwaaien. Hij zag het verstarde en bleke gezicht van de luitenant.

‘Nee, nee! Nee, niet Jamie!’ riep hij.

Luitenant Weeks sloot zijn ogen en knikte.

Het lichaam werd zwijgend in de helikopter geladen. Daarna moesten het donderende gedreun van de Chinook-rotors en het gebrul van de motoren te horen zijn geweest. Maar naderhand kon niemand zich iets anders dan stilte herinneren.