44
Billy Finn bleek gelijk te hebben gehad. Ongeveer een week later werd bekendgemaakt dat het1een 2e peloton een week lang naar de burgers zou verhuizen zodra de technici de tijdelijke basis van Jackpot voltooid hadden. Intussen gingen de patrouilles door maar werd de olie-exploratie gestaakt.
Er arriveerde een Chinook in een spiraal van fijn stof die hoog de lucht in dreef alsof het stormde. Het achterluik ging open, en drie mannen in sandalen, korte broeken en T-shirts stapten uit. De soldaten staarden hen aan. De mannen hadden een bepakking bij zich, maar het opmerkelijkste uitrustingsstuk was een oude blikken theepot die met een draadje aan een Bergen hing. Ze praatten en lachten alsof ze net hun vakantiebestemming hadden bereikt en popelden om op hun handdoek naast het zwembad te gaan liggen voordat de Duitsers hun plek inpikten.
‘Wie zijn dat in vredesnaam?’ vroegen de soldaten elkaar voordat ze werden afgeleid door de postzakken die waren uitgeladen. Soldaten sprongen op hun brieven af en namen ze mee naar hun bed of een ander hoekje met privacy om ze te lezen zoals honden een bot meeslepen om erop te knagen. Finn, die zoals gewoonlijk niets gekregen had, zag de anderen hun brieven lezen.
‘Alles kits?’ vroeg hij aan Mal.
‘Ja,’ zei Mal. ‘Waarom?’
‘Je kijkt niet erg blij.’
‘Niks aan de hand.’
‘Is er iets met de vrouwtjes? Heeft een van je schatjes een jongen met een duurdere auto gevonden?’
‘Ik heb je al gezegd wat ik ga doen als ik terug ben. Dan steek ik alles wat ik hier verdien, in een gaaf karretje en daarmee bedoel ik een M3. Dan gaan de vrouwtjes uit hun dak als ze met me mee mogen, want een betere kar is er niet.’
Finn zei gedempt: ‘Luister. Het gerucht gaat dat de jongens die daarnet met de Chinook zijn aangekomen, van de SF zijn.’
Mal lachte hardop. ‘Ik dacht al: dat lijken wel bikkelharde vechtmachines.’
‘Wie denk je dan dat ze zijn?’
‘Een stel idioten.’
Later in de kantine zaten de soldaten thee te drinken terwijl Spekkie zijn mijnenveldrap ten gehore bracht. Hij had de tekst verzonnen terwijl hij dekking gaf aan de reddingsoperatie. Op dat moment was het een goede maatregel geweest tegen zijn angst om Binns, maar nu - een week later - klonk het niet meer echt spectaculair. De soldaten luisterden onbewogen tot het eind:
... It was a Russian who’s dead now who laid that mine then fled, The Russian didn’t guess it would take a British leg,
A Russian soldier left two British boys for dead
And the ragheads laughed and fired while Connor bled and bled.
Binns zei meteen dat hij de tekst goed vond. Sol was het met hem eens.
‘Maar dat over de para’s aan het begin vond ik niet veel soeps,’ zei Finn.
‘Probeer dan maar eens een rijmwoord op “paratrooper” te vinden,’ zei Spekkie nijdig.
‘Boze snoeper,’ zei Jamie.
‘Mini-Cooper,’ zei Mal.
‘Vrouwensnooker,’ zei iemand.
Iedereen keek op. Het was Martyn Robertson, die met een kop koffie naast hen kwam zitten.
Wil je een potje snookeren?’ vroeg Angus hoopvol. Hij had met zijn verbonden arm terug gemogen naar de basis op voorwaarde dat hij twee weken alleen lichte diensten deed. En een potje snookeren leek hem een goede vorm van lichte dienst.
‘Ik ga liever poolen,’ zei Martyn geduldig. ‘Maar het punt is, Angus, dat “vrouwensnooker” op “paratrooper” rijmt.’
‘O ja,’ zei Angry. Hij werd rood. Waarom zette die verdomde Topaz Zero hem altijd op zijn nummer? Toen verbaasde Martyn hem door een arm rond zijn schouders te leggen.
‘Je bent een prima jongen,’ zei hij. ‘We kunnen hier niet poolen, maar als je zin hebt in blackjack, ben je van harte welkom.’
‘Dat wil ik wel,’ zei Angus, milder gestemd.
‘En, jongens, hebben jullie de Groene Baretten gezien, of hoe die in Engeland ook mogen heten?’
De hele1esectie zat ineens rechtop.
‘Je zult de sas wel bedoelen, de Special Forces,’ zei Finn met een veelbetekenende blik op Mal.
‘Ik heb drie gozers op sandalen gezien,’ zei Spekkie.
‘Ja, die zijn hier voor een bijzondere operatie.’
‘Het Regiment!’ zei Angus. ‘Hier!’ Hij probeerde zijn opwinding te beheersen want anders lachte iemand hem misschien uit. ‘Ik bedoel... die jongens met die rare theepot?’
‘Ze leken me nieuwe olieboeren,’ zei Vullis.
Martyn fronste zijn wenkbrauwen. ‘Olieboeren hebben een betere smaak op het gebied van T-shirts.’
‘Maar... ik ben groter dan zij!’ zei Angus. De Special Forces! Hier in Sin City!
‘Ze kunnen best keihard zijn,’ zei Jamie.
Binns schudde zijn hoofd. ‘Ze leken me doodnormaal.’
‘Hoe weet je dat, Martyn?’ vroeg Sol.
Martyn keek alleen geheimzinnig.
Voordat de Chinook weer vertrok, kwam de basis onder vuur te liggen. Dat gebeurde altijd als een Chinook aankwam of wegvloog. De opstandelingen kenden de kwetsbaarheid van die oude machines heel goed: een rpg op de juiste plaats kon veel schade aanrichten. Het vuurgevecht was dan ook genoeg reden om het vertrek van de helikopter uit te stellen. Er werd om hulp van Apaches gevraagd, maar die waren allemaal bezet, zodat de bewoners van Sin City de aanval zelf moesten afslaan. Dat duurde minstens een uur, en de drie SAS-Solda-ten lieten zich al die tijd niet zien.
‘Je zou denken dat het neusje van de Britse legerzalm ons wel een handje zou helpen,’ zei Finn toen ze eindelijk mochten inrukken.
‘Ze zijn misschien hun wapens aan het bekijken en plannen aan het maken en dat soort dingen,’ zei Angus. ‘Voor hun bijzondere operatie.’
‘Of anders zijn het luie flikkers,’ zei Mal.
‘Ik wed dat ze ook een verdomde hoop geld verdienen,’ voegde Vullis toe.
‘Denk je dat we hun wapens mogen lenen?’ vroeg Angus.
Mal zei: ‘O man! Ze hebben de beste zooi ter wereld.’
‘Maar één ding staat vast: het Regiment laat zijn wapens niet in een heroïneveld liggen,’ zei Jamie.
‘Rot op,’ zei Mal vriendschappelijk.
‘Ze zitten in de Koeienstal. Denk je dat we daar even met ze kunnen praten, Sol?’
Sol haalde zijn schouders op. ‘Ze kunnen hoogstens zeggen dat je moet opdonderen.’
Angus, Mal en Finn gingen erheen. De mannen bleken met hun voeten omhoog thee te drinken en hadden zo te zien niet gemerkt dat de basis was aangevallen. Ze leken net gewone soldaten met verlof, alleen misschien iets ouder.
‘Wilden jullie niet vechten?’ vroeg Finn.
Een van hen las een boek vol ezelsoren. Hij keek op. ‘Echt niet. Ik ben juist bij het Regiment gegaan om geen last te hebben van die legerzooi.’ En hij vervolgde zijn lectuur.
‘Mogen we jullie wapens effe zien?’ vroeg Finn hardnekkig.
Een van de anderen stond op en pakte een geweer voor hen. Het was lang en smal en zag er gevaarlijk uit.
‘Kijken mag maar lenen niet,’ zei hij terwijl hij het aan Finn gaf. ‘Jezus!’ zei Angus, die Dave altijd aan zijn hoofd zeurde omdat hij een echte sluipschutterscursus wilde volgen. Hij was al de scherpschutter van de ploeg.
‘Is dat... is dat soms de...’
‘De L115A3.’
‘Godsamme, hoelang hebben jullie die al?’
‘Niet lang. Het is tegenwoordig de vervanger van de L96A1.’
Angus voelde zich een kind dat had ingebroken in een speelgoedwinkel. ‘Godskolere. Hoeveel kogels gaan erin?’
‘Vijf.’
‘En wat is het bereik?’ Finn hief het geweer en keek door het vizier. ‘Twee kilometer gaat nog net, maar dichterbij is beter want ik weet niet of het vizier even goed is als het wapen.’
‘Zitten jullie steeds op verschillende plekken?’ vroeg Mal.
‘Ja. Er zit hier een knop vlak bij de trekker, zie je? Als we een goed beeld hebben, drukken we die in, en het signaal gaat naar de coördinator. Als hij drie lichtjes ziet, moeten we van hem schieten. Of soms bij twee. Eén is niet genoeg.’
‘Jezus christus,’ zei Mal. Angus was sprakeloos.
Finn gaf het geweer aan Mal. Hij zei: ‘Dat is nou precisie. Eén man op twee kilometer afstand.’
‘Ons doelwit is een soort familiefeestje,’ zei de sas-man. ‘Het moet dus heel nauwkeurig zijn. We willen niet dat kinderen op het verkeerde moment naar hun pappie rennen.’
‘Kolere,’ zei Angus zachtjes. ‘Wat een leven. Jullie komen aangevlogen, leggen iemand neer en vliegen weer weg.’
‘We komen aangevlogen in de hoop dat we hem neerleggen,’ zei de SAS-man. ‘Het gaat niet altijd op die manier.’
‘Ik wed dat jij nooit fouten maakt,’ zei Angus tegen hem.
‘Ja hoor, hij wel,’ zeiden de andere SAsers in koor terwijl ze de theepot bijvulden. Maar Angus negeerde hen. Hij wilde niet geloven dat iemand van de sas ooit fouten maakte.
Mal keek door het vizier. ‘Ik zou er alles voor overhebben om een dagje met zo’n ding in Wythenshawe te zitten. Dit is er precies het wapen voor.’
Wie wil jij in Wythenshawe dan neerleggen, makker?’ vroeg Finn. Mal antwoordde niet maar gaf het geweer aan Angus, die met uitgestrekte armen stond te wachten. Hij pakte het voorzichtig aan en richtte op een doelwit ver voorbij de hesco.
‘Hoe lang heb je in het Regiment gezeten?’
‘Vijf jaar. Daarvoor zat ik bij de Tigers.’
‘Ben je weleens namen tegengekomen van jongens die vroeger ook bij de sas hebben gezeten?’ vroeg Angus verlegen terwijl hij het geweer teruggaf.
‘Jawel. Vooral op het omslag van boeken. Je komt er alleen in als je bent afgestudeerd in “creatief schrijven”.’
Zijn kameraden lachten maar Angus meende het serieus.
‘Heb je John McCall weleens horen noemen?’
De man wisselde nadenkende blikken uit met zijn collega’s. ‘McCall... McCall...’
‘Dat is zijn vader,’ legde Mal uit. ‘Hij heet Angus McCall.’
We zijn vermoedelijk niet oud genoeg om je vader gekend te hebben,’ zei de man. ‘En ik kan niet zeggen dat ik die naam ooit gehoord heb.’
Angus probeerde zijn teleurstelling te verbergen.
‘Maar ik ken ook niet de namen van iedereen die ooit in het Regiment heeft gezeten. Maar goed, donder nou maar weer op, want we moeten ons voorbereiden.’
Angus glipte die avond naar de Koeienstal terug. Geen spoor van de mannen en hun wapens te bekennen. Hij had persoonlijk op wacht gestaan en speciaal op de mannen gelet. Ze waren gewoon in rook opgegaan. Hij wist het nu zeker: hij wilde niets liever dan bij hen horen.