36

Vullis stond in het bos en zag het bloed van de gewonden op de grond stromen, toen hij zijn eigen naam hoorde afroepen. Hij dacht even dat Dave hem weer aan het afknijpen was, want hij had vast weer iets verkeerds gedaan. Zoals gewoonlijk. Het duurde even voordat hij begreep dat hij gekozen was om een mijnvrij pad naar de gewonden te maken.

Naar zijn tape tastend bedacht hij dat hij gekozen was omdat Dave hem dacht te kunnen missen. Maar toen besefte hij dat ook Jamie Dermott gekozen was, en Dave wilde Jamie heel beslist niét kwijt. Toen pas drong tot hem door dat Dave hem voor dit werk had uitgekozen omdat hij er misschien wel goed in was. En Mal, die in alles veel beter en sneller was, kreeg opdracht om hem te volgen! Mal was een fantastische hospik, maar tot ze bij de gewonden waren, kon hij niets anders doen dan achter hem aan tijgeren en bijvoorbeeld het pad iets verbreden, want Binns ging, ongelooflijk genoeg, voorop.

Toen Binns op zijn knieën aan de bosrand zat - bevrijd van zijn Bergen en met de bajonet in zijn hand - voelde hij zich licht in het hoofd. Hij was geselecteerd voor de allermoeilijkste klus. Samen met Jamie Dermott, de supersoldaat die altijd overal zo goed in was. Het was ongelooflijk.

Zijn beste vriend, Spekkie Bacon, tikte op zijn schouder. ‘Succes, Vullis. Ik ga er een rap over schrijven...’

Spekkies serieuze blik herinnerde Binns aan het gevaar dat hem te wachten stond. Net als een van de gewonden, die het ineens uitschreeuwde van de pijn.

Binns kende Ben Broom niet goed maar wist wel dat hij zijn leven moest redden. Als hij faalde, zou hij dat zijn leven lang met zich meedragen. Hij sloot zijn ogen en dacht aan wat hij moest doen: kijken, voelen, porren. Nu. Hij ging snel aan het werk en kon zich algauw op zijn buik laten zakken, maar Dave dwong hem tot zelfbeheersing.

‘Jezus, langzamer, Binns!’

Vullis besloot algauw om de bajonet te gebruiken om te prikken en met zijn vingers de grond te voelen. Het was raar om zijn handen over de ruige Afghaanse grond te halen. Hij had zijn opa thuis in Dorset geholpen in zijn volkstuin, maar daar was de grond heel anders: donker en brokkelig en altijd vochtig onder het oppervlak. Deze grond lag al jarenlang onder een wrede zon. Vocht was er niet. De grond was dun en levenloos.

De aarde onder zijn handen voelde aan als gruis. Hij veegde die met handenvol opzij en liet het zachtjes vallen. Toen stak hij er zijn vingers in tot zijn nagels onzichtbaar waren.

Hij hoorde Dave aan O’Sullivan en Kirk opdracht geven om hetzelfde te doen.

‘Sergeant!’ riep O’Sullivan. ‘Mag ik het onkruid eruit trekken? Dan kan ik de grond beter voelen.’

‘Nee!’ riep Dave terug. ‘We weten niet hoe diep de wortels reiken.’

Dat had Binns zelf al bedacht. Hij was tot dan toe nog geen onkruid tegengekomen, maar als dat wel gebeurde, wilde hij er voorzichtig omheen werken.

Het duurde uren - een eeuwigheid - om een paar centimeter verder te komen. Binns concentreerde zich zo scherp op zijn handen en de grond eronder dat er dagen voorbij hadden kunnen gaan. Hij bestond alleen nog uit scherpe ogen en voorzichtige handen. Steeds als een van de gewonden een schreeuw uitte, kreeg hij de neiging om te versnellen.

‘Negeer alles behalve je werk. Negeer ook de gewonden!’ riep Dave. ‘Haast je niet! Je haast je toch niet, hè, Vullis?’

Binns schudde zijn hoofd maar zei niets. Hij duwde de punt van zijn bajonet in de aarde die zijn vingers hadden losgemaakt, en daarna schoof hij zijn lichaam weer een eindje naar voren. Dan nog een stukje. En weer een stukje.

Hij hoorde Mal achter zich iets zeggen.

‘Hij werkt snel, sergeant, maar heel zorgvuldig.’ Tegen Vullis vervolgde hij: ‘Je doet het verdomd goed. Ik hoop alleen dat de taliban niet deze kant op komen, want ik voel me hier onbeschut.’

Vullis hoorde zijn woorden maar werkte nu geduldig aan een extra tegenstribbelend bergje grond. Hij schraapte heel, heel voorzichtig. De aarde wilde niet wijken. Was die soms vastgekoekt aan iets hards eronder? Hij probeerde een nieuwe tactiek.

'Wat ben je aan het doen?’ vroeg Mal.

Blazen,’ zei Binns.

‘O. Ik dacht dat je er zweet op liet druppelen.’

Het drong tot Vullis door hoe heet het was. Zijn helm was een metalen oven waarin zijn hoofd gebakken werd. Zijn lichaam bewoog onder een hete deken.

‘Binns, heb je al wat gedronken?’ brulde Dave vanaf de zijkant van de open plek. Hij klonk verder weg dan eerst, maar de gewonden waren nog niet dichterbij.

‘Nee, sergeant!’ riep Mal in zijn plaats.

‘Drinken!’ beval Dave. ‘Steek het buisje in je mond en pauzeer even!’

Vullis blies nog harder op de tegenstribbelende grond. Ditmaal veranderde die in een stofwolk die in zijn eigen gezicht vloog. Zijn ogen raakten vol gruis. Hij deed ze dicht en bleef blazen. Toen alle losse aarde weg was, staarde hij in een steil gat. Op de bodem was nog net iets hards te zien, waarschijnlijk van metaal. Hij hield op. Voor het eerst sinds hij aan deze lange, trage tocht op zijn buik begonnen was, lag hij stil.

‘Pakje Camelbak,’ zei Mal.

Binns bleef roerloos liggen.

‘Hé, moet je kotsen?’

Binns lag stil. Golven hitte stegen uit de hete aarde om hem heen op.

‘Water!’ hield Mal vol. ‘Nu!’

}ack Binns wilde iets zeggen. Maar de binnenkant van zijn mond was met droge aarde bedekt. Zijn keel was droog. Zijn ogen waren droog. Het enige water was zijn eigen zweet dat over zijn gezicht liep en van zijn kin droop.

‘En?’ vroeg Mal.

‘Volgens mij ligt hier iets.’

Mal zei: ‘Volgens jou. Dat is voor mij genoeg, jongen.’

Binns keek op en wist het buisje van zijn Camelbak te vinden. Hij zoog er lang en hard aan. Het water was bijna koel en reinigde zijn mond. Terwijl het door zijn keel druppelde, besefte hij dat hij zich zo sterk geconcentreerd had dat hij zijn intens diepe dorst niet gevoeld had. De vreugde die het water gaf, was zo hevig dat hij niet wist hoelang Mal en Dave al naar hem schreeuwden.

‘Terug! Ga terug!’

‘Ik ga niet terug.’

‘Je moet godverdomme naar achteren, anders kun je er niet omheen,’ zei Mal, die zijn voeten pakte en eraan trok.

‘Ik wil niet terug!’ zei Binns. Maar hij kon niet verhinderen dat Mal hem een meter terugtrok over het pad dat hij zo netjes gemarkeerd had. Hij ging rechtop zitten om een beter zicht te hebben op de mijn

en hoe hij die moest vermijden. Verderop zag hij de gewonden liggen. Hij had het gevoel gehad dat hij geen enkele vooruitgang had geboekt, maar nu zag hij dat hij al iets meer dan halverwege Ben Broom was. Een van Brooms benen lag in een plas bloed. Er hingen zwermen vliegen boven.

Binns herinnerde zich het belang van het eerste, ‘gouden’ uur. Je moest gewonden binnen dat eerste uur in Camp Bastion zien te krijgen. Hoeveel uur was hij al bezig om zich eigenhandig deze weg te banen? En nu was hij weer een meter kwijt van de paar meter die hij had afgelegd.

Broom lag roerloos. Zo roerloos dat hij dood zou kunnen zijn.

‘Hij ademt nog,’ zei Mal.

‘Ga naar links, Vullis!’ riepen sommigen. Anderen zeiden: ‘Naar rechts!’

Jack Binns dacht aan thuis, waar hij met zijn moeder en zijn broer tijdens spelprogramma’s op de tv altijd naar de deelnemers riep wat ze moesten doen.

Een nieuwe stem sneed dwars door die van de anderen heen. ‘Binns! Naar links en sluit aan op het pad van O’Sullivan. Dat is helaas met pindas gemarkeerd. Eet ze maar op, als je wilt, maar markeer het dan goed.’

Dat was de luitenant. Vullis hees zijn lichaam naar links. De korte pauze had hem eraan herinnerd hoe heet hij het had en hoe gevaarlijk zijn werk was. Hij werkte zich met bonzend hart om de mijn heen. Stel je voor dat die reusachtig was! Stel je voor dat hij de bocht te krap nam! Als het ding onder hem ontplofte, werden zijn ingewanden uit hem weggerukt. Er kwamen dan een paar momenten waarop hij wist dat hij stervende was. Ja, een paar tellen lang zou hij weten wat er gebeurde. Dan zou hij pijn en verdriet en verlies voelen omdat hij alles achter zich liet. Hij zou dan aan zijn moeder en aan Ally denken. Daarna was alles voorbij. De dood was een soort zwarte duisternis waarin nooit iets gebeurde. Hij zou niets meer weten en zich nergens druk over maken. Ally zou huilend aan zijn graf staan en daarna met iemand anders trouwen. Ze zou kinderen krijgen en oud worden, en daar zou hij niets van meemaken. Hij was er dan namelijk niet meer. Hij zou niet meer bestaan. Hij werd misselijk. Zijn handen werkten minder systematisch en hielden toen op.

‘Vullis!’ Mal klonk bezorgd. ‘Ik weet dat je gaat kotsen. Ik wéét het.’

Binns kon hem niet uitleggen dat hij - halverwege een gewonde en de rand van een mijnenveld - ineens verlamd werd door angst. Vanuit ui n ooghoek zag hij de verre omtrekken van Jamies Camelbak, met Angus erachter. Ze werkten zich met een slakkengang naar Connor.

Jamie pauzeerde en stak zijn hoofd omhoog om te drinken en wierp een blik op Vullis. Zijn gezicht was vuil. Ook vanaf Vullis’ positie waren de stroompjes zweet in het vuil te zien. Ze wisselden verre blikken uit.

‘Hoe beweeg jij verdomme zo snel, Vullis?’ riep Jamie.

Vullis verzamelde al zijn energie. ‘Met m’n handen. En blazen.’

‘Blazen. Goed idee.’ Jamie liet zijn hoofd weer zakken. Zijn gezicht was vertrokken van pijn.

Binns herinnerde zich dat deze man door een mitrailleurkogel geraakt was, waarna hij doorwerkte alsof er niets gebeurd was. Hij zag Jamie achter wat onkruid verdwijnen. Het veld lag vol lichamen. De gewonden lagen op hun rug. Jamie, Angry. O’Sullivan en Kirk lagen op hun buik en werkten zich in verschillende richtingen naar voren; mogelijkerwijs naar hun dood.

‘Vullis!’ siste Mal. ‘Maak er geen zooitje van. Je doet het geweldig. Maak er nou geen zooitje van, joh.’

Jack Binns pakte langzaam zijn bajonet en duwde hem in een bergje zachte aarde dat hij al met zijn handen gemasseerd had. Er gebeurde niets. Geen explosie. Hij leefde nog. Met nieuwe moed begon hij weer snel en geconcentreerd te werken.

‘Sergeant!’ riep Mal. ‘Hoe wist u dat Vullis dit zo goed kan?’

Binns draaide zich even om en wierp een blik op Dave, die aan de rand van het mijnenveld stond. Zijn machteloosheid was zichtbaar. Hij kon roepen, waarschuwen, vleien. Maar hij had de situatie niet in de hand. Zijn gezicht was rood van de hitte, de inspanning van de geschreeuwde bevelen en de moordende spanning. Voordat Binns zich weer als een worm aan de aarde wijdde, zag hij dat Dave zelfs vergeten was om zijn Bergen af te doen. De luitenant stond met een gespannen gezicht naast hem.

‘Ik heb zijn vingers gezien toen hij met Spekkie aan het beatboxen was,’ riep Dave terug. ‘In een ander leven had hij concertpianist kunnen zijn.’

Binns hoorde hen over hem praten maar besteedde er geen aandacht aan. Hij had het gevoel dat hij zich binnen zijn eigen schrapende en voelende handen bevond. Hij stak weer een nieuwe kleine marker in de grond en kroop verder. Mal lag vlak achter hem maar leek duizend kilometer bij hem vandaan.

‘O fuck, o fuck, haal me hier weg!’ kreunde Broom ineens. Het oude bloed droogde op in de zon maar er droop nog steeds vers bloed uit zijn verwondingen, die lagen te sissen in de zon. De zwerm vliegen om hem heen werd steeds groter.

‘We zijn er bijna,’ zei Mal. ‘Blijf nog even liggen, Broom!’ Alsof Broom de benen had willen nemen.

‘Zeg tegen Kylie dat ik van haar hou,’ zei Broom.

‘Vertel haar dat zelf maar, jongen.’

Connor zei ineens: ‘Het is oké...’

‘Hallo, hallo daar, ik dacht dat je bewusteloos was, Ryan!’ zei Mal. Connor lag nog steeds roerloos naar de hemel te staren alsof hij ernaartoe werd getrokken. Hij zei kalm: ‘Oké, jongens. Laat me maar doodgaan. Ik wil gewoon doodgaan.’

‘Krijg wat,’ zei Mal. ‘Jij gaat helemaal niet dood, joh.’

Angus brulde achter Jamie: ‘Krijg de pest maar, Connor! We zijn er bijna en we ploeteren hier niet voor niks door de smeerboel.’

‘Heb je je morfine genomen, Ryan?’ vroeg Jamie wantrouwig, maar Connor antwoordde niet.

Alle vier de redders waren nu in de buurt van de gewonden en konden met hen praten zonder te hoeven schreeuwen.

Vanaf de rand van het veld riep iemand van de 2e sectie: ‘Ik heb hem geen morfine zien nemen. Volgens mij niet.’

‘Kom op, Ryan, geef het verdomme niet op!’

‘De jongens zijn er bijna!’

‘En als die worden opgeblazen, is er een helikopter met een lier onderweg!’

‘Neem je morfine, Ryan! Kom op, neem je morfine!’

‘Nee!’ riep Dave. Als hij af en toe het bewustzijn verliest, dan moet hij geen morfine nemen. Raakt hij bewusteloos?’

Mal draaide zich om en knikte. Hij was dicht genoeg in de buurt om te zien dat ze van Ryan geen bijdrage aan de discussie mochten vervrachten. Hij lag roerloos maar met open ogen naar boven te staren. 'Het is zijn arm, sergeant. Die zit er nog aan, maar ziet er niet fraai uit.’ Mijn!’ riep Jamie ineens. Hij was als aan de grond genageld blijven _ggen. ‘Ik bedoel eh... het kan ook een grote steen zijn of...’

Afslaan!’ riep Dave. ‘Naar rechts.’

.Angus, die Jamies pad aan het verbreden was geweest, ging zitten en keek boos om zich heen.

'Het kan best zijn van niet! Als het een steen is, verspillen we uren met omtrekkende bewegingen.’

De luitenant schreeuwde: ‘En dan mag je de rest van je leven nadenken over de dag dat je de kortste weg nam en je been kwijtraakte.’ Dave zette zijn handen op zijn heupen, en zijn gezicht werd nog r: der toen hij brulde: ‘En ik zal jullie nog een geheimpje over die Russische mijnen vertellen, Angry... die waren niet allemaal gemaakt om iemand te doden. Veel ervan waren bedoeld om weg te halen waar je het meest op gesteld bent. En voor sommigen van ons zijn dat onze kloten.’

Er viel een geschrokken stilte. Iedereen wierp een blik op de gewonden. Angry staakte de discussie en sleepte Jamie naar achteren. Jamie werkte zich weer met een wijdere bocht naar voren.

Tot Binns drong dat allemaal door alsof het een tv-programma was waarnaar anderen zaten te kijken. Hij baande zich nu een weg door veel onkruid, en de droge planten roken doordringend. Het werd moeilijker om de grond te voelen. Een deel ervan sneed hij ter hoogte van de grond met zijn bajonet af, er daarbij voor zorgend dat hij de wortels niet verstoorde. Maar hij was al dicht bij Ben Broom, dicht genoeg om tussen de begroeiing zijn kistjes te zien.

Het geweerschot verraste hem volkomen. Even dacht hij dat er een mijn was ontploft. Toen besefte hij dat hij zich zo op de mijnen geconcentreerd had dat hij die andere dreiging vergeten was: de theedoeken. Dat gold misschien ook voor de anderen. Hij durfde maar één snelle blik om zich heen te werpen voordat hij zijn hoofd weer introk. Overal om hem heen scheurden kogels de grond open. Stof wolkte op, planten vlogen door de lucht, de aarde schudde.

De jongens aan de rand van het veld schoten snel, kwaad en fel terug.

Mal zei achter hem: ‘Verdomme, ze kunnen er een tot ontploffing brengen...’ Hij klonk bang.

Binns voelde misselijkheid in zijn lichaam opstijgen. Hij lag in een mijnenveld. Een kogel kon hem raken. Een kogel kon een mijn tot ontploffing brengen. Zijn handen konden een mijn laten detoneren. Het gevaar was immens. De dood bijna zeker. Hij kon dus net zo goed doorgaan met zijn werk. Dat was beter dan liggen niksen. Hij stak zijn hoofd niet omhoog maar legde zijn kin op de zandige grond. Hij legde zijn handen voor zich en putte troost uit het vertrouwde gevoel van de aarde waarover hij zijn vingers liet glijden.

‘Jezus christus, Vullis!’ Mals stem klonk afgeknepen alsof iemand hem aan het wurgen was. ‘Ik voelde iets afketsen van mijn kogelvrije vest.’

Vullis ontsnapte aan zijn misselijkheid, de pijn van de gewonden en Mals doodsangst door zich weer in zijn handen terug te trekken. Kijken, voelen, porren.

‘Smerige klootzakken’ schreeuwden de jongens al schietend tegen de taliban. ‘We haten jullie hiervoor!’

Een kogel veroorzaakte een ontploffing. Binns zag vanuit zijn oog-hoek een enorme lichtflits en een rookpluim. Hij hield niet op. Hij wilde er niet over nadenken. Er waren ruim voldoende soldaten om voor eventuele gewonden te zorgen. Kijken, voelen, porren. Het schieten hield even snel op als het begonnen was.

‘Laten we God daarvoor danken,’ zei Mal. ‘Ik hoop alleen dat Ben en Connor er geen last van hebben gehad.’

Binns werkte door. Hij besefte dat de soldaten aan de rand van het veld druk bezig waren, maar keek niet op. Hij voelde zich nu heel dicht bij Broom. Hij had tijd gewonnen door eventjes het pad van O’Sulivan te gebruiken, waar hij de grond met zijn vingers controleerde en de pinda’s door markers verving. Mal at de pinda’s op en was al aan zijn vijfde pakje bezig.

‘Ga je tegen het einde niet haasten!’ riep Dave.

‘Zijn jullie er nou al?’ vroeg Jamie, die opkeek.

‘Vullis gaat het snelheidsrecord over land verbreken,’ zei Mal.

Binns’ hart ging sneller kloppen. Dit waren de langste, traagste, heetste vijftien meter van zijn leven. En hij was er bijna. Zijn handen begonnen de grond sneller te zeven en zijn bajonet porde energiek.

‘Niet te snel, joh,’ zei Mal achter hem.

En toen gebeurde het opnieuw. Alweer een rare, vaste kluit aarde die zich hardnekkig tegen zijn vingers verzette. Als een pijl die omlaag wees om zijn aandacht op iets te vestigen. Ditmaal blies Binns niet, niet eens zachtjes. Hij wist het.

‘Wat is er?’ vroeg Mal.

‘Hier ligt er nog een.’ Hij hoorde zijn eigen stem: zwak en hees als een oude man die zijn leven lang gerookt heeft.

‘O, verdomme. We zijn er bijna. En hij ligt vlak naast Broom. Hoe krijgen we hem uit de buurt als dat ding in de weg ligt?’

Binns voelde zich verslagen. Hij legde voor het eerst zijn hoofd op de grond en voelde de aarde onder zijn wang knarsend verkruimelen. Hij sloot zijn ogen. Thuis was heel ver weg. En thuis was op dat moment niet eens Engeland maar twaalf meter verderop bij zijn vriend Spekkie Bacon en de anderen.

Mal zat op zijn knieën en keek om zich heen.

‘Oké, ga maar weer naar links. Dan gaan we rond Ryans flank, en misschien heeft Ryan daar ook nog wat aan.’

Binns was alleen nog maar mijnenveger. Mal sleepte hem naar achteren, en hij begon al te kijken, te voelen en te porren voordat Mal zijn benen had losgelaten.

‘Wat is er? Wat doen jullie?’ riep Dave.

Mal ging op zijn knieën zitten en legde het uit. Toen keek hij naar de anderen, die aan de rand van het veld stonden te kijken. ‘En die explosie?’

‘Met ons niks aan de hand. Maar een boom werd erdoor aan flarden geblazen, meer niet,’ riep Spekkie.

Het kostte een eeuwigheid om Broom te bereiken. Binns had nog nooit zo langzaam en zo traag gekropen als voorbij die laatste mijn.

‘Je doet het goed. Jamie is nog lang niet in Connors buurt,’ zei Mal.

‘Het is geen wedstrijd,’ zei Binns.

Maar ze waren er, en Broom leefde nog, hoewel hij zijn ogen dicht had en oppervlakkig ademhaalde. Mal zocht een goede positie op.

‘Stop!’ gilde Dave. ‘Wees voorzichtig. Jullie moeten de grond om de gewonde heen overal controleren voordat jullie hem gaan behandelen. Dat móét!’

Binns en Mal konden zich maar nauwelijks bedwingen om Broom aan te raken. Dave moest drie keer schreeuwen om dat te verhinderen. Vullis baande zich vervolgens een weg rond de gewonde soldaat, rond het bloed, rond de zoemende zwerm vliegen en rond de landmijn die angstaanjagend dicht in de buurt lag. Mal zette het gebied af met tape en knielde met zijn tourniquet en verbanden in de aanslag, wachtend op het moment dat alles veilig was en hij Brooms medische kit kon plunderen. Intussen zat hij op kalmerende toon te leuteren.

‘Twee minuten, joh. Niet meer dan twee minuten... en de man aan wie je onze snelle komst te danken hebt, is een zekere meneer Vullis, tegenwoordig beter bekend als Slangenman omdat hij het hele stuk hierheen kronkelend op zijn buik heeft afgelegd. Hij is voor die klus uitgekozen omdat hij de platste buik van het hele peloton heeft. Je had hem door het mijnenveld moeten zien glibberen...’

Broom antwoordde niet.

‘Oké,’ zei Binns eindelijk, en Mal gleed naar de bloederige bende waar Brooms been had moeten zitten.

Vullis bleef even kijken hoe Mal het deed. Diens bewegingen waren ondanks zijn haast soepel en bekwaam. Hij zette kracht achter de tourniquet en bracht snel en deskundig de verbanden aan. De vliegen die in zwermen rond zijn hoofd vlogen, negeerde hij.

De misselijkheid die bij Binns altijd op de loer leek te liggen, steeg weer op naar zijn keel.

‘Schrijf even op zijn voorhoofd dat hij zijn morfine al gehad heeft,’ zei Mal. Hij voegde er zonder opkijken aan toe: ‘En als je over de gewonde heen kotst, dan snij ik je aan stukken, Vullis. Dat zweer ik.’

Binns slikte en zei onvast: ‘Kom op, Ben, word wakker, joh, we halen je hiervandaan...’

Hij had geen tijd om misselijk te worden want Mal had de brancard uitgeklapt. Broom leek klein en licht zonder zijn bepakking, maar toen ze hem optilden, kreeg Binns het gevoel dat zijn armen uit de kom zouden schieten.

‘Hij leek helemaal niet zo zwaar!’

‘Dood gewicht,’ antwoordde Mal kortaf.

‘Maar hij is niet dood!’

‘Doet er niet toe. Hij blijft een dood gewicht.’

Binns probeerde Brooms Bergen te pakken, maar Mal schoot hem te hulp en gaf hem in plaats daarvan Brooms wapen - een geweer met ugl, een granaatwerper. Ze tilden de brancard voorzichtig op en droegen hem behoedzaam rond de afgezette mijn.

Binns herinnerde zich de tocht met de brancard achteraf in slow motion. Toch kon die maar een paar minuten geduurd hebben, maar met Brooms loodzware gewicht, de plotseling verblindende hitte en de wolken vliegen achter hen aan leek het wel een uur.

Aan de bosrand wachtten veel behulpzame handen op de brancard. De met vuil overdekte Kirk en O’Sullivan waren de eersten die het ding vastpakten zodra het van het mijnenveld af kwam.

‘Verdomd goed gedaan, jullie twee. Fantastisch werk, Vullis.’

Vullis, die nog naar adem stond te happen, kreeg van Dave een klap op zijn rug en knikte blozend. Hij wierp een blik op Spekkie, die aan de overkant van het veld op wacht stond. Spekkie glimlachte breed en stak zijn duim naar hem op.

De luitenant voerde een radiogesprek. ‘We hebben besloten om deze gewonde nu mee te nemen en de Chinook terug te sturen voor Connor,’ zei hij tegen Dave.

‘Waar landt de helikopter?’

‘Vijf minuten verderop,’ zei de luitenant. ‘We brengen Broom meteen weg.’

‘Wat is er met die Black Hawk gebeurd?’ vroeg Dave.

De luitenant lachte kort en vreugdeloos.

‘Hoeveel man kan ik krijgen om het brancardteam te beschermen?’ ‘Neem de 2e sectie maar. Die zijn hier tot niet veel in staat.’

Vullis bekeek het werk van Jamie en Angus. Ze hadden net een andere mijn gevonden en maakten weer een omweg.

Dave zei zachtjes: ‘Vullis, ontspan je. Ga zitten en drink wat!’

Maar hij kwam te laat. Vullis liep al over het afgezette pad terug. Dave schreeuwde dat hij moest terugkomen, maar Vullis wist dat hij zijn werk moest afmaken: in de tijd die Jamie nodig had om de land-mijn te ontwijken, kon Binns zijn eigen pad tot Connor doortrekken.

Dat wist hij zeker.

Hij ging liggen op de plaats waar Broom had gelegen maar meed de enorme bloedplas waaraan de vliegen zich tegoed deden. Toen ging hij weer aan het werk. Ditmaal deden zijn handen pijn. Hij besefte dat ze vol blaren zaten. Dat was erger dan gebarsten hielen, maar als hij zich concentreerde, vergat hij de pijn. Hij haalde zijn handpalmen over de grond met een beweging die licht en ervaren was geworden, net zoals die van Mal met zijn verbanden.

Ineens begreep hij dat er iemand achter hem was.

‘Haast je niet, jongen.’ Het was Mal. Ook hij had Daves waarschuwing genegeerd en was teruggekomen. Binns was ineens gelukkig maar wist niet waarom. ‘Steek je waterbuisje in je mond. En luister niet naar de sergeant die zich daar staat op te winden.’

Binns baande zich zwijgend en koppig een weg naar Connor. Er lag daar veel schroot - glas en stukjes metaal - van de twee ontplofte mijnen. Hij sneed twee keer zijn handen, en Mal jankte van de pijn toen hij op iets scherps knielde. Maar Vullis liet zich door niets meer tegenhouden. Toen de roerloze gestalte van Ryan Connor dichterbij kwam, verhoogde hij zijn snelheid.

‘Verdomme, ik zie geen ademhaling,’ zei Mal.

Angus had zijn handen op zijn heupen gezet. ‘Hé, straks zijn jullie nog eerder bij hem dan wij!’

Jamie keek nauwelijks op. Hij werkte net als Binns: zijn gezicht dicht bij de grond, zijn handen vlak voor zijn gezicht en een bajonet die alleen dienstdeed om nog even te porren voordat hij verder kroop. Hij zei: ‘We zijn misschien allemaal te laat.’

Dave schreeuwde niet meer omdat Vullis en Mal waren teruggegaan naar het mijnenveld, en wilde weten hoe het met de gewonde was.

‘Hij leeft nog, maar als we er zijn, zullen we mond-op-mondbeade-ming moeten toepassen. Hij ligt aan flarden - zijn arm, bedoel ik. Tot op het bot. En ik zie veel schroot onder zijn kogelvrije vest. Over zijn voet durf ik niks te zeggen...’

‘Controleer de omgeving voordat je hem aanraakt! Vergeet dat niet!’

Maar Vullis was al bezig en werkte zich traag tijgerend op zijn buik om Ryan heen. Hij was al bijna helemaal om hem heen gegleden en Mal stond al klaar met zijn medische kit, toen Vullis’ lange, dunne vingers de vreemde verdichting van de grond voelde die aanduidde dat er iets onder lag. Hij bleef op nauwelijks een decimeter van Ryans schouder liggen.

‘O jezus!’ zei Mal. ‘Zeg dat het niet zo is!’ ‘Misschien wel.’ Hij blies heel voorzichtig op de grond en zag begraven metaal.

‘We hebben niks aan misschien,’ zei Jamie vlak boven de grond. Hij was nu dicht in de buurt.

‘We kunnen aan jouw kant een groter gebied controleren,’ zei Binns. ‘Dan kunnen we hem bij deze mijn wegtrekken.’

Jamie had Connors voeten bereikt. Binns bewoog terug naar zijn hoofd. Hij en Jamie werkten naar elkaar toe en verbreedden het gecontroleerde gebied rond het roerloze lichaam toen ze allebei tegelijk op iets stuitten. Er lagen nog twee mijnen op minder dan een meter van elkaar. Ze hielden op, in de wetenschap dat dit het hart van het mijnenveld moest zijn.

‘Wat een godvergeten ellende,’ zei Jamie. ‘We kunnen geen kant met hem op.’

‘Als ik hem moet beademen, kan ik daar op mijn knieën gaan zitten...’ zei Mal. Hij stak vanaf zijn veilige plek zijn arm uit en vond Ryan Connors pols. Hij voelde een heel vage hartslag.

‘Hij leeft nog!’ riep hij over het veld. ‘Nog net!’

‘Op tien centimeter van een niet-ontplofte landmijn ga jij niet aan het werk, maat,’ zei Jamie. ‘We kunnen hem alleen maar op een brancard leggen en de benen nemen. En zelfs dat is verdomde gevaarlijk.’ ‘Er is geen ruimte voor vier mensen,’ zei Vullis, die naar de bloederige bende van Ryans lichaam staarde. Hij wist nog dat Ryan met hem en Spekkie was meegevlogen uit Camp Bastion, hoe ze op de basis waren aangekomen en dat iedereen naar zijn haarkleur had gekeken om een reden die Vullis nooit ontdekt had. Ryans haar leek minder rood nu het door het surreële rood van zijn eigen bloed omringd was.

‘Er is niet eens plaats voor twee,’ zei Jamie. ‘Vooral niet als een van die twee Angus heet.’

‘Ik kan Connor wel dragen,’ zei Angus.

‘Ja, gorilla, maar kun je hem ook dragen zonder extra gewicht op de grond te zetten, daar, hier en hier?’

‘Ja, dat kan ik,’ zei Angus.

‘Nee, dat kun je niet,’ zei Binns. ‘We zijn niet helemaal zo ver gekomen om jou en Connor in stukken te zien wegvliegen.’ Het klonk alsof hij er honderd kilometer voor gereisd had.

Jamie zei: ‘Twee van ons kunnen het wel. Dan tillen we hem hier recht van de grond en leggen we hem daar op de brancard.’

Vullis wist één ding zeker. Hij zou Connor niet optillen. ‘Ik neem zijn Bergen wel,’ zei hij. Hij begon te beven. Vier man en een slachtoffer stonden of lagen op minder dan een meter van drie landmijnen, voor zover ze wisten, en misschien nog wel meer. Hij had het gevoel dat zijn zenuwuiteinden aan flarden lagen, zoals Spekkie de boom omschreven had. Misschien was al zijn mazzel op en was er niets meer over voor de bijna onmogelijke redding van Ryan Connor.

Jamie zei: ‘We moeten hem met zijn bepakking om optillen. Het is te lastig om die af te doen.’

Mal en Jamie bespraken wie van hen Angus ging helpen om Connor op te rapen. Uiteindelijk stelden ze vast dat Jamie er de beste positie voor had.

Mal pakte Connors mitrailleur.

Vullis liep met hem terug over het pad tussen de mijnen.

Vullis voelde hoe iedereen vanuit het bos naar hem keek toen hij naderde. Hij schaamde zich dood maar hij wilde ineens huilen, zonder te weten waarom. Maar ze wendden hun bikken van hem af. Nu Binns en Bilaal uit de buurt waren, probeerden Jamie en Angus het zware lichaam van Connor op te tillen en met chirurgische precisie te verwijderen.

‘Wat gebeurt daar?’ vroeg Dave aan Mal zodra hij en Vullis bij de rand van het veld waren.

‘Drie mijnen. Twee aan de ene kant, de derde bij zijn schouder. Geen plaats om zijn Bergen af te doen, geen plaats voor een brancard. Ze tillen hem eruit en...’

‘Nee!’ schreeuwde Dave naar het mijnenveld. ‘Christus! Nee, nee, nee! Zijn jullie godverdomme gek geworden? Meteen ophouden!’

Vullis was net het bos in gelopen toen de lichtflits van een explosie de wereld zo fel verlichtte dat hij die kon zien zonder zich om te draaien.