30

De olieboeren waren zoals gewoonlijk laat. Alle drie de secties van het 1e peloton plus ondersteunende staf bestaande uit geniesoldaten, seiners, hospikken, de sergeant-majoor van de compagnie en Jean Pat-terson als tolk stonden te wachten tot ze met hen uit Sin City konden vertrekken. Hun bewapening bestond zoals gewoonlijk uit de lichte wapens en de machinegeweren in de Vectors en twee wmik’s, de ene met een ,50-mitrailleur plus schutter en de tweede met een 40mm-granaatwerper plus schutter.

‘Kut, krijgen die burgers ook een heel mortierpeloton mee?’ vroeg Finn terwijl ze bij de wagens stonden te wachten. ‘Zullen we ook een luchtparade organiseren?’

Angus stak een sigaret op. ‘Heb je weleens het gevoel gehad dat burgerlevens zwaarder tellen dan de onze?’

Jamie zei: ‘Ja, maar wij hebben ervoor getekend, zij niet. Hoe dan ook, als zij veilig zijn, zijn wij het ook.’

Dave beende langs om meer munitie te halen. ‘Precies. Volgens mij krijgen we vandaag een makkie, jongens.’

Ze zaten met hun rug tegen de Vectors. Ineens viel Sols schaduw over hen heen.

‘Oké,1esectie. We hebben een ldeine vertraging. Laten we dus een paar dingen controleren terwijl we aan het wachten zijn. Bacon, je wapen is niet schoon. Regel dat als je terugkomt.’

‘Ik heb het gisteravond schoongemaakt!’

‘Dan maak je het nóg een keer schoon. Angry, wat vervelend dat je je pols gebroken hebt.’

‘Maar dat is helemaal niet zo!’

‘Maak die draagriem dan los en haal je arm eruit. Mal, vergeet je shotgun niet.’

Mal liet zijn ogen rollen. Geen enkele patrouille reed de poort uit zonder dat iemand hem aan de shotgun herinnerde.

Sol keek fronsend naar Jack Binns. ‘Je ziet er niet goed uit... Sta s op.’

Binns probeerde dat maar het gewicht op zijn rug hield hem tegen. Sol pakte een arm, trok hem overeind en bekeek hem van top tot teen. ‘Wat is er met je bepakking, Vullis?’

‘Die voelt raar.’

‘Als je koppelriem verkeerd zit, zit alles verkeerd. Eens even kijken. Haal die tassen eraf.’

Binns begon te worstelen met zijn Camelbak en de tassen. Hij gaf ze aan Jamie, die vlakbij zat.

‘Het heeft me nogal wat moeite gekost om alles op de goeie plek te krijgen...’

Sol schudde zijn hoofd. ‘Gaat het al zo sinds je hier bent?’

‘Vroeger was er niks aan de hand...’

‘Binns, hoeveel eet jij eigenlijk?’

‘Kweenie.’

‘Volgens mij heb je veel gewicht verloren. Ik zie je wel in de kantine maar ik ben nooit op het idee gekomen om te kijken wat er op je bord ligt.’

Nu bemoeide Spekkie Bacon zich ermee. ‘Vullis eet soms helemaal niks.’

Sol keek Binns aan en wilde een verklaring. Binns staarde naar de grond.

‘Het is verdomme te heet om te eten en ik ben afgepeigerd van dat gezeul met die bepakking.’

‘Wat doe je met je rantsoenen als we op patrouille zijn?’

‘Die zijn niet lekker. Van die gekookte kippentroep in een zak word ik misselijk. Dat geef ik altijd aan Angry.’

Sol keek Angry aan.

Angus keek verdedigend en zei: ‘Ik vind het wel lekker.’

‘Eet niet de rantsoenen van die snotneus op,’ zei Sol. ‘Je mag wel ruilen, maar eet niet zijn eten op, anders sterft hij van de honger.’ ‘Maar ik krijg honger, en hij lust het niet!’

Sol negeerde hem. ‘Die Lancashire-hotpot is goed,’ zei hij tegen Vullis. Probeer iemand te vinden die zijn hotpot wil ruilen voor jouw kip. Ze hebben tegenwoordig ook een heleboel andere smaken.’

Binns keek weinig overtuigd.

‘Hij is vegetariër. Dat is het probleem,’ zei Bacon. Binns gunde zijn vriend een boze blik.

‘Dus je bent dol op kleine harige beestjes, hè? Nou, ik ook! Met jus.’

‘Ik eet gewoon geen vlees,’ zei Binns. ‘Daarom ben ik nog geen vegetariër.’

‘Er zijn ook een paar maaltijden zonder vlees,’ zei Sol. ‘Dat gaan we voor je uitzoeken. Waarom heb je nooit iets gezegd?’

Binns staarde naar de grond. ‘Ik ben geen homo.’

Sol keek de anderen dreigend aan. ‘Denkt iemand hier dat flikkers geen vlees eten?’

‘Nee, Sol.’

Sol wierp een blik op de iso-containers en zocht tekenen van burgerlijk leven. Ze waren al een halfuur te laat.

‘Geef je zak eten aan Mal. Als we er tijd voor hebben, haalt hij een andere.’

‘De sergeant-majoor verstrekt geen nieuwe maaltijden meer. Die zijn allemaal zijn persoonlijk eigendom. Hij koopt ze van zijn eigen geld,’ zei Finn.

Binns tastte in zijn tassen naar de zak met kip en gaf hem aan Mal, die ermee naar de intendance liep.

‘En pik hem niet in! Ruil hem voor een vegetarische!’ riep Sol hem achterna.

‘Ik heb het vlees proberen te eten maar ik moest ervan kotsen,’ zei Binns ongelukkig.

‘Luister, jongen, niemand zegt dat je dingen moet eten waarvan je gaat kotsen, maar je moet wel wat eten. Ik maak me zorgen over je. Dit is een slopend klimaat en we werken hard. Daarom moet je goed voor jezelf zorgen. Drink je genoeg?’

‘Ja. Mijn Camelbak is vol.’

‘Goed. Laat je tassen zien.’

‘Moet ik ze... openmaken?’

‘Ja. Voor inspectie. Maar eerst wil ik zien waar je alles hebt. Waar is je munitie?’

‘Hier.’

‘Op je rechterheup. Goed. Zorg dat de kogels de andere kant op wijzen. Wat heb je daar nog meer?’

‘Niks.’

‘Waar is de rest van je munitie?’

‘In mijn kleine rugzak.’

‘Wat heeft dat voor zin?’

‘Ik kan ze eruit halen als ik ze nodig heb.’

‘Nee, Vullis, je moet niet onder vuur gaan liggen frunniken aan je kleine rugzak. De munitie moet in de tas aan je koppelriem zitten. Wat heb je nog meer in je linkertas?’

Binns maakte hem open en haalde er een rol toiletpapier uit.

‘Gooi die maar naar Tedje Talib, want zoiets heeft hij nog nooit gezien,’ zei Finn.

‘Ja, die schijt meteen in zijn broek,’ zei Angus.

‘je toiletpapier mag niet in de weg zitten,’ zei Sol. ‘Hou de rest van je munitie in je linkertas en doe er ook wat geweerolie bij.’

‘Eh... hier ergens zit mijn geweerolie...’ Binns maakte koortsachtig tassen open en dicht.

‘Niet goed. Je moet het bij de hand hebben als je het nodig hebt. Daarom heb ik de mijne vooraan links. Waar is je bajonet?’

‘In mijn kleine rugzak.’

‘Wat heb je er dan aan, Vullis?’

‘Nou, die zit aan de zijkant. Ik kan er mijn hand in steken en...’

‘Hij hoort aan je koppelriem! Botte kant boven. Bind hem maar ergens mee vast. Een wapen heeft geen zin als het niet bij de hand is. De laatste keer dat ik je inspecteerde, zat alles op de goeie plaats!’ ‘Het ging mis toen ik afviel en niks meer paste.’

‘Precies. Maak die tas voor me open... Even kijken. Brander, water, pinda’s, foto van knap meisje, oké. Waar is je morfine?’

‘Linker kaartzak,’ antwoordde Binns automatisch.

Goed. Oké, nou kijken of je bepakking past.’

De soldaten keken toe.

‘Die koppelriem past nog niet rond Angry’s arm,’ zei Finn.

‘Niet eens rond mijn pik,’ zei Angus.

‘Droom jij maar rustig verder,’ zei Jamie.

‘Let maar niet op ze. Even kijken of deze passen,’ zei Sol tegen Vullis. Toen Binns knikte, gaf Sol hem de tassen om ze aan zijn koppelriem te hangen. Hij werkte zorgvuldig vanaf de rug tot voorbij de heupen.

Mal verscheen met een etenszak. ‘Paprikarisotto met kaas. Volgens de majoor heeft hij een indrukwekkende sortering vegetarische gerechten, die allemaal aan de hoogste eisen voldoen. Hij zal ze je met het grootste genoegen verstrekken en hoort graag je commentaar.’

‘Zei de majoor dat?’ vroeg Sol verbaasd.

‘Nee,’ zei Mal, die zich bij de anderen op de grond liet zakken. ‘Hij zei: kijk maar in die kist, daar vind je wel zo’n flikkermaaltijd. En flikker dan maar op, ruigpoot.’

‘Ja, zo ken ik hem weer.’

Angus liep schuifelend rond en rookte ongeduldig. ‘Als een heel peloton manschappen en ondersteunende eenheden plus een konvooi

pantserwagens om 7.00 uur klaar kan staan, waarom kan die Martyn Robertson zich dan niet op tijd uit zijn iso-container hijsen?’

‘Ik had nog effe in bed kunnen blijven,’ zei Mal, die altijd als laatste opstond.

‘Welke truck is voor de burgers?’ vroeg Jamie.

‘Zie je daar die truck met de kussens, airco, verstelbare stoelen, bar en satelliet-tv?’ vroeg Finn.

Op dat moment verschenen de burgers. Martyn was omringd door een groep jonge technici. Maar kordaat voor de groep uit - handtas aan de schouder en een uitpuilende boodschappentas aan elke arm -marcheerde Emily.

‘O nee!’ zei Sol, die alles over Emily’s laatste uitje gehoord had. ‘Daarom zijn ze zo laat. Ze hebben een vrouw bij zich,’ zeiden de soldaten, die elkaar overeind trokken. ‘Ze laat zich namelijk altijd voor haar spiegel naaien.’

De motoren startten en de soldaten sprongen aan boord. De luitenant begroette hen en hielp Emily galant in de truck van de burgers voordat hijzelf voorin ging zitten.

Sergeant-majoor Kila, die Dave sluw aankeek, deed het voorste portier aan Jeans kant open. ‘Mag ik naast je zitten?’

Ze grijnsde zwak, en hij stapte in toen het konvooi in beweging kwam.

‘Raar dat de burgers bijna nooit worden aangevallen,’ merkte hij op terwijl hij plaatsnam.

‘Dat komt omdat de Afghanen willen dat het olie- en gasproject doorgaat.’

‘Maar wat weet zo’n stel theedoeken dan over olie en gas?’

Jean tuitte haar lippen. ‘De stamoudste was tijdens de sjoera heel vriendelijk en had echt belangstelling voor de exploratie.’

Kila dacht even na. ‘Moet je horen, diplomatie is niet mijn sterkste punt. Ik ben soldaat en zeg gewoon wat ik denk.’

‘Wat denk je dan?’

‘Nou...’ Hij keek haar aan. ‘Ik vind je heel mooi.’

Jean begon te blozen, en hij zag het roze van haar hals en wangen plaatsmaken voor rood. Ze wierp een onwillekeurige blik op de chauffeur en hoopte dat hij het niet gehoord had.

‘Sorry, sorry,’ zei Kila haastig hoewel hij het niet zichtbaar betreurde. ‘Ik liet me even afleiden. Wat ik wilde zeggen, is dat de oudste misschien minder vriendelijk is dan hij lijkt.’

‘Je hebt de sjoera niet eens bijgewoond.’ Ze klonk kil.

‘Als hij de taliban kan weghouden omdat hij een voorstander van de exploratie is, dan is hijzelf ook een talib. En een hoge zelfs. Anders hadden ze wel gezegd dat ie kan doodvallen. O!’ Hij keek alsof hij zijn eigen taalgebruik schokkend vond. ‘Neem me niet kwalijk!’

Jean werd rood maar zei niets. In plaats daarvan tuitte ze haar lippen weer en gebaarde ze dat ze op de radio iets gehoord had dat haar volledige concentratie eiste. Kila glimlachte.

Hun bestemming was een geblakerd terrein aan de voet van een stel heuvels die het begin van een gebergte waren. Aan één kant torende de ene gesteentelaag na de andere boven hen uit. De woestijn aan de andere kant was zo heet en vlak dat de mannen bij het uitstappen het gevoel hadden in een reusachtige koekenpan te stappen. De hitte straalde omhoog alsof die uit het binnenste van de aarde kwam.

De olieboeren kwamen naar buiten.

‘Bekijk die gasten maar eens goed’ zei Kila tegen Dave. ‘Als jij eenmaal technicus bent, kom je hier misschien nog weleens terug om te exploreren.’

‘Als burger?’ vroeg Dave. ‘Bewaakt door het1epeloton? Geen schijn van kans. Lik mijn reet.’

Kila stak een sigaret op, doofde de lucifer zwaaiend en gooide hem weg. Het ding stuiterde een paar keer op de harde woestijngrond.

‘Jean denkt dat de taliban de burgers met rust laten omdat ze op de olieopbrengsten uit zijn.’

‘Lukt het nog een beetje met dat MP-mens?’ vroeg Dave. ‘Ik zag je met haar in de kantine.’

Kila nam met een sluwe blik een trek van zijn sigaret. ‘Ik pak haar met heel veel tact aan.’

Ze hoorden het geluid van mensen die hun stem verhieven; de diepe en trage van Martyn, de snelle en hoge van Emily. Ze pakten om beurten de landkaart en wezen plaatsen aan. De luitenant probeerde de vrede te bewaren.

‘Hij kan ze beter met hun koppen tegen elkaar slaan,’ zei Iain Kila. Dave glimlachte. ‘Tact is inderdaad jouw sterke punt, Iain.’

Het werk begon. De jonge technici droegen een zwarte doos naar de plekken waar die nodig was (vooral op bevel van Emily), en iedereen kreeg opdracht om apparaten en motoren uit te zetten zodat de technici de waarden konden optekenen.

Angus begon een goremoppenwedstrijd waaraan even later iedereen meedeed. Het gelach was niet van de lucht. Soldaten van de 2e sectie die niet op de uitkijk stonden of de burgers moesten beschermen, daagden de 3e sectie uit voor een spelletje poker. En ook dat verliep luidruchtig. De zon gleed traag langs de hemel en de soldaten kauwden zich een weg door hun rantsoenen.

Mal, Angry en Spekkie namen iets te eten, maar Binns, die bleek was en een opgezet gezicht had, raakte zijn etenszak niet aan.

‘Wat is er jongen?’ vroeg Martyn bij het passeren.

‘Hij vindt zijn rantsoenen vies,’ zei Angus.

‘Dat verbaast me niks. Ze stinken en zien er smerig uit,’ zei Martyn. Vullis keek hem dankbaar aan.

‘Hij gaat straks kotsen,’ zei Spekkie deskundig. ‘Eerst krijgt hij altijd een dikke kop.’

Martyn zei: ‘Wacht maar even.’

Hij kwam met een zak boterhammen terug. ‘De kok maakt ze voor ons klaar, en ze zijn lekker. Ga je gang. Eet er maar een.’

‘Wat zit erop?’ vroeg Binns jammerlijk.

‘Ei met mayonaise. Zoiets.’

Vullis at met heel veel tegenzin een hoekje van de dubbele boterham en nam toen met een blij gezicht een volgende hap. Martyn begon te glimlachen toen de hongerige Binns met grote happen begon te eten.

Angus keek afkeurend toe. ‘Je verwent hem. Nu eet hij die rantsoenen nooit meer.’

Martyn keek hem kwaad aan. ‘Die jongen moet gewoon eten, het doet er niet toe wat. Hij is half uitgehongerd.’

‘Dat komt omdat Angry altijd zijn rantsoenen opeet,’ zei Mal.

‘Logisch. Ik heb honger, hij niet.’

Martyn wierp een afkeurende blik op Angus. ‘Wees s wat aardiger voor hem, jongen. Hij is je maat. Je moet beter voor hem zorgen.’

Angus’ grote, ronde gezicht werd rood. Hij keek alsof hij iets wilde zeggen maar bedacht zich.

Martyn wendde zich weer tot Binns. ‘Eet maar op. Ik hoef hem niet. Ik moet naar Emily, anders zwaait er wat.’

‘Die vervloekte Amerikaanse bemoeial,’ zei Angus McCall zodra de man buiten gehoorsafstand was.

Ach welnee, hij is gewoon een aardige vent,’ vond Mal.

Binns knikte met volle mond.

‘Hij lult maar wat,’ zei Angry. ‘Die Amerikanen denken dat ze alles weten. Vullis moet rantsoenen eten, net als iedereen.’

Maar de boterham werkte opwekkend, en Binns maakte nu zijn risotto open. Na het eerste voorzichtige hapje begon hij het gerecht geestdriftig naar binnen te werken. Sol, die op wacht stond, draaide zich net op tijd om en stak zijn duim naar hem op.

Jamie sloeg de geologen gade.

‘Wat zijn ze eigenlijk aan het doen?’ vroeg hij aan Dave. Ze hadden een houten pier gemaakt en bogen zich nu over het bouwsel met toebehoren heen.

‘Ze verrichten waarschijnlijk voorlopige passieve seismische metingen,’ zei Dave deskundig.

‘Bedoel je dat ze aardbevingen meten?’

‘Als het een seismograaf is, moeten ze lawaai creëren, bijvoorbeeld een explosie, om het terugkaatsende geluid te meten. Dus is het misschien een gravimeter... Ik weet het niet, Jamie.’

Het was algauw duidelijk dat Emily - gadegeslagen door mitrail-leurschutters en omringd door wmik’s, Vectors en pokerende en schuine moppen vertellende soldaten - erg opgewonden was. Zij en Martyn verhieven herhaaldelijk hun stem. Een keer beende ze zelfs naar Weeks.

‘Meneer Weeks,’ zei ze boos. ‘Wilt u de soldaten alstublieft vragen om stil te zijn?’

De luitenant gaf het bevel door met een waarschuwing over de aard van hun moppen. Ze waren even stil maar begonnen toen weer te praten en te lachen.

Emily, die een rood hoofd had doordat ze in de zon werkte, deed opnieuw haar beklag bij Weeks. ‘Meneer Weeks, het zijn niet alleen uw soldaten die nodeloze herrie maken maar ook uw machines!’ ‘Welke machines, professor?’ vroeg de luitenant. ‘We moesten van u alles uitzetten, en dat hebben we gedaan.’

Martyn kwam naast hem staan.

‘Ze zeggen dat al hun machines uit zijn,’ zei Emily tegen hem.

Hij liet zijn ogen rollen. ‘Emily bedoelt jullie radio’s.’

‘Moeten we onze radio’s uitzetten?’ vroeg luitenant Weeks. ‘Dat kan echt niet.’

‘O, in vredesnaam,’ zei Emily geërgerd. ‘Geen wonder dat onze apparatuur het niet doet! Die pikt uw frequenties op.’

‘Maar eh... in het geval van een eh... a-a-aanval kunnen we anders niet communiceren!’

‘In het geval van een aanval is er voor ons sowieso te veel herrie om door te werken!’ Emily zag vijandelijke aanvallen blijkbaar alleen als hinderlijk. ‘Dan mag u ze van mij weer aanzetten.’

‘Het s-s-spijt me, maar nee,’ zei de luitenant.

‘Maar als uw radio’s aan blijven, is al ons werk voor niets!’

‘Nee.’

‘Meneer Weeks, ik sta erop.’

‘Ik ben eigenlijk tweede luitenant Weeks,’ deelde hij mee.

‘Rangen of protocol interesseren me niet,’ zei ze. ‘Ik begrijp heel goed dat u elke keer dat u met ons meegaat, hoopt uw geweren te kunnen afschieten en elke passerende Afghaan vol kogels te kunnen schieten, maar ik heb geen belangstelling voor uw oorlogsspelletjes en moet werkelijk aandringen op medewerking.’

‘We kunnen de radio’s niet uitzetten,’ zei Weeks.

‘Maar dat doet ons werk teniet!’

‘Het s-s-spijt me, maar het zou te gevaarlijk zijn.’

‘Dan is ons werk voor vandaag afgelopen.’

‘Heel goed. Op de basis kunnen we met de majoor overleggen hoe we dit probleem in de toekomst aanpakken,’ zei Weeks instemmend.

‘Ik wou dat ze een hogere officier hadden meegestuurd. Die had wellicht ter plekke een beslissing genomen!’

‘Geen enkele eh... officier, hoe hoog ook, is bereid de radio’s uit te zetten.’

Dave en sergeant-majoor Kila sloegen het tweetal gade.

‘Ik wist niet dat ie het in zich had,’ zei Kila.

‘Hij heeft een hoop bijgeleerd, maar commando’s kan hij nog steeds niet geven.’

Kila vroeg: ‘Vind je dat we hem een beetje moeten steunen?’

‘Hij redt het wel. En als hij tegen haar is opgewassen, is hij ook opgewassen tegen alles wat de taliban op ons dak kunnen sturen.’

‘Ik lever hier een belangrijke bijdrage aan de Afghaanse ontwikkeling, officier,’ zei Emily intussen. ‘Ik had begrepen dat u hier om dezelfde reden bent. Maar nu blijkt dit alweer een perfect voorbeeld te zijn van hoe de behoeften van de mensen die zich inzetten voor een vreedzame wederopbouw moeten wijken ten gunste van oorlog. Van oorlog!’

‘Die radio’s zijn er voor uw b-b-bescherming.’ Weeks’ gezicht was knalrood. ‘Er schuilt niets krijgszuchtigs in de handhaving van radiocontact.’

‘Ik moet u tot mijn spijt zeggen dat mijn opvatting van het Britse leger als oorlogszuchtige instelling tijdens mijn verblijf op de basis alleen maar bevestigd is. Het beste wat men ervan kan zeggen, is dat het een paar uiterst agressieve jongeren in Engeland van de straat houdt.’

De meeluisterende soldaten keken elkaar aan. ‘Bedoelt ze ons?’ mompelden ze.

Emily vervolgde: ‘Die arme Afghanen zijn helaas het lijdend voorwerp van die agressie.’

Ze gaf de wachtende technici opdracht om terug te komen met de gravimeter. Martyn haalde machteloos zijn schouders op en Weeks beval zijn manschappen zich klaar te maken voor vertrek.

‘Gefeliciteerd, luitenant,’ zei Dave.

‘Verdomd goed gedaan, luitenant,’ zei Kila.

De luitenant knipperde verbaasd met zijn ogen, want Kila had hem nog niet eerder met ‘luitenant’ aangesproken alsof hij het meende.

‘Die kan ze in haar zak steken,’ vervolgde de sergeant-majoor.

Weeks stond nog steeds te blozen en gaf geen antwoord. Als hij met zijn verzet tegen Emily zoveel respect afdwong, dan wou hij dat Asma erbij was geweest.

Toen het konvooi bijna vertrok, kwam Martyn Robertson voor in de Vector bij Weeks zitten. ‘Ik heb geen zin om bij Emily achterin te gaan zitten, want die blijft de hele weg mekkeren.’

De route leidde door de lege, stoffige vlakte van de woestijn en rond de vreemd gevormde Early Rocks, die zich griezelig boven het vlakke landschap verhieven. Gordon Weeks keek naar hun silhouet in de verte.

‘Daar wil ik een keer naartoe,’ zei Martyn. ‘Het is een rare formatie die op een natuurlijke manier ontstaat, hoewel ze door mensen gemaakt lijkt.’

‘Ze doen me aan Stonehenge denken,’ zei Weeks.

‘Deze rotsen zijn zo hoog dat Stonehenge van kiezels gemaakt zou lijken. Je kunt hun hoogte niet beoordelen omdat je ze met niets kunt vergelijken.’

Op dat moment zagen ze een aftandse, stoffige auto door de woestijn rijden. Achter het stuur zat een man, maar de auto zat vol vrouwelijke passagiers en hun kleurige hoofdbedekkingen wapperden uit de open ramen. Eenmaal in de buurt van de rotsen torenden ze boven de auto uit alsof die een klein speelgoedje was.

‘Pelgrims,’ zei Martyn. ‘Dat is een soort heilige plaats. Daarom mogen wij er niet komen.’

Weeks nam zich voor om Asma naar de Early Rocks te vragen. Na de opvallende formatie werd het landschap volstrekt eentonig, afgezien van af en toe een stadje of dorpje. Eindelijk kwamen in de verte weer de rechte lijnen van de vooruitgeschoven basis Senzhiri in zicht. Als ze er vanuit het oosten naartoe reden en de paar lage heuvels passeerden, werden ze meestal beschoten, maar die dag konden ze ongehinderd doorrijden.

Weeks vond het vreemd dat niemand hen onder vuur nam terwijl een truck met burgers met het konvooi meereed. Zonder burgers werden ze altijd op zijn minst symbolisch beschoten.

Martyn dacht kennelijk hetzelfde. ‘Ze laten ons tegenwoordig met rust. Het zal wel eindelijk zijn doorgedrongen dat ze er niets aan hebben om ons voor de voeten te lopen.’

Weeks zweeg. Hij vreesde dat Martyn ongelijk had.