23

 

Tachtig kilometer ten zuiden van Srinagar begon de Ford te sputteren. Mike gaf een dot gas in de hoop eventuele verstoppingen in de brandstoftoevoer uit de weg te ruimen, maar de vonk sprong niet over en uiteindelijk liet de motor het helemaal afweten. 'Heel fijn.' Hij stapte uit, maakte de motorkap open en keek. Sabrina kwam naast hem staan. 'Wat denk je?' 'Ik denk dat ik helemaal niets van dit soort motors afweet.' Hij liet de motorkap met een klap dichtvallen. 'Het klonk mij in de oren alsof hij de geest gaf,' zei Sabrina. 'Niet te technisch, hè?' 'Nee, serieus. Ik zat een keer in een taxi in Beiroet die hetzelfde geluid maakte. Die chauffeur kon hem niet meer aan de praat krijgen. De motor was zo vaak gerepareerd en opgelapt, hij hing van de reserveonderdelen aan elkaar. Maar toen was het afgelopen, er was geen redden meer aan. En dat klonk net zoals deze motor daarnet.' Mike probeerde nog een keer te starten, maar nu sloeg de startmotor niet meer aan. 'Dan lopen we verder,' zei hij. Waar de pick-up was blijven staan, begon de weg te stijgen. Al lopend kwamen ze erachter dat dat vijf kilometer lang geleidelijk zo doorging. 'Het wordt weer wat vlakker,' hijgde Sabrina, die achter Mike aan sjokte om van zijn schaduw te profiteren. 'Ik voel geen verschil.' 'Ik wel.' Sabrina bleef staan en veegde het stof van haar lippen. 'Hé, moet je daar kijken.' Ze wees naar rechts. Vanaf de plek waar ze de wagen hadden laten staan, waren er onder aan de helling alleen maar bomen en bosjes geweest. Nu zagen ze opeens een weg die vijftig meter verder met een wijde bocht uit het gezicht verdween. 'Er staat een bord bij die bocht.' Mike schermde zijn ogen af en tuurde. 'Volgens mij staat daar Srinagar.' Ze klauterden de helling af en liepen naar de weg. Sabrina keek op het bord. 'Tien kilometer. We zijn er bijna.' 'Als die auto het niet had begeven,' zei Mike, 'zouden we deze weg helemaal gemist hebben.' 'Zo mag ik het horen. Gewoon doen alsof we geluksvogels zijn.' Mike wilde Sabrina pakken. Ze sprong aan de kant en begon langs de weg te hollen. Mike rende achter haar aan, tot verderop een stationcar de bocht om kwam. Ze bleven allebei staan en de auto kwam brullend op hen af. Mike en Sabrina gingen gauw aan de kant. Ze zagen dat de chauffeur een Indiër was, groot en breed. Achter hem zat een Indiase vrouw, wier gezicht voor de helft was gesluierd. Ze werd omringd door stapels kartonnen dozen. 'Hij vindt het geloof ik niet leuk ons te zien,' zei Mike. De chauffeur keek woedend naar hen, en zijn lippen bewogen. Hij remde en de auto kwam in een wolk van stof knarsend tot stilstand. De man stapte uit, nog steeds kwaad kijkend, en in zichzelf pratend. 'Hallo,' zei Mike, maar hij deinsde achteruit toen de chauffeur een pistool trok. 'Liggen!' riep Sabrina. Mike lag al plat op de grond. Ze landde vlak naast hem terwijl de man twee keer vuurde. Hij raakte de weg vlak voor hun hoofd. 'Wat mankeert jou verdomme?' riep Mike. 'Doe dat pistool weg, idioot!' De man schoot nog een keer. Mike trok de Webley .38 uit zijn riem, en legde vliegensvlug aan. Hij schoot tweemaal. De eerste kogel ging door het hoofd van de man, de tweede drong in zijn borstkas. Hij proestte en hoestte, en bracht zijn handen naar zijn borst terwijl het bloed in zijn ogen liep. Hij zakte op zijn knieën en viel achterover op zijn rug. Terwijl Mike en Sabrina opstonden, dook de vrouw die achterin zat achter het stuur. Met gierende banden keerde ze de wagen en scheurde weg. Mike keek naar de dode man. 'Waarom zou hij op ons geschoten hebben?' 'Misschien wilde hij niet dat wij hem hier gezien hadden en dat konden navertellen.' Mike bleef naar de man staren. 'Ik heb die vent eerder gezien,' zei hij. 'Waar?' 'Geen idee.' Mike bukte zich en voelde in de zakken van de man. Die waren leeg. Hij stond weer op. 'En die vrouw heb ik ook eerder gezien.' 'Je hebt alleen haar ogen maar gezien.' 'Weet ik. Maar het waren wel onvergetelijke ogen.' Mike haalde zijn schouders op. 'Het schiet me nog wel te binnen.'

 

'Als dit werkt,' zei Philpott tegen Ram Jarwal, 'zal ik me in elk geval iets minder onnozel voelen.' Ze zaten in de jeep van Ram naar het huisje midden op de boerderij te kijken. Ze stonden er een kwartier, en ze hadden nog geen teken van enige activiteit bespeurd. Maar ze wisten zeker dat er iemand binnen was, want ze hadden er zorg voor gedragen dat ze er voor de schemering waren, en toen het donker begon te worden was er in het huisje verlichting aan gegaan. Ram keek op zijn horloge. 'Zullen we het nu doen?' 'Als jij er klaar voor bent, ben ik het ook.' Ze stapten uit de jeep en liepen naar het hek. Aan het eind van een zware elektrische kabel zat een bel. Ram belde drie keer nadrukkelijk aan. 'Was dat dwingend genoeg?' vroeg hij. 'Perfect.' De deur van het huisje ging open en een oude man kwam naar buiten. Philpott herkende de gebogen rug en de schokkerige bewegingen; het was dezelfde oude man die hij de avond daarvoor ook al gezien had, die tegen die jongeman had staan aanpraten. De man kwam voorzichtig op het hek toelopen, voor zich uit schijnend met een zaklantaarn. Bij het hek bleef hij staan. Hij scheen eerst Philpott in het gezicht, toen Ram. Hij zei iets in het Kasjmiri, en toen in het Urdu. 'Spreekt u Engels?' vroeg Ram. 'Maar natuurlijk.' De linguïstische omschakeling van oost naar west bracht ook een opleving in zijn stem met zich mee. De oude man klonk als een ander mens. 'Wat kan ik voor u betekenen, heren?' 'Wij zijn van de centrale overheid in Jammu,' zei Ram. Hij zei het heel beleefd, maar met een onmiskenbaar autoritaire ondertoon. 'Mogen wij binnenkomen?' De man leek er even over na te denken. 'Goed.' Hij maakte een kleiner hek in een van de grote hekken open en ze gingen naar binnen. 'Ik ben trouwens doctor Vyas.' Ram keek Philpott vluchtig aan. Het laatste wat ze verwacht hadden was een doctor, al was het een nepdoctor. 'Ik ben Annat Dishu,' zei Ram, kalm en geloofwaardig, 'en dit is de heer Pilkington van ons verbindingskantoor in Bombay.' Toen ze binnen waren, wees Ram een stoel af, en Philpott eveneens. 'U moet mij maar excuseren,' zei Vyas, terwijl hij zich in een oude leunstoel liet zakken. 'Mijn benen zijn niet meer wat ze geweest zijn.' Hij depte een oog dat onafgebroken leek te tranen. 'Welnu, mijne heren, waar kan ik u mee van dienst zijn?' 'Misschien zou u ons eerst eens iets over u zelf kunnen vertellen,' zei Ram. Hij stelde zich ineens agressiever op. 'En ik zou u willen adviseren om niets weg te laten dat u belangrijk vindt.' 'Mijn naam, zoals ik al zei, is Vyas, Jabar Vyas. Ik ben gepromoveerd aan de Universiteit van New Delhi. Mijn specialiteit is botanie.' 'En dit is uw boerderij?' 'Ja, hoewel ik geen echte boer ben in algemeen aanvaarde zin. Wat ik hier produceer - eieren, melk, wat groenten - is alleen voor eigen gebruik. Ik ben geheel self-supporting. De boerderij en wat hier groeit zijn mijn vertier, begrijpt u wel? Botanie is mijn leven. Dit is geen winstgevende onderneming, als u dat soms dacht. Volgens mij is er op deze grond ook geen winst te maken.' 'Dat is een interessant verhaal,' zei Ram, zonder te glimlachen, zijn stem weer een ietsje harder. 'Mooi uiteengezet, ja. Bijna overtuigend zelfs.' De man fronste zijn wenkbrauwen. 'Pardon?' 'Is het niet zo, doctor Vyas - als dat uw naam is - dat deze boerderij, dit optrek je hier, gebruikt wordt voor het instrueren van drugskoeriers voor ze met hun zending op pad worden gestuurd?' 'Ik begrijp niet wat u bedoelt...' 'Ik heb het anders duidelijk genoeg gezegd, of niet?' 'Alstublieft,' zei de oude man, 'u hoeft niet met stemverheffing te spreken, ik ben graag bereid mijn medewerking te verlenen, maar uw beschuldigingen zijn zo gezocht, zo bizar...' 'Ga niet de onschuldige ouwe heer uithangen!' Nu keek de oude man bang. Philpott kwam naar voren en speelde zijn rol. Hij prevelde iets tegen Ram, die meteen verontwaardigd begon te kijken en aan de kant ging. 'Ik bied u mijn verontschuldigingen aan voor het gedrag van mijn collega,' zei Philpott, en hij legde een geruststellende hand op de schouder van de oude man,'en zijn grove misvatting. Wij gaan nu zonder u verder lastig te vallen, en we zullen ons rapport louter baseren op wat u ons zelf verteld hebt.' Ze haastten zich naar buiten en door het hek. Philpott keek even om of hij ook iets zag bewegen in het huisje. 'Snel terug naar de wagen,' zei hij. 'We zullen wel niet lang hoeven te wachten.' In de jeep schakelde Ram de FM-scanner in. Langzaam draaide hij de zoeker van de ene naar de andere kant. Na een minuutje gaf de speaker een klikje en klonk het geluid van een nummer dat werd ingetoetst door middel van stroomstoten. Ram zette de zoeker vast. 'Hij gebruikt een mobiele telefoon, en hij belt ook naar een mobiele telefoon.' 'Hoe ver weg?' 'Dat is niet te zeggen. We kunnen alleen maar hopen dat het niet in een ander land is.' De stem van de oude man kwam door. Hij klonk schril en opgewonden. Een andere stem onderbrak hem voortdurend, en elke keer werd de stem van de oude man scheller, tot hij bijna in de telefoon gilde. 'Wat zeggen ze?' 'Hij zei dat twee bemoeials van de regering bij hem zijn geweest, en dat ze hun handeltje in de smiezen hebben. Die andere vent zegt de hele tijd dat hij rustig moet blijven, dat het geregeld zal worden, maar hij zegt dat hij bang is en dat alles verloren is als wij terugkomen met een huiszoekingsbevel.' Ram luisterde weer. 'Nu zeggen ze dat hij ons had moeten neerschieten. Hij zegt dat hij daar de kans niet toe heeft gehad.' Het geruzie ging nog even door, toen werd de verbinding opeens verbroken. 'Opgehangen,' zei Ram. 'De oude man bleef er maar op hameren dat hij niet nog een keer ondervraagd wilde worden, dat ze hem op moesten halen. Hij was bang dat hij iets verkeerds zou zeggen. Maar die andere man zei alleen dat hij het wel zou regelen en nu heeft hij de verbinding verbroken.' 'Die ouwe deed het nog tamelijk overtuigend,' zei Philpott. 'Alleen dat oog verraadde hem.' 'Dat tranende oog?' 'Nee, het andere. Als ze allebei getraand hadden, zou hij helemaal overtuigend zijn geweest, denk ik, maar hij wierp met zijn goede oog de hele tijd schichtige blikken op een plank achter jou.' 'Wat lag daar dan?' 'Een pistool. Van waar ik stond, leek het op een oude Walther P38.' 'En wat gaan we nu doen?' vroeg Ram. 'Wachten?' 'Ja zeker. We hebben hier met de drugshandel te maken, vergeet dat niet. Alles, alles aan de drugshandel is opgeblazen tot heel veel keer de proporties die wij normaal gewend zijn. Deze mannen hebben een probleem, en dat probleem gaan ze oplossen, en die oplossing zullen ze regelen met een belachelijke haast en ongetwijfeld met de meest extreme middelen.' Ze wachtten acht minuten. Toen kwam een grote zwarte bestelwagen aanscheuren. Hij reed dwars door de hekken, die de lucht in vlogen, waarbij een rijtje palen aan weerskanten van de ingang uit de grond werd gerukt. 'Over extreme middelen gesproken,' zei Philpott. De bestelwagen bleef voor het huisje staan en twee mannen in donkere pakken stapten uit en gingen naar binnen. Bijna meteen kwamen ze weer naar buiten, met elk een stapel van wat op archiefdozen leek, die ze achter in de wagen zetten. Ze gingen weer naar binnen. Toen ze weer naar buiten kwamen, droegen ze elk een volle zak in één hand en tussen hen in nog een gigantische zak met hun andere hand. Ook die drie zakken werden in de wagen geladen, waarna een van de twee achter het stuur ging zitten. 'Ze laten er geen gras over groeien,' zei Philpott. 'Die ander pakt een wapen.' Ze keken toe terwijl de tweede man naar binnen marcheerde. Een ogenblik later weergalmde een schot. De man kwam weer naar buiten en sprong in de wagen. Die reed weer terug naar waar hij vandaan was gekomen. Ram en Philpott wachtten drie minuten en holden toen terug naar het huisje. Binnen lag de oude man op de grond. Hij was dood. Met een dumdumkogel tussen de ogen geschoten. Een deel van zijn hersenen besmeurde de wanden. 'Ik geloof dat ik maar beter de politie kan bellen,' zei Ram. 'Nee, wacht even.' Philpott trok zijn eigen mobiele telefoon en toetste een nummer in. Hij wachtte. 'Met Andrew Hamilton?' Hij luisterde en glimlachte. 'Ja, meteen goed, met Philpott. Lang geleden. Luister, het gaat allemaal wat snel, maar kan ik je om een gunst vragen?' Philpott gaf de man aan de andere kant van de lijn de coördinaten van de boerderij, en vroeg of het volledige team kon langskomen voor een grondig onderzoek. Ram stond er verbaasd bij te kijken. Toen het gesprek achter de rug was, stak Philpott het toestelletje weer bij zich. 'Commandant Andrew Hamilton,' zei hij. 'Voorheen van Scotland Yard, nu bij de forensische recherche van Interpol. Zo nu en dan, zolang we er geen misbruik van maken, mogen we hem bellen en vragen of we een van zijn plaatselijke teams kunnen lenen. Ze leveren goed werk, en razendsnel.' 'Waar komen ze vandaan?' 'Momenteel is New Delhi de dichtstbijzijnde basis.' Philpott knipoogde. 'Maak je niet ongerust, ze zijn hier wel voor de overledene rijp is.' De heli landde een uur en twintig minuten later. Een in witte pakken uitgedost forensisch team van zeven man ging het hele huis door. Ze sloegen geen centimeter over, ziftten alles uit, maakten foto's en verzamelden monsters van haartjes, draadjes, stof en afval. Voor ze klaar waren, werd alvast een en ander geanalyseerd met allerlei apparatuur in de heli. De teamleider hield Philpott op de hoogte van hun bevindingen, en Philpott briefde het over aan Ram Jarwal. 'De voorlopige conclusie luidt dat grote hoeveelheden verschillende soorten kwalitatief hoogwaardige drugs tijdelijk in dit huis opgeslagen zijn geweest, maar er zijn geen aanwijzingen gevonden van een lange termijn opslag.' 'Dus deze boerderij is niet meer dan een tussenstation?' vroeg Ram. 'Correct. Maar als hier aanwijzingen te vinden zijn over de herkomst van die drugs, zijn dit de mensen die die aanwijzingen weten te vinden.' 'En denkt u dat ze iets vinden zullen?' 'Ik denk het niet,' zei Philpott. 'Drugshandelaren zijn al net zo slinks als wij, ze begraven hun sporen heel diep. Maar we hebben ze opgejaagd, en deze chique intentieverklaring zal hun niet ontgaan zijn. Ze beseffen dat ze in de problemen zitten, de grootst mogelijke problemen.'