13
'Malcolm, ik heb een paar maanden geleden bij een Barnes en Noble's een verbazingwekkend boekje op de kop getikt,' zei Harry Lewis. 'Ik had het mee moeten nemen om het je te laten zien. Het heet Scotland Yard, Bastion of Justice, en er staat een foto van ons in.' Philpott staarde hem aan. 'Echt waar? Hoe lang geleden was die genomen?' 'Het boek is van 1970, dus het is alweer een tijdje geleden. Maar we staan er wel degelijk in, jong en overlopend van enthousiasme. We kwamen net uit een huis in Shepherd's Bush waar een paar mensen zich hadden laten vermoorden.' 'Je moet het een keer voor me meenemen. Aan de ene kant heb ik er gruwelijk de pest aan om naar oude foto's van mezelf te kijken, maar aan de andere kant vind ik het altijd weer fascinerend, ik - ah, daar is de ober.' Ze zaten in II Mulino in Greenwich Village, een restaurant waar Philpott graag lunchte, omdat ze er niet alleen een uitstekende keuken hadden, maar de gelegenheid ook een stijlvol Spartaans air had - kale stenen wanden en Thonet-stoelen - wat hem het gevoel gaf dat hij zichzelf niet al te zeer verwende. 'Misschien had ik die lagniappeniet moeten nemen,' zei Lewis. 'Gefruite courgettes zijn verrukkelijk, maar ze geven me ook altijd het gevoel dat ik de halve lunch al gehad heb.' Hij opteerde voor een scaloppina alla valdostana en Philpott bestelde ossobucco. De kelner schonk de Chianti in en ze toostten zwijgend met elkaar. Eeuwen geleden, althans dat gevoel had Philpott, hadden ze samengewerkt als rechercheurs bij Scotland Yard. Beiden hadden snel carrière gemaakt, maar Harry Lewis was degene die de verslaggevers altijd aanklampten voor verklaringen op de plaats van het delict, want Harry was degene die ze op de foto wilden; hij was indertijd een buitengewoon knappe man, een rechercheur zoals de bioscoopganger die zich voorstelde, en zijn presentatie was goed, overtuigd maar altijd minzaam, zelfs onder de vreselijkste druk. Philpott daarentegen was altijd degene die geraadpleegd werd door criminologen, politici, en de serieuzere, minder bekende journalisten. Lewis zag er nog steeds goed uit, vond Philpott, en zijn talent voor recherchewerk en public relations had hem geen windeieren gelegd: hij stond inmiddels alweer acht jaar aan het hoofd van de recherche van de World Health Organization. 'Voor onze bestelling er is, Harry, moet je me eerst het slechte nieuws maar vertellen.' 'Je bedoelt over die kletspraat van Beleidstoezicht?' 'Dat bedoel ik, ja. Dwing mij niet dat woord in de mond te nemen.' 'Als mensen plannen maken om iemand een mes in de rug te planten,' zei Lewis, 'hebben ze nog weleens de neiging om te smoezen. Als ik daarvan uitga, zou ik zeggen dat ze vastbesloten zijn om jou te laten hangen.' 'Dat had ik ook al bedacht.' 'Goed, als je meer details wilt weten, er bestaat een memo van de directeur van Beleidstoezicht, Tom Lubbock, en de secretaris, Desmond Crane...' 'Tweedledum en Tweedledee...' 'Precies. Dat memo is naar de directeur-generaal gestuurd. Er staat in dat de leiding van de unaco, in verband met procedurele onregelmatigheden en een algeheel gebrek aan harmonie met andere elementen binnen de vn, zou moeten worden onderworpen aan een kritisch beleidsonderzoek, met als oogmerk de aanscherping van regels en richtlijnen.' 'Wat zal ik zeggen, Harry, ook dat had ik al bedacht. 'Laat me even uitpraten, Malcolm. Ze voegen eraan toe dat als er een andere directeur voor nodig mocht zijn om te zorgen dat de unacooverstapt op gepastere methodes, niemand terug zou moeten deinzen voor gerichte stappen om een vervanger te benoemen.' Philpott staarde even naar zijn glas wijn. Toen keek hij Lewis aan. 'Dus ze willen me niet aan banden leggen. Ze willen me weg hebben.' 'Dat lijkt wel de gedachte erachter te zijn, ja. Op dit moment zijn ze bezig de hoofden van de verschillende afdelingen erop voor te bereiden dat wat er ook wordt voorgesteld om de unaco,eh...' 'Aan te lijnen?' '... dat wat er ook zal worden voorgesteld, hoe schappelijk ook, dat jij het ongezien van de hand zult wijzen. Om secretaris Crane te citeren, jij bent iemand met een gebrek aan respect voor discipline, en nog minder respect voor gezag.' Philpott zuchtte. 'Met dat soort mensen werkten we vroeger ook, weet je nog?' 'Waar je loopbaan je ook heen voert, je werkt altijd met of in de onmiddellijke nabijheid van dat soort mensen,' zei Lewis. 'Ze horen bij het vaste meubilair van iedere werkplek, iets waar je altijd weer mee moet leren leven.' 'Net zoals met virussen.' 'Ja. En met galaanvallen.' Hun eten werd opgediend. Philpott viel aan en zei niets meer tot hij klaar was. Toen leunde hij achterover en zag Lewis met zijn laatste driehoekje kalfsvlees spelen. 'Ik wil niet meer over Beleidstoezicht praten, Harry.' 'Vertel dan eens iets over je werk. Waar ben je op dit moment mee bezig?' Philpott vertelde over de taak van Task Force Een in Tirana, waar criminele elementen uit voormalige Oostbloklanden profiteerden van de Albanese crisis in de zwarte handel, of nog erger: de handel in niet-bestaande stukken grond. 'En we hebben een team in Zaïre. Rebellen hebben de Kinsangani verdreven, in het oosten, en ze vormen een serieuze bedreiging voor de diamantmijnen daar. Zonder diamanten zou de economie snel in het slop raken, dus we volgen de ontwikkelingen ter plaatse, en wachten de komst af van de gebruikelijke bende diamanthandelaren die elk moment kan neerstrijken om het land leeg te roven. En Task Force Drie is bezig met een onderzoek naar de beroering die de drugswereld veroorzaakt in Kasjmir, en die weleens op een veel grootschaliger conflict zou kunnen uitdraaien als de lont niet snel uit het kruitvat wordt gehaald.' 'Zijn ze toevallig nog ene Simon Arberry tegen het lijf gelopen?' 'Ja. Graham en Jarwal, een waarnemer ter plaatse, hebben deze week nog bij hem gedineerd.' 'Die Arberry is echt ongelooflijk. Een combinatie van intelligentie en elan. Hij zou een godsgeschenk zijn voor onze hulpprogramma's in de derde wereld.' 'Wat dan?' 'Hij is een geboren organisator, en een magnifiek pleitbezorger voor de goede zaak.' 'Gaat het dan niet naar wens met jullie hulpprogramma's?' 'We worden van alle kanten ondermijnd.' Philpott keek geïnteresseerd. 'Door politici? Criminelen?' 'Vandaag de dag, Malcolm, knaagt de corruptie aan het hart van iedere liefdadige onderneming. Hulpgoederen van het Rode Kruis worden gestolen en op straat verkocht aan mensen met geld voor luxeartikelen als gecondenseerde melk, witte suiker en aspirinetabletten.' 'En op wat voor schaal gebeurt dat?' 'In sommige gebieden slokt de onderwereld tachtig, vijfentachtig procent op van alle materiële steun uit het Westen.' 'Jij staat toch aan het hoofd van de who-recherche?' vroeg Philpott. 'Wat doe je daar dan aan?' 'Ik heb de beschikking over steekhoudende, en gedetailleerde bewijzen dat er wereldwijd gesjoemeld wordt met hulpgoederen. Maar ik heb helaas niet de beschikking over de middelen die nodig zijn om dat gesjoemel aan te pakken.' Philpott trommelde op de tafel en dacht na. 'Stuur me daar eens wat gedetailleerde informatie over, wil je?' 'Wou jij zeggen dat jij nog niet gehoord had hoe verrot alles tegenwoordig is?' 'Ik was me niet bewust van de schaal waarop.' 'Dan zal ik je alle deprimerende details doen toekomen.' 'Misschien dat ik een manier weet om er althans op bescheiden schaal iets aan te doen.' Philpott glimlachte vluchtig. 'Genoeg over het werk. Laten we het ergens anders over hebben.' 'Jij mag het zeggen. Jij betaalt tenslotte.' 'Nu je het toch over betalen hebt,' zei Philpott. 'Ik heb het net zitten uitrekenen. De tien procent fooi die ik hier straks neerleg, is ongeveer vijftien procent meer dan waar ik vroeger, in een willekeurige pub in Fleet Street, voor ons samen een lunch van drie gangen voor had.'
Sabrina stak de grens met Kasjmir over bij Dalhousie, veertig kilometer ten zuidwesten van Jammu. De wacht bij de grensovergang keek haar eerst kwaad aan en wilde haar papieren zien, maar toen hij het vn-symbool op haar who-pasje in de gaten kreeg, werd hij opeens een stuk eerbiediger. Met een zwierig gebaar zette hij een stempel, waarna hij haar gebaarde dat ze door mocht rijden. Het was eind van de middag en ze had sinds de dageraad gereden. Ervan uitgaande dat haar kaarten betrouwbaar waren, schatte ze dat als ze doorreed tot het donker werd, en ze de volgende ochtend vroeg weer op pad ging, ze rond het middaguur in Srinagar moest kunnen zijn. Op een lang eind weg ten westen van Jammu zette ze de auto langs de kant neer, pakte ze wat spullen uit haar schoudertas en stalde die uit op de zitting naast haar - een spiegel in een stijf klapdoosje, een kam, een rechthoekig poederdoosje, een verfomfaaid exemplaar van Jane Eyre,een balpen en een toneelkijkertje. 'Eerst de spiegel,' prevelde ze. Ze herinnerde zich de trainingsbijeenkomst waar ze er eindelijk in geslaagd was de hele klus te klaren zonder te kijken. Dat was twee maanden geleden; maar hier was niemand om indruk op te maken, dus deze keer zou ze kijken wat ze deed. Als je het spiegeldoosje openhield met het scharnier naar boven, viel het spiegeltje naar buiten en bleef zo hangen. Sabrina klapte een klein schakelbordje uit, en toen nog een tweede. De spiegel en de twee schakelbordjes vormden samen een kubusje met één open zijde. Ze zette het kubusje neer en pakte het boek. De eerste tachtig bladzijden waren echt, maar daaronder was het een doos. Ze haalde er een paneel uit met een rond gat in het midden en drukte dat op de open kant van de kubus. Vervolgens haalde ze het toneelkijkertje uit elkaar, wat haar een krachtige telelens opleverde. Met de gegroefde ringen van de verrekijker maakte ze een instelring. Ze schroefde de lens in het gat in het paneeltje,zette het toestel neer en staarde voor zich uit. Even wist ze niet meer wat ze moest. Toen schoot het haar weer te binnen. 'Zoeker.' Ze maakte het poederdoosje open en haalde het donsje er voorzichtig uit. Er kwam een plastic zakje tevoorschijn met een doosje met een scharnier erin, plus de vier glazen componenten van de zoeker. Ze zette hem in elkaar en bevestigde de zoeker op de kubus. De achterkant van de kam kon ook los. Daar zat een dunne titanium antenne in, met vlak boven de contactstop een klein dynamootje. De elektrische voeding en het elektronisch magazijn zaten in het boek. Ze schoof ze in de daarvoor bestemde gleuven in het toestel, tikte zes schroefjes en een schroevendraaiertje uit de balpen en draaide het hele geval stevig in elkaar. Ten slotte trok ze een stuk folie van de pen, rolde dat open en plakte het om de camera heen. 'Et voilà.' Het fraaie toestelletje dat ze nu in handen hield, was de evci2a, ontwikkeld en geperfectioneerd voor een bedrag van zes miljoen dollar. Je kon er twintig kleurenfoto's mee maken en elektronisch opslaan, en ze met behulp van de versterkte antenne in digitale vorm naar een satelliet sturen. 'Laten we hopen dat ik nu eindelijk de kans krijg hem te gebruiken.' Philpott had haar voorgehouden dat hij een ruime input wilde, en dat wilde zeggen: scherpe observatie, creatief speurwerk, en zo nodig selectieve diefstal. En foto's. Geen missie was mislukt als je terugkwam met voldoende informatie, en hoewel Sabrina al die bundel papieren van Hafi had, had ze geen idee of iemand daar iets aan had. En al was dat wel zo, al waren die papieren een gouden vondst, dan nog zou het fantastisch zijn als ze de oude baas ook nog eens kon verrassen met wat haarscherpe fotografische inlichtingen. Ze legde de camera voorzichtig in het dashboardkastje. Juan Pereda, het brein achter het cameraproject, had haar ettelijke malen gewaarschuwd dat elke vreemde mogendheid die het aan middelen ontbrak voor de ontwikkeling van geavanceerde elektronica tuk zou zijn op een dergelijk toestel. 'Dit is een technologische doorbraak,' had hij haar voorgehouden met zijn vette Mexicaanse accent. 'Een zeer gewild cameraatje, begrijpt u? U moet er heel zuinig op zijn, sehorita.' Philpott zei dat het het beste zou zijn als ze de camera pas in elkaar zette wanneer ze wist dat de kust relatief veilig was. 'Een andere manier om ervoor te zorgen dat je het toestel schadevrij houdt,' voegde hij eraan toe, 'is goed onthouden dat als er iets mee gebeurt, of als je het kwijtraakt, Juan er weleens op zou kunnen staan dat een eventuele vervanging uit mijn budget wordt betaald. En mocht dat gebeuren, dan ben jij de eerste bij wie dat op het loonstrookje te zien is.' De kust leek haar hier veilig genoeg. Sabrina was na de grens bij geen enkel dorp of plaatsje gestopt, maar ze had het vermoeden dat de bandieten de mensen hier in net zo'n ijzeren greep hielden als verder naar het zuiden. Het grote verschil was dat dit open land was. Tussen de stadjes en dorpjes in reed ze tenminste niet over wegen met onoverzichtelijke bochten, al te opdringerige bomen, of dreigend overhangende rotspartijen. Hier kon ze van alle kanten zien wie er aankwam, en erop voorbereid zijn. Een roffel op het raampje bezorgde haar een doodsschrik. Haar eerste gedachte was: Goddank heb ik de raampjes dicht. Ze kon de hele dag rijden zonder de raampjes open te hoeven doen: een verborgen onderdeel van de auto, te bedienen met een voetschakelaartje achter het rempedaal, was de airconditioning, die het afgesloten interieur constant op zestien graden hield. Sabrina pakte het pistool dat ze voorin tussen de twee stoelen had liggen losjes beet. Ze draaide haar hoofd langzaam om en keek. 'Jees...' De man voor het raampje zag er afgrijselijk uit. Hij droeg een omvangrijke gele tulband waaronder zijn benige gezicht nog magerder leek - net een doodshoofd met ogen. Zijn tanden staken vervaarlijk naar voren, geel en brokkelig, en terwijl Sabrina hem aanstaarde, schoot zijn paarse tong naar buiten en likte langs zijn lippen. 'Wat wilt u?' riep ze, onderwijl denkend: Ja ja, je ziet ze van alle kanten aankomen. Mooi niet dus. De man zei iets. Ze verstond het niet. Ze zag zijn ogen zich vernauwen. Haar hand verstrakte om het pistool, haar duim haalde de veiligheidspal over. Ze keek om zich heen. Geen teken van iemand anders, maar dat zei dus niets. 'Zeg op!' riep ze. De gelaatsuitdrukking van de man veranderde. Zijn ooghoeken begonnen te rimpelen en hij maakte een machteloos gebaar. Nu zag hij er niet meer zo dreigend uit. Sabrina draaide het raampje een eindje open, en haalde intussen het pistool tussen de zittingen vandaan om het naast haar been te leggen. Het eerste wat haar opviel toen het raampje naar beneden zakte, was de geur van jasmijn. De man droeg een geurtje. Ze was er zo van overtuigd dat bandieten stonken, dat zijn geurtje haar van haar stuk bracht. 'Bent u Engels?' vroeg hij. Zijn stem was verrassend zacht, volkomen gespeend van de scherpe klank die ze erin verwacht had. 'Amerikaans. Kan ik u helpen?' 'Laat ik u eerst mijn verontschuldigingen aanbieden dat ik u gestoord heb,' zei hij. 'Het is niet mijn gewoonte om inbreuk te maken op andermans privacy of eenzaamheid.' 'O, nou dat geeft niet, hoor.' De man klonk als een acteur, vond ze. Stembuigingen op de juiste plaats, en gebaren die zijn woorden ritmisch onderstreepten. 'Ik achtte het niet minder dan mijn plicht om u te waarschuwen dat uw linker achterlichtje defect is.' 'O.' Sabrina voelde zich op haar plaats gezet, en een beetje gecharmeerd.' Dank u wel...' 'Mijn naam is Aziz,' zei de man met een kleine buiging. 'Ik ben onderwijzer in een dorpje drie kilometer verderop.' 'Nou, Aziz, ik zal het lampje laten repareren zodra zich een gelegenheid voordoet. Nogmaals bedankt.' Toen hij naar achteren stapte, zag Sabrina dat hij zwaar op een wandelstok leunde. Hij knikte en hobbelde weg. Sabrina overwoog even wat haar nu te doen stond, en besloot dat haar menselijkheid nodiger aan oefening toe was dan haar voorzichtigheid. 'Kan ik u een lift aanbieden, Aziz?' Hij bleef staan en draaide zich om. 'Dat is heel edelmoedig van u.' 'Welnee, dat is heel gewoon.' Sabrina deed het portier aan de passagierskant open en verstopte het pistool weer. 'Het is wel een beetje hobbelig, vrees ik. De ophanging is aan de stijve kant.' Ze stond verbaasd over zichzelf. Een minuut geleden had ze aan zijn voorkomen een leven afgelezen van losbandigheid en criminaliteit. Nu, terwijl hij naast haar kwam zitten, zag ze niets dan een broze voornaamheid en menselijke warmte in zijn ogen. 'Nog even en u bent weer thuis.' Ze startte de motor. 'Hebt u hier altijd gewoond?' 'Zesenzeventig van de zevenenzeventig jaar,' zei Aziz. Strikt genomen ben ik niet van hier. Mijn ouders zijn hier komen wonen toen ik net een jaar was.' 'En u staat nog steeds voor de klas?' 'O ja.' Toen de auto op gang kwam, pakte hij de handgreep boven het portier beet. 'Kinderen lesgeven is mijn lust en mijn leven. Ik sta voor de klas tot ik erbij neerval.' Sabrina keek over de met struiken begroeide vlakte naar het oosten. De vlakte liep geleidelijk omhoog naar het gebergte. 'Is het leven hier rustig, Aziz?' Hij knikte. 'Aan de oppervlakte wel. En het blijft ook rustig als je je op de vlakte houdt, begrijpt u?' 'Wat gebeurt er dan als je dat niet doet?' 'Dan trek je de aandacht van de bandieten.' Aziz wees naar de bergen. 'Er zitten daar veel bandieten.' 'Echt waar?' Sabrina ging iets rechterop zitten. 'Veel, zegt u?' 'Genoeg om grote problemen te veroorzaken, als ze dat in hun hoofd halen.' 'Dat is fascinerend. Absoluut fascinerend.' Sabrina hoopte dat ze eruitzag als de nieuwsgierige toeriste die ze probeerde te zijn. 'Vertelt u eens wat meer.'