Gerard-Jan uit Nederland en Mona (Zhimin) uit China

ANNET DE GROOT

ij is een anarcho-liberaal in hart en nieren, zij beoefenaar van de spirituele levensbeschouwing Falung Gong. Hij is bestuurskundige, zij strijdster voor meer democratie en mensenrechten. Hij stelt zich beheerst en afstandelijk op, zij volgt wat haar hart haar ingeeft.

Gerard-Jan Brummer (Amersfoort, 1953) is consultant Research & Development en Kwaliteit bazn, de bestuursacademie, onderdeel van de bestuursacademie van Fontys Hogescholen in Tilburg. Hij studeerde politicologie en bestuurskunde en is eerder onder meer werkzaam geweest als docent bestuurskunde.
Zhimin Tang, a.k.a. Mona (Afang, Guizhou, China, 1969) studeerde Engels aan het Language Institute van de universiteit van Peking. In 1989 nam ze als hongerstaker deel aan de studentenopstand op het Plein van de Hemelse Vrede. In 1995 kwam Mona naar Nederland. Mona richtte onder meer de stichting ‘Morgen gaat het beter’ op en was actief binnen D66. Momenteel treedt ze op als zangkunstenares.
Mona en Gerard-Jan hebben vier kinderen: Jan-Yang van bijna twaalf, Benjamin van negen, Christian van zeven en Lucia van anderhalf.

k heb Mona jaren niet gezien en wanneer ze de restauratie van station Tilburg binnenkomt, zie ik: ze is veranderd. De boerendochter met dat bruinverbrande gezicht, dat kortgeknipte zwarte Chinezenhaar en die strijdvaardige, vastberaden gezichtsuitdrukking is omgetoverd in een modieuze jonge vrouw. Haar haar is lang, ze draagt een hippe gebreide jurk en ze heeft haar ogen opgemaakt met een fl inke streep eyeliner. Vanbinnen is ze hetzelfde gebleven, zal ze later zeggen. ‘Ik ben nog net zo gedreven.’

Ze praat honderduit: over haar huwelijk, haar gezin, de Chinese politiek, de verhuizing van Tilburg naar een Belgische gemeente, net over de grens met Nederland – ‘Ik leef nu in Weelde,’ grapt ze –, en haar laatste reis naar China met een afvaardiging van D66-idealisten. Er is geen houden aan. Maar dat was vroeger niet anders.
En hoe ernstig, pijnlijk of gruwelijk de zaken ook zijn waarover ze praat: ze giechelt constant. Soms schatert ze het zelfs uit. Schaamte? Zenuwen? Humor? Typisch Chinees?
* * * 
Mona en haar man Gerard-Jan ontmoette ik voor het eerst in Peking, op het Tian-An-Men-plein, het Plein van de Hemelse Vrede. We schrijven zomer 1999, tien jaar na de gewelddadig neergeslagen studentenopstand voor meer democratie in de Volksrepubliek. Een mooi moment voor een ontmoeting op die beladen plek: wat was er nu nog terug te vinden van dat historische moment? Mona, destijds in ’89 student, nam deel aan de hongerstakingen op het Plein.
Tian-An-Men is ten tijde van ons treffen ‘wegens renovatiewerkzaamheden’ afgesloten voor publiek. Volgens kenners niet toevallig: de Chinese regering wil voorkomen dat het Plein in dit jubileumjaar opnieuw brandpunt wordt van protest.
Of de duvel ermee speelt, maar we zijn amper in de hoofdstad aangekomen of de studenten van Peking begeven zich tóch massaal op straat om te demonstreren. Alleen zijn ditmaal de protesten gericht tegen het Westen. Bij VS-bombardementen op voormalig Joegoslavië wordt al dan niet per ongeluk de Chinese ambassade in Belgrado platgegooid. Er komen verschillende Chinese journalisten om het leven, volgens geruchten undercoveragenten van de Chinese geheime politie. Klein verschil met 1989: was het protest destijds gericht tégen de Chinese overheid, nu is diezelfde overheid de organisator. Mona, als we midden in het gewoel staan: ‘Ongelofelijk. Studenten die mogen demonstreren. Nee, móéten demonstreren. De nieuwe generatie studenten laat zich misbruiken door de communistische partij.’
In haar kielzog echtgenoot Gerard-Jan en haar twee jonge kinderen. Ook Mona’s ouders komen naar de Chinese hoofdstad, helemaal uit het zuidelijke dorp Afang, voor een weerzien met hun dochter en de kennismaking met haar gezin, dat zij tot dan toe alleen van foto’s kennen. Het is het eerste bezoek van Mona’s ouders aan Peking, een stad waar niet langer het communisme regeert maar een vorm van cowboykapitalisme, compleet met prominente aanwezigheid van McDonald’s en Starbucks.
* * * 
Dat Mona in de jaren tachtig in Peking studeerde, is niet zo gewoon als het klinkt. Ze kwam uit het Chinese achterland, in haar geval Guizhou, een bergachtige provincie vlak boven Birma, een van de meest afgelegen gebieden van het rijk. De beschaving was er in 1969, Mona’s geboortejaar, nauwelijks doorgedrongen, de voornamelijk boerenbevolking leefde er in armoede.
Het gezin kampt structureel met voedseltekort. Mona’s vader, afstammeling van een rijke landeigenaar, verdient de kost als timmerman en klusjesman. Tijdens de Culturele Revolutie (1966–1977) is hij zelfs enkele jaren geïnterneerd in een heropvoedingskamp. Ook Mona’s moeder is het kind van een grote landheer.
Hoewel haar vader liever een zoon had gekregen, voedt hij Mona in vrijheid op. Waarom zouden vrouwen minder kansen krijgen dan mannen? Als een van de weinige meisjes mag Mona naar school. Ze slaagt voor het staatsexamen, waardoor ze kan gaan studeren. Dat is een hele eer, maar wel een dure. Doorgaans wordt in meisjes niet geïnvesteerd. Maar Mona geldt als de vertegenwoordigster van Guizhou, men is trots op haar. Hoge ambtenaren van de provincie komen haar persoonlijk bezoeken in Peking om te informeren hoe het gaat.
* * * 
De reis duurt vijf dagen, eerst met bussen en daarna nog vijftig uur met de trein. De aankomst op het Tian-An-Men-plein, waarvan Mona had verwacht dat het ‘de mooiste plek op aarde’ zou zijn, valt vies tegen: een grote, grijze vlakte, niks aards paradijs. En er zal haar meer tegenvallen: omdat ze uit de provincie komt, eentje waar veel minderheden wonen, wordt ze gediscrimineerd. ‘Ik werd gezien als een barbaar, een aap, omdat ik uit de bergen kom en vanwege mijn donkere huid.’
Toch leert Mona de liefde kennen, al eindigen haar relaties keer op keer in mineur. Ze wordt verliefd, maar steeds teleurgesteld. Tot tweemaal toe ziet zij zich gedwongen abortus te laten plegen. De laatste keer verkeert ze zelf in levensgevaar door een infectie. Zo was de rauwe communistische werkelijkheid.
Die realiteit ondervindt ze ook op de universiteit, waar de onderwijsvoorzieningen en huisvesting abominabel zijn. In 1989 komt het tot protesten daartegen en tot betogingen waarin de corruptie van de partij aan de kaak wordt gesteld. ‘Democratie’ luidt de eis.
Mona sluit zich bij de opstandelingen aan en meldt zich als hongerstaker: ‘Eten is zo belangrijk in een land als China, dat grote armoede heeft gekend. Nog steeds staren velen dagelijks naar de bodem van een bijna lege rijstkom. Dus wie uit eigen beweging niet eet, die moet je wel serieus nemen. De mensen maakten zich zorgen en kwamen af en aan met pannetjes soep en ander vloeibaar voedsel. Weigeren was onmogelijk.’
Nadat het oproer door het leger met tanks is neergeslagen – in de omgeving van het Plein vielen zelfs honderden doden – ontvlucht Mona Peking voor ongeveer een halfjaar, maar uiteindelijk hervat ze haar studie. Het politieke klimaat op de universiteit is volledig veranderd. Iedereen moet verplicht deelnemen aan maoïstische herscholingsklassen, er is elke dag om zes uur ’s ochtends verplichte ochtendgymnastiek en het weinige wat voor de opstand aan vrijheden was bereikt, is hardhandig teruggedraaid. Omdat Mona stelselmatig weigert aan de collectieve studentenactiviteiten mee te doen, wordt zij weggezuiverd: de autoriteiten vinden haar te verwesterd, ze mag niet langer studeren. Over deze roerige periode uit haar leven en haar bijzondere verleden verschijnt in 1999 bij de uitgeverij waar ik dan werk Tranen over Tian-An-Men, een boek dat op dit moment wordt verwerkt in een musical.
In de jaren die daarop volgen, schaduwt de politie in burger haar. Ze wordt meerdere malen opgepakt en verhoord: Mona zou voor de cia werken. Dan komt ze in contact met Mozes Sabina, een Amerikaanse dominee. Mona geeft hem Chinese les, hij geeft haar hoop. Mona ziet Mozes als een tweede vader: ‘Het was de moeilijkste periode van mijn leven, ik wist niet meer wat te doen.’ Mona, taoïstisch opgevoed, bekeert zich tot het christendom en laat zich dopen.
* * * 
In die tijd verdient Mona deels de kost als assistent-reisleidster voor een Nederlandse touroperator die trips organiseert door de Volksrepubliek. In de zomer van 1994 gaat ze mee op rondreis met een gezelschap dat bestaat uit Nederlanders en in Nederland woonachtige Chinezen.
In die bus zit ook Gerard-Jan Brummer. Hij is op een sentimental journey. Zijn grootvader heeft voor de Tweede Wereldoorlog als uitvoerder voor de Nederlandsche Havenwerken in China gewerkt en gewoond en zijn vader bracht er de eerste dertien jaar van zijn leven door. Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Als Hirohito’s troepen China binnenvallen, vlucht het gezin Brummer naar Nederlands-Indië, waar het alsnog te maken krijgt met Japanse bezetting. De Brummers worden geïnterneerd in een jappenkamp. De vader van Gerard-Jan overleeft ternauwernood. Vijftig jaar later reist Gerard-Jan naar China, om het land te leren kennen waar zijn familie zoveel voetsporen heeft liggen.
Tijdens de rondreis werpt Gerard-Jan zich op als tussentolk: hij vertaalt Mona’s Engelse uitleg naar het Nederlands. Intensief contact tussen de twee vertalers is onvermijdelijk. Gerard-Jan wordt verliefd. Mona is terughoudender: ‘Tijdens die trip gingen we alleen vriendschappelijk met elkaar om. Gerard-Jan was heel afstandelijk. We hebben wel veel gepraat, meer niet. Ik ontmoette als gids honderdduizenden leuke mensen. Maar hun verblijf was altijd tijdelijk. Dus ook van Gerard-Jan dacht ik: hij gaat straks weer naar huis. Ik was het wel gewend, dat mensen in mijn leven komen en gaan.’
Maar een week later ontvangt ze een brief uit Nederland. Gerard-Jan schrijft dat hij de reis met Mona erg leuk had gevonden, dat het zonder haar maar saai geweest zou zijn. ‘In die brief vroeg hij mij hem te bellen in Nederland.’ Geregeld hebben de twee telefonisch contact. Niet lang daarna komt Gerard-Jan opnieuw naar Peking, hij wil Mona graag beter leren kennen. De daaropvolgende anderhalf jaar reist Gerard-Jan nog een paar keer af naar de Chinese hoofdstad. Mona mag in haar studentenkamer niemand ontvangen, dus ze ontmoeten elkaar in het geniep in de hotels waar Gerard-Jan logeert. Mona: ‘We moesten dan wel eerst iemand achter de balie omkopen. We hadden in die dagen al seks met elkaar. Ik was een stoute vrouw.’
Gerard-Jan: ‘Ik wist toen al: dít is de vrouw van mijn leven. Ik heb er lang over gedaan om haar te vinden, die laat ik nooit meer gaan.’
Mona: ‘Het duurde best lang voordat ik uiteindelijk naar Nederland ging, wel anderhalf jaar. Ik besefte dat ik heel veel van China hield. We werden heel erg onderdrukt, daar was ik somber over. Gerard-Jan gaf mij weer hoop. Maar hij zei ook: “Je moet het zeker weten, je moet heel veel van mij houden, anders overleef je Nederland niet.” Hij vond mij een schatje, zo’n beschaafde Chinees. Maar ja, na een jaar of twee in Nederland vond hij mij “zo akelig Chinees”.’
Gerard-Jan: ‘Het beeld dat ik van Mona had die eerste anderhalf jaar, was van een zachtaardig iemand. Wel iemand met een sterke wil, met een diepe kennis van een groot aantal dingen, een heel intelligent iemand ook. Dat moet wel, anders kom je dat Chinese onderwijssysteem niet door. Maar dat ze zó hard kon zijn in het bereiken van haar idealen... Daar ben ik pas veel later tegenaan gelopen.
Dat zie ik als echt Chinees. Het is daar de omgekeerde wereld: alles is geoorloofd, zolang je je doel maar bereikt. Moet de rest maar niet zo stom zijn. Typisch Chinees, communistisch Chinees. Het heeft bij mij later veel onbegrip opgeleverd en we konden elkaar op dat punt ook niet volgen.’
Mona komt eind 1995 in Nederland aan. De trouwpartij volgt een halfjaar later. Mona is dan al zwanger. ‘Daar was ik dan, in Nederland,’ zegt ze. ‘Ik was heel erg naïef, niet geëmancipeerd. Ik was zwanger, dus ik dacht: nu moet ik met hem trouwen, ik wil geen kind zonder vader. Misschien heel erg Chinees. En Gerard-Jan was een kalme, waardige man. Dat beviel mij. Ik heb dat nodig, iemand die rustig is. Ik wilde een stevige basis, en toen heb ik de situatie geaccepteerd: dit is mijn man en ik krijg een kind van hem. Jan-Yang was erbij, in mijn buik. In China is dat een grote, gróte schande. Jan-Yang is een echt integratiekindje: Jan van Gerard-Jan, Yang van… van China.’
In Nederland stort Mona zich op haar verdere scholing. In de jaren die volgen studeert ze sinologie in Leiden, volgt ze klassen aan de Kunstacademie en werpt ze zich op als voorvechtster van de mensenrechten in China. Al heel snel weet ze zich goed te redden in het Nederlands. Gerard-Jan: ‘Dat is denk ik te snel gegaan. Ze heeft té snel Nederlands geleerd, waardoor ze haar Engels is kwijtgeraakt. Dat is heel jammer, want Mona sprak werkelijk prachtig Engels.’ Ze wordt actief in D66, ze richt de Stichting ‘Morgen gaat het beter’ op, die als doel heeft democratie en vrijheid van meningsuiting in China te bevorderen, en ze organiseert bijeenkomsten voor gevluchte Chinezen in Nederland.
Benjamin, de tweede zoon, laat niet lang op zich wachten. Als hij negen maanden oud is, vertrekt het gezin, mede op verzoek van enkele Nederlandse media, naar Peking om tien jaar na Tian-An-Men de democratische situatie in China te beschouwen. Daar trof ik haar: een moedige, brutale Chinese vrouw met een baby op haar rug, die in discussie gaat met omstanders en soldaten, terwijl de stoeptegels ons om de oren vliegen.
* * * 
Gerard-Jan: ‘Eindelijk ontmoette ik mij schoonouders in levenden lij-ve. Ik wilde ze graag leren kennen, maar zij spraken alleen Chinees, dus daar hadden we altijd een derde persoon bij nodig. En van Mona kon ik niet verlangen dat zij als tolk zou optreden. Het zou ook moeilijk zijn geweest om volkomen openhartig te zijn. Ik wilde ze van alles vragen, maar ja, die taalbarrière… Met handen en voeten slaagden we erin om contact te maken. Ik kreeg het gevoel dat het tussen ons wel klikte. Ik vind het heel jammer dat ik nog nooit in Afang ben geweest. Misschien komt het er nog van.’
Mona: ‘Mijn ouders vonden Gerard-Jan erg beschaafd.’
Het blijft moeilijk voor Gerard-Jan dat hij zijn schoonouders nooit ziet. ‘Ooit zal ik Chinees leren, maar daar heb ik nu geen tijd voor. Ik heb veel te veel te doen hier, maar als ik eenmaal gepensioneerd ben… Alleen, dat duurt nog wel even.’
Tussen Mona en haar Nederlandse schoonfamilie was het contact goed. Gerard-Jan: ‘Misschien heeft het ermee te maken dat we door mijn grootvader iets speciaals met China hebben. Mijn vader en Mona hebben een bijzondere band, die voelen elkaar aan. Soulmates.’
Mona: ‘Toen ik net in Nederland was en zwanger bleek, heb ik mijn familie en de Chinese samenleving zwaar gemist. Gerard-Jans moeder was al overleden, die heb ik nooit ontmoet, helaas. Gerard-Jan heeft nog een broer en een schoonzus, maar die hebben het altijd zo druk. Ik was helemaal alleen. Nou ja, er kwam een kraamhulp. Hoe anders dan ik gewend was: in China is de kraamvrouw de prinses, ze wordt door iedereen verzorgd, door haar moeder, haar zusjes, schoonzusjes, de buurvrouw. Iedereen moet haar helpen en niemand mag haar boos maken. Ik heb dat erg gemist tijdens mijn zwangerschappen in Nederland.
Ik werd recalcitrant, ik riep: “Wat ben ik nou helemaal voor jou! Een koe?” Gerard-Jan was daardoor zeer verontwaardigd, maar ik vond echt dat ik als vee werd behandeld. In China moet een man een vrouw smeken of ze een kind voor hem wil baren, hier is dat allemaal maar gewoon. Geen respect. Hier is iedereen geëmancipeerd, maar ik wilde helemaal niet geëmancipeerd zijn. Ik wilde onredelijk zijn, vertroeteld worden! In Nederland is de man-vrouwverhouding heel anders dan in China. Vrouwen hier zijn door de emancipatie mannen geworden, mannen zijn vrouwen geworden. Het enige verschil is hun geslachtsorgaan.
Wat me wel verbaasde was dat de Nederlanders zo aardig zijn tegenover buitenlanders. Te aardig misschien. Ik snap bijvoorbeeld niet dat de Sociale Dienst aan mensen die niet werken geld geeft. En dat die mensen dan nog klagen ook, dat snap ik al helemaal niet. Als een Chinees niet zelf zijn brood kan verdienen, dan zal de Chinese regering je in geen enkel opzicht helpen.
Nederland is wel grimmiger geworden, ook tegenover buitenlanders. Maar Pim Fortuyn vond ik eerlijk gezegd wel leuk. En hij was níet tegen buitenlanders. Dat denken mensen. Daar heb ik ook veel ruzie over gehad met Gerard-Jan: die vond hem een gevaarlijke man, met gevaarlijke ideeën. Een leeghoofd. Maar ik vond hem leuk, sympathiek. Ik vind het griezelig dat sommige bevolkingsgroepen zo groeien in Nederland, dat de blanke Nederlanders straks een minderheid worden in hun eigen land. Je hoort ook steeds weer vervelende verhalen over extreme moslims. Daar ben ik bang voor.’
Terwijl Gerard-Jan hard met zijn carrière bezig is, stort Mona zich op haar strijd voor meer democratie en naleving van de mensenrechten in China, en voor verbetering van de situatie van Chinezen in Nederland. En ze wordt opnieuw zwanger, van Christian.
Het huwelijk tussen Gerard-Jan en Mona krijgt door haar talloze activiteiten en haar kennismaking in 2004 met de gezondheids- en spirituele levensbeschouwing Falun Gong het nodige te verduren. Steeds vaker lijken de standpunten onverenigbaar, omdat Gerard-Jan niet altijd begrijpt wat Mona in Falung Gong ziet. Mona: ‘Falun Gong wil door middel van “waarachtigheid, mededogen en verdraagzaamheid
– de drie pijlers – het goede in de mens nastreven”.’ Gerard-Jan: ‘Ik ben zelf katholiek opgevoed, maar dat heb ik in de jaren zestig helemaal van me afgeworpen. Ik ben niet zo van de religie. Al voel ik me wel beter bij levensbeschouwingen die fi losofischer van inslag zijn. Niet voor niets heb ik me in de jaren zeventig aangesloten bij een politieke partij, D66, die net als ik het libertaire ideeëngoed aanhangt. Dat is ook een levenshouding, en die is niet per se gekleurd door religie.
Als ik met zo’n instelling kijk naar Falun Gong, dan begrijp ik heel goed dat in een land als China, waar elke levensbeschouwelijke overtuiging de grond is ingeboord door het communisme, men nu behoefte heeft aan een oriëntatie, een wereldbeeld, en dat men daarvoor een mengvorm gebruikt van oude Chinese traditionele waarden en normen. Voor de Chinezen, en dat zie ik ook aan Mona, is het absoluut noodzakelijk dat er iets in de plaats komt voor die communistische overtuiging die er letterlijk is ingestámpt.
Op dit punt botsen Mona en ik enorm. Falun Gong huldigt stellingen die als wetmatigheden worden verkocht, vind ik. Ik bedenk zelf mijn regels. Ik ben eigenzinnig, een anarcho-liberaal. Ik vind haar in haar neiging naar Falun Gong soms zelfs wat fundamentalistisch. Mona is, als ze ergens mee bezig is, ongelóóflijk daarmee bezig, zeer fanatiek. Het lijkt op dat strenggereformeerde dat we hier vroeger hadden. En dat weten we nu, dat werkt niet. Als je je eigen normen en waarden tot standaard verheft, zet je anderen in de schaduw.’ Mona: ‘Falun Gong is mijn redding geweest. Gerard-Jan heeft daar geen begrip voor, hij vindt het maar niks. Maar door de beoefening van Falun Gong ben ik sterker geworden, rustiger.
Tot aan 2004 heb ik nooit Chinees Nieuwjaar gevierd, maar toen werd ik uitgenodigd bij Chinese kennissen in Rotterdam. Tijdens die nieuwjaarsmaaltijd merkte ik wat ik al die tijd heb gemist. Er werd Chinese muziek gedraaid, hun huis was heel Chinees ingericht, er werd Chinees gekookt, de mensen spraken allemaal Chinees met elkaar: het bleek dat ik het zelfs een beetje verleerd was! Toen belde ook nog mijn vader, om me gelukkig nieuwjaar te wensen. Ik stortte volledig in. Ineens leek alles zo zinloos, waar was ik mee bezig?’
Mona vlucht de straat op, zwerft de hele nacht door Rotterdam tot ze in de ochtend wordt gevonden door Gerard-Jan: Mona’s bezorgde vrienden hebben hem gebeld. Maar de twijfel bij Mona is gezaaid. ‘Ik werd ineens met mijn neus op de feiten gedrukt. Ik ben een Chinese, maar ben ik nog Chinees? Ik spreek Nederlands, maar ben ik een Nederlander? Ik ben dol op Chinees eten, maar eet zelf eigenlijk elke dag uit Albert Heijn. Ik ben een heldin vanwege mijn inzet voor de Chinezen in Nederland, ook in de ogen van de Chinese regering, maar anderzijds word ik nog steeds bedreigd door de Chinese geheime politie.’
Ineens miste ze haar moeder. ‘Ik had mijn ouders zo lang niet gezien, en ik dacht: ik ga naar China. Als een klein meisje ga ik naar mijn vader en moeder. Met een groepje Nederlandse idealisten heb ik vervolgens die reis gemaakt. We zouden kinderen op het platteland gaan helpen, scholen stichten. Ze hadden mijn boek gelezen, dus ze wisten met wie ze op pad gingen. Ze hadden kunnen weten dat het misschien problematisch of zelfs gevaarlijk zou kunnen zijn om met mij naar de Volksrepubliek te gaan.
Ik kwam in de Chinese gevangenis terecht. In het vijfsterrenhotel waar we verbleven, werd ik ontvoerd door de geheime politie toen ik alleen in de lift stond. Ik kon geen contact opnemen met de buitenwereld en werd meegenomen naar een geheime gang in het hotel. De geheime politie heeft overal ondergrondse onderkomens en verdwijntunnels. Ik werd meegenomen naar een buitenwijk, zo’n lelijke plek. Dat is hun truc, niemand weet waar je bent gebleven. Ze wilden mij bang maken. Ik hoorde vanuit de kamer naast de mijne het geluid van zweepslagen, wel tweehonderd. Maar ik hoorde niemand gillen. Ze laten je de klappen horen om je te intimideren.’
In Nederland verneemt Gerard-Jan van de verdwijning van zijn echtgenote. ‘Dat is dan weer typisch Mona met haar Chinese mentaliteit. Zij wil iets, en dan gebeurt het ook. En dat zij dan gevaar loopt, neemt ze op de koop toe. Ze is hondsbrutaal, lacht iedereen toe die haar in de weg loopt en als dat problemen thuis oplevert of waar dan ook, dan moet dat maar. Geen discussie over mogelijk. Dat is voor mij als echtgenoot en vader van de kinderen wel moeilijk.
Zelf zal Mona wel zeggen dat ze “iets” rekening houdt met ons, maar geloof er niets van! Ik moest dus ook via via horen dat ze was gearresteerd en dat ze een enorm risico heeft gelopen. Dat is voor mij moeilijk te verteren, want ik moet wel met vier kinderen verder. Daarin verschillen we ook: een westerling belijdt zijn idealen met de mond. Maar zij vindt het volstrekt normaal om op een reis door China dat “bijbeltje” noem ik het maar even van de Falun Gong bij zich te hebben, terwijl de meeste verstandige westerlingen zouden denken: ik laat het deze keer maar thuis. Ze heeft zichzelf en de groep toen in heel grote problemen gebracht, is in de donkerste kerkers belandt, waar alle Falun-Gongaanhangers in China nu eenmaal terechtkomen.
Het is een wonder dat ze is vrijgelaten. Ik heb erg mijn best gedaan om met behulp van de ambassade iets te betekenen. Maar ja, Mona is nog steeds Chinees staatsburger, dat wilde zij per se, dus er was niet heel veel dat ze voor ons konden doen. Het feit dat haar Nederlandse echtgenoot allerlei moeite deed om haar vrij te krijgen, zal de Chinese overheid er wel toe hebben gezet haar toch te laten gaan. En als ik me er dan over beklaag dat ze toch wel heel dom heeft gehandeld door de Chinese overheid zo te tarten… Dat mag niet eens gezégd worden. Inmiddels is Mona daar wel iets genuanceerder in geworden, maar het heeft onze relatie onder grote druk gezet.’
Mona: ‘Nergens in de Chinese wet staat dat je géén Falun-Gongbeoefenaar mag zijn. Het opjagen van Falun Gongmensen is begonnen als een persoonlijke hetze van voormalig premier Jian Zhe Ming, die de Falun Gong verfoeide en alles in het werk heeft gesteld om het de beoefenaars te dwarsbomen. Bij mij was het puur toeval: pas nadat ik was opgepakt, ontdekten ze mijn Falun Gongboekje in mijn handtas.’
* * * 
Mona keert veilig terug in Nederland, maar het gaat tussen haar en Gerard-Jan steeds slechter. Mona: ‘Gerard-Jan wilde dat ik ophield met die politieke verwikkelingen, dat ik mijn idealisme zou laten varen. Er waren steeds meer ruzies. Dat had ook invloed op de jongens. Door de woorden die Gerard-Jan en ik steeds hadden en omdat hij ook steeds zei dat ik moest integreren, dat ik mij moest aanpassen, want we waren in Nederland, had ik erg veel moeite om gezag te houden over die knullen. Ze luisterden op een gegeven moment helemaal niet naar mij, begonnen mij uit te schelden: “Ach jij bent toch maar een Chinees, een poepchinees.” Ik besloot om ze net zo aan te pakken als mijn ouders mij en mijn broers en zussen hebben opgevoed. Ik heb een speciaal rietje gekocht, en ik gaf ze gewoon met het rietje ervan langs. Gerard-Jan vond het vreselijk. Maar hij is zelf een heel strenge vader, hij is geen vriend voor de jongens. Een autoritaire figuur. Eigenlijk is hij Chineser dan ik.
Ondertussen zat ik er wel mee, drie jochies over wie ik geen gezag had omdat ze mij als minderwaardig beschouwden. Op een gegeven ogenblik had ik er echt genoeg van dat ze zo druk waren: ik heb een lang touw gepakt en ik heb ze alle drie vastgebonden. Ze konden geen kant meer op. Het was voor mij de enige manier om ze stil te laten zitten, zodat ze konden horen wat ik tegen hen zei. Toen Gerard-Jan thuiskwam en zag wat ik had gedaan, werd hij verschrikkelijk boos. Dat kon toch niet en dat was mishandeling en dit en dat… Ik antwoordde: “Deze jongens zijn onhandelbaar. Dit is de Chinese manier, míjn manier, om ze wat respect bij te brengen.” Maar het maakte de kloof nog wijder.’
Uiteindelijk besluiten ze uit elkaar te gaan. Mona: ‘Gerard-Jan is weggegaan, ik bleef in ons huis. Dat moest wel, want iemand moest voor de kinderen zorgen en hij is niet zo handig. Hij moest bovendien werken.’ Gerard-Jan: ‘Mona bleef in ons huis in Hintham waar we toen woonden en ik bivakkeerde in een prachtige woning op een dijk aan de Maas. Ik ben daar ongeveer een jaar gebleven. De jongens kwamen natuurlijk heel regelmatig langs, Mona ook wel. Ik had toen net een grote opdracht binnengehaald op Sint Maarten, dus ik had het wel erg druk, maar ik heb die scheiding toch als een groot gemis ervaren. Maar het kon even niet anders. Misschien was het te verwachten: alle Nederlands-Chinese stellen die wij kennen zijn uit elkaar.’
Mona: ‘In die periode ging alles fout wat maar fout kon gaan. Ik was ten einde raad, ik kon alleen nog maar huilen. Op een gegeven moment werd ik gebeld, het was een Chinese vriend van Gerard-Jan en mij, een operazanger die een tijdje in Nederland heeft gewoond en mijn zangleraar is geweest, maar inmiddels weer was teruggegaan naar Peking. Hij belde daarvandaan om te vragen hoe het met mij ging, toen heb ik hem alles verteld, dat ik die nacht zes uur aan één stuk door heb gehuild. Zes uur!’
Mona slaat uit frustratie thuis de boel kort en klein, ze wil niemand meer zien, ook Gerard-Jan niet. De Chinese zangleraar belt nu elke dag en hoort haar boutades tegen die rot-Hollanders aan. Mona: ‘Hij riep: “Ik kom naar je toe, ik kom je helpen met muziek!” Dus hij kwam uit Peking gevlogen, regelrecht naar mij.
Ik werd daar heel blij van: we spraken Chinees met elkaar en ook het zingen maakte mij gelukkig. Hij kookte Chinees eten voor mij, dat is Gerard-Jan nooit gelukt. Die kookte nóóit. Chinese mannen koken juist heel vaak. Eindelijk had ik een Chinese kameraad. Tegelijk ziet hij er niet uit als een Chinees, hij is dik, een soort Pavarotti, met krullend haar. Hij spreekt geen westerse talen maar zingt in het Duits, in het Russisch, hij heeft ook bij de Peking Opera gezongen en hij was als speciale wisselstudent toegelaten tot het conservatorium in Utrecht. Ik dacht: zo’n speciale man, en die kookt voor míj. Hij liet mij me gang gaan, hij was netjes, hij ruimde op, hij was zorgzaam. Een keer moest ik ergens naartoe, en deze man knoopte mij een sjaal om, tegen de kou.
Dat was zo’n liefdevol gebaar, ik werd daar zó gelukkig van. En toen werd ik echt verliefd op hem.
Heel vaak hebben Chinese vrouwen het idee dat westerse mannen beter zijn in bed. Maar dat is niet gezegd. Chinese mannen beginnen met de liefde te bedrijven al aan tafel. Een bepaalde manier van praten, van kijken… Chinezen zijn serieus daarmee bezig. Die bouwen spanning op. Seks tussen Chinezen is alsof het mist. Ze zijn veel subtieler. De westerling, dat is echt bumsen. Mannen moeten hier altijd met kracht te werk gaan. Dat is een valse gedachte. Chinezen zijn veel subtieler, hebben veel aandacht voor de vrouw. Mijn zangleraar bijvoorbeeld pakt tijdens het eten de lekkerste dingen van de schaal, maar legt die op mijn bord.
Sinds ik uit de gevangenis was gekomen, verlangde ik ernaar nog een keer zwanger te worden. Maar niet van Gerard-Jan. Ik wilde scheiden. En ik wilde een meisje, een Chinese dochter. Ergens wist ik dat ik die zou krijgen. Toen ik zwanger bleek, was het voor de zangleraar een grote schok. Hij dacht dat hij onvruchtbaar was. Hij wilde dat ik abortus zou plegen, maar dat wilde ik niet. Maar hij zei: “Ik kan mezelf niet eens verzorgen, hoe moet dat met een kind? Ik kan dat niet balanceren. Bovendien, je hebt nog drie Nederlandse kinderen en je man houdt heel veel van jou. Ik heb hem gezien, ik heb jullie gezien: je moet met hem verder…”
Ik ben tegen hem uitgevallen: “Je kunt wel zien waarom Chinese mannen in Peking toen die studenten hebben vermoord. Jij bent net zo: er komt een kind dat jij niet kan gebruiken, dus moet ik maar abortus plegen. Dat is gewoon moord weet je, dat is gewoon moord! Hij is uiteindelijk weggegaan. Zo gaat dat tussen Chinezen. Hij werd ijs, een blok ijs. Hij wil nog steeds niets van zijn dochter weten.’
Gerard-Jan: ‘Mona vertelde mij dat ze in verwachting was, maar zoals we dat van haar gewend zijn: het ís zo, ík vond het nuttig en wel hierom en verder geen commentaar. En dan is elke discussie volstrekt buiten de orde. We zaten midden in een echtscheidingsprocedure. Sterker nog, we hadden in feite het laatste gesprek met onze bemiddelaar gehad, we hoefden bij wijze van spreken alleen nog maar te tekenen, toen zei ze: “Ik breek het gesprek af, ik heb er geen trek meer in.” Punt. Dus we gingen naar huis toe, ik naar mijn eigen dijkwoning. Ik moest mijn koffers pakken, ik zou de volgende ochtend vroeg naar Sint Maarten vliegen, toen ze mij belde om te vertellen dat ze zwanger was.’
Mona: ‘Heel lullig, maar ik moest echt verschrikkelijk kotsen. Ik wilde Gerard-Jan niet laten merken dat ik in verwachting was, ik zou het hem pas vertellen als we de scheiding achter de rug hadden. Ik was het ook niet eens met de regelingen die in de scheidingsakte stonden. Ik vond ze niet goed voor de kinderen en bovendien zouden ze voor ons allebei een faillissement betekenen.’
Gerard-Jan: ‘Afijn, ik dus redelijk groggy dat vliegtuig in, ik had acht uur de tijd om na te denken en toen ik landde was ik eigenlijk al aan het idee gewend. We wisten al snel dat het een meisje zou worden. Daar hadden we zelf altijd op gehoopt, maar het was míj blijkbaar niet gegund, ik heb “jongenszaad”. Ja, en nu hadden we er eentje… En wát voor eentje! Ik zag al gelijk toen ze werd geboren: dat is een pittige tante. Intens gelukkig zijn we nu. Dat meisje heeft ons natuurlijk wel geholpen om weer bij elkaar te komen.
Ik zou het héél moeilijk vinden als ik haar niet meer zou kunnen zien, moeilijker dan wanneer een van mijn andere kinderen om wat voor reden dan ook een tijdje zou vertrekken, ik weet niet hoe dat komt. Ze hoort zó bij ons… We hebben haar ook niet voor niets de naam Lucia gegeven: ze schijnt haar lichtje over ons, over onze relatie, ons gezin. Een baken waar je op afkoerst. Wonderbaarlijk.
Natuurlijk heb ik er heel wat keren over moeten slikken. Het is nogal niet niks, het kind van een andere man opvoeden. Maar ik ben nu eenmaal behept met een bovenmatig groot verantwoordelijkheidsgevoel. We waren al in therapie, en daar zijn we mee verdergegaan. We hebben zelfs allerlei cursussen gevolgd. Zoals Mona steeds zegt: “Zelfs onze scheiding is ons niet gelukt.” Dat hoort ook bij ons en vooral bij Mona. En ik heb tenslotte toch zelf gekozen voor een zelfstandige vrouw die zelfstandig door het leven zou gaan, maar we zullen eraan moeten blijven werken natuurlijk.’
* * * 
De Brummers wonen nu in Weelde, net over de grens, in België. Het huis in Hintham werd te klein voor een gezin met vier kinderen. Toen Mona ontdekte dat op dertig kilometer afstand de huizen uitermate betaalbaar waren en ze een grote woning konden kopen, was de keuze snel gemaakt.
Er moet nog wel een en ander worden vertimmerd aan het riante onderkomen – het voormalige adres van een crimineel met een grote weedplantage op zolder –, maar de rust lijkt weergekeerd in het gezin.
Gerard-Jan: ‘We zijn helemaal opnieuw begonnen, en het is dichtbij: als ik hier op een trap ga staan, dan zie ik Nederland. We zijn hier fantastisch warm ontvangen. Mona heeft zich binnen de kortste keren geliefd gemaakt in het hele dorp: via haar openheid, via de kerk en via haar zangoptredens. En ze organiseert ook uitstapjes, dan wordt er zelfs een bus gecharterd en gaat het halve dorp naar een Chinees-culturele avond in Antwerpen bijvoorbeeld.
Mona: ‘We hebben elkaar nog een kans gegeven, we hebben allebei heel veel fouten gemaakt in het verleden, maar het moet slagen. Over liefde hebben we het even niet, het is een opdracht, het móet slagen. Een therapeute heeft ons ervan overtuigd dat scheiden niet de oplossing is voor ons. Zij is heel spiritueel en gelooft net als ik in reïncarnatie. We zouden in een volgend leven opnieuw ruzie krijgen als we er nu niet uit zouden komen. Sindsdien heeft Gerard-Jan ook meer begrip voor Falun Gong. En we hebben nu dat meisje. Als ik Gerard-Jan met haar zie: zo ontroerend. Lucia voelt ons heel erg aan. Ze is echt een zonnetje voor mij, voor iedereen, ook de jongens zijn gek op haar.’
Gerard-Jan: ‘De verhuizing heeft de jongens goedgedaan. Mona en ik hielden er wat betreft opvoeding heel verschillende ideeën op na. Mona is zelf veel strenger opgevoed dan ik, maar sinds ze hier is en ze het communisme heeft afgezworen, vindt ze dat alles maar moet kunnen, ook voor haar kinderen. En dat vind ik dus niet. Ik heb die ellende al eens meegemaakt, in mijn docententijd. Van die kinderen die niet opgevoed waren, nou, dat was dus een rámp. Dus ik ben veel minder toegeeflijk, maar bij Mona is het vaak: als je één keer zeurt, dan niet, maar de tweede keer is het vaak al raak. En bij mij moet je toch minstens wel vijftien keer zeuren. De kinderen maken daar op passende wijze gebruik van, en misbruik. Ze zitten nu op een school in België, en die scholen zijn een stuk strenger dan in Nederland. Als ze hun huiswerk niet hebben gemaakt, krijgen niet alleen zij op hun donder, maar wij, de ouders, ook. Maar ze hebben hun draai gevonden.
Ook met mij gaat het prima. Ik heb mezelf eigenlijk deels “weggereorganiseerd”, nu krijg ik tijd en mogelijk een stipendium om te promoveren. Ook wil ik me vestigen als zelfstandig adviseur op het gebied van bestuur, beleid en politiek. En we krijgen een au pair, dat is ook hard nodig met vier kinderen. Ze komt uit Puerto Rico, maar ze spreekt Engels en ze heeft zelfs enige kennis van het Chinees. Dus Mona vindt het wel interessant om iemand hier te hebben uit wéér een andere cultuur.
We proberen de kinderen ook wat van de cultuur van hun moeder mee te geven. Mona heeft ooit Chinese taalles gegeven in Rotterdam, Benjamin en Jan-Yang zaten daar ook bij. Nou, dat waren de lastigste leerlingen van de klas. Die baalden als een stekker dat ze iets moesten doen, maar langzaamaan komt dat wel. Lucia wordt min of meer tweetalig opgevoed en Jan-Yang heeft veel contact met mijn vader, die bezig is met zijn memoires. Niemand heeft er nog iets van gelezen, behalve Jan-Yang. Mijn vader ziet hem als de fakkeldrager van de familie.’
Denk niet dat Mona nu in rust haar dagen slijt. Ze is actief in de kerk, ze is van plan weer te gaan schilderen – een van de dingen die nog moeten worden verwezenlijkt in hun nieuwe huis is de inrichting van een atelierruimte – ze treedt op als performer van Chinese liedkunst, en ze blijft streven naar meer democratie in China. Samen met onder anderen cabaretier Eric van Muiswinkel voert zij actie tegen de Olympische Spelen die in de zomer van 2008 in Peking worden gehouden. Mona: ‘Ik vind het ’t einde van de Olympische Spelen. Als ik kijk naar de oorsprong, de essentie van de Olympische Spelen… En het is al eerder gebeurd, in 1936, toen ze in Berlijn werden gehouden onder het regime van Adolf Hitler.’
Gerard-Jan: ‘Eerst dacht ik: daar gáán we weer. Maar het hoort gewoon bij Mona. Ze neemt ook alleen maar genoegen met het allerhoogste, in alle opzichten. Zij wil niet praten met een paar beleidsambtenaren, maar vindt dat zij de minister daar persoonlijk over aan zijn jasje moet trekken. En dat lukt haar nog ook. De ministers die ertoe doen, kent ze. Uit alle kabinetten. En ze kan ze zo bellen, of mailen. Wie is dat gegeven? Als buitenlander? En ze nemen haar serieus. Ze komen naar haar toe: “Goh Mona, ik heb je een tijdje niet gezien, niet gehoord, wat vind je eigenlijk van… puntjepuntjepuntje.” En of het nou Rogier van Boxtel is of mevrouw Vogelaar, dat maakt niet uit. Ze kennen haar. Mona heeft ook veel voor haar Chinese landgenoten weten te betekenen via deze ministers. Maar haar manier van handelen heeft me zo nu en dan wel tegen de borst gestuit. Moet je dat nu allemaal zo zwaar aanzetten? Wie ben je?
De Nederlandse cultuur is in mijn ogen een vlakke, platte cultuur. Dat heeft ongetwijfeld te maken met onze geografie. In Nederland mag je wel ambitie hebben, maar je moet het niet laten zien. Mona komt uit een cultuur waarin je – binnen haar generatie in elk geval – alleen maar verder kwam door ongelofelijk je best te doen, in onze ogen bijna streberig bezig was. En als je dat dan bereikte, al dan niet met ellebogenwerk, dan had je het enigszins gemaakt. Mona is iemand die dat in optima forma kan. Wat dat aangaat is ze erg Chinees.’
Mona: ‘Ik heb mijzelf nooit als Chinees getypeerd. Ik kom uit een gebied waar heel veel minderheden wonen. In Peking werd ik betiteld als barbaar. Ik voel me tegenwoordig meer verwant met de Himalaya. Zolang de communistische regering aan de macht is, wil ik niet voorgoed terug, ook al wonen mijn ouders er nog. Communisme is hetzelfde als terrorisme. Vroeger wist ik niet beter, toen vond ik het communisme de ruggengraat van de Volksrepubliek. Maar nu besef ik wat het doet: de menselijke bronnen vernietigen, de cultuur vernietigen. China is een akelig land. Maar het is mijn land. En wat kun je doen? Het enige wat ik kan, is ervoor zorgen dat ik een goed mens word.’
Annet de Groot (Rotterdam, 1965) studeerde sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam. Na veldwerk studeerde zij af op de illegale migratie van (Indiaanse) Mexicanen naar de VS. Ze werkte als redacteur/uitgever voor diverse uitgeverijen.
Sinds 2000 is zij redacteur bij het Algemeen Dagblad. Annet de Groot woont in de Dapperbuurt in Amsterdam-Oost.