Nicoline uit Nederland en Gil uit Israël
SARA VAN GORP
ij is ex-militair, zij ex-kraker. Hij vurig
in discussies, zij genuanceerd. Hij voelt zich de oermens die een
geit zou kunnen slachten, zij snakt naar cultuur. Vrienden verbazen
zich erover dat ze nog samen zijn, voor hen is de
vanzelfsprekendheid van hun liefde groot. Hoe overbruggen ze de
verschillen, hoe leven ze de liefde?
Nicoline – Nikki –Vink (36) en Gil – Gilli
–Yitshaki (35)
10 jaar samen, dochter Daria (1)
Zij: Setdresser voor films. Opgegroeid in een klein dorp in Nederland. Veel gereisd, geleefd in vele kraakpanden.
Hij: Freelance decor- en evenementenorganisator. Opgegroeid in een tumultueus middenklassegezin in Israël. Zes jaar in het leger gezeten. Psychologie gestudeerd in Amsterdam.
Samen: een huis gekocht in Amsterdam-Noord dat ze eigenhandig verbouwen. Een huis, een kind, honden – bourgeois, vinden ze. Geen spontane last minute-reizen meer, maar wel veel geborgenheid én gepassioneerde ruzies.
De formatie van een relatie Afrika 2005
10 jaar samen, dochter Daria (1)
Zij: Setdresser voor films. Opgegroeid in een klein dorp in Nederland. Veel gereisd, geleefd in vele kraakpanden.
Hij: Freelance decor- en evenementenorganisator. Opgegroeid in een tumultueus middenklassegezin in Israël. Zes jaar in het leger gezeten. Psychologie gestudeerd in Amsterdam.
Samen: een huis gekocht in Amsterdam-Noord dat ze eigenhandig verbouwen. Een huis, een kind, honden – bourgeois, vinden ze. Geen spontane last minute-reizen meer, maar wel veel geborgenheid én gepassioneerde ruzies.
De formatie van een relatie Afrika 2005
il Yitshaki: ‘We hebben onze relatie op de
spits gedreven in Afrika, na acht jaar samen. Mijn cadeau aan
mezelf als vers afgestudeerd psycholoog was een reis naar
Timboektoe. Zes maanden met Nikki, de honden en een oude auto. Een
auto die beklemmend werkte: onze verschillen waren bijna
onoverbrugbaar.
Het was de formatie van een relatie, wie zijn
wij en hoe gaan we verder. Totaal onverwacht. Onze liefde kan de
wereld aan, het kan niet misgaan, dat dachten we. Maar het ging
mis, de ruzies waren hels. In Spanje was het nog leuk en aardig, in
Marokko ook. Mauritanië in, daarna de schitterende Sahara. We
kwamen in de Sahel-landen. Niet mooi, wel bruin, zanderig, ineens
was het niet meer aangenaam. Veertig graden overdag, negenendertig
graden ’s nachts. Nachten waarin we zo ver mogelijk van elkaar af
sliepen, vanwege de hitte. Hijgende, stinkende honden achterin,
verschroeiende hitte.
Op de snelweg kun je linksaf, rechtsaf, maar in de Sahel had je eindeloos veel mogelijkheden met al dat zand. En ik had altijd het idee dat mijn mogelijkheid beter was. Ik ben een héél slechte bijrijder, heb een grote mond. Nikki ontplófte. Sta je met z’n tweeën midden in de woestijn te schreeuwen.
We gingen niet terug, omdat ik een oermens ben, eigenlijk. Mijn grootouders komen uit Jemen, ze hebben in de bergen geleefd. Ik zou zelfs kunnen jagen, op een geit, een krokodil als het nodig is, slachten ook. De hemel om onder te slapen, een ronkende dieselmotor, ik voelde me echt een man! Ruiger en ruiger werd ik, zelfontplooiing telde niet meer; eten, slapen, leven, dat was alles. Lief en teder zijn, ik raakte het kwijt. Ik ben toch al geen man van de zoentjes, van het eindeloos strelen van de huid, fluisteren “jij bent lief”. Mijn tederheid zit in afspraken nakomen, de hond uitlaten als Nikki er geen zin in heeft. De heftigheid die er in Afrika uitkwam, zit nog in onze relatie, heftig en harmonieus tegelijk, strijdlustig ook. En doelgericht, we gaan samen ergens heen, dat maakt dat we tegenslagen aankunnen, samen.’
Nicoline Vink: ‘Het was explosief in de auto. Als ik daar, op dat moment, de kans had gehad, had ik het direct uitgemaakt en Gil nooit meer willen zien. Zó ontzettend boos. Hoe hij me kon afzeiken. Terwijl we samen een avontuur aan het beleven waren, was het enige wat hij kon doen, mij afzeiken. En dan niet één keer maar elke dag opnieuw. Maar tijdens die verschrikkelijke ruzies in de Sahel was er geen vliegtuig om in te stappen.
Terwijl Gil steeds meer de oermens werd, verlangde ik naar beschutting. Buiten de dorpen was het de natuur die je aanviel en in de dorpen was het de niet-aflatende aandacht van mensen. Ik snakte naar cultuur. Naar een plek om te blijven, de wereld te zien vanuit de veiligheid van mijn perspectief. Na zes maanden vertrok ik naar Nederland. Kon hij de oermens uithangen en ik naar mijn moeder die chemotherapie kreeg.’
De gedeelde vrijheid India, van New Delhi naar Nepal 1997
Nicoline: ‘Gil zag ik voor het eerst in het Navrang Hotel, een heel low budget backpackers-hotel. Ik klopte op zijn deur: ‘Do you mind if I listen to the music?’ Westerse muziek had ik al heel lang niet gehoord, drie maanden had ik in m’n eentje rondgereisd in India. Een wazige nacht was het, veel mensen op de kamer. Gekust hebben we niet, dat kwam pas weken later, samen rondreizend op de motor.
Als iemand me daar in India had gezegd dat Gil en ik na tien jaar nog steeds samen het geluk, de saamhorigheid en het vertrouwen zouden delen, had ik het niet geloofd. Ik dacht er niet eens over na, was niet op zoek naar één man, naar de grote liefde. Dat het dat is geworden, is een verrassing. Van dag tot dag leefden we, zonder al te veel toekomst, zonder al te veel verleden. Gil en ik waren aan elkaar vastgeplakt, het was het moment, wat daarna kwam, bestond niet. We leefden in de cocon die we zelf hadden gecreëerd. Gedeelde vrijheid, dat was het.’
Gil: ‘Eerst reisden we met z’n vieren, met Kekke, een Engelse Indiër, zwaar in de war en op zoek naar z’n roots. En Lyle, een Australische heroïnejunk, een grappige en wijze gast. We waren een bizar reisgezelschap. Sliepen altijd op één kamer, met z’n vieren in één bed. Na een paar weken sliep Nikki bij mij. Het was raak. Ik weet niet of het liefde was, het was toen al volkomen vanzelfsprekend om haar vlak naast me te hebben, ja, dat was het. Ik versierde haar niet, geen trucjes, niet de hele macho-mikmak. Bij haar voelde ik me lekker. Er was een connectie tussen ons ook al hadden we meer verschillen dan overeenkomsten, en nog.
Zoals de meeste Israëli’s ging ik vers uit het leger naar India. Volgens mij ben ik in India in totaal vijfenveertig minuten niet stoned geweest. Ontdekken en de reis als doel. Zes jaar en zes dagen heb ik in het Israëlische leger gezeten, de meest verrijkende periode van m’n leven. Op m’n eenentwintigste bestuurde ik schepen van driehonderd miljoen euro, met tweeëntwintig was ik commandant van zestig mensen, verantwoordelijk voor zoveel levens. Ouders legden het lot van hun kind in mijn handen. Zou ik stomme beslissingen nemen, dan kwamen hun kinderen niet naar huis, of ze raakten verminkt. Soms voelde ik me als een vader. Ik zat toen wel in een soort egotrip, die is geëindigd in India. In Nepal eigenlijk, bij een motorongeluk. Ik dacht tot die tijd dat ik de wereld aankon, dat niets of niemand me wat kon maken, maar kennelijk kon ook ik worden geveld.
Verschillende botbreuken had ik, ik moest maanden revalideren. Nikki kwam er goed vanaf, het was haar stoere periode als Enfi eldmotorbabe. Dat vind ik te gek aan haar: ze is geen gewone vrouw, een coole gast, dat is ze. Voorspelbaar en onvoorspelbaar tegelijk, meteen vanaf het begin al. Het was voorspelbaar dat Nikki het van me zou overnemen, met mij achterop de motor verder zou reizen, maar de mate waarin was zo onvoorspelbaar. Ze besloot de motor in haar eentje terug te rijden naar India. Daarvan was ik enorm onder de indruk. Dezelfde verrassing zie ik nu ze moeder is. Ik wist dat ze het goed zou kunnen, maar niet dat ze zoveel toewijding in huis had, zoveel geduld. Van een roekeloos meisje is ze een vrouw geworden, een leeuwin.’
Het dieptepunt dat een begin was Nederland, Utrecht 1998
Nicoline: ‘Het was een afscheid zonder zeker tot ziens, zonder zicht op toekomst. Gil vertrok op krukken naar Zuid-Afrika om rond te reizen met zijn broer, ik ging naar Utrecht, terug naar het krakersgebeuren. Ik miste Gil, maar had ook het idee dat ik mijn leven weer kon oppakken. Heel verliefd was ik toen ik hem weer zag. In de tussentijd had ik het gevoel gedempt, uit veiligheid. Huisloos was ik, logeerde tijdelijk in een kraakpand waar ik niet wilde zijn. Het was vies, donker, koud, winter. Qua liefde had ik me op een nulbasis ingesteld, geen verwachtingen. Hij belde ineens, na twee maanden: dat hij kwam, naar Nederland, naar mij. Vanaf dat moment woonden we samen, zonder vraag. Toen begon ik wel te denken. Links-activistisch was ik, antimilitaristisch, pacifistisch. Ik wilde niks te maken hebben met politie of militairen, dat was de natuurlijke vijand. Toch heb ik geen moment gedacht: ik wil niks met een ex-militair. Ik vond het ook wel weer grappig dat ik voor zo’n uiterste koos, ik was verliefd. Nu confronteer ik hem er wel eens mee als hij aan het commanderen is, dat ik het absurd vind dat hij zo lang in het leger zat, zoals hij het gestoord vindt dat ik jarenlang in kraakpanden heb gewoond. In die tijd had ik wel zo’n Palestina-sjaal, een paarse, maar ik was niet echt met het Israëlisch-Palestijnse conflict bezig. Dierenbescherming en vrouwenemancipatie zijn onderwerpen waar ik meer mee heb. Extreem politiek bewust ben ik niet, daarom doe ik vaak m’n oren dicht als Gilli vertelt wat er nu weer in de Gazastrook speelt, anders was het misschien allang fout gegaan tussen ons.’
Gil: ‘Ik kreeg weer de rillingen toen ik laatst langs dat kraakpand moest rijden, Noorderstraat 6. Kippenvel. Twee maanden ben ik er geweest, twee maanden te veel. Ik was beland op de donkerste plek van de wereld, een kraakpand in Utrecht. Dichtgetimmerde ramen, vijftien krakers die volledig aan de drugs waren, uitvreters. In die periode ben ik heel labiel geworden, het was te veel, de drugs, het nihilisme. Als ik niet zo stapelverliefd was geweest, was ik meteen vertrokken. Terug naar Israël, de zonnige plek met levenslust. Ook al is het leven daar voor velen hard. Niet voor mij, ik ben opgegroeid in een groot huis waar alles best leuk was, niet rijk, niet arm. De gebeurtenissen in Israël volg ik van dag tot dag en met vrienden heb ik diepgravende discussiesessies waarvoor we ons met artikelen gedegen voorbereiden. Vroeger was ik een gepassioneerd ambassadeur van de Israëlische staat, een zionist, zonder voorbehoud pro-Israël. Nu vind ik het ook erg voor Palestijnen als ze omkomen bij aanslagen, ik denk dan aan de kinderen, moeders, vaders. Ik ben milder sinds ik vader ben. De Palestijnen hebben recht op een eigen staat, maar hoe en wanneer zal de tijd ons leren.
Mijn ijkpunt in die Utrecht-periode was gek genoeg niet Nikki, maar haar hond Donja. Donja, en ook de hond die we later kregen, doen onze relatie heel erg goed. Je hebt verantwoordelijkheid, en een ijkpunt, namelijk het huis. Ook tijdens mijn studie psychologie jaren later in Amsterdam waren ze een anker. Ik zat in een aula met zevenhonderd studenten van wie zeshonderd vrouwen tussen de achttien en tweeëntwintig. Hormonaal gezien raakte ik daarvan in de war. Maar als ik aan het eind van de dag de kroeg in ging, moest ik al gauw naar huis om de honden uit te laten, omdat Nikki kostwinner was in die tijd. Als we ruzies hadden, begon Donja zich ermee te bemoeien, ging ze bij degene staan die het meeste steun nodig had. Daar moet je dan wel samen om lachen, hoe woest je ook bent.’
De keuze waar te wonen Israël 1998
Gil: ‘Na Utrecht kwam Colombia, een reis om de kraakpand-ellende te ontvluchten. Terug in Nederland, in een tochtig, koud Amsterdams huis was de vraag niet of we samen bleven, maar waar we naartoe zouden gaan. Juist in die periode kwam het bericht dat mijn vader was overleden. Joodse rouw duurt dertig dagen. Nikki is na een week terug naar Nederland gegaan, ik bleef. Een emotionele tijd, als oudste zoon is de druk groot. De laatste dag werd de grafsteen onthuld. Juli was het, veertig graden, alles was geel. Geel, dor en droog. Mijn moeder sprak: “Over een paar uur is een periode in ons leven afgesloten, papa is definitief dood. Jullie moeten je weg gaan zoals je van plan was, zijn dood is geen reden om dat te veranderen.” Heel knap van haar. Ik dacht: ik vlieg naar Nederland, naar Nikki. En niet: ik moet er zijn voor mijn moeder. Want ergens ben ik een egoïst. Mijn ouders zijn uit Jemen gekomen om de Joodse droom waar te maken. Ze hebben een hoop ellende meegemaakt in die eerste dertig jaar. En terwijl mijn volk er tweeduizend jaar op heeft moeten wachten om de staat Israël te stichten, vlieg ik na nog niet eens vijfentwintig jaar in dat beloofde land, weg om in Nederland te leven. En met wie? Met een soort van Ariër, een gojse sjikse, een anarchistische atheïst. Mijn moeder zei: “Als jij maar gelukkig bent.” Grandioos.
Want Nederland, daar zouden we blijven. Nikki is zo’n vrije denker, ze doet wat ze wil, niemand heeft daar wat over te zeggen. Heel aantrekkelijk vind ik dat. Haar los kunnen zijn van alles was een van de voornaamste eigenschappen waarop ik verliefd was. Door haar denkwijze heb ik meer ruimte in mijn hoofd. In het Israël waar ik vandaan kom kan dat niet, er hangt een prijskaartje aan de mediterrane gezelligheid. Sociale controle, wat je ook doet, er is altijd iemand die er iets van vindt en meent er een oordeel over te kunnen vellen. Ik wilde Nikki’s vrijheid niet verpesten. En Nederland is een goed land voor mij, nog nooit ben ik aangesproken op mijn ras, op mijn kleur. Ook al ben ik bij theatervoorstellingen en rockconcerten vaak de enige niet-blanke, geinig is dat. Het gaat bijzonder goed met de integratie in Nederland, vind ik. Nu worden de moslims in een hoek gedreven, maar dat zal een fase zijn. Die lul van een Wilders maakt “de islamisering” tot een probleem, wat het niet hoeft te zijn.’
Nicoline: ‘Ik heb overwogen voorgoed naar Israël te gaan. Ik was klaar om te vertrekken, altijd al. Als Gil had gevraagd of ik meeging, had ik het gedaan. Hoofdzaak was met hem zijn. De keuze voor Nederland zal nooit definitief zijn. Ik heb genoeg gereisd om te reizen, zonder doel, maar graag zou ik weer op pad gaan met Gil. Elkaar opnieuw ontdekken, werken in het buitenland. Samen onderweg in een Hymer, zo’n hippe camper, dat zit al heel lang in m’n hoofd. Of leven op een woonboot, flexibele manieren van wonen waarmee je weg kunt. Misschien zou ik op een kleiner oppervlak wel gek worden van Gilli’s chaos, daar word ik soms een beetje neurotisch van.
Nu leven we een leven dat een paar jaar geleden nog ondenkbaar zou zijn geweest. Bourgeois, zegt Gil dan, we zijn verschrikkelijk bourgeois geworden. Een huis gekocht. De zorg voor een kind. Het grote avontuur dat we hadden in India, Afrika en Colombia is er nu echt wel af. Geen spontane last minutes, die belemmering voelen we sterk. Maar met Gil heb ik een heel goed gevoel, het is thuis.’
Kennismaking met het calvinisme Amsterdam 1999
Nicoline: ‘We trouwden, om de verblijfsvergunning, met plastic lichtgevende ringen die het al tijdens de plechtigheid begaven. M’n vader trakteerde op een rondje jenever. Gils moeder kreeg de video te zien. Ze hield hem verborgen voor vrienden, erg als ze het vond dat hij geen uitbundige bruiloft had. Intussen moesten mijn ouders wennen aan mijn keuze, de keuze voor Gil.
Calvinistisch, bescheiden, dat zijn mijn ouders. En als Gilli één eigenschap niet heeft, is het bescheidenheid. Heel vervelend kan dat zijn. Ik heb geleerd dat bescheidenheid een deugd is. Het goede is dat ik door Gil zie dat je jezelf mag prijzen, op een voetstuk zetten zelfs. In het begin knalde het tussen Gil en m’n ouders, waren ze volledig weggevaagd door zijn heftige uitingen. “Tjeezus christus wat een kúttoestand.” Kon hij zomaar roepen, niet echt aardig voor m’n ouders. Ik snap het wel, doe het zelf ook.
Gil is heftig. In het begin dacht ik dat alle Israëli’s zo heftig waren in discussies. Ik begon te merken dat het iets van zijn familie is. Vroeger aan tafel zaten ze nooit een maaltijd met z’n vijven uit, aan het eind was er altijd wel iemand kwaad vertrokken. De liefde is overheersend, maar die heftigheid zit erin. Ook in onze relatie. Er zijn periodes dat we het onderwerp Israël verbannen uit huis. Bij de eerste kop koffi e, met het ochtendnieuws, kan de vlam al in de pan slaan tussen ons. Gil kan behoorlijk grof uit de hoek komen als het om het conflict in Israël gaat, met forse stemverheffing. Slaande ruzie hebben we nooit, maar Gil is heel emotioneel betrokken. Als ik het opneem voor die arme Palestijnen die opgepropt in de Gazastrook zitten, kan hij al kwaad worden en daar word ik weer boos van. Veel etentjes met vrienden eindigden ermee dat Gil met iemand anders in plaats van met mij een forse discussie had. Ik ging soms eerder naar huis, liet twee kemphanen achter.’
Gil: ‘Ik moest wennen aan het Hollandse, het calvinistische. Herinner me nog het kalkoendrama, de eerste Kerst bij Nicoline’s ouders. Ik had al die Amerikaanse films gezien, met grote kalkoenen. En wat zie ik bij het kerstmaal in Lexmond: in de pan dreven twee stukjes kipfi let! Die zou ik zelf bij de gewone maaltijd eten, nu was het voor de hele familie! Als mijn moeder hier is, is het een week lang eetfestijn. Uitbundig, alsof er geen morgen is.
In mijn ogen was het bij Nikki thuis kil, dat calvinisme was beklemmend. In de loop van de jaren heb ik ontdekt dat het schitterende mensen zijn. Ze staan paraat voor je, als het erop aankomt staan zij onze kozijnen te schuren. Ze weten, dit is onze dochter, zij heeft deze keuze gemaakt. Ook al denk ik dat ik hen elke keer opnieuw shockeer met mijn uitspraken. De noordelijke kilheid zie ik ergens ook bij Nikki. Ze is warm, maar ook nuchter. Ik flap er iets uit, ben te heftig, dat is gewoon niet leuk. Nikki denkt eerst na. Vrienden snappen niet dat we samen kunnen leven, zo verschillend als we zijn. Ik heb zeer uitgesproken meningen, Nikki is veel subtieler. Ik vind rust bij haar, onze vaste patronen geven rust. Gelukkig niet honderd procent, er blijft ruimte voor chaos, voor strijdlust.’
De vanzelfsprekendheid Amsterdam, 2008
Gil: ‘Uit elkaar gaan is geen optie. Voor mij niet. Nikki heeft het concept dat je even uit elkaar kunt gaan. Maar als ik twee maanden op eigen houtje leef, ga ik mezelf opnieuw creëren. Ik kan dan net zo goed met een andere vrouw in bed belanden en een halfjaar niet uit dat bed willen komen. Het is als de reclame van Monsterboard: er is altijd een betere baan. Nou, er is ook altijd een betere vrouw, een betere relatie. Soms zie ik andere vrouwen lopen, wauw. Maar wil ik daar even wat leuks mee doen? Wil ik dat eigenlijk, wil ik Nikki kwijtraken, na tien jaar liefde? Het antwoord is een categorisch nee. Omdat ik me thuis voel bij haar, ik geniet er enorm van dat ik thuis met haar kan zijn, mag zijn. Ze is fysiek mooi om naar te kijken. Mooi in haar puurheid ook, geen dubbele agenda. Ze heeft Moeder Theresa-achtige trekken. Met haar goedheid komt ze overal. Ik voel me rein door met haar te zijn, mijn duistere trekken worden geneutraliseerd, mijn heftigheid getemd. Ik ben er nog steeds verliefd op dat zij een ander soort mens is, anders dan ik.
We hebben weinig romantische momenten en veel vanzelfsprekendheid. Te veel misschien. Een tekortkoming van mij is dat ik te veel van die vanzelfsprekendheid uitga. Gewenning is gevaarlijk, dan kan het verlangen komen elders te grazen. Ik ben een alfamannetje, qua passie en lust zeg ik nooit nee. Maar het verandert. Zwangerschap, bevalling, een kind: de fysieke passie neemt af, helaas. Nikki zegt dat er niks aan de hand is als ik een keer vreemdga, maar ik moet er niet aan denken dat zij dat zou doen. Dus ik doe het ook niet. Misschien is het mijn Arabische bezitsbehoefte dat ik het een verschrikkelijk idee vind als ze met een andere man het bed zou delen. Stel dat over nóg tien jaar ons seksleven en libido extreem apathisch is en uitgezakt, misschien kan ik het me dan wel voorstellen.’
Nicoline: ‘Kamelen en kudde, daar zal die bezitsdrang vandaan komen, dat zal nooit overgaan. Hij zal altijd zo bezitterig zijn. Dat is ook vleiend, dat hij zo voor me gaat, dat hij me helemaal voor zichzelf alleen wil. Ik zeg altijd tegen hem dat hij zijn gang kan gaan en dat vindt hij helemaal niet leuk, misschien moet ik dat maar eens aanpassen. Die bezitsdrang heb ik niet van nature, maar het heeft ook iets moois, geborgenheid.
Er is minder ruimte voor lust sinds de geboorte van Daria. Het is jammer, ons seksleven is nu heel saai, de dagelijkse beslommeringen nemen de passie weg. Het was er wel sterk dus het zal ook weer komen, met de tijd. De passie zit meer in het verbale, in spetterende ruzies. Dan kan ik denken, roepen: “Het is afgelopen, ik ga nu weg!” Gil ook. Ik ben vrij kort van geheugen, laat het snel weer van me afglijden. Een grote of minder grote spraakverwarring is meestal de oorzaak, de kern ervan heel onbeduidend. Er is wat gemompeld, de ander heeft het niet gehoord, niet begrepen en dat blijkt dan vier dagen later cruciaal.
Toch is harmonie een woord dat bij ons past, we zoeken altijd het midden op, samen. Hij kan heel lief zijn, wil dat ik naast hem tv kom kijken als ik aan het opruimen ben na een dag ravage met de kleine. Dat vind ik romantisch, knus. Lief vind ik hem als hij zingt voor onze dochter Daria, met zijn gitaar. Ze zitten nu in de David Bowie-fase. Hij kookt heel graag voor me als ik thuiskom na mijn werk. Doet hij onwijs z’n best met verschillende hapjes, de rijke, mediterrane keuken, erg lekker. Zijn doorzettingsvermogen bewonder ik, probeer er een voorbeeld aan te nemen. Ik kijk de kat uit de boom, hij stort zich erop. Gil is slim, daar houd ik van. Ook al kan hij bot zijn in discussies, hij komt wel met goede punten, geeft mij een andere kijk op de zaak. Ik ben er heel erg aan gehecht zijn mening te kunnen vragen, samen beslissingen te nemen. Dat zou ik nooit willen missen.’
Sara van Gorp (34) werkte na studie Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam bij verschillende bladen als (chef)redacteur en schrijft nu voor esta.
Op de snelweg kun je linksaf, rechtsaf, maar in de Sahel had je eindeloos veel mogelijkheden met al dat zand. En ik had altijd het idee dat mijn mogelijkheid beter was. Ik ben een héél slechte bijrijder, heb een grote mond. Nikki ontplófte. Sta je met z’n tweeën midden in de woestijn te schreeuwen.
We gingen niet terug, omdat ik een oermens ben, eigenlijk. Mijn grootouders komen uit Jemen, ze hebben in de bergen geleefd. Ik zou zelfs kunnen jagen, op een geit, een krokodil als het nodig is, slachten ook. De hemel om onder te slapen, een ronkende dieselmotor, ik voelde me echt een man! Ruiger en ruiger werd ik, zelfontplooiing telde niet meer; eten, slapen, leven, dat was alles. Lief en teder zijn, ik raakte het kwijt. Ik ben toch al geen man van de zoentjes, van het eindeloos strelen van de huid, fluisteren “jij bent lief”. Mijn tederheid zit in afspraken nakomen, de hond uitlaten als Nikki er geen zin in heeft. De heftigheid die er in Afrika uitkwam, zit nog in onze relatie, heftig en harmonieus tegelijk, strijdlustig ook. En doelgericht, we gaan samen ergens heen, dat maakt dat we tegenslagen aankunnen, samen.’
Nicoline Vink: ‘Het was explosief in de auto. Als ik daar, op dat moment, de kans had gehad, had ik het direct uitgemaakt en Gil nooit meer willen zien. Zó ontzettend boos. Hoe hij me kon afzeiken. Terwijl we samen een avontuur aan het beleven waren, was het enige wat hij kon doen, mij afzeiken. En dan niet één keer maar elke dag opnieuw. Maar tijdens die verschrikkelijke ruzies in de Sahel was er geen vliegtuig om in te stappen.
Terwijl Gil steeds meer de oermens werd, verlangde ik naar beschutting. Buiten de dorpen was het de natuur die je aanviel en in de dorpen was het de niet-aflatende aandacht van mensen. Ik snakte naar cultuur. Naar een plek om te blijven, de wereld te zien vanuit de veiligheid van mijn perspectief. Na zes maanden vertrok ik naar Nederland. Kon hij de oermens uithangen en ik naar mijn moeder die chemotherapie kreeg.’
De gedeelde vrijheid India, van New Delhi naar Nepal 1997
Nicoline: ‘Gil zag ik voor het eerst in het Navrang Hotel, een heel low budget backpackers-hotel. Ik klopte op zijn deur: ‘Do you mind if I listen to the music?’ Westerse muziek had ik al heel lang niet gehoord, drie maanden had ik in m’n eentje rondgereisd in India. Een wazige nacht was het, veel mensen op de kamer. Gekust hebben we niet, dat kwam pas weken later, samen rondreizend op de motor.
Als iemand me daar in India had gezegd dat Gil en ik na tien jaar nog steeds samen het geluk, de saamhorigheid en het vertrouwen zouden delen, had ik het niet geloofd. Ik dacht er niet eens over na, was niet op zoek naar één man, naar de grote liefde. Dat het dat is geworden, is een verrassing. Van dag tot dag leefden we, zonder al te veel toekomst, zonder al te veel verleden. Gil en ik waren aan elkaar vastgeplakt, het was het moment, wat daarna kwam, bestond niet. We leefden in de cocon die we zelf hadden gecreëerd. Gedeelde vrijheid, dat was het.’
Gil: ‘Eerst reisden we met z’n vieren, met Kekke, een Engelse Indiër, zwaar in de war en op zoek naar z’n roots. En Lyle, een Australische heroïnejunk, een grappige en wijze gast. We waren een bizar reisgezelschap. Sliepen altijd op één kamer, met z’n vieren in één bed. Na een paar weken sliep Nikki bij mij. Het was raak. Ik weet niet of het liefde was, het was toen al volkomen vanzelfsprekend om haar vlak naast me te hebben, ja, dat was het. Ik versierde haar niet, geen trucjes, niet de hele macho-mikmak. Bij haar voelde ik me lekker. Er was een connectie tussen ons ook al hadden we meer verschillen dan overeenkomsten, en nog.
Zoals de meeste Israëli’s ging ik vers uit het leger naar India. Volgens mij ben ik in India in totaal vijfenveertig minuten niet stoned geweest. Ontdekken en de reis als doel. Zes jaar en zes dagen heb ik in het Israëlische leger gezeten, de meest verrijkende periode van m’n leven. Op m’n eenentwintigste bestuurde ik schepen van driehonderd miljoen euro, met tweeëntwintig was ik commandant van zestig mensen, verantwoordelijk voor zoveel levens. Ouders legden het lot van hun kind in mijn handen. Zou ik stomme beslissingen nemen, dan kwamen hun kinderen niet naar huis, of ze raakten verminkt. Soms voelde ik me als een vader. Ik zat toen wel in een soort egotrip, die is geëindigd in India. In Nepal eigenlijk, bij een motorongeluk. Ik dacht tot die tijd dat ik de wereld aankon, dat niets of niemand me wat kon maken, maar kennelijk kon ook ik worden geveld.
Verschillende botbreuken had ik, ik moest maanden revalideren. Nikki kwam er goed vanaf, het was haar stoere periode als Enfi eldmotorbabe. Dat vind ik te gek aan haar: ze is geen gewone vrouw, een coole gast, dat is ze. Voorspelbaar en onvoorspelbaar tegelijk, meteen vanaf het begin al. Het was voorspelbaar dat Nikki het van me zou overnemen, met mij achterop de motor verder zou reizen, maar de mate waarin was zo onvoorspelbaar. Ze besloot de motor in haar eentje terug te rijden naar India. Daarvan was ik enorm onder de indruk. Dezelfde verrassing zie ik nu ze moeder is. Ik wist dat ze het goed zou kunnen, maar niet dat ze zoveel toewijding in huis had, zoveel geduld. Van een roekeloos meisje is ze een vrouw geworden, een leeuwin.’
Het dieptepunt dat een begin was Nederland, Utrecht 1998
Nicoline: ‘Het was een afscheid zonder zeker tot ziens, zonder zicht op toekomst. Gil vertrok op krukken naar Zuid-Afrika om rond te reizen met zijn broer, ik ging naar Utrecht, terug naar het krakersgebeuren. Ik miste Gil, maar had ook het idee dat ik mijn leven weer kon oppakken. Heel verliefd was ik toen ik hem weer zag. In de tussentijd had ik het gevoel gedempt, uit veiligheid. Huisloos was ik, logeerde tijdelijk in een kraakpand waar ik niet wilde zijn. Het was vies, donker, koud, winter. Qua liefde had ik me op een nulbasis ingesteld, geen verwachtingen. Hij belde ineens, na twee maanden: dat hij kwam, naar Nederland, naar mij. Vanaf dat moment woonden we samen, zonder vraag. Toen begon ik wel te denken. Links-activistisch was ik, antimilitaristisch, pacifistisch. Ik wilde niks te maken hebben met politie of militairen, dat was de natuurlijke vijand. Toch heb ik geen moment gedacht: ik wil niks met een ex-militair. Ik vond het ook wel weer grappig dat ik voor zo’n uiterste koos, ik was verliefd. Nu confronteer ik hem er wel eens mee als hij aan het commanderen is, dat ik het absurd vind dat hij zo lang in het leger zat, zoals hij het gestoord vindt dat ik jarenlang in kraakpanden heb gewoond. In die tijd had ik wel zo’n Palestina-sjaal, een paarse, maar ik was niet echt met het Israëlisch-Palestijnse conflict bezig. Dierenbescherming en vrouwenemancipatie zijn onderwerpen waar ik meer mee heb. Extreem politiek bewust ben ik niet, daarom doe ik vaak m’n oren dicht als Gilli vertelt wat er nu weer in de Gazastrook speelt, anders was het misschien allang fout gegaan tussen ons.’
Gil: ‘Ik kreeg weer de rillingen toen ik laatst langs dat kraakpand moest rijden, Noorderstraat 6. Kippenvel. Twee maanden ben ik er geweest, twee maanden te veel. Ik was beland op de donkerste plek van de wereld, een kraakpand in Utrecht. Dichtgetimmerde ramen, vijftien krakers die volledig aan de drugs waren, uitvreters. In die periode ben ik heel labiel geworden, het was te veel, de drugs, het nihilisme. Als ik niet zo stapelverliefd was geweest, was ik meteen vertrokken. Terug naar Israël, de zonnige plek met levenslust. Ook al is het leven daar voor velen hard. Niet voor mij, ik ben opgegroeid in een groot huis waar alles best leuk was, niet rijk, niet arm. De gebeurtenissen in Israël volg ik van dag tot dag en met vrienden heb ik diepgravende discussiesessies waarvoor we ons met artikelen gedegen voorbereiden. Vroeger was ik een gepassioneerd ambassadeur van de Israëlische staat, een zionist, zonder voorbehoud pro-Israël. Nu vind ik het ook erg voor Palestijnen als ze omkomen bij aanslagen, ik denk dan aan de kinderen, moeders, vaders. Ik ben milder sinds ik vader ben. De Palestijnen hebben recht op een eigen staat, maar hoe en wanneer zal de tijd ons leren.
Mijn ijkpunt in die Utrecht-periode was gek genoeg niet Nikki, maar haar hond Donja. Donja, en ook de hond die we later kregen, doen onze relatie heel erg goed. Je hebt verantwoordelijkheid, en een ijkpunt, namelijk het huis. Ook tijdens mijn studie psychologie jaren later in Amsterdam waren ze een anker. Ik zat in een aula met zevenhonderd studenten van wie zeshonderd vrouwen tussen de achttien en tweeëntwintig. Hormonaal gezien raakte ik daarvan in de war. Maar als ik aan het eind van de dag de kroeg in ging, moest ik al gauw naar huis om de honden uit te laten, omdat Nikki kostwinner was in die tijd. Als we ruzies hadden, begon Donja zich ermee te bemoeien, ging ze bij degene staan die het meeste steun nodig had. Daar moet je dan wel samen om lachen, hoe woest je ook bent.’
De keuze waar te wonen Israël 1998
Gil: ‘Na Utrecht kwam Colombia, een reis om de kraakpand-ellende te ontvluchten. Terug in Nederland, in een tochtig, koud Amsterdams huis was de vraag niet of we samen bleven, maar waar we naartoe zouden gaan. Juist in die periode kwam het bericht dat mijn vader was overleden. Joodse rouw duurt dertig dagen. Nikki is na een week terug naar Nederland gegaan, ik bleef. Een emotionele tijd, als oudste zoon is de druk groot. De laatste dag werd de grafsteen onthuld. Juli was het, veertig graden, alles was geel. Geel, dor en droog. Mijn moeder sprak: “Over een paar uur is een periode in ons leven afgesloten, papa is definitief dood. Jullie moeten je weg gaan zoals je van plan was, zijn dood is geen reden om dat te veranderen.” Heel knap van haar. Ik dacht: ik vlieg naar Nederland, naar Nikki. En niet: ik moet er zijn voor mijn moeder. Want ergens ben ik een egoïst. Mijn ouders zijn uit Jemen gekomen om de Joodse droom waar te maken. Ze hebben een hoop ellende meegemaakt in die eerste dertig jaar. En terwijl mijn volk er tweeduizend jaar op heeft moeten wachten om de staat Israël te stichten, vlieg ik na nog niet eens vijfentwintig jaar in dat beloofde land, weg om in Nederland te leven. En met wie? Met een soort van Ariër, een gojse sjikse, een anarchistische atheïst. Mijn moeder zei: “Als jij maar gelukkig bent.” Grandioos.
Want Nederland, daar zouden we blijven. Nikki is zo’n vrije denker, ze doet wat ze wil, niemand heeft daar wat over te zeggen. Heel aantrekkelijk vind ik dat. Haar los kunnen zijn van alles was een van de voornaamste eigenschappen waarop ik verliefd was. Door haar denkwijze heb ik meer ruimte in mijn hoofd. In het Israël waar ik vandaan kom kan dat niet, er hangt een prijskaartje aan de mediterrane gezelligheid. Sociale controle, wat je ook doet, er is altijd iemand die er iets van vindt en meent er een oordeel over te kunnen vellen. Ik wilde Nikki’s vrijheid niet verpesten. En Nederland is een goed land voor mij, nog nooit ben ik aangesproken op mijn ras, op mijn kleur. Ook al ben ik bij theatervoorstellingen en rockconcerten vaak de enige niet-blanke, geinig is dat. Het gaat bijzonder goed met de integratie in Nederland, vind ik. Nu worden de moslims in een hoek gedreven, maar dat zal een fase zijn. Die lul van een Wilders maakt “de islamisering” tot een probleem, wat het niet hoeft te zijn.’
Nicoline: ‘Ik heb overwogen voorgoed naar Israël te gaan. Ik was klaar om te vertrekken, altijd al. Als Gil had gevraagd of ik meeging, had ik het gedaan. Hoofdzaak was met hem zijn. De keuze voor Nederland zal nooit definitief zijn. Ik heb genoeg gereisd om te reizen, zonder doel, maar graag zou ik weer op pad gaan met Gil. Elkaar opnieuw ontdekken, werken in het buitenland. Samen onderweg in een Hymer, zo’n hippe camper, dat zit al heel lang in m’n hoofd. Of leven op een woonboot, flexibele manieren van wonen waarmee je weg kunt. Misschien zou ik op een kleiner oppervlak wel gek worden van Gilli’s chaos, daar word ik soms een beetje neurotisch van.
Nu leven we een leven dat een paar jaar geleden nog ondenkbaar zou zijn geweest. Bourgeois, zegt Gil dan, we zijn verschrikkelijk bourgeois geworden. Een huis gekocht. De zorg voor een kind. Het grote avontuur dat we hadden in India, Afrika en Colombia is er nu echt wel af. Geen spontane last minutes, die belemmering voelen we sterk. Maar met Gil heb ik een heel goed gevoel, het is thuis.’
Kennismaking met het calvinisme Amsterdam 1999
Nicoline: ‘We trouwden, om de verblijfsvergunning, met plastic lichtgevende ringen die het al tijdens de plechtigheid begaven. M’n vader trakteerde op een rondje jenever. Gils moeder kreeg de video te zien. Ze hield hem verborgen voor vrienden, erg als ze het vond dat hij geen uitbundige bruiloft had. Intussen moesten mijn ouders wennen aan mijn keuze, de keuze voor Gil.
Calvinistisch, bescheiden, dat zijn mijn ouders. En als Gilli één eigenschap niet heeft, is het bescheidenheid. Heel vervelend kan dat zijn. Ik heb geleerd dat bescheidenheid een deugd is. Het goede is dat ik door Gil zie dat je jezelf mag prijzen, op een voetstuk zetten zelfs. In het begin knalde het tussen Gil en m’n ouders, waren ze volledig weggevaagd door zijn heftige uitingen. “Tjeezus christus wat een kúttoestand.” Kon hij zomaar roepen, niet echt aardig voor m’n ouders. Ik snap het wel, doe het zelf ook.
Gil is heftig. In het begin dacht ik dat alle Israëli’s zo heftig waren in discussies. Ik begon te merken dat het iets van zijn familie is. Vroeger aan tafel zaten ze nooit een maaltijd met z’n vijven uit, aan het eind was er altijd wel iemand kwaad vertrokken. De liefde is overheersend, maar die heftigheid zit erin. Ook in onze relatie. Er zijn periodes dat we het onderwerp Israël verbannen uit huis. Bij de eerste kop koffi e, met het ochtendnieuws, kan de vlam al in de pan slaan tussen ons. Gil kan behoorlijk grof uit de hoek komen als het om het conflict in Israël gaat, met forse stemverheffing. Slaande ruzie hebben we nooit, maar Gil is heel emotioneel betrokken. Als ik het opneem voor die arme Palestijnen die opgepropt in de Gazastrook zitten, kan hij al kwaad worden en daar word ik weer boos van. Veel etentjes met vrienden eindigden ermee dat Gil met iemand anders in plaats van met mij een forse discussie had. Ik ging soms eerder naar huis, liet twee kemphanen achter.’
Gil: ‘Ik moest wennen aan het Hollandse, het calvinistische. Herinner me nog het kalkoendrama, de eerste Kerst bij Nicoline’s ouders. Ik had al die Amerikaanse films gezien, met grote kalkoenen. En wat zie ik bij het kerstmaal in Lexmond: in de pan dreven twee stukjes kipfi let! Die zou ik zelf bij de gewone maaltijd eten, nu was het voor de hele familie! Als mijn moeder hier is, is het een week lang eetfestijn. Uitbundig, alsof er geen morgen is.
In mijn ogen was het bij Nikki thuis kil, dat calvinisme was beklemmend. In de loop van de jaren heb ik ontdekt dat het schitterende mensen zijn. Ze staan paraat voor je, als het erop aankomt staan zij onze kozijnen te schuren. Ze weten, dit is onze dochter, zij heeft deze keuze gemaakt. Ook al denk ik dat ik hen elke keer opnieuw shockeer met mijn uitspraken. De noordelijke kilheid zie ik ergens ook bij Nikki. Ze is warm, maar ook nuchter. Ik flap er iets uit, ben te heftig, dat is gewoon niet leuk. Nikki denkt eerst na. Vrienden snappen niet dat we samen kunnen leven, zo verschillend als we zijn. Ik heb zeer uitgesproken meningen, Nikki is veel subtieler. Ik vind rust bij haar, onze vaste patronen geven rust. Gelukkig niet honderd procent, er blijft ruimte voor chaos, voor strijdlust.’
De vanzelfsprekendheid Amsterdam, 2008
Gil: ‘Uit elkaar gaan is geen optie. Voor mij niet. Nikki heeft het concept dat je even uit elkaar kunt gaan. Maar als ik twee maanden op eigen houtje leef, ga ik mezelf opnieuw creëren. Ik kan dan net zo goed met een andere vrouw in bed belanden en een halfjaar niet uit dat bed willen komen. Het is als de reclame van Monsterboard: er is altijd een betere baan. Nou, er is ook altijd een betere vrouw, een betere relatie. Soms zie ik andere vrouwen lopen, wauw. Maar wil ik daar even wat leuks mee doen? Wil ik dat eigenlijk, wil ik Nikki kwijtraken, na tien jaar liefde? Het antwoord is een categorisch nee. Omdat ik me thuis voel bij haar, ik geniet er enorm van dat ik thuis met haar kan zijn, mag zijn. Ze is fysiek mooi om naar te kijken. Mooi in haar puurheid ook, geen dubbele agenda. Ze heeft Moeder Theresa-achtige trekken. Met haar goedheid komt ze overal. Ik voel me rein door met haar te zijn, mijn duistere trekken worden geneutraliseerd, mijn heftigheid getemd. Ik ben er nog steeds verliefd op dat zij een ander soort mens is, anders dan ik.
We hebben weinig romantische momenten en veel vanzelfsprekendheid. Te veel misschien. Een tekortkoming van mij is dat ik te veel van die vanzelfsprekendheid uitga. Gewenning is gevaarlijk, dan kan het verlangen komen elders te grazen. Ik ben een alfamannetje, qua passie en lust zeg ik nooit nee. Maar het verandert. Zwangerschap, bevalling, een kind: de fysieke passie neemt af, helaas. Nikki zegt dat er niks aan de hand is als ik een keer vreemdga, maar ik moet er niet aan denken dat zij dat zou doen. Dus ik doe het ook niet. Misschien is het mijn Arabische bezitsbehoefte dat ik het een verschrikkelijk idee vind als ze met een andere man het bed zou delen. Stel dat over nóg tien jaar ons seksleven en libido extreem apathisch is en uitgezakt, misschien kan ik het me dan wel voorstellen.’
Nicoline: ‘Kamelen en kudde, daar zal die bezitsdrang vandaan komen, dat zal nooit overgaan. Hij zal altijd zo bezitterig zijn. Dat is ook vleiend, dat hij zo voor me gaat, dat hij me helemaal voor zichzelf alleen wil. Ik zeg altijd tegen hem dat hij zijn gang kan gaan en dat vindt hij helemaal niet leuk, misschien moet ik dat maar eens aanpassen. Die bezitsdrang heb ik niet van nature, maar het heeft ook iets moois, geborgenheid.
Er is minder ruimte voor lust sinds de geboorte van Daria. Het is jammer, ons seksleven is nu heel saai, de dagelijkse beslommeringen nemen de passie weg. Het was er wel sterk dus het zal ook weer komen, met de tijd. De passie zit meer in het verbale, in spetterende ruzies. Dan kan ik denken, roepen: “Het is afgelopen, ik ga nu weg!” Gil ook. Ik ben vrij kort van geheugen, laat het snel weer van me afglijden. Een grote of minder grote spraakverwarring is meestal de oorzaak, de kern ervan heel onbeduidend. Er is wat gemompeld, de ander heeft het niet gehoord, niet begrepen en dat blijkt dan vier dagen later cruciaal.
Toch is harmonie een woord dat bij ons past, we zoeken altijd het midden op, samen. Hij kan heel lief zijn, wil dat ik naast hem tv kom kijken als ik aan het opruimen ben na een dag ravage met de kleine. Dat vind ik romantisch, knus. Lief vind ik hem als hij zingt voor onze dochter Daria, met zijn gitaar. Ze zitten nu in de David Bowie-fase. Hij kookt heel graag voor me als ik thuiskom na mijn werk. Doet hij onwijs z’n best met verschillende hapjes, de rijke, mediterrane keuken, erg lekker. Zijn doorzettingsvermogen bewonder ik, probeer er een voorbeeld aan te nemen. Ik kijk de kat uit de boom, hij stort zich erop. Gil is slim, daar houd ik van. Ook al kan hij bot zijn in discussies, hij komt wel met goede punten, geeft mij een andere kijk op de zaak. Ik ben er heel erg aan gehecht zijn mening te kunnen vragen, samen beslissingen te nemen. Dat zou ik nooit willen missen.’
Sara van Gorp (34) werkte na studie Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam bij verschillende bladen als (chef)redacteur en schrijft nu voor esta.