Stephan uit Nederland en Aerial uit de Verenigde Staten

PIETER WEBELING

an de liefde verschillen in cultuur overbruggen? Waarom is donker ‘gewoon sexy’? Hoe beladen is de voc-geschiedenis? Stephan Karlas (NL) en Aerial Deneau (VS), een gekleurd en kleurrijk echtpaar uit Amsterdam-Oost, in zeven dialogen: over dubbele minderheden, omgekeerde discriminatie, verslechterde tolerantie en een beetje geloof in de liefde. ‘Even geduld, honey, ik ben niet zo’n Las Vegas driveinbruidje.’

Stephan Karlas (42) is Nederlander, blank en werkt als ticketing account agent bij Lufthansa.
Aerial Deneau (49) is Amerikaan, zwart en is customer account manager bij Diageo, wereldwijd eigenaar van drankmerken als Smirnoff, Bailey’s en Johnnie Walker. Ze wonen samen, in Amsterdam-Oost.

 erial Deneau: ‘Als het gaat om mensen, ben ik kleurenblind. Ik leef niet met blank of zwart. Ik streef ernaar het allerbeste van wie wij zijn naarboven te halen. Van mezelf, maar ook van de ander.’
Stephan Karlas: ‘Liefde overwint cultuur. Bij ware genegenheid tussen twee mensen vallen de verschillen op grond van ras, geloof of afkomst uiteindelijk weg. Daar ben ik van overtuigd. Maar makkelijk is het nooit.’
Stephan: ‘Het eerste moment herinner ik mij nog goed. Die grote, zwarte man... hé, hallo. Het was 5 juni 2001. Ik zag hem bij de deur van Camp Café in Amsterdam, waar veel gays komen. Hij vertrok net. “Waar ga je heen?” vroeg ik. “Ga niet weg. Kom nog wat drinken!”’
Aerial: ‘Ik schrok van zijn directe benadering. Eigenlijk wilde ik liever alleen zijn. Maar ja, die schittering in zijn ogen. Eerlijk, oprecht. Niet fake. Interesting. Ik ben toen toch maar een wijntje met hem gaan drinken.’
Stephan: ‘Een grote, zachte, lieve man vond ik ’t. Een sterke man ook – eentje die mij kon beschermen. Twee maanden daarvoor had ik ’t uitgemaakt met mijn vorige vriend, maar dat weerhield mij niet. Ik ga niet als een treurige Griekse weduwe achter de vetplant zitten.
Die allereerste ontmoeting had weinig om het lijf. We stelden elkaar wat vragen, zo van: wie ben je, wat doe je? “Laten we wat afspreken,” zei ik na een halfuurtje. Hij aarzelde, wilde liever niet. “Jawel,” zei ik, “we spreken wat af.” Haha, ik heb hem echt opgepikt. Twee dagen later zouden we elkaar zien in de lounge van het Pullitzer-hotel. Niet in een gaybar, natuurlijk. Te veel competitie. Zo slim was ik wel.’
Aerial: ‘Hij had toch iets in mij losgemaakt. Ik was nieuwsgierig geworden.’
Stephan: ‘Hij kwam de bar binnenlopen, in een jeans en een witte blouse, en ik dacht: dit is hem. Ik wist het direct: dit is hem. Hij wist het nog niet, hoor.’
Aerial: ‘Het eerste intieme moment was de wijze waarop Stephan over zijn vader en moeder praatte. Hij heeft een hechte band met zijn familie. Die had ik niet. Ik vond dat aantrekkelijk: én een leuke familie, én gay. Dat dat kon. We hebben urenlang gepraat. Daarna maakten we een wandeling langs de grachten.’
Stephan: ‘Met mooi weer – heel romantisch. Niet hand in hand, hoor. Ik ben niet zo hand-in-hand-achtig.’
Aerial: ‘We stonden stil bij een gracht. Ik raakte je schouder. Jij bewoog naar me toe.’
Stephan: ‘Daar stonden we dan. Dicht bij elkaar. We zeiden niets. Het was goed.’
II Aerial: ‘In 1993 kwam ik voor het eerst naar Amsterdam – op uitnodiging van Nederlandse vrienden die ik in San Francisco had ontmoet. Ik werd verliefd op de stad. Dat gevoel kan ik moeilijk omschrijven. Het was thuiskomen, ik hóórde hier. Amsterdam is erg mooi en erg oud. Mensen wonen in gebouwen uit de vijftiende en zestiende eeuw, de schoonheid en de geschiedenis worden nog steeds gekoesterd. Fascinerend – voor een Amerikaan. Mijn land is nog zo jong, nog niet eens drie eeuwen oud, begrijp je.
Ook toen vond ik Hollandse mannen, de gays, vrij direct: dit wil ik, wat gaan we doen? In de US is het een spel, de gays draaien meer om elkaar heen. Ik kon het directe wel waarderen. Een jaar later besloot ik naar Amsterdam te verhuizen. Alleen. In die tijd was ik fotomodel; ik deed veel modereportages. Ik had ook een universitaire graad: business administration. In de eerste zes maanden ontmoette ik een jongen die garant voor mij wilde staan. Via een uitzendbureau werkte ik als secretaris voor verschillende organisaties en bedrijven, zoals Bacardi. In die jaren had ik drie serieuze relaties. Dat waren helaas drie grote teleurstellingen. Ik had net besloten dat ik alleen wilde blijven. Toen ontmoette ik Steph.’
Stephan: ‘Ik kende Amerika en de Amerikanen wel. Vóór Aerial was ik al verschillende keren in New York en Miami geweest. Als ticketing account agent bij Lufthansa kan ik goedkoper vliegen. Ik hield van het “snelle leven” daar. Amerikanen vond ik polite, aardig, ze maken makkelijk een praatje. Maar het contact is vaak wel oppervlakkig. Als ik te direct of te opiniated ben, maken ze zich snel uit de voeten. Ik kan daar niet zo mee zitten, eerlijk gezegd. Wat mij ook wel tegenstaat bij veel Amerikanen: de volgzaamheid. Iemand zegt wat en de rest huppelt erachteraan. Maar dat heeft Aerial helemaal niet. Eigenlijk vind ik hem dus geen Amerikaan.’
Aerial: ‘I don’t love America. Ik hou niet van Amerika. Ik hou van mijn vrienden, van fastfood, van winkelen en de service, maar ik hou zeker niet van het nationalisme en de grootheidswaan. Vanaf de lagere school word je gehersenspoeld: het hijsen van de vlag, America is number one, Amerika is de standaard voor alle andere landen. Ik heb dat nooit willen geloven. Ik dacht: Amerika is de wereld toch niet? Waarom moeten we dat zo opkloppen?’
Stephan: ‘We waren bij de Gay Games in Chicago, in een stadion met allemaal opgewonden nichten. Het Amerikaanse volkslied begint te spelen. Al die jongens staan op, met de hand op hun borst. Terwijl gays in veel staten niet worden geaccepteerd! Dat verbaasde me.’
Aerial: ‘Ik bleef zitten. Waarom zou ik gaan staan? What’s the point?’
Stephan: ‘Hij is gay én zwart. Een dubbele minderheid, dus. Dan sta je helemaal ver van het ideaal van de white American boy.’
Aerial: ‘Dat verschil heb ik altijd wel gevoeld. Ik prijs mezelf gelukkig met een moeder die het niet toestond dat wij onze huidskleur aanvoerden als excuus voor lijdzaamheid, afwachten, niet-presteren. Ik kan niet voor mijn broers spreken, maar ik heb haar boodschap goed begrepen. Zij voedde ons op met de gedachte: als je iets echt wilt, kun je het.’
Stephan: ‘San Francisco is gay-city nummer één, daar kunnen we als blank en zwart gay-koppel redelijk goed over straat. Maar in Chicago, in de conservatieve en kerkelijke Midwest, kan dat eigenlijk niet. Dat merk je. Dat voel je. Daar heb ik grote moeite mee.’
Aerial: ‘In Nederland merk ik dat onderscheid nauwelijks. In een grote stad als Amsterdam wonen zoveel verschillende culturen dat een mixed couple niet eens opvalt. Hier mag je zijn wie je bent, dat gevoel heb ik sterk. Heel aantrekkelijk.’
III Stephan: ‘Ik weet niet waarom ik op zwart val. Ik kan natuurlijk zeggen: “Once you go black, you never turn back.” Mijn zusje valt ook op zwarte mannen. Er zit swing in die jongens, dat losse in de heupen
– ik vind donker gewoon sexy. Ze lachen ook veel meer. Als ik even ongegêneerd mag generaliseren: een zwarte man staat welwillender naar de dag.’
Aerial: ‘Ik heb liever blank. Ik vind de kleur van zijn huid mooi: crème, café au lait. Ik val ook op zijn kontje. De meeste Nederlandse mannen hebben een heel mooi kontje. Dat komt van het schaatsen en het fietsen, denk ik.’
Stephan: ‘Van het scháátsen? Niet echt. Ik fiets wel veel. Ik vind het lekker om een grote, zwarte kerel te hebben, maar ik geloof dus niet in de mythe dat bij gays de één het mannetje is en de ander het vrouwtje. Aerial en ik hebben niets met zo’n rolverdeling, ook niet bij seks. Er zijn gewoon veel manieren om de liefde te bedrijven. Ik weet wat ik wil. Het is wel belangrijk dat je aangeeft wat je fijn vindt. Die openheid is er bij ons.’
Aerial: ‘Van culturele verschillen in bed merken we niets. Seks is seks. Dat is universeel. Ook bij gays.’
Stephan: ‘Communicatie, praten, elkaar steunen: dat is voor mij het voornaamste in een relatie. I love you hoeft hij nooit tegen mij te zeggen. Omdat ik het wéét. Dan gaat het om kleine momenten: een hand op mijn been als we in de auto zitten, een omarming, een dansje in de huiskamer.’
Aerial: ‘Ik wéét wel dat Steph van mij houdt, maar ik vind het ook prettig om het te horen.’
Stephan: ‘Hij roept altijd: ik heb minimaal acht huggypoohs per dag nodig. Acht knuffels. Dan zitten we ’s avonds op de bank en hij zegt: “I didn’t have my huggypooh yet.”’
Aerial: ‘Wat ik zoek in de liefde is: een man die mij accepteert zoals ik ben. Gevoelig. Grappig. Onzeker. Verzorgend. Dat gevoel heb ik bij Stephan. Als ik naar huis ga, ga ik naar hem. Maakt niet uit wat voor dag het is geweest – I’m coming home to him. Dat gevoel heb ik lang niet altijd gehad. In de liefde moet je veel kikkers kussen om de prins te vinden. Mijn probleem was: vriendjes probeerden me constant te veranderen. Ze vertelden mij wat ik moest doen. Dat bazige wil ik niet meer. Ik verdien beter.’
Stephan: ‘Ik heb ook verschillende smaken geproefd. Met mijn vorige vriend, een Surinaamse jongen, had ik zeven jaar een relatie. Veel ups en downs. Hij ging vreemd. Ik kon daar niet goed tegen. Het gekke is dat ik wel milder ben gaan denken over ontrouw. Ik vind mezelf niet preuts. Een slippertje kan een keer gebeuren.’
Aerial: ‘Things happen. In San Francisco is de gay-cultuur sowieso veel losser. Ook in een serieuze relatie is het daar de gewoonte dat je van tijd tot tijd andere mannen ziet. Beide partners weten dat van elkaar. Het is heel vrij, maar ook leeg, rusteloos, oppervlakkig. In Amsterdam ben je samen en that’s it.’
Stephan: ‘Kijk, je hebt best darkrooms enzo. Vooral in de Warmoesstraat heb je van die hardcore tenten als de Dirty Dicks, de naam zegt al genoeg. Het is niet zo mijn ding. Aerial hoeft ook niet zo nodig. Anders dan in San Francisco kun je hier ook gewoon leven als gay koppel: wij zijn veel meer geassimileerd in de samenleving. We hebben ook vrienden die niet gay zijn. Dat is een wezenlijk verschil, hoor. In San Francisco heb je op zondag brunches met alléén maar gays. Het is een aparte scene. Als je zoveel mannen op een hoop gooit, op zo’n berg in San Francisco, já, dat wil wel.’
IV Stephan: ‘Voor mijn ouders was het niet echt een verrassing dat ik gay was. Ik ben kind van een Utrechtse volkswijk, opgegroeid in een arbeidersgezin: mijn vader was verkoper bij een bedrijf dat auto-onderdelen verkoopt, mijn moeder is huisvrouw. Ik had al heel jong vrouwelijke maniertjes. Voetballen deed ik nooit, daar had ik een bloedhekel aan. Op school had ik een moeilijke tijd. Vooral op de mavo hebben ze me flink gepest. Schelden, hè. Flikker, homo, miet. Miet, dat vond ik nog het ergste. Mietje werd het dan ook nog. Maar ik had altijd vriendinnen die mij beschermden. Voor hen was ik gewoon Stephan, klaar. Als ze hoorden dat ik gepest werd, was het mis. “Wie zei dat?” Dan gingen die meiden eropaf, dan kreeg zo’n gozer effe een mep. Dat was wel leuk.’
Aerial: ‘Ik kom ook uit een arbeidersmilieu – mijn moeder was verpleegkundige in San Francisco, later Chicago. Als puber op de highschool had ik grote problemen met de Amerikaanse machocultuur. Van m’n veertiende tot mijn zestiende ben ik getreiterd door de aanvoerder van het football-team. Ik werd ook uitgescholden. Voor homo. Faggot. En de groep maar lachen. Zelfs de gymleraar greep niet in – dat vond ik heel erg. Ik leerde mijn aard te verbergen om maar zo min mogelijk op te vallen.’
Stephan: ‘Op mijn zestiende, zeventiende jaar heb ik geworsteld met mijn geaardheid. Ik moest mijn plaats nog vinden, geloof ik. Mijn vader en moeder hebben altijd achter mij gestaan, net als mijn broer en zus. Toch wilde ik hen niet voor het hoofd stoten. Ik bedoel: ik hoefde niet patsboem in een roze jurk over de vloer te komen, als ik die aanvechting al zou hebben. In het begin nam ik ook geen vriendjes mee. Niet uit gêne. Uit respect.’
Aerial: ‘Mijn familiegeschiedenis is beladen. Ik was vijf jaar toen mijn ouders gingen scheiden. Ze probeerden het opnieuw: mijn moeder kreeg mijn tweede broer. Weer een scheiding, wéér een nieuwe poging: mijn moeder kreeg mijn derde broer. Daarna was de breuk defi nitief. Ik had ook nog een ouder zusje dat op haar achtste omkwam bij een brand, en een jonger babyzusje dat stierf aan de gevolgen van een longontsteking. Ik ben vooral opgevoed door mijn moeder. Mijn vader overleed toen ik vijftien was. Ik geloof niet dat hij ooit zou hebben geaccepteerd dat ik “anders” was.
Een vriend zei ooit tegen me: “Als je moeder vraagt of je gay bent, mag je nooit ontkennen.” Dat moment kwam op mijn achttiende. We zaten in de auto, we hadden net boodschappen gedaan in een winkelcentrum. “Are you a homosexual?” vroeg ze. Het woord gay kon ze niet over haar lippen krijgen. Ik zei: “Yes.” Ze barstte in huilen uit en begon zichzelf de schuld te geven. Ik vroeg haar de auto aan de kant van de weg te zetten.
“Kijk naar me,” zei ik. “Ben ik nu groen geworden? Of geel? Blauw?”
Ze keek me aan. “Nee,” zei ze.
“Okay. Dit ben ik. Dezelfde Aerial, jouw oudste zoon. Er is niets veranderd.”
Ze had een paar minuten nodig om te herstellen en haar tranen te drogen. Ze vroeg hoe lang ik al “zo” was. Ik zei: “Ik ben gay sinds ik ’t mij kan herinneren.” Ik hield van jongens. Ik voelde me ook fysiek aangetrokken tot ze. Maar als jongetje van negen, tien jaar wist ik niet wat dat betekende. Later kon mijn moeder mij accepteren. En wat bleek? Haar andere twee zoons waren óók gay!’
Stephan: ‘It’s a bit much, dacht ik toen Aerial mij dit verhaal vertelde. Het is natuurlijk raar en uitzonderlijk – die moeder heeft het wel te verduren gehad. Maar stiekem vond ik ’t ook wel grappig.’
Aerial: ‘Veel mensen denken dat mijn broers en ik heel close zijn. Dat is juist niet zo: we zijn uitermate verschillend. Mijn broers, vijfenveertig en eenenveertig jaar, wonen allebei nog bij mijn moeder in Chicago. Ze hebben nooit de behoefte gevoeld om grenzen te verleggen, om iets te zien van de wereld, om de kwaliteit van hun leven te verbeteren. Ik wel. Ik vermoed dat ze dat zien als een soort verraad.’
Stephan: ‘Toen ik voor het eerst bij zijn familie kwam, was dat een shock. Ik kom uit een Utrechtse familie, dat zijn net Italianen, ze lullen allemaal door elkaar heen. Bij hen was er totaal geen interactie, geen communicatie. Aerial interviewde ze alsof hij Oprah Winfrey was, met lange, moeizame stiltes. Vreselijk. Dus ik ging maar gewoon praten. Als een soort waterval. Let’s see the pictures! Ik zag ze denken: wie is dít? Bij het eten zaten Aerial en ik gewoon met z’n tweeën in de keuken. Eentje zat televisie te kijken, de ander ging naar zijn kamer. Hoezo, family dinner? De middelste broer is helemaal een verhaal apart. Aerial en hij wisselen nog net twee woorden met elkaar: hello en goodbye. Die jongen is echt vreemd.’
Aerial: ‘Asociaal, zul je bedoelen. Die is echt van het getto. Voor hem telt ook de black thing. Stephan is een blanke, dat vond hij een probleem.’
Stephan: ‘Tja, die vorm van “omgekeerde discriminatie” bestaat ook. Ik heb wel vaker ervaren dat zwarte mensen mij niet accepteren. Wonderlijk. Omdat ik zelf niet zo denk.’
Aerial: ‘Toen ik na drie maanden voor het eerst bij Stephan thuis kwam, was het ook een shock. Ik was zenuwachtig, dat meeting the parents-ding vond ik eng. Het bezoek was formeel, maar zijn ouders waren heel aardig. Warm and nice.’
Stephan: ‘Ik had hem een tijdje verborgen gehouden. Op een dag zette Aerial mij en mijn zus af bij het huis van mijn ouders. Mijn moeder had net een operatie gehad; ik wilde haar niet lastigvallen met een nieuwe liefde. Ze zag Aerial in de auto zitten. “Wie is die jongen?” vroeg ze. Mijn zus zei: “O, een vriend van mij.” Vervolgens keek m’n moeder míj aan en zei: “Je kunt hem de volgende keer gewoon mee naar binnen nemen.” Die wist dus allang hoe het zat. Moeders belazer je niet.’
Aerial: ‘Ik had meteen goed contact met haar.’
Stephan: ‘Ze is gek op Aerial. Leuk om te zien: dat kleine Utrechtse volksvrouwtje dat zich ontfermt over die grote, zwarte, Amerikaanse man. Ze neemt het altijd voor hem op – heel beschermend is ze. Omdat mijn moeder zijn geschiedenis kent. Haar kennende wil ze de liefde geven die Aerial in zijn jeugd heeft gemist. De liefde van een familie. Ze wil voor hem de moeder zijn die hij nooit heeft gehad.’
V Aerial: ‘Is liefde de oplossing voor intolerantie tussen verschillende bevolkingsgroepen? Ik denk: ja. Voor een groot deel wel. Ik geef Steph gelijk als hij zegt dat liefde de verschillen in cultuur kan overbruggen.’
Stephan: ‘Laat ik daar één kanttekening bij maken: religie kan bij internationale relaties een groot probleem zijn. Omdat godsdiensten vaak weinig verdraagzaam zijn. Bij ons speelt het niet, hoor. Ik ben katholiek opgevoed, maar niet gelovig. Aerial is boeddhist, hij mediteert, maar ook in spiritueel opzicht is hij heel ruimdenkend. God of Allah staat niet tussen ons in.’
Aerial: ‘Ik blijf bewondering houden voor het multiculturele Nederland, maar ik heb in de afgelopen jaren ook gezien dat de tolerantie naar Turken en Marokkanen minder is geworden. Dat is jammer. We leven op één planeet. Wie waar woont, maakt niets uit.’
Stephan: ‘Pim Fortuyn heeft de problemen van onze gemengde samenleving bespreekbaar gemaakt, kun je zeggen. Hij sliep als gay soms zelf met Marokkanen. Toch heb ik nooit op Fortuyn gestemd. Ik had niet zoveel met die man. Hij was fel gekant tegen de instroom van allochtonen, terwijl ik toevallig samen ben met een allochtoon, begrijp je.’
Aerial: ‘In onze buurt, Amsterdam-Oost, merken we weinig van homohaat, maar soms hebben we daar wel mee te maken. Mij laten ze met rust. Ik ben te groot en ook allochtoon. Steph moet ’t wel eens ontgelden.’
Stephan: ‘Ik voel me wel eens bedreigd, ja. Dan roepen ze homo of flikker naar je. De tolerantie is echt verslechterd, de laatste jaren. Soms ben ik zo pissig dat ik terugscheld: “Vuile kutmarokkaan!” Maar als ze met z’n vijven zijn, kijk ik wel uit. Weet je wat ik onbegrijpelijk vind? Dat een minderheidsgroep die zelf gediscrimineerd wordt een andere minderheidsgroep met de nek aankijkt.
Ik moet wel zeggen: in dit deel van Oost, de Watergraafsmeer, valt het erg mee. Ik zeg tegen iedereen gedag. Onbekend maakt onbemind, hè. Mijn moeder zei altijd: “Goeiemorgen en goeienavond kosten niks.” Stel dat Aerial en ik in een dure wijk in Amstelveen zouden wonen. Ik geloof dat we daar méér met de nek aangekeken zouden worden dan hier. Maar natuurlijk: er zijn problemen. Maar dan vooral verderop, in de Indische buurt. Daar is meer oudbouw, daar woont meer één bevolkingsgroep, vooral Marokkanen. Die mensen zitten opgepropt op elkaar, er is weinig te doen... Hoe dan ook: ik hoop vooral dat Aerial en ik een voorbeeld kunnen zijn voor mensen. Dat jongeren zien: “O, blank en zwart samen, zo kan het dus ook.”’
VI Stephan: ‘Een paar maanden na onze eerste ontmoeting kwam Aerial bij mij wonen. Constant met die weekendtassen in de weer, dat werkte gewoon niet. In die eerste tijd waren we zo verliefd dat we weinig van de living room hebben gezien, zal ik maar zeggen. Maar hij begon al snel dingetjes te veranderen. Bank opzij, tafel tegen de muur, nieuwe spullen van hem... Shit, dacht ik, mijn territorium gaat naar de klote! Toch moet ik zeggen: de overgang is heel goed gegaan. We passen gewoon bij elkaar.’
Aerial: ‘Hij praat veel. Ik luister.’
Stephan: ‘Als ik hittepetitterig ben, tatatatata, is hij de enige die mij rustig kan krijgen. Dan vraagt hij: “Waar gaat het nou om? Wat zit je dwars?” Hij prikt dwars door mijn onrust heen. Heel knap.’
Aerial: ‘Van verschillen tussen de Amerikaanse en de Nederlandse cultuur is eigenlijk nauwelijks sprake.’
Stephan: ‘In de keuken merken we het. Vlees is numero uno – Aerial kan hele lappen wegwerken. Popcorn is ook populair. En frisdrank. Liters frisdrank drinkt hij. Vooral cola.’
Aerial: ‘Cola light.’
Stephan: ‘O ja. Ook zo typisch Amerikaans: als ’t maar light is, is het goed.’
Aerial: ‘Mag ik een Nederlandse onhebbelijkheid noemen? Verjaardagen. Die vind ik... oooh, vreselijk. Iedereen zit in een kring met koffie en gebak. Waar komt dat vandaan, die kring? Na het gebak krijg je worst en kaas, daarna chips en pinda’s. Altijd hetzelfde. En de jarige is de hele tijd in de weer! Dat is toch abnormaal?’
Stephan: ‘Verschillen tussen zwart en wit zijn er natuurlijk wel. Ik heb mij enigszins verdiept in de slaventijd. Ik wil begrijpen hoe die geschiedenis nog steeds van invloed kan zijn op de verhoudingen van nu. Aerial is opgegroeid met verhalen over slavernij. Van codes in liedjes die slaven op de plantage zongen, om aan te geven dat er gevaar dreigde.’
Aerial: ‘De roots van mijn familie van vaderskant kan ik herleiden tot Martinique, in de Caraïbische zee. Mijn vaders grootvader was de laatste slaaf. Mijn moeder is een nazaat van Amerikaanse Indianen. Het verleden van de slavernij vormt een deel van mijn identiteit, maar het is niet beladen. Ik zal me er nooit op beroepen. Ik ken ook de Nederlandse voc-geschiedenis. Het is waar: de schoonheid van Amsterdam is mede mogelijk gemaakt door de handel in slaven. Daar zet ik mij gemakkelijk overheen, hoor. It’s history. Ik vind Amsterdam nog even prachtig.’
VII Aerial: ‘Ik zat met Stephan op de bank. Het was zaterdagmiddag, twee uur. Ik keek naar hem, en ik wist het. Heel spontaan. Met jou wil ik trouwen.’
Stephan: ‘Plotseling vroeg hij hoe ik tegen het huwelijk aankeek. Ik zei: “Yes, that’s nice.” Toen viel er een stilte. “Wacht even,” zei ik. “Vraag jij me nu wat ik denk dat jij me vraagt?”’
Aerial: ‘Ja!’
Stephan: ‘Ik schrok even. Wat is dit nu? Eerst wilde hij eigenlijk geen relatie, en nu wilde hij trouwen! Na drie maanden! Ik hoefde niet lang na te denken. Ik gaf hem het ja-woord, maar ik wilde niet te snel. “Even geduld, honey. Ik ben niet zo’n Las Vegas drive in-bruidje. We gaan het gróóts vieren.”’
Aerial: ‘Ik wilde graag getrouwd zijn. Het ritueel van het huwelijk, de gedachte dat je “ja” tegen jouw geliefde zegt... Fantastisch. Het was de mooiste dag van mijn leven – echt waar.’
Stephan: ‘Op 27 september 2002 was het zover. Groom and groom. Twee mannetjes op de bruiloftstaart, een witte en een zwarte. Speciaal besteld, geen probleem. En we hadden een bruidsmeisje van twintig met enorme tieten.’
Aerial: ‘Het was een internationaal feest, met vrienden uit Zwitserland, Schotland, Amerika, Frankrijk, de UK, Duitsland, Suriname. Mijn moeder zei dat ze te bang was om te vliegen. Mijn broers hebben niet eens een paspoort. Het was leuk geweest als tenminste één van hen naar mijn bruiloft was gekomen. Niemand kwam. Waarom niet? Ik was diep gekwetst.’
Stephan: ‘Vrienden hadden voor ons een Bentley met open dak geregeld. Eerst werd ik opgehaald, bij mijn ouders. Ik moest erg huilen. Om alles. Toen gingen we Aerial ophalen, die wachtte bij ons huis. We reden als twee praalhansen door Amsterdam: overal enthousiaste mensen, toeteren, zwaaien vanuit de tram, geweldig.’
Aerial: ‘Zó ken ik Amsterdam.’
Stephan: ‘Na de huwelijksvoltrekking kwamen we het stadhuis uit. We liepen door een haag van vrienden. Ik gaf het bruidsboeket aan mijn moeder. Die barstte in tranen uit. Bij de oever van de Am-stel stonden we even bij te komen. Het was een schitterende dag. Twee moslimmeisjes met hoofddoekjes zwaaiden naar ons. “Hé jongens!” riepen ze. “Wat tof voor jullie. Veel geluk!”’
Pieter Webeling (1965) schrijft al jarenlang interviews voor onder meer Rails, Nieuwe
Revu en de Volkskrant. Hij publiceerde diverse interviewbundels. In het najaar van 2008 verschijnt zijn debuutroman, Veertig dagen.