Carla uit Nederland en Reza uit Iran
RENATE VAN DER ZEE
ij speelde Jozef en zij was Maria in het
kerstspel dat zij als vrijwilligster organiseerde in het
asielzoekerscentrum waar hij als Iraanse vluchteling verbleef. Ze
werden verliefd, maar een relatie durfden ze eerst niet aan. Carla:
‘Ik dacht: deze man komt uit een vrouwvijandige cultuur.’ Reza:
‘Vrienden hadden mij gewaarschuwd voor Nederlandse vrouwen.
Nederland is een vrouwenland, hadden ze gezegd. Ze worden er
geregeerd door een koningin.’
Carla Groen (37) werd geboren in Bleiswijk. Zij
deed de pabo en volgde een opleiding tot zendingswerker in
Engeland. Zij werkte als lerares in onder meer Oeganda en was
actief als jongerenwerker en dramadocente voor een
zendingsorganisatie.
Zij is nu programmamaker voor Family 7, een christelijke digitale televisiezender, en werkt ook in de ouderenzorg.
Mohammed Reza (37) werd geboren in de buurt van Teheran, Iran. Hij studeerde aan de technische school en volgde een universitaire theateropleiding. In Teheran had hij een kledingwinkel en was hij actief als acteur en cabaretier. In 2001 vluchtte hij naar Nederland. Hij heeft nu een schildersbedrijf en werkt daarnaast als acteur, theatermaker en filmmaker. Hij woont samen met Carla en hun zoon Daniël in Voorthuizen.
Zij is nu programmamaker voor Family 7, een christelijke digitale televisiezender, en werkt ook in de ouderenzorg.
Mohammed Reza (37) werd geboren in de buurt van Teheran, Iran. Hij studeerde aan de technische school en volgde een universitaire theateropleiding. In Teheran had hij een kledingwinkel en was hij actief als acteur en cabaretier. In 2001 vluchtte hij naar Nederland. Hij heeft nu een schildersbedrijf en werkt daarnaast als acteur, theatermaker en filmmaker. Hij woont samen met Carla en hun zoon Daniël in Voorthuizen.
eza: ‘De eerste keer dat ik Carla ontmoette,
maakte zij mij heel boos. Ik zat als vluchteling in het
asielzoekerscentrum in Voorthuizen en zij kwam daar als
vrijwilliger een kerstspel doen. Ik wilde er graag aan meewerken.
Maar Carla gedroeg zich in mijn ogen heel brutaal.’
Carla: ‘Reza zou Jozef spelen en ik Maria. Maar
er was nog een andere Iraanse jongen die wilde meedoen. Ik wist
even niet welke rol ik hem moest toebedelen en zei voor de grap:
“Misschien kun jij de ezel zijn.” Het was een geintje, maar het
viel helemaal verkeerd.’
Reza: ‘Wij zagen de humor van die opmerking niet in. Zo’n grap, dat kan niet in onze cultuur. Je moet netjes met elkaar praten. Wij hadden ons speciaal keurig aangekleed voor de ontmoeting met Carla en toen zei ze zoiets! Na afloop zei ik tegen mijn vriend: “Ze is een christen, maar ik merk er weinig van.”
Toch wilde ik graag meedoen aan het kerstspel. In Iran was ik een bekende acteur geweest. Ik was gevlucht omdat de geheime dienst mij wilde arresteren vanwege een satire waarin ik de Iraanse rechtspraak had bespot. Na alle verschrikkelijke dingen die waren gebeurd, bood Carla mij eindelijk de kans mijn beroep weer uit te oefenen.’
Carla: ‘Ik vond het bijzonder dat hij zo graag wilde meedoen. Dus kwam ik naar de caravan waarin hij woonde om te repeteren. Een ballon deed dienst als Maria’s zwangere buik. Dat hij moslim was, daar had ik helemaal niet over nagedacht.’
Reza: ‘Ik was toen al bezig met het christelijke geloof. Een halfjaar daarvoor had een christelijke Iraanse vriend mij uitgenodigd om mee te gaan naar de kerk. Dat was een openbaring. Het was een evangelische gemeente en het leek wel een heilige disco! In Iran was het geloof altijd iets angstigs geweest. In de moskeeën hing een droevige sfeer. Maar in deze kerk was alleen vrolijkheid. Ik voelde me er meteen thuis. Maar ik worstelde ook met dat gevoel.’
Carla: ‘Hij was bang dat God hem zou straffen als hij christen zou worden.’
Reza: ‘Vlak voor het kerstspel heb ik tot God gebeden en gevraagd: laat de woorden die ik straks ga zeggen uit mijn hart komen. Ik was heel erg zenuwachtig, ook omdat het mijn eerste rol in het Nederlands was. Maar tijdens de voorstelling voelde ik dat het helemaal goed was. De volgende dag heb ik besloten christen te worden.’
Carla: ‘We speelden Jozef en Maria, maar verder was er tussen ons helemaal niets. Ik was altijd op mijn hoede in het contact met buitenlandse mannen. Ik had als zendingswerker in Oeganda gewerkt en de mannen daar waren erg opdringerig geweest. Ik hield dus bewust afstand.’
Reza: ‘Mijn hoofd stond helemaal niet naar liefde. Ik had zoveel problemen. Ik was halsoverkop uit Iran gevlucht nadat ik was gewaarschuwd dat de geheime dienst mij wilde oppakken. Mijn vrouw bleef achter. De geheime dienst arresteerde haar en hield haar enkele dagen vast. Daarna wilde zij niets meer van mij weten. Ik weet niet wat ze met haar gedaan hebben, ze heeft er nooit over willen praten, maar ik vermoed dat ze haar hebben gemarteld. Ze hebben haar ook gedwongen van mij te scheiden en ze moest stoppen met haar studie. Ik dacht heel vaak aan haar. Zij had me nog zo gewaarschuwd en ik voelde me erg schuldig tegenover haar.’
Carla: ‘Dat wist ik natuurlijk niet. Ik dacht alleen: met buitenlandse mannen moet je niet te intiem worden anders willen ze meteen van alles. Dus toen Reza kort na het kerstspel bij mij voor de deur stond en vroeg of ik hem wilde helpen met zijn getuigenis voor de doopdienst, sprong bij mij het licht op rood. Waarom stond die jongen nou weer voor de deur? Ik dacht, laat ik meteen maar duidelijk zijn. Dus zei ik: “Ik wil je wel helpen, maar je moet niet denken dat je een relatie met mij kunt beginnen.”’
Reza: ‘Wat was ik boos toen ze dat zei! Ik was door en door beledigd. Ik zei: “Sorry, ik heb zoveel problemen in mijn hoofd, ik heb echt geen ruimte voor dit soort gedachten.” Vervolgens heb ik twee nachten niet geslapen van woede. Ik had er hoofdpijn van.’
Carla: ‘Ik had ook hoofdpijn, want het zat me helemaal niet lekker. Ik heb mijn excuses aangeboden toen we elkaar twee dagen later in de kerk zagen. En kort daarna heb ik hem uitgenodigd voor mijn verjaardag.’
Reza: ‘Toen begon ik haar langzamerhand leuk te vinden. Maar ik begreep de codes van Nederlandse vrouwen helemaal niet. Ik ben opgegroeid in een gesloten land, waar vrouwen en mannen alleen al via de blikken in hun ogen een relatie kunnen hebben. Alles gaat daar stiekem. Als een Iraans meisje vriendelijk tegen je is, betekent dat dat ze iets met je wil. Dus toen Carla mij een kaart stuurde om me te feliciteren met mijn doop, dacht ik dat ik gebeiteld zat. Ik vroeg of ze met mij naar het zwembad wilde en toen ze daarop inging, waren we voor mijn gevoel bijna getrouwd. Ze gaf me haar telefoonnummer en dat zag ik als een geweldige overwinning. Ik had haar telefoonnummer gekregen! En makkelijk ook! In Iran betekent zoiets dat je het helemaal voor elkaar hebt.’
Carla: ‘Bij mij sprong de vonk over toen ik met Reza en bij een Iraanse familie ging eten. Zij hadden een klein dochtertje en Reza speelde zo leuk met haar. Toen ik dat zag, voelde ik dat ik verliefd op hem was. Maar er gingen meteen allerlei alarmbellen rinkelen. Ik had van kennissen en collega’s veel negatieve verhalen over allochtone mannen gehoord. Ik dacht: deze man komt uit een vrouwvijandige cultuur, hij is getrouwd geweest, hij is een vluchteling en kan hier misschien niet eens blijven. Dit kan niets worden. Dus besloot ik het af te kappen. Ik ging met vakantie en toen ik terugkwam, zei ik tegen hem: “Het is beter als we elkaar niet meer zien.”’
Reza: ‘Het regende vreselijk op de dag dat zij dat tegen mij zei. En in die stromende regen moest ik het hele eind terug naar het asielzoekerscentrum lopen. Onderweg kwamen de tranen. Ik vond haar zo lief en zo dapper. Ze was zo actief en zo sociaal. Ze luisterde zo goed naar mensen. Ik vond haar zo goed bij mij passen. Maar zij wilde niet bij mij zijn.’
Carla: ‘Het was een vreselijke worsteling, want ik was smoorverliefd op hem. Hij was zo lief en zo zorgzaam. Zo open, ook. Toen ik hem vroeg wat er met hem was gebeurd in Iran, gaf hij mij gewoon zijn dossier. “Ik kan het niet goed vertellen,” zei hij, “lees het maar, hier staat het allemaal in het Nederlands.” Maar toch geloofde ik niet dat het wat kon worden tussen ons. In mijn wanhoop ging ik naar het bos en bad tot God. Maar net toen ik dacht: het is goed dat ik het heb afgekapt, kwam ik Reza tegen! We liepen elkaar vervolgens op de gekste momenten tegen het lijf. Ik keek uit het raam en dan fi etste hij net langs. Of ik gleed uit met mijn winkelwagentje voor de deur van de supermarkt en plotseling was er een hand die mij hielp. Keek ik op: was hij het!’
Reza: ‘Ik kon er geen genoegen mee nemen dat zij het zomaar afkapte. Dus nodigde ik haar uit om met een collega Iraans te komen eten in het asielzoekerscentrum. Maar ze zei botweg nee. Dat kwetste mij heel erg. Ik zei: “Hallo! Ik ben alleen maar een mens, hoor.” Later sprak ik erover met Annemarie, mijn contactpersoon. Ik vertelde haar dat ik klaar was met Carla en dat ik het misschien beter met een ander meisje kon proberen. Ik had inmiddels een jong Nederlands meisje ontmoet. Maar Annemarie waarschuwde me. Ze zei: “Een jong Nederlands meisje is iets heel anders dan een Iraans meisje van dezelfde leeftijd. Zo’n Nederlands meisje wil misschien maar voor een paar maanden met jou samen zijn, terwijl Carla een serieuze vrouw van tweeëndertig is. Geef haar nog een kans.”’
Carla: ‘Wat Reza niet besefte, was dat Annemarie wist hoeveel ik van Reza hield. Ik had haar namelijk opgebeld en haar mijn hele verhaal verteld. In de hoop dat zij zou zeggen: heel goed dat je het hebt afgekapt. Maar dat zei ze niet. Ze zei: “Waarom probeer je het niet? Hij is zo’n lieve jongen.” Dus stuurde ik Reza een sms of hij toch nog een keer met mij wilde praten.’
Reza: ‘Daar ging ik eerst niet op in. Want ik was in mijn eer aangetast. Als je een Iraanse man beledigt, mag je niet opeens lief tegen hem doen. Maar uiteindelijk ging ik toch naar haar toe.’
Carla: ‘Toen heb ik hem een brief voorgelezen waarin ik beschreef hoe ik worstelde met mijn liefde voor hem.’
Reza: ‘Het had iets heel zakelijks. Ik luisterde netjes naar wat Carla voorlas. Maar innerlijk was ik helemaal in de war. Ze hield toch van mij! Toen ik terugkwam in het asielzoekerscentrum heb ik haar brief nogmaals gelezen, met een woordenboek erbij, zodat ik alle woorden goed begreep. Toen zei ik tegen mezelf: ik denk dat ik nu een relatie met haar heb. Ik was in de hemel!
Mijn vrienden in het asielzoekerscentrum, die alle ontwikkelingen op de voet hadden gevolgd, waren heel nieuwsgierig naar hoe het was afgelopen met Carla. Ik zei niets, maar zette een Iraans liedje op met de tekst: “Ik heb eindelijk gewonnen.” Toen sprongen ze allemaal op en hebben we gedanst van vreugde.’
Carla: ‘Een normale relatie begint wel wat spontaner, dat geef ik toe. Wij hadden elkaar nog niet eens gezoend. Dat kwam pas later, toen Reza kwam helpen met het opknappen van mijn huis. Op een gegeven moment stonden we samen de wc te schilderen, hij in de ene hoek en ik in de andere: de spanning tussen ons was om te snijden. Toen draaide hij zich om en kuste hij mij. Ik ben de tuin in gerend. De emotie werd mij gewoon te veel. Het is misschien moeilijk voor te stellen, maar Reza was mijn eerste man. Ik was eerder wel verliefd geweest en er waren wel mannen op mij verliefd geweest, maar het was nooit wat geworden. Ik ben eigenlijk pas heel laat met leven begonnen. Mijn ouders behoorden tot een kleine groep hervormde mensen die kerk aan huis hielden en dat was een heel hechte geloofsgemeenschap. Binnen die geloofsgemeenschap was het voor mij gewoonweg niet mogelijk me met wereldse zaken zoals vriendjes bezig te houden. Pas toen die club uit elkaar viel, kon ik het leven gaan verkennen. Ik ben toen de pabo gaan doen, heb me aangesloten bij een studentenvereniging en ben verre reizen gaan maken. Ik was toen al drieëntwintig. Dat is heel laat en dat kun je gek vinden, maar zo is het gelopen in mijn leven.’
Reza: ‘Dat ik Carla’s eerste man was, vond ik heel bijzonder. Want niet alleen Carla was bang om een relatie aan te gaan met een Iraanse man, ik was ook bang om iets te beginnen met een westerse vrouw. In Iran had ik geleerd dat westerse vrouwen slecht waren. Vrienden in het asielzoekerscentrum hadden mij ook gewaarschuwd voor Nederlandse vrouwen. Nederland is een vrouwenland, hadden ze gezegd. Ze worden er geregeerd door een koningin. Vrouwen mogen alles doen en mannen moeten hun mond houden. Nadat ik blote vrouwen op het Nederlandse strand had gezien, verkeerde ik in een shocktoestand. Ik was bang dat een Nederlandse vrouw mij snel in de steek zou laten voor een ander. Dat kon ik niet aan, want ik had al zoveel meegemaakt. Maar Carla was helemaal anders. Zij wilde onze relatie zelfs puur houden totdat we getrouwd waren. Dat vond ik goed. Ik wilde haar wensen respecteren. Maar makkelijk was het niet.’
Carla: ‘Wij hadden natuurlijk net als iedereen lichamelijke verlangens. Maar ik vond het zo mooi om te wachten tot het huwelijk. Ik wilde dat vanuit mijn geloofsovertuiging. En Reza kon dat vanuit zijn cultuur goed begrijpen. Het geloof was overigens niet de enige reden. Ik was ook bang me aan hem te geven omdat de toekomst zo onzeker was. Stel dat ik hem zo dichtbij zou laten komen en dat hij na een paar maanden weer weg zou moeten.’
Reza: ‘We waren verliefd, maar we gingen geen romantische tijd tegemoet. Het was een tijd van onzekerheid. Een moeilijke, moeilijke tijd.’
Carla: ‘We konden van elkaar houden, maar dat was dan ook alles. Want verder was er alleen maar de angst elkaar te verliezen. We waren zo bang dat hij teruggestuurd zou worden. Want hij kon niet terug. Hij zou dan verder moeten vluchten, maar kon ik dan met hem mee?’
Reza: ‘Op een gegeven moment kreeg ik een brief van de ind dat ik het land moest verlaten. We waren wanhopig. Ik heb toen onze relatie verbroken omdat ik zag dat het niet goed voor Carla was. Maar zij wilde samen met mij blijven doorvechten.
Uiteindelijk zag ik op internet de naam van het meisje dat samen met mij die satire had opgevoerd. Zij bleek gemarteld en vermoord te zijn. Dat was een vreselijk bericht. Ik voelde mij heel schuldig, want ik was het die haar had gevraagd of ze wilde meedoen. Het bittere was dat haar dood voor de ind het bewijs vormde dat mijn leven in Iran gevaar liep. En zo kreeg ik in december 2004, drie jaar nadat Carla en ik voor Maria en Jozef hadden gespeeld, eindelijk mijn verblijfsvergunning.’
Carla: ‘We konden eindelijk een nieuw leven beginnen. Ik liet aan Reza doorschemeren dat ik graag romantisch ten huwelijk gevraagd wilde worden. En op 14 februari 2005 heeft hij dat gedaan.’
Reza: ‘Ik heb eerst met mensen overlegd hoe ik dat moest aanpakken. Moest ik een cadeau voor haar kopen? Parfum, bloemen, een ring? Hoe ging dat in Nederland? Toen sprak ik met haar af om naar de toren in het Kootwijkerzand te gaan. Dat leek me een mooie plek om haar ten huwelijk te vragen. Maar op de dag zelf was het vreselijk slecht weer en zei ik: laten we maar thuis blijven.’
Carla: ‘Maar ik zette het door, want ik vermoedde allang dat hij me ging vragen en had speciaal een taart gebakken waar “ja” op stond.’
Reza: ‘Dus vroeg ik haar bovenop die toren, in weer en wind. Ik vroeg ook haar vader officieel om haar hand, want dat wilde ze graag. Haar vader vond het leuk. Haar ouders hebben mij vanaf de eerste keer dat ze mij ontmoetten behandeld als een zoon. En dat terwijl ik een onbekende man was, afkomstig uit een moslimland, gescheiden, een asielzoeker met een onzekere toekomst. Toch ontvingen ze mij als een zoon. Dat verbaasde en ontroerde mij.’
Carla: ‘Mijn ouders hebben geen vooroordelen tegenover buitenlanders. Mijn vader heeft vrijwilligerswerk gedaan voor Vluchtelingenwerk en wij hadden thuis altijd vluchtelingen over de vloer. Toch hadden ze wel enige reserve, want Iran heeft echter een slechte naam als het gaat om vrouwenrechten. Maar toen ze Reza leerden kennen, hebben ze hem meteen in hun hart gesloten. Dat was fijn voor mij, want er waren veel mensen in mijn omgeving die me waarschuwden voor een relatie met een Iraniër. Ik had altijd het gevoel dat ik me moest verdedigen, zelfs tegenover mijn beste vrienden. Heb je wel nagedacht over waaraan je begint, zeiden ze dan. Terwijl ik dat juist zo goed had gedaan!’
Reza: ‘Mijn familie in Iran had ook reserves. Westerse vrouwen hebben daar nu eenmaal een slechte naam. Maar toen mijn moeder naar Nederland kwam, zag ze dat Carla niet zo was. Ze zei tegen me: “Ik was bezorgd, maar je hebt een goede vrouw gevonden. Nu kan ik rustig terug naar Iran.”
Carla en ik bouwden ons leven op. Zij maakte kinderprogramma’s voor een digitale christelijke televisiezender en we speelden daar samen in. Ik begon een schildersbedrijf en deed een opleiding aan de christelijke media-academie. Voor mijn eindexamen besloot ik een film te maken over Auschwitz. In Iran wordt beweerd dat de jodenvervolging helemaal niet heeft plaatsgehad, maar mijn vrienden in Nederland vertelden mij dat het wel waar is. Dus ging ik met eigen ogen kijken. Die reis naar Auschwitz was heel indrukwekkend. Ik heb gehuild toen ik daar rondliep. En toen ik terugkwam heb ik weer gehuild, maar dan van geluk. Want toen vertelde Carla mij dat ze zwanger was. Het was zo mooi! We hadden Jozef en Maria gespeeld en nu kwam er een kindje Jezus.’
Carla: ‘We hebben onze zoon Daniël genoemd. Omdat dat een naam is die ook in Iran voorkomt. Hij werd geboren op 1 februari 2007.’
Reza: ‘Een heel slechte datum, want dat is de dag dat Khomeini 29 jaar geleden terugkeerde naar Teheran, wat het begin vormde van de islamitische revolutie. Maar het is ook de dag na de verjaardag van koningin Beatrix. Zo zie ik het liever.’
Carla: ‘De slechte tijden liggen nu achter ons. Maar het is niet zo dat we een compleet zorgeloos leven leiden. Reza is een allochtoon en de mensen hier hebben vooroordelen. We wilden bijvoorbeeld een huis huren in Kootwijkerbroek, maar de huisbaas wees ons af omdat Reza Iraans is. Hij zei: “Als wij jullie nemen, dan mag mijn vrouw hier niet meer op verjaardagen komen.” Ik ben ook wel erg bezorgd geweest om Reza, bijvoorbeeld na de terroristische aanslagen in Madrid en Londen. In die tijd reisde hij veel met de trein en was ik altijd bang dat mensen hem voor een extremist zouden houden.’
Reza: ‘Ik was net in Nederland toen “9/11” plaatshad en toen merkte ik dat de mensen opeens bang voor mij waren. Mijn eerste naam is Mohammed en dat is lastig, want iedereen denkt meteen dat ik moslim ben. Maar ik ben Mohammed R. en niet Mohammed B.! Het is niet leuk om te vertellen, maar ik heb discriminatie meegemaakt. Zo lieten twee meisjes in de trein mij een gebruikt maandverband zien en vroegen mij of ik dat lekker vond. Ik bleef rustig en zei: “Lekker voor jouw vriend, niet voor mij.” Een oudere Nederlandse mijnheer is heel boos op die meisjes geworden. Toen heb ik een nieuw Nederlands woord geleerd: slet. Hij vond het erg dat zij mij discrimineerden. Maar er is een goed Nederlands spreekwoord: ene oor in, andere oor uit. Ik merk dat als mensen mij leren kennen, er helemaal geen problemen zijn. Want ik ben een open mens, geen religieuze fanaticus. Alle klanten van mijn schildersbedrijf zijn Nederlands. De eerste dag moeten ze wennen, daarna vertrouwen ze mij.’
Carla: ‘Reza trekt zich weinig van discriminatie aan, want als mensen hem leren kennen, lopen ze met hem weg. Maar de bezorgdheid die ik om hem voel, is altijd op de achtergrond aanwezig. Het ebt nu een beetje weg, maar telkens als er een terroristische aanslag plaatsheeft, steekt die bezorgdheid weer de kop op. Maar op onze relatie heeft dat geen invloed. Tussen ons groeit steeds meer vertrouwen en we hebben steeds minder woorden nodig om te begrijpen wat de ander bedoelt. Grote misverstanden waren er eigenlijk alleen voordat we een relatie hadden. Reza heeft korte metten gemaakt met al mijn vooroordelen over allochtone mannen. Hij laat mij volledig vrij om de dingen te doen die ik leuk en belangrijk vind. Hij is nooit jaloers. Ik denk dat dat de belangrijkste les is die ik uit deze relatie heb geleerd: je moet elkaar altijd vrij laten.’
Reza: ‘Ik kom uit een liberale familie. Ik wil niet de baas zijn over mijn vrouw. Dat wilde ik Iran ook niet. Maar in Iran was ik wel een andere man dan ik nu ben. Ik was altijd ongeduldig en pessimistisch over de toekomst. In Nederland heb ik geleerd geduldig te zijn. Met dank aan God en de ind, die mij lang heeft laten wachten. En van Carla heb ik geleerd direct te zijn, te zeggen wat ik denk. Ik kom uit een verlegen cultuur, maar in Nederland zeg je gewoon wat je denkt. Dat vind ik heel prettig. Ik heb hier ook geleerd om optimistisch te zijn. Want het is allemaal goed gekomen. En Carla is er altijd voor mij geweest, ook in de moeilijkste tijden. Toen mijn vader doodging, mijn held van wie ik zoveel hield, was zij bij mij. Ik had verdriet, maar ik voelde dat ik niet alleen was. En zo is het altijd gegaan. Deze liefde heeft mij altijd hoop gegeven.’
Renate van der Zee studeerde geschiedenis in Utrecht en begon haar journalistieke carrière bij de Haagsche Courant. Ze werkt als zelfstandig journaliste voor onder meer NRC Handelsblad en Opzij. In 2006 verscheen haar boek Eerwraak in Nederland. Ze is actief in de strijd tegen eerwraak en voor vrouwenrechten in het algemeen.
Reza: ‘Wij zagen de humor van die opmerking niet in. Zo’n grap, dat kan niet in onze cultuur. Je moet netjes met elkaar praten. Wij hadden ons speciaal keurig aangekleed voor de ontmoeting met Carla en toen zei ze zoiets! Na afloop zei ik tegen mijn vriend: “Ze is een christen, maar ik merk er weinig van.”
Toch wilde ik graag meedoen aan het kerstspel. In Iran was ik een bekende acteur geweest. Ik was gevlucht omdat de geheime dienst mij wilde arresteren vanwege een satire waarin ik de Iraanse rechtspraak had bespot. Na alle verschrikkelijke dingen die waren gebeurd, bood Carla mij eindelijk de kans mijn beroep weer uit te oefenen.’
Carla: ‘Ik vond het bijzonder dat hij zo graag wilde meedoen. Dus kwam ik naar de caravan waarin hij woonde om te repeteren. Een ballon deed dienst als Maria’s zwangere buik. Dat hij moslim was, daar had ik helemaal niet over nagedacht.’
Reza: ‘Ik was toen al bezig met het christelijke geloof. Een halfjaar daarvoor had een christelijke Iraanse vriend mij uitgenodigd om mee te gaan naar de kerk. Dat was een openbaring. Het was een evangelische gemeente en het leek wel een heilige disco! In Iran was het geloof altijd iets angstigs geweest. In de moskeeën hing een droevige sfeer. Maar in deze kerk was alleen vrolijkheid. Ik voelde me er meteen thuis. Maar ik worstelde ook met dat gevoel.’
Carla: ‘Hij was bang dat God hem zou straffen als hij christen zou worden.’
Reza: ‘Vlak voor het kerstspel heb ik tot God gebeden en gevraagd: laat de woorden die ik straks ga zeggen uit mijn hart komen. Ik was heel erg zenuwachtig, ook omdat het mijn eerste rol in het Nederlands was. Maar tijdens de voorstelling voelde ik dat het helemaal goed was. De volgende dag heb ik besloten christen te worden.’
Carla: ‘We speelden Jozef en Maria, maar verder was er tussen ons helemaal niets. Ik was altijd op mijn hoede in het contact met buitenlandse mannen. Ik had als zendingswerker in Oeganda gewerkt en de mannen daar waren erg opdringerig geweest. Ik hield dus bewust afstand.’
Reza: ‘Mijn hoofd stond helemaal niet naar liefde. Ik had zoveel problemen. Ik was halsoverkop uit Iran gevlucht nadat ik was gewaarschuwd dat de geheime dienst mij wilde oppakken. Mijn vrouw bleef achter. De geheime dienst arresteerde haar en hield haar enkele dagen vast. Daarna wilde zij niets meer van mij weten. Ik weet niet wat ze met haar gedaan hebben, ze heeft er nooit over willen praten, maar ik vermoed dat ze haar hebben gemarteld. Ze hebben haar ook gedwongen van mij te scheiden en ze moest stoppen met haar studie. Ik dacht heel vaak aan haar. Zij had me nog zo gewaarschuwd en ik voelde me erg schuldig tegenover haar.’
Carla: ‘Dat wist ik natuurlijk niet. Ik dacht alleen: met buitenlandse mannen moet je niet te intiem worden anders willen ze meteen van alles. Dus toen Reza kort na het kerstspel bij mij voor de deur stond en vroeg of ik hem wilde helpen met zijn getuigenis voor de doopdienst, sprong bij mij het licht op rood. Waarom stond die jongen nou weer voor de deur? Ik dacht, laat ik meteen maar duidelijk zijn. Dus zei ik: “Ik wil je wel helpen, maar je moet niet denken dat je een relatie met mij kunt beginnen.”’
Reza: ‘Wat was ik boos toen ze dat zei! Ik was door en door beledigd. Ik zei: “Sorry, ik heb zoveel problemen in mijn hoofd, ik heb echt geen ruimte voor dit soort gedachten.” Vervolgens heb ik twee nachten niet geslapen van woede. Ik had er hoofdpijn van.’
Carla: ‘Ik had ook hoofdpijn, want het zat me helemaal niet lekker. Ik heb mijn excuses aangeboden toen we elkaar twee dagen later in de kerk zagen. En kort daarna heb ik hem uitgenodigd voor mijn verjaardag.’
Reza: ‘Toen begon ik haar langzamerhand leuk te vinden. Maar ik begreep de codes van Nederlandse vrouwen helemaal niet. Ik ben opgegroeid in een gesloten land, waar vrouwen en mannen alleen al via de blikken in hun ogen een relatie kunnen hebben. Alles gaat daar stiekem. Als een Iraans meisje vriendelijk tegen je is, betekent dat dat ze iets met je wil. Dus toen Carla mij een kaart stuurde om me te feliciteren met mijn doop, dacht ik dat ik gebeiteld zat. Ik vroeg of ze met mij naar het zwembad wilde en toen ze daarop inging, waren we voor mijn gevoel bijna getrouwd. Ze gaf me haar telefoonnummer en dat zag ik als een geweldige overwinning. Ik had haar telefoonnummer gekregen! En makkelijk ook! In Iran betekent zoiets dat je het helemaal voor elkaar hebt.’
Carla: ‘Bij mij sprong de vonk over toen ik met Reza en bij een Iraanse familie ging eten. Zij hadden een klein dochtertje en Reza speelde zo leuk met haar. Toen ik dat zag, voelde ik dat ik verliefd op hem was. Maar er gingen meteen allerlei alarmbellen rinkelen. Ik had van kennissen en collega’s veel negatieve verhalen over allochtone mannen gehoord. Ik dacht: deze man komt uit een vrouwvijandige cultuur, hij is getrouwd geweest, hij is een vluchteling en kan hier misschien niet eens blijven. Dit kan niets worden. Dus besloot ik het af te kappen. Ik ging met vakantie en toen ik terugkwam, zei ik tegen hem: “Het is beter als we elkaar niet meer zien.”’
Reza: ‘Het regende vreselijk op de dag dat zij dat tegen mij zei. En in die stromende regen moest ik het hele eind terug naar het asielzoekerscentrum lopen. Onderweg kwamen de tranen. Ik vond haar zo lief en zo dapper. Ze was zo actief en zo sociaal. Ze luisterde zo goed naar mensen. Ik vond haar zo goed bij mij passen. Maar zij wilde niet bij mij zijn.’
Carla: ‘Het was een vreselijke worsteling, want ik was smoorverliefd op hem. Hij was zo lief en zo zorgzaam. Zo open, ook. Toen ik hem vroeg wat er met hem was gebeurd in Iran, gaf hij mij gewoon zijn dossier. “Ik kan het niet goed vertellen,” zei hij, “lees het maar, hier staat het allemaal in het Nederlands.” Maar toch geloofde ik niet dat het wat kon worden tussen ons. In mijn wanhoop ging ik naar het bos en bad tot God. Maar net toen ik dacht: het is goed dat ik het heb afgekapt, kwam ik Reza tegen! We liepen elkaar vervolgens op de gekste momenten tegen het lijf. Ik keek uit het raam en dan fi etste hij net langs. Of ik gleed uit met mijn winkelwagentje voor de deur van de supermarkt en plotseling was er een hand die mij hielp. Keek ik op: was hij het!’
Reza: ‘Ik kon er geen genoegen mee nemen dat zij het zomaar afkapte. Dus nodigde ik haar uit om met een collega Iraans te komen eten in het asielzoekerscentrum. Maar ze zei botweg nee. Dat kwetste mij heel erg. Ik zei: “Hallo! Ik ben alleen maar een mens, hoor.” Later sprak ik erover met Annemarie, mijn contactpersoon. Ik vertelde haar dat ik klaar was met Carla en dat ik het misschien beter met een ander meisje kon proberen. Ik had inmiddels een jong Nederlands meisje ontmoet. Maar Annemarie waarschuwde me. Ze zei: “Een jong Nederlands meisje is iets heel anders dan een Iraans meisje van dezelfde leeftijd. Zo’n Nederlands meisje wil misschien maar voor een paar maanden met jou samen zijn, terwijl Carla een serieuze vrouw van tweeëndertig is. Geef haar nog een kans.”’
Carla: ‘Wat Reza niet besefte, was dat Annemarie wist hoeveel ik van Reza hield. Ik had haar namelijk opgebeld en haar mijn hele verhaal verteld. In de hoop dat zij zou zeggen: heel goed dat je het hebt afgekapt. Maar dat zei ze niet. Ze zei: “Waarom probeer je het niet? Hij is zo’n lieve jongen.” Dus stuurde ik Reza een sms of hij toch nog een keer met mij wilde praten.’
Reza: ‘Daar ging ik eerst niet op in. Want ik was in mijn eer aangetast. Als je een Iraanse man beledigt, mag je niet opeens lief tegen hem doen. Maar uiteindelijk ging ik toch naar haar toe.’
Carla: ‘Toen heb ik hem een brief voorgelezen waarin ik beschreef hoe ik worstelde met mijn liefde voor hem.’
Reza: ‘Het had iets heel zakelijks. Ik luisterde netjes naar wat Carla voorlas. Maar innerlijk was ik helemaal in de war. Ze hield toch van mij! Toen ik terugkwam in het asielzoekerscentrum heb ik haar brief nogmaals gelezen, met een woordenboek erbij, zodat ik alle woorden goed begreep. Toen zei ik tegen mezelf: ik denk dat ik nu een relatie met haar heb. Ik was in de hemel!
Mijn vrienden in het asielzoekerscentrum, die alle ontwikkelingen op de voet hadden gevolgd, waren heel nieuwsgierig naar hoe het was afgelopen met Carla. Ik zei niets, maar zette een Iraans liedje op met de tekst: “Ik heb eindelijk gewonnen.” Toen sprongen ze allemaal op en hebben we gedanst van vreugde.’
Carla: ‘Een normale relatie begint wel wat spontaner, dat geef ik toe. Wij hadden elkaar nog niet eens gezoend. Dat kwam pas later, toen Reza kwam helpen met het opknappen van mijn huis. Op een gegeven moment stonden we samen de wc te schilderen, hij in de ene hoek en ik in de andere: de spanning tussen ons was om te snijden. Toen draaide hij zich om en kuste hij mij. Ik ben de tuin in gerend. De emotie werd mij gewoon te veel. Het is misschien moeilijk voor te stellen, maar Reza was mijn eerste man. Ik was eerder wel verliefd geweest en er waren wel mannen op mij verliefd geweest, maar het was nooit wat geworden. Ik ben eigenlijk pas heel laat met leven begonnen. Mijn ouders behoorden tot een kleine groep hervormde mensen die kerk aan huis hielden en dat was een heel hechte geloofsgemeenschap. Binnen die geloofsgemeenschap was het voor mij gewoonweg niet mogelijk me met wereldse zaken zoals vriendjes bezig te houden. Pas toen die club uit elkaar viel, kon ik het leven gaan verkennen. Ik ben toen de pabo gaan doen, heb me aangesloten bij een studentenvereniging en ben verre reizen gaan maken. Ik was toen al drieëntwintig. Dat is heel laat en dat kun je gek vinden, maar zo is het gelopen in mijn leven.’
Reza: ‘Dat ik Carla’s eerste man was, vond ik heel bijzonder. Want niet alleen Carla was bang om een relatie aan te gaan met een Iraanse man, ik was ook bang om iets te beginnen met een westerse vrouw. In Iran had ik geleerd dat westerse vrouwen slecht waren. Vrienden in het asielzoekerscentrum hadden mij ook gewaarschuwd voor Nederlandse vrouwen. Nederland is een vrouwenland, hadden ze gezegd. Ze worden er geregeerd door een koningin. Vrouwen mogen alles doen en mannen moeten hun mond houden. Nadat ik blote vrouwen op het Nederlandse strand had gezien, verkeerde ik in een shocktoestand. Ik was bang dat een Nederlandse vrouw mij snel in de steek zou laten voor een ander. Dat kon ik niet aan, want ik had al zoveel meegemaakt. Maar Carla was helemaal anders. Zij wilde onze relatie zelfs puur houden totdat we getrouwd waren. Dat vond ik goed. Ik wilde haar wensen respecteren. Maar makkelijk was het niet.’
Carla: ‘Wij hadden natuurlijk net als iedereen lichamelijke verlangens. Maar ik vond het zo mooi om te wachten tot het huwelijk. Ik wilde dat vanuit mijn geloofsovertuiging. En Reza kon dat vanuit zijn cultuur goed begrijpen. Het geloof was overigens niet de enige reden. Ik was ook bang me aan hem te geven omdat de toekomst zo onzeker was. Stel dat ik hem zo dichtbij zou laten komen en dat hij na een paar maanden weer weg zou moeten.’
Reza: ‘We waren verliefd, maar we gingen geen romantische tijd tegemoet. Het was een tijd van onzekerheid. Een moeilijke, moeilijke tijd.’
Carla: ‘We konden van elkaar houden, maar dat was dan ook alles. Want verder was er alleen maar de angst elkaar te verliezen. We waren zo bang dat hij teruggestuurd zou worden. Want hij kon niet terug. Hij zou dan verder moeten vluchten, maar kon ik dan met hem mee?’
Reza: ‘Op een gegeven moment kreeg ik een brief van de ind dat ik het land moest verlaten. We waren wanhopig. Ik heb toen onze relatie verbroken omdat ik zag dat het niet goed voor Carla was. Maar zij wilde samen met mij blijven doorvechten.
Uiteindelijk zag ik op internet de naam van het meisje dat samen met mij die satire had opgevoerd. Zij bleek gemarteld en vermoord te zijn. Dat was een vreselijk bericht. Ik voelde mij heel schuldig, want ik was het die haar had gevraagd of ze wilde meedoen. Het bittere was dat haar dood voor de ind het bewijs vormde dat mijn leven in Iran gevaar liep. En zo kreeg ik in december 2004, drie jaar nadat Carla en ik voor Maria en Jozef hadden gespeeld, eindelijk mijn verblijfsvergunning.’
Carla: ‘We konden eindelijk een nieuw leven beginnen. Ik liet aan Reza doorschemeren dat ik graag romantisch ten huwelijk gevraagd wilde worden. En op 14 februari 2005 heeft hij dat gedaan.’
Reza: ‘Ik heb eerst met mensen overlegd hoe ik dat moest aanpakken. Moest ik een cadeau voor haar kopen? Parfum, bloemen, een ring? Hoe ging dat in Nederland? Toen sprak ik met haar af om naar de toren in het Kootwijkerzand te gaan. Dat leek me een mooie plek om haar ten huwelijk te vragen. Maar op de dag zelf was het vreselijk slecht weer en zei ik: laten we maar thuis blijven.’
Carla: ‘Maar ik zette het door, want ik vermoedde allang dat hij me ging vragen en had speciaal een taart gebakken waar “ja” op stond.’
Reza: ‘Dus vroeg ik haar bovenop die toren, in weer en wind. Ik vroeg ook haar vader officieel om haar hand, want dat wilde ze graag. Haar vader vond het leuk. Haar ouders hebben mij vanaf de eerste keer dat ze mij ontmoetten behandeld als een zoon. En dat terwijl ik een onbekende man was, afkomstig uit een moslimland, gescheiden, een asielzoeker met een onzekere toekomst. Toch ontvingen ze mij als een zoon. Dat verbaasde en ontroerde mij.’
Carla: ‘Mijn ouders hebben geen vooroordelen tegenover buitenlanders. Mijn vader heeft vrijwilligerswerk gedaan voor Vluchtelingenwerk en wij hadden thuis altijd vluchtelingen over de vloer. Toch hadden ze wel enige reserve, want Iran heeft echter een slechte naam als het gaat om vrouwenrechten. Maar toen ze Reza leerden kennen, hebben ze hem meteen in hun hart gesloten. Dat was fijn voor mij, want er waren veel mensen in mijn omgeving die me waarschuwden voor een relatie met een Iraniër. Ik had altijd het gevoel dat ik me moest verdedigen, zelfs tegenover mijn beste vrienden. Heb je wel nagedacht over waaraan je begint, zeiden ze dan. Terwijl ik dat juist zo goed had gedaan!’
Reza: ‘Mijn familie in Iran had ook reserves. Westerse vrouwen hebben daar nu eenmaal een slechte naam. Maar toen mijn moeder naar Nederland kwam, zag ze dat Carla niet zo was. Ze zei tegen me: “Ik was bezorgd, maar je hebt een goede vrouw gevonden. Nu kan ik rustig terug naar Iran.”
Carla en ik bouwden ons leven op. Zij maakte kinderprogramma’s voor een digitale christelijke televisiezender en we speelden daar samen in. Ik begon een schildersbedrijf en deed een opleiding aan de christelijke media-academie. Voor mijn eindexamen besloot ik een film te maken over Auschwitz. In Iran wordt beweerd dat de jodenvervolging helemaal niet heeft plaatsgehad, maar mijn vrienden in Nederland vertelden mij dat het wel waar is. Dus ging ik met eigen ogen kijken. Die reis naar Auschwitz was heel indrukwekkend. Ik heb gehuild toen ik daar rondliep. En toen ik terugkwam heb ik weer gehuild, maar dan van geluk. Want toen vertelde Carla mij dat ze zwanger was. Het was zo mooi! We hadden Jozef en Maria gespeeld en nu kwam er een kindje Jezus.’
Carla: ‘We hebben onze zoon Daniël genoemd. Omdat dat een naam is die ook in Iran voorkomt. Hij werd geboren op 1 februari 2007.’
Reza: ‘Een heel slechte datum, want dat is de dag dat Khomeini 29 jaar geleden terugkeerde naar Teheran, wat het begin vormde van de islamitische revolutie. Maar het is ook de dag na de verjaardag van koningin Beatrix. Zo zie ik het liever.’
Carla: ‘De slechte tijden liggen nu achter ons. Maar het is niet zo dat we een compleet zorgeloos leven leiden. Reza is een allochtoon en de mensen hier hebben vooroordelen. We wilden bijvoorbeeld een huis huren in Kootwijkerbroek, maar de huisbaas wees ons af omdat Reza Iraans is. Hij zei: “Als wij jullie nemen, dan mag mijn vrouw hier niet meer op verjaardagen komen.” Ik ben ook wel erg bezorgd geweest om Reza, bijvoorbeeld na de terroristische aanslagen in Madrid en Londen. In die tijd reisde hij veel met de trein en was ik altijd bang dat mensen hem voor een extremist zouden houden.’
Reza: ‘Ik was net in Nederland toen “9/11” plaatshad en toen merkte ik dat de mensen opeens bang voor mij waren. Mijn eerste naam is Mohammed en dat is lastig, want iedereen denkt meteen dat ik moslim ben. Maar ik ben Mohammed R. en niet Mohammed B.! Het is niet leuk om te vertellen, maar ik heb discriminatie meegemaakt. Zo lieten twee meisjes in de trein mij een gebruikt maandverband zien en vroegen mij of ik dat lekker vond. Ik bleef rustig en zei: “Lekker voor jouw vriend, niet voor mij.” Een oudere Nederlandse mijnheer is heel boos op die meisjes geworden. Toen heb ik een nieuw Nederlands woord geleerd: slet. Hij vond het erg dat zij mij discrimineerden. Maar er is een goed Nederlands spreekwoord: ene oor in, andere oor uit. Ik merk dat als mensen mij leren kennen, er helemaal geen problemen zijn. Want ik ben een open mens, geen religieuze fanaticus. Alle klanten van mijn schildersbedrijf zijn Nederlands. De eerste dag moeten ze wennen, daarna vertrouwen ze mij.’
Carla: ‘Reza trekt zich weinig van discriminatie aan, want als mensen hem leren kennen, lopen ze met hem weg. Maar de bezorgdheid die ik om hem voel, is altijd op de achtergrond aanwezig. Het ebt nu een beetje weg, maar telkens als er een terroristische aanslag plaatsheeft, steekt die bezorgdheid weer de kop op. Maar op onze relatie heeft dat geen invloed. Tussen ons groeit steeds meer vertrouwen en we hebben steeds minder woorden nodig om te begrijpen wat de ander bedoelt. Grote misverstanden waren er eigenlijk alleen voordat we een relatie hadden. Reza heeft korte metten gemaakt met al mijn vooroordelen over allochtone mannen. Hij laat mij volledig vrij om de dingen te doen die ik leuk en belangrijk vind. Hij is nooit jaloers. Ik denk dat dat de belangrijkste les is die ik uit deze relatie heb geleerd: je moet elkaar altijd vrij laten.’
Reza: ‘Ik kom uit een liberale familie. Ik wil niet de baas zijn over mijn vrouw. Dat wilde ik Iran ook niet. Maar in Iran was ik wel een andere man dan ik nu ben. Ik was altijd ongeduldig en pessimistisch over de toekomst. In Nederland heb ik geleerd geduldig te zijn. Met dank aan God en de ind, die mij lang heeft laten wachten. En van Carla heb ik geleerd direct te zijn, te zeggen wat ik denk. Ik kom uit een verlegen cultuur, maar in Nederland zeg je gewoon wat je denkt. Dat vind ik heel prettig. Ik heb hier ook geleerd om optimistisch te zijn. Want het is allemaal goed gekomen. En Carla is er altijd voor mij geweest, ook in de moeilijkste tijden. Toen mijn vader doodging, mijn held van wie ik zoveel hield, was zij bij mij. Ik had verdriet, maar ik voelde dat ik niet alleen was. En zo is het altijd gegaan. Deze liefde heeft mij altijd hoop gegeven.’
Renate van der Zee studeerde geschiedenis in Utrecht en begon haar journalistieke carrière bij de Haagsche Courant. Ze werkt als zelfstandig journaliste voor onder meer NRC Handelsblad en Opzij. In 2006 verscheen haar boek Eerwraak in Nederland. Ze is actief in de strijd tegen eerwraak en voor vrouwenrechten in het algemeen.