Remco uit Nederland en Ahmed uit Turkije

EDWIN ODEN

hmed heeft zijn wortels liggen in een gehucht in Koerdisch Turkije. Hij beleefde een moeilijke jeugd. Remco groeide gelukkig op in een typisch Brabantse familie, waar Turkije gelijkstaat met Verweggistan. Negen jaar geleden ontmoetten ze elkaar in een Utrechtse homodisco.

Remco (Dongen, Noord-Brabant, 1972), werkzaam bij een adviesbureau.
Ahmed (Gaziantep, zuidoost-Turkije, 1967), sinds twee jaar bezig met de lerarenop leiding en geeft les op een middelbare school.
Woonplaats: Amsterdam, Indische buurt.
Bij elkaar sinds 21 januari 1999.

un verhaal verbindt twee dorpen; daartussen een afstand van vierduizend kilometer.

Het ene dorp ligt in het Brabantse land; het andere bij de Eufraat. Onderweg kom je door Duitse wouden en klim je over machtige Alpen, ga je over de Donauvlakte, doorkruis je de Balkan, maak je de grote oversteek over de Bosporus, kom je over de Anatolische hoogvlakte en slinger je door het immense Taurusgebergte.
Met de auto van het ene dorp naar het andere is het achtendertig uur rijden. Maar dat hebben Remco en Ahmed nooit gedaan. Toen ze op zoek gingen naar Ahmeds geschiedenis, namen ze het vliegtuig.
Kindirali, zo heet het dorp in zuidoost-Turkije. Er staan vijfentwintig huizen en de wegen zijn er van zand. Tabak, katoen, tarwe, druiven, koeien, geiten, kippen, schapen: dat is wat je aantreft in Kindirali. Hier slachten de mensen hun eigen dieren, eten ze eieren direct van de kip, en drinken ze zelfgemaakte siroop.
Op deze plek in Koerdistan groeide Ahmeds vader op in een rijke boerenfamilie. Omdat ze geld hadden, kon Ahmeds vader voor z’n plezier van het ene naar het andere dorp reizen. In een van die dorpen kwam hij op een feest waar hij zijn aanstaande echtgenote zag, de vrouw die Ahmeds moeder zou worden. Ze waren op slag verliefd. Verboden liefde: Ahmeds moeder was al beloofd aan een jongen uit haar dorp. Stiekem gingen zijn vader en moeder er samen vandoor. De eer van haar familie was daarmee aangetast: nooit meer mocht ze terug naar haar dorp.
Ahmeds ouders trokken naar de stad. Daar werd hij geboren, als vierde kind. Niet lang daarna: problemen. Ahmeds vader had sigaretten gesmokkeld en er hing hem een gevangenisstraf boven het hoofd. Het was een schande voor de familie, ze zorgden dat hij snel het land uit zou gaan, naar Nederland, om daar z’n geluk te beproeven als gastarbeider. O, ironie: hij kwam terecht achter de sigarettenmachine, in de Caballero-fabriek in Den Haag. Elke maand stuurde hij geld naar Ahmeds moeder.
Toen, op zijn vierde al, kwam het grote keerpunt in het leven van Ahmed. Zijn moeder stierf in het kraambed; zijn nieuwe broertje veertig dagen later. Op de begrafenis van zijn moeder zag Ahmed alle vrouwen huilen. In koor zongen ze een klaagzang. Ze waren helemaal buiten zinnen, sloegen zichzelf op hun borst, krabden aan hun gezicht en trokken aan hun haar. Het enige wat Ahmed deed, was Kesme eten, Turkse zoetigheid. Hij propte zichzelf helemaal vol.
Thuis was niks meer hetzelfde. Ahmeds opa en oma en ooms en tantes namen het huis van zijn moeder over en richtten het compleet anders in. Ahmeds zussen werden op een internaat geplaatst, in een verre stad. Niet lang daarna bracht Ahmeds opa hem daar ook heen. De directeur vond Ahmed te jong, maar z’n opa drukte door en liet hem achter. Dat z’n zussen op hetzelfde internaat op de meisjesafdeling zaten, drong niet tot Ahmed door.
Het werd de koudste periode van Ahmeds leven. Hij begon in z’n bed te plassen. Om warmte te voelen, kroop hij ’s nachts bij andere jongens in bed. Kennelijk was hij lief, mooi en charmant, want iedereen bij wie Ahmed in bed ging liggen, vond het prima. Op een gegeven moment, hij moet een jaar of negen zijn geweest, kwam er ook seks bij. Niet dat Ahmed daar zelf een gevoel bij had; hij zag het als een ruilmiddel. Die oudere jongens de seks, hij de warmte en de geborgenheid.
In de vakanties werd Ahmed vaak niet opgehaald. Dan bleef hij met een handjevol andere kinderen achter op het internaat. Z’n vader stuurde geld voor kleren, spullen en eten, dat wel. Een heel enkele keer kwam hij over. Dan werd Ahmed door z’n ooms en tantes opgehaald, schoongeboend, in zijn mooiste kleren gestoken, en met natgekamde haren bij zijn vader op schoot gezet.
Terug op het internaat vluchtte Ahmed in spannende jeugdboeken en droomde hij dat hij een bekende zanger of acteur was van wie veel mensen hielden. Zijn grootste droom was dat hij in dichte mist bij het grote ijzeren hek van het internaat stond, en dat iemand hem dan kwam meenemen, voor altijd.
Doordat hij in die tijd zo aan z’n lot werd overgelaten, is Ahmed nog steeds boos op Turkije: er waren genoeg opa’s, oma’s, tantes en ooms die hem hadden kunnen opvangen, maar toch lieten ze hem in de steek. ‘Puur uit gemakzucht,’ zegt Ahmed.
Op z’n twaalfde, in 1979, mocht Ahmed op vakantie naar Nederland, naar zijn vader in Den Haag. De landing op Schiphol was voor Ahmed een sprookje: zover zijn ogen konden kijken, zag hij wegen en lichtjes onder zich. Zoveel wegen, zoveel licht, dat was hij niet gewend in Turkije. Warm stromend water dat zomaar uit de kraan kwam, grote blokken met stenen huizen die allemaal op elkaar leken, een volautomatische tram die over de geasfalteerde straat rolde, een winkel speciaal voor dieren: hij wist niet wat hij zag. En er lagen geen losse stukjes steen op straat die je naar mensen kon gooien zoals in Turkije. Ook dat was even wennen.
Ahmeds vader had in Den Haag een nieuwe vrouw en nieuwe kinderen, en Ahmed moest na de vakantie terug naar Turkije. Ahmed vermoedt dat z’n vader de banden met Turkije wilde behouden door hem als oudste zoon daar te laten opgroeien. Maar Ahmed was met geen tien paarden terug te krijgen. Ook al voelde hij zich niet thuis in dat nieuwe gezin en had hij steeds ruzie met z’n stiefmoeder, hij dacht: alles beter dan het internaat. Hij bleef, ging naar school, leerde Nederlands, keek naar Sesamstraat en werd verliefd op Hans van der Togt omdat die op woensdag Avro’s kinderbiosmiddag presenteerde.
Ahmeds vader was alevitisch, een verlichte stroming binnen de islam. Hij vond dat geloof een persoonlijke keuze is. Zijn dochters mochten strakke leggings en sexy truitjes met blote ruggen dragen.
Ook al keken ze naar Toppop, toch waren ze verder erg Turks bij Ahmed thuis. De voertaal was Turks, Turkse muziek klonk door het huis en er werd altijd Turks gegeten.
Een jaar nadat Ahmed zich bij het gezin had gevoegd, werd de situatie onhoudbaar. De politie moest zelfs aan de deur komen, zoveel ruzie hadden ze. Ahmed liep weg. Op het strand kwam hij Klaas tegen, een vriendelijke man van achter in de veertig. Die bood Ahmed aan bij hem en zijn moeder te komen wonen. Ahmed greep die kans met beide handen aan, want Klaas bood hem warmte en genegenheid. Nu sprak Ahmed de hele dag Nederlands, kreeg hij varkenshaas en stamppot te eten, werd hij geholpen met zijn huiswerk en bracht Klaas z’n broodtrommeltje naar school als hij het was vergeten. Ahmed was opeens enig kind geworden, heel anders dan thuis; daar waren ze met z’n negenen en was hij een van de velen. Maar ideaal was het niet. Klaas was namelijk behoorlijk overheersend.
Na zeven jaar durfde Ahmed zich los te maken. Hij ging op zichzelf wonen in Amersfoort, en later in Amsterdam. Hij werkte in de horeca, studeerde aan de horecavakschool. In een restaurant waar hij werkte, raakte hij bevriend met een Nederlandse collega: Peter, een jongen van zijn eigen leeftijd. Peter was openlijk homo. Ahmed wist van zichzelf dat hij op jongens viel en hij wist ook wel dat homoseksualiteit bestond, maar als Turk sprak je daar niet openlijk over. Zijn vader had hem ooit eens verteld dat, in Kindirali toen hij jong was, hij zó mooi was geweest dat er zelfs mannen achter hem aan hadden gezeten, maar dat het slechts een fase was waar je overheen groeide. Dat je in vrijheid ervoor kon kiezen je leven te delen met een man: Ahmed had zich dat nog nooit gerealiseerd.
Samen met Peter ging Ahmed het Nederlandse homoleven in. Kroegen, darkrooms, sauna’s, parkeerplaatsen, parken: Ahmed did it all. Voor het eerst in z’n leven koos Ahmed zélf voor seks. Hij vond het geil, spannend, lekker. En bevrijdend.
Intussen was het contact tussen Ahmed en zijn vader en broers en zussen weer hersteld, maar hij vertelde hun de details van zijn nieuwe leven niet. Hij dacht dat ze het met hun Turkse achtergrond toch niet zouden begrijpen.
Op een avond, Ahmed kwam een homodisco binnen, zag hij Rem-co staan: een Hollandse jongen met blond haar en een rond brilletje. Ahmed dacht: die wil ik hebben, zoals hij wel eens vaker dacht als hij een kroeg binnenkwam. Ahmed had zo langzamerhand een voorkeur gekregen voor Hollandse jongens: die doen niet geheimzinnig over hun homoseksualiteit zoals Turkse en Marokkaanse jongens, en je kunt gewoon één keertje met ze naar bed zonder dat ze per se meer van je verwachten. Do you believe in life after love? – de stem van Cher galmde door de disco. Ahmed stapte op Remco af en vroeg of hij met hem wilde dansen.
Wacht! Wie is die blonde Remco met het rondje brilletje?
Deed hij niet een beetje moeilijk over zijn homoseksualiteit? Ja, toch wel.
Remco was nu zesentwintig en zette sinds een jaar of twee z’n eerste weifelende schreden in de homowereld. De jaren daarvoor, tijdens zijn studie bestuurskunde in Enschede en Groningen, had hij heel wat geaarzeld om voor zijn homoseksualiteit uit te komen. Want wat zouden zijn ouders en zijn vrienden er in godsnaam van zeggen? Enfi n, nú woonde hij in Utrecht, stond hij in een homodisco, en danste hij met Ahmed. Ahmed, een Turk, zeg je? Pff, na al ’t getob over homozijn was dat het láátste om bij stil te staan. Remco wist niet eens wat het verschil was tussen een Turk en een Marokkaan. Hij zag in Ahmed vooral een jongen met een leuke, aardige uitstraling.
En dan gaat Remco mee met Ahmed, meteen de eerste avond. Ze vallen samen dronken in bed. De volgende ochtend hebben ze seks, onder de douche. Heel lekker en heel gezellig en heel relaxt. Beneden gillen Peter en z’n vriend: ‘Kómen jullie nog? De koffie wordt koud!’
Tussen Remco en Ahmed klikt het vanaf moment één. Omdat ze zo makkelijk met elkaar kunnen praten, omdat ze van dezelfde dingen houden, omdat ze elkaar de ruimte geven.
Een paar weken later belt Remco zijn moeder vanuit Ahmeds huis. ‘Mam, ik ben hier bij een vriend en hij heet Ahmed. Ik bel nu vanuit zijn huis, hij is even sigaretten halen.’ Remco merkt dat zijn moeder schrikt. ‘Dat... dat is geen Nederlandse naam, of wel?’ reageert ze. En ze vraagt: ‘Bel je nu omdat hij even de deur uit is? Je mag toch wel bellen van hem?’
Remco komt uit Dongen, waar Holland zo’n beetje ophoudt en het katholieke Zuiden begint. Remco groeide er op in een warm, veilig nest. Vader automonteur, moeder huisvrouw, twee fijne zussen. Elke zondag naar de kerk. Brabantse gezelligheid, veel samen doen. Maar ja, homoseksualiteit, dat kwam niet in het verhaal voor. Dat was iets vreemds, iets uit Verweggistan. Om maar niet te spreken van het Turkije-element.
In Dongen vinden ze alles wat van ver komt vreemd en een beetje eng. En geen extremen graag. Dat was ook zo’n beetje het idee dat heerste binnen Remco’s familie. Zelfs aan de Amsterdamse vriend van Remco’s zus moesten Remco’s ouders erg wennen, omdat hij van die typisch Amsterdamse, directe vragen kon stellen; zoiets was niet de gewoonte in Brabant.
Ahmeds eerste bezoekjes aan Dongen verliepen nogal stroef, al deden de familieleden erg hun best. Remco’s vader vroeg Ahmed bijvoorbeeld naar Turkse gewoonten en gebruiken: ‘Hoe gáát dat nou bij jullie?’ Maar Ahmed kon dan niet echt antwoord geven. Want wat wist hij nou helemaal van Turkije? Hij had veel langer in Nederland gewoond.
Remco’s ouders kenden geen Turken, maar wel de negatieve verhalen uit de media over probleemallochtonen. Eigenlijk wisten ze niet zo goed wat ze moesten vragen aan Ahmed. Het was te ver van hun bed. Ahmed hield zich verder ook maar op de vlakte. Hij was bang dat hij z’n schoonouders zou afschrikken als hij z’n levensverhaal koud op hun dak zou gooien. Pas toen ze na een paar jaar aan hem gewend waren, toen ze wisten dat hij ‘goed volk’ is, heeft hij ze, stukje bij beetje, meer verteld. Inmiddels is Ahmed volledig onderdeel van de familie. En als er nu op een Brabants verjaardagsfeestje kwaad wordt gesproken over Turken, springt Remco’s moeder in de bres: ‘Ho ho, niet alle buitenlanders zijn slechte lui. Ik heb een prima Turkse schoonzoon.’
En Ahmeds familie, hoe reageerde die? Toen Remco voor het eerst bij ze langs kwam, ontvingen ze hem gastvrij en stopten ze hem vol met Turkse lekkernijen. En toen Ahmed z’n familie vervolgens openlijk vertelde dat hij homo is, had zijn oudste zus nog geroepen dat ze hem niet kende, dat hij haar broer niet meer was en dat hij niet op haar begrafenis mocht komen, maar de volgende dag vroeg ze hem wat Rem-co en hij wilden eten. Tja, Ahmed heeft het er maar niet meer expliciet over met zijn oudste zus. Want wat heeft het voor zin om haar zijn manier van leven door de strot te duwen? Met z’n overige broers, zussen en neven en nichten kan Ahmed wel vrijuit over z’n relatie praten. Ze hebben Remco gewoon opgenomen in hun midden, ook al is hij dan de enige ‘witte’. Remco maakt er zelf geen punt van dat hij de enige ‘witte’ is, en door dat uit te stralen, is het voor de familie van Ahmed evenmin een probleem. Ze hébben daar ook helemaal niks tegen ‘witten’. Over politiek of moslimextremisme praten ze eigenlijk nooit, maar toen ze het wtc in New York zagen instorten en later, toen Theo van Gogh werd vermoord, vonden ze het afschuwelijk. Omdat ze sowieso tegen geweld zijn. Je moet altijd in dialoog blijven, vinden ze.
Wat wel zo is: toen Remco en Ahmed eenmaal zover waren om naar Turkije af te reizen, op zoek naar Ahmeds wortels, waarschuwde een van Ahmeds zussen dat hij daar maar niet moest zeggen dat ze een homostel zijn. Homoseksualiteit bestaat immers niet in Turkije. In hotels kregen Remco en Ahmed dan ook gescheiden bedden. Daar zeiden ze meestal niks van, om vervolgens hun bedden gewoon tegen elkaar aan te schuiven. Tegen een oom en een paar nichten van Ahmed vertelden ze dat ze een stel zijn. Dat was geen probleem. Maar, zegt Ahmed, zolang de rest van Turkije nog zo moeilijk blijft doen over homo’s, en ook over mensenrechten in het algemeen, mag zijn geboorteland niet worden toegelaten tot de EU.
Het aangaan van een relatie met iemand uit een andere cultuur is tot nu toe een eitje, vindt Remco. De mensen in zijn en Ahmeds directe omgeving hebben er ook nooit een enorm issue van gemaakt. Gemengde stellen zijn voor Remco en Ahmed de normaalste zaak van de wereld; ze hebben er verscheidene in hun vriendenkring. Remco en Ahmed richten zich vooral op elkaar als persóón; die culturele achtergrond, daar zijn ze verder niet zo mee bezig. Remco heeft het idee dat verschillen in karakter veel bepalender zijn voor hun relatie dan culturele verschillen. ‘Maar misschien maakt het besef zelf tot een minderheid te behoren, je wel meer open voor andere culturen,’ zegt hij. Ahmed en hij vliegen vaak de wereld over: ze willen leren van mensen die anders leven. Ze zoeken niet naar het bekende, zoals een aantal Brabantse familieleden van Remco die bij wijze van spreken ’t liefst naar Lloret de Mar gaan omdat ze er friet van Piet kunnen krijgen, want dat buitenlandse eten, daar worden ze toch alleen maar ziek van. Ahmeds familie is overigens nog minder avontuurlijk – die komen niet verder dan elk jaar Turkije.
Oké, Remco heeft best moeten wennen aan het typisch Turkse van Ahmed, dat wel. Dat ongeorganiseerde bijvoorbeeld: niks plannen, alles aan het toeval overlaten en dan op het laatste moment, op het paniekerig-hysterische af, dingen moeten regelen. Da’s heel wat anders dan Hollandse planmatigheid. Of neem dat altijd maar klaarstaan voor anderen, ten koste van jezelf: ook iets heel Turks. Heeft Remco soms een schurfthekel aan. Bijvoorbeeld als Ahmed zomaar spontaan, zonder overleg, vrienden uitnodigt om met hen op vakantie te gaan. Maar dat doet Ahmed nu minder, hij heeft meer aan zichzelf leren denken. Omgekeerd wordt Ahmed soms ook wel eens gek van het berekenende, afwachtende van Remco. Maar dat verschil is goed te overbruggen. Bovendien moet je niet proberen iemands karakter te veranderen, vindt Ahmed.
Culturele verschillen zien ze eigenlijk nog het meest in de opvoeding van hun neefjes en nichtjes, zeggen Remco en Ahmed. Met de kinderen van Remco’s zussen wordt veel rekening gehouden, volgens Remco misschien wel te veel. Ze hoeven hun bord niet leeg te eten, krijgen nooit slaag en hun vader en moeder spelen met hen. In Ahmeds familie gaat het anders toe: de kinderen spelen vooral met elkaar, krijgen soms een tik van hun ouders en moeten zich altijd aanpassen aan volwassenen. ‘In Turkse families heerst veel meer hiërarchie,’ zegt Ahmed. ‘Ik spreek mijn oudste zus bijvoorbeeld niet aan met haar voornaam, maar nog altijd met “grote zus”.’
En de bijbel en de koran? Die hebben Ahmed en Remco niet. Rem-co heeft – tot verdriet van z’n moeder – het katholicisme afgezworen. Hij houdt van religieuze mystiek en naastenliefde, maar niet van het schuldgevoel dat gelovigen wordt aangepraat. Ahmed heeft de koran nooit hoeven lezen en hij heeft er ook geen enkele behoefte aan. Hij voelt zich geen moslim, maar een Turkse Nederlander. Gewoon, een Nederlander met een verleden in Turkije.
Hij vindt dat je als immigrant de taal van je nieuwe land moet beheersen, maar dat je je achtergrond niet hoeft te verloochenen. Ahmed heeft een Nederlands paspoort, en als hij na een vakantie terugkomt en de Nederlandse taal om zich heen hoort, denkt hij: ik ben weer thuis. Als collega’s horen dat hij niet gelovig is én homo, zeggen ze steevast: ‘Oh, dan snap ik het.’ Blijkbaar kan niemand zich voorstellen dat een homo ook gelovig kan zijn. Ahmed is niet alleen maar niet-islamitisch, zegt hij. Hij herkent zich in de meeste geloven niet. Alleen al het feit dat vrouwen van het geloof in de keuken moeten staan en voor de kinderen moeten zorgen, vindt hij ronduit belachelijk.
In de Amsterdamse Indische buurt, waar Remco en Ahmed tussen Turken, Surinamers, Marokkanen en Nederlanders wonen, hebben ze nooit een negatieve reactie gehad op hun relatie. Eén keer had Ahmed een akkefietje met een allochtone leerling aan wie hij lesgeeft. Toen Ahmed ziek was, stuurde de leerling hem een e-mail: ‘Hé gay, ik hoop dat je altijd ziek blijft, van jou hoef ik geen les.’ Ahmeds leerlingen zijn allemaal allochtoon. Ze praten er niet met Ahmed over dat hij homo is, maar als ze erover zouden beginnen, zou hij er gewoon met hen over spreken, verzekert Ahmed. Toch staan Ahmed en Remco niet met hun echte naam in dit boek. Omdat Ahmed niet zeker is hoe ouders en andere scholen gaan reageren wanneer hij al te openlijk met zijn verhaal naar buiten treedt; hij zou het zonde vinden als hem dat zijn baan zou kosten.
Nu zijn we negen jaar verder. Het is echte liefde gebleken tussen Rem-co en Ahmed. Remco geeft Ahmed stabiliteit en onvoorwaardelijkheid. En Ahmed geeft Remco inmiddels hetzelfde. Ze wonen harmonieus samen op vijfenveertig vierkante meter: maatjes die veel samen doen, zich vertrouwd voelen, elkaar aanvullen. Ze vinden rust bij elkaar. Soms ja, dan kunnen ze elkaar vreselijk op de kast jagen. Maar ach, dat zijn karakterverschillen hè, die heb je in alle relaties.
Twee jaar geleden werd Ahmed benaderd door een Nederlands lesbisch stel uit zijn kennissenkring: of hij vader wilde worden? Dat wilde hij. Sinds augustus vorig jaar heeft hij een zoon: Jonas. Bijna elke zaterdag halen Remco en Ahmed Jonas op, en zorgen ze één dag en één nacht voor hem. Ze willen dat Jonas een wereldburger wordt, iemand die grenzen verlegt en ervoor openstaat zijn mening te veranderen.
Toen Ahmeds zus hoorde dat hij vader werd, begon ze te huilen van geluk. Jonas is inmiddels met liefde omarmd in Turkse kringen. In Brabantse kringen idem dito. ‘Een kind smelt alle harten,’ zegt Ahmed, die alleen maar positieve reacties heeft gekregen op Jonas. Hij zou willen dat Remco een kind zou krijgen bij een zwarte vrouw. Zo eentje met zwoele lippen. ‘Dan zijn we helemáál een multicultifamilie,’ meent Ahmed. Telkens als Ahmed dat zegt, schiet Remco in de lach.
Edwin Oden (Hippolytushoef, Noord-Holland, 1967) is journalist en psycholoog. Hij was dertien jaar verslaggever bij Nieuwe Revu, zit sinds 2001 in de redactie van Psychologie Magazine en schrijft freelance interviews voor meerdere bladen. Twee jaar geleden verscheen van hem de interviewbundel Levensvragen (uitgeverij Thomas Rap). Edwin Oden woont in Amsterdam.