Eelco uit Nederland en Aqlima uit Afghanistan

ANTOINETTE DE JONG

e Afghaanse oorlogsvluchtelinge Aqlima belandde in Nederland en werd verliefd op haar buurman. De verschillen in achtergrond zorgden in eerste instantie voor problemen, tussen hen en met de wederzijdse familie. Maar hij werd moslim en zij voelt net zo mee met de burgerslachttoffers in Uruzgan als met de moeder van de gesneuvelde Nederlandse soldaat.

Omar Eelco Verton (41), zelfstandig ondernemer in financiële administratie uit
Heerenveen.
Aqlima Nazary (±33), studente psychologie uit Kabul, Afghanistan.

en jaren-zeventigwijk even buiten het centrum van Westervoort. Het huis van Aqlima en Eelco staat in een strak rijtje woningen die als blokkendozen gestapeld zijn. Eelco, blond en casual met een zwarte trui en broek, komt de straat op lopen: ‘Hier moet je zijn.’ Zoveel vreemden lopen hier niet door de buurt. In de woonkamer staan de ramen open. De grijze winterkou zuigt sigarettenrook naar buiten. Aqlima is ook in het zwart: strakke zwarte broek in hoge zwarte laarzen en een glanzend zwart bloesje met korte pofmouwtjes.

Erg veel Afghaanse invloeden zijn niet terug te vinden in het interieur. Er is een ingelijste poster van een van de boeddhabeelden die in 2001 werden opgeblazen door de taliban en de banken zijn bekleed met kelims. Heel on-Afghaans geeft Aqlima Eelco een klapje op zijn achterwerk: ‘Hou jij de tijd in de gaten?’ Zoontje Parsa (zijn naam betekent ‘Perzisch’) moet om twaalf uur van school gehaald worden. Wel traditioneel is de groene thee, net als in haar land van herkomst in een thermos, en ook typisch Afghaans is het absolute onvermogen van Aqlima de belangrijke ijkpunten in haar persoonlijke geschiedenis in tijd aan te duiden. Kent ze Eelco sinds 1993 of was het september 1994? Verliet ze Kabul in 1992, nadat de communistische regering van president Najibullah was gevallen en de mujahedeen in eindeloze raketaanvallen de hoofdstad aan gort schoten, of is ze al daarvoor vertrokken? Ze weet het niet precies.
Veel Afghanen kennen hun geboortejaar niet, laat staan hun geboortedag. ‘Goh, Qlima,’ zegt Eelco verrast, in de loop van de middag als weer wat familiebelevenissen zijn gereconstrueerd: ‘Dan zou je nog veel jonger zijn dan we dachten.’
De familie van Aqlima raakte tijdens de oorlog in Afghanistan verspreid over Europa, Azië en het Amerikaanse continent. Ergens begin jaren negentig reisde Aqlima haar ouders achterna. Een broer was naar Canada gevlucht en verdiende als schoonmaker het geld bij elkaar om een voor een zijn broers en zussen naar Europa te laten vliegen. Net meerderjarig vroeg Aqlima zelfstandig asiel aan en belandde samen met een Iraanse vluchtelinge in een roa-huis, een zelfstandige woonruimte van de Regeling Opvang Asielzoekers, bedoeld voor diegenen die waarschijnlijk een positief oordeel op hun aanvraag zouden krijgen. De twee meisjes ontvingen enkele officieel uitziende brieven van de politie, maar begrepen niet waar die over gingen. Moesten ze zich registreren op het politiebureau? Werden ze het land uitgezet en moest ze terug naar Afghanistan en Iran?
Aqlima en Hamida trokken de stoute schoenen aan en belden aan bij een buurman om raad. De brieven bleken aanmaningen van de milieupolitie te zijn. Eelco grijnst: ‘Ze hadden de vuilnis te vroeg aan de straat gezet.’ Na dat eerste contact bleef Aqlima een beroep doen op de behulpzame buurman, steeds als de Nederlandse samenleving weer een onbegrijpelijk raadsel bood. Ze nam rijles en Eelco hielp met haar theorie. Hamida, de Iraanse, was uit beeld verdwenen. Hij: ‘Toen was het voor het eerst één op één.’ En heus, Eelco wilde alleen maar helpen, al dacht hij wel: wat een lekker kontje. En echt, Aqlima wilde enkel haar rijbewijs halen: ‘Ik bood hem aan om in ruil voor zijn hulp zijn huis schoon te maken en om zijn was te doen.’ Hij: ‘Maar dat heb ik altijd geweigerd.’ In Eelco’s herinnering schoven ze iedere les een beetje verder elkaars kant op. ‘Ik vertelde haar dat ik Omar heet.’ Zij: ‘Ik dacht dat hij me wilde versieren.’ Hij: ‘Maar het is echt waar. Ik liet haar mijn paspoort zien. Mijn naam is Omar Eelco.
Mijn moeder heeft me vernoemd naar Omar Sharif, de fi lmster uit Hollywood.’
Aqlima’s jeugd in Kabul is gehuld in dichte ondoordringbare mist. ‘Ik weet niets meer. Ik kan me niets herinneren,’ zegt ze snel. Maar als ze in minimale bewoordingen toch wat over haar achtergrond vertelt, blijkt dat ze er ook liever niet aan wil denken. Een van Aqlima’s broers stierf aan een kinderziekte en tijdens de oorlog werd een andere broer gedood. Dat gebeurde in de strijd tussen de door de Sovjet-Unie gesteunde communistische regering tegen de mujahedeen, de islamitische opstandelingen die zich als heilige strijders beschouwden. Naar schatting twee miljoen Afghanen stierven en zesenhalf miljoen vluchtten naar het buitenland.
‘Mijn broer Sher Shah was pas zestien jaar en verdween op weg van school naar huis. Hij werd met het leger naar het front gestuurd in Paktia, in het oosten van Afghanistan bij de Pakistaanse grens.’ Dat vernam de familie pas maanden later, toen ze eindelijk bericht kregen van hun verdwenen zoon. Sporadisch was Sher Shah in staat om brieven aan zijn familie te sturen. Toen werd het stil. Er kwam niets meer. ‘Van zijn commandant hoorden we later wat er gebeurd was. Sher Shah was niet getraind en toen er werd gevochten, wist hij niet wat hij moest doen. Hij is niet net zoals de anderen op de grond gaan liggen, maar heeft hij zijn nek uitgestoken om te kijken. Hij werd meteen door zijn hoofd geschoten.’
De familie Nazary woonde in het westen van Kabul, vlakbij de universiteit en het polytechnische instituut, in de wijk ten zuiden van het prestigieuze Intercontinental, het enige vijfsterrenhotel in het land. Aqlima’s moeder was de derde echtgenote van haar vader en de eerste vrouw met wie hij kinderen had. ‘Ik weet niet wat er met de twee eerste vrouwen van mijn vader is gebeurd,’ zegt Aqlima, de jongste van het gezin met zes jongens en vier meisjes. Ruim honderd jaar was Aqlima’s vader toen hij in Nederland overleed. ‘Iedereen in de buurt kende hem, hij ging drie keer per dag naar de Turkse moskee en had een paar woordjes Turks geleerd. Hij was erg geliefd. Als er bezoek kwam, kusten ze zijn voeten,’ zegt Aqlima. Eelco: ‘Een paar jaar voor hij stierf, hadden we een familiepicknick. De kinderen speelden voetbal en hij ging meedoen.’ Aqlima staat op en doet voor: ‘Hij kon natuurlijk niet rennen, dus stond hij daar op zijn benen te zwaaien. Af en toe als de bal zijn kant op kwam gaf hij een trap, zo!’ Maar voor Aqlima bleef haar vader ook een afstandelijke man. Haar ogen schieten vol en ze buigt haar hoofd. ‘Hij heeft me zijn leven lang nooit bij mijn naam genoemd. Hij zei “meisje”, maar mijn naam heeft hij nooit gebruikt. Niet één keer.’
Eelco, de middelste van vijf kinderen, groeide op in Heerenveen. Zijn ouders verhuisden daarnaartoe vanuit Opperdoes in Noord-Holland, op zoek naar werk. ‘Mijn vader was er een van twaalf ambachten, dertien ongelukken, of beter gezegd: dertien ambachten, twaalf ongelukken, want uiteindelijk is hij fotograaf geworden.’ Eelco’s moeder werkte ook, onder meer als schoonmaakster bij de Batavus-fabrieken. Van haar heeft Eelco zijn gesloten karakter, zegt hij zelf: ‘Als kind was ik een stille. Een binnenvetter.’ Zijn ouders gingen uit elkaar toen Eelco negentien was. Hij ging in dienst en volgde opleidingen in boekhouden en bedrijfsadministratie en verhuisde uiteindelijk voor werk richting Arnhem.
Over de prille relatie van Eelco en Aqlima toonden de families zich niet direct enthousiast. Afghanen hebben een traditie van gearrangeerde huwelijken die vaak na lange ingewikkelde onderhandelingen tussen beide families tot stand komen. Een huwelijk is niet iets dat slechts twee mensen aangaat. Eelco ging kennismaken met de familie. Hij: ‘Ik noem het mijn derdegraads verhoor.’ Hij had zich samen met Aqlima voorbereid: Eelco moest maar de nadruk leggen op zijn opleiding en werk en maar liever niet vermelden dat zijn ouders waren gescheiden en dat zijn vader een vriendin had. ‘Ik ging erheen, haren gekamd, gladgeschoren en in mijn zondagse pak. Op de hoek van de straat heb ik de auto stilgezet en heb ik een kwartier zitten bidden, trillen en shaken. Toen ik eindelijk durfde aanbellen, ging de deur open en zag ik een jonge man met pikzwarte boze ogen, enorme spierballen en samengeknepen wenkbrauwen.’ Aqlima kan haar lachen niet inhouden: ‘Dat was Shoaib, mijn jongste broer!’ Hij: ‘Hij is de alleraardigste van het stel, maar toen was ik doodsbang.’
Terwijl de vrouwen in de keuken aan de deur luisterden, werd Eelco gegrild in de huiskamer. ‘In een kringetje zaten de broers en de vader, er was nog een stoel voor mij. Ik dacht dat het anderhalf uur zou duren, maar het ging de hele middag door en ondertussen keken ze televisie, want het waren de dagen van de grote overstromingen in het zuiden van Nederland.’
Ze kregen toestemming te trouwen, maar in de Afghaanse gemeenschap werd gemopperd over de verbintenis. ‘Dan kreeg mijn familie te horen: “Hoe hebben jullie dat ooit kunnen toestaan.”’ Maar er was ook oprechte bezorgdheid, want tussen Eelco en Aqlima ging het niet meteen geweldig goed. ‘Ik kom uit een wij-cultuur,’ zegt zij. ‘Bij ons is de familie heel hecht. Eelco komt uit een ik-cultuur.’ Hij: ‘De familie van Aqlima kwam heel vaak langs. Vooral in het begin had ik het idee dat ze er altijd waren. Bij ons is het juist superlos. Ooms en tantes zie ik nooit, een paar keer per jaar bellen met de familie vind ik wel genoeg.’ Zij: ‘Onze cultuur kan ook heel belastend zijn. Wij weten alles van elkaar, ook als je volwassen bent. Ik zie nu ook dat afstand ook voordelen heeft. Dat heb ik van Eelco geleerd.’ Aqlima kijkt haar man aan: ‘Weet je nog, in het begin, als mijn moeder langskwam?’ Hij grinnikt: ‘Dan was Qlima bij mij en hoorden we in haar huis de bel gaan. Dan stond haar moeder voor de deur.’ Zij legt uit: ‘In mijn cultuur kan ik niet zonder toestemming bij een man zijn.’ Hij: ‘Dan moest ze stiekem achterom haar eigen huis in, om dan de voordeur open te doen.’ Ook toen ze allang een stel vormden, bleef Aqlima buitenshuis heel afstandelijk tegen Eelco. Hij: ‘Zoenen of hand in hand lopen in het park was er niet bij. Ik mocht nog geen arm om haar heen leggen.’ Beetje bij beetje werd het makkelijker. ‘Maar als haar familie langskwam, mocht ik haar niet aanraken.’ Zij: ‘Als Eelco even mijn schouder vastpakte of een hand op me legde, zei mijn familie later dat zoiets toch niet nodig was waar anderen bij waren.’ Hij: ‘Het eerste zoentje buiten stal ik in het winkelcentrum. Dat was een echte overwinning.’
Ook bij Eelco’s moeder ontmoette het paar reserves. Hoe was de eerste keer dat ze daar langsgingen met zijn tweeën? Eelco probeert de vraag door te schuiven: ‘Qlima heeft een ijzersterk geheugen.’ Maar Aqlima houdt diplomatiek haar mond. Eelco ten slotte: ‘We zouden voor een paar dagen gaan, maar de ontvangst was niet erg warm. Mijn moeder was op zich niet tegen, maar ze eiste wel dat in haar huis alleen Nederlands werd gesproken. Qlima kon zich nog niet goed uitdrukken, maar mijn moeder vond het zelfs niet goed als wij onderling woordjes Engels of Perzisch spraken.’ Zij: ‘Er lagen appels op een schaal.’ Hij: ‘Qlima had honger en vroeg aan mij of ze er een mocht. Ik zei: “Ja, natuurlijk.”’ Zij: ‘Zijn moeder dwong me toen de appel terug te leggen. Ze zei dat ik het eerst aan haar had moeten vragen.’ Hij: ‘Het enige dat ik ter verdediging kan aanvoeren is dat mijn moeder toen in de overgang was.’ Zij: ‘Ik voelde me heel laag en heel erg vernederd. Ik was blij toen we weggingen.’
De stille Eelco wist zich geen raad met Aqlima’s uitgebreide familie: ‘Dan kwam ik thuis en zaten ze daar alweer.’ Hij ging dan meestal bij de meegekomen kinderen zitten en speelde de clown. Zij: ‘Ik dacht: hij moet mijn familie niet.’ Hij: ‘Ze vroegen nooit iets rechtstreeks aan mij, maar altijd: “Wil hij iets drinken, wil hij iets eten? Hoe gaat het met hem?”’ Zij: ‘Hij gedroeg zich als een kind, en hij werd door mijn familie ook behandeld als een kind.’ Hij: ‘Ik heb heel lang geweigerd volwassen te worden.’
Eelco werd moslim om met Aqlima te trouwen. ‘Toen ik me ging verdiepen in de islam, merkte ik dat het veel beter bij me paste. Ik heb vroeger felle discussies gehad met de dominee die zei dat mensen die niet weten dat er een god is, nooit in de hemel kunnen komen. Dat vond ik belachelijk. De islam veroordeelt anderen niet zo en respecteert alle religies en alle heilige boeken.’
Het huwelijk werd voltrokken in 1995. Voor zover ze weten, waren zij toen het eerste paar dat bestaat uit een Nederlandse man en een Afghaanse vrouw. De foto’s van die dag tonen een jongensachtige, haast verlegen bruidegom en een stralende bruid. Eelco is in pak en heeft een gehaakt mutsje op zijn hoofd. Aqlima is te zien in verschillende outfits: een witte jurk en ook een donkergroene. Zij: ‘Het is de kleur van de islam. De jurk kochten we voor vijftien gulden op de Albert Cuypmarkt in Amsterdam, want we hadden haast geen geld.’
Familie en vrienden zitten door elkaar heen aan lange tafels in de feestzaal. Eelco’s vader was erbij, maar zijn moeder kwam niet. Hij: ‘Het was zondag en ze is heel religieus.’ Hadden ze de bruiloft dan niet op een van de overige zes dagen van de week kunnen houden? Hij: ‘Nee, alles was volgeboekt in die tijd en dat was het enige dat nog vrij was.’
Doodzenuwachtig was het bruidspaar voor de huwelijksnacht. Zij: ‘Ik was bang. Wat als er geen bloed was?’ Hij: ‘Ik wist niet wat er van mij werd verwacht. Moest ik de lakens uit het raam hangen of zo?’
De huwelijkse realiteit van alledag viel nogal tegen. Hij: ‘Als ik terugkijk, denk ik: we waren er totaal niet aan toe.’ Ze maakten een heel moeilijke periode door. Zij: ‘Ik stond er niet bij stil dat je tijd nodig hebt om elkaar te leren kennen.’ Het kwam niet in Aqlima op om haar familie wat minder te zien en als Afghaanse ben je sowieso te allen tijde in staat om bezoek te ontvangen en eindeloos kopjes thee en maaltijden voor te zetten. Maar ze had ook eigenlijk geen idee wat ze met Eelco aan moest: ‘Hij regelde alles, de financiën en alles wat geregeld moest worden voor mijn studie. Ik had nog nooit een relatie met een man gehad. In huis deed ik wat ik mijn moeder had zien doen. Schoonmaken, koken, opruimen, de was doen.’ Hij: ‘Een keer in de week ging ze schoonmaken. Dan was ze vierentwintig uur bezig!’
Eelco ging in die eerste jaren steeds vaker naar de kroeg: ‘Voor een Nederlandse man is het heel gebruikelijk om ’s avonds wat te drinken, maar het liep uit de hand. Ik heb tegen het alcoholisme aangezeten.’ Het weinige geld verdween en Eelco maakte schulden. Terwijl Aqlima haar Nederlands naar een hoger niveau tilde, studeerde Eelco Dari, de Afghaanse variant van Perzisch. Als discussies uitliepen op ruzie, vielen ze ieder terug op hun eigen taal. Hij: ‘Ik wilde haar nog wel eens stevig vastpakken, maar dan zei ze dat ik haar sloeg.’ Zij: ‘Ik noemde alles “slaan”, zadan in het Dari, want we hebben daar niet echt afzonderlijke woorden voor. Hij: ‘Ze zei vaak boemori, “sterf” of “val dood”. Dat begreep ik niet en dan vertaalde ze het voor me. Dat vond ik heel erg en ze zei ook andere dingen tegen me die ik niet begreep.’ Zij: ‘Het kwam ook uit frustratie, omdat ik het Nederlands niet goed beheerste. In mijn eigen taal is het niet zo zwaar als ik boeroe ghoem shod, “donder op”, zeg. Maar als ik het vertaalde voor hem, leek het veel erger.’
De ruzies namen toe, de schulden werden groter. Praten konden ze niet. Hij: ‘We hebben tegen een scheiding aan gezeten, maar op een dag pakte Aqlima de portefeuille en alle pasjes.’ Het afhankelijke meisje dat had geleerd dat ze altijd zou moeten doen wat haar man zei, nam de controle over. In een jaar tijd werden alle schulden weggewerkt.
Aqlima wilde vooruit en stortte zich op haar studie. Haar Nederlands ging met sprongen vooruit. De hotelschool rondde ze versneld af in minder dan twee jaar. ‘Het was heel zwaar, maar ik was jong. Ik kon tot tot drie uur ’s nachts studeren en dan weer om zes uur ’s ochtends op de trein stappen. Ik heb altijd met mijn neus in de boeken gezeten, in Kabul al. Mijn moeder probeerde me er vanaf te houden, zij is zelf analfabeet. Als ik met het Suikerfeest mijn studieboeken meeneem, klaagt ze.’ Maar Aqlima trekt zich er weinig van aan. Inmiddels studeert ze psychologie in deeltijd.
De verhouding met de moeder van Eelco is nu beter. Hij: ‘Dat ik moslim werd, vond ze ook niet zo erg, want ik had tenminste nog een geloof. Mijn vader en broers waren er al helemaal vanaf gevallen.’ Ook Aqlima vindt het contact makkelijker geworden: ‘Het is ook een kwestie van wennen en achteraf kan ik ook wel begrip voor haar opbrengen.’ Hij: ‘Mijn moeder woont nu te klein voor logeerpartijtjes en als we gaan of zij komt hier, duurt het drie, vier uur. Dat is goed te doen.’ Eelco en Aqlima fungeerden als de pioniers van de familie. Een jaar nadat zij wat kregen, volgden Aqlima’s zus en Eelco’s broer hun voorbeeld. Hij: ‘En zij lopen tegen precies dezelfde dingen aan.’
De jongere generatie aan vrienden en collega’s heeft nooit moeilijk gedaan. Hij: ‘Tijdens de moord op Fortuyn was ik niet op mijn werk. Ze zeiden: “Hé, jij hebt daar zeker wat mee te maken”, maar dat was gekscherend bedoeld.’ Zij: ‘Ik heb maar een keer meegemaakt dat ik in een winkel Dari sprak tegen een vriendin en de vrouw achter de toonbank zei: “Wat spreken jullie voor rare taal, praat eens Nederlands.”’ Hij: ‘Qlima heeft niet vaak last gehad van discriminerend gedrag op straat, want ze wordt ook makkelijk aangezien voor Spaanse of Italiaanse.’ Aqlima kan zich flink ergeren aan de vooroordelen over moslimvrouwen. Zij: ‘Als ze horen waar ik vandaan kom, bedenken ze daar van alles bij: dan moet ik wel een zielige onderdrukte vrouw zijn, en dan ken ik nu in Nederland pas voor het eerst vrijheid en dan moet ik daar dus wel geweldig blij mee zijn.’ Ja, ze is moslim. ‘Maar ik heb geen hoofddoek. Die droeg ik in Kabul ook niet en een boerka heb ik ook nooit aangehad.’
De berichtgeving over Afghanistan wordt niet op de voet gevolgd, Aqlima’s geboorteland is voor haar naar de achtergrond verdwenen: ‘Ik kan niet zeggen dat ik honderd procent Nederlands ben, maar Nederland is nu meer mijn land dan Afghanistan. Als ik het nieuws zie, kan ik wel meevoelen met de Afghanen daar, maar net zo goed met een moeder van een Nederlandse soldaat die in Uruzgan is.’ Als Aqlima ooit teruggaat naar Afghanistan zal het niet zijn om er te blijven: ‘Ik heb geen heimwee en ik mis helemaal niets.’ Maar ook de discussies over de multiculturele samenleving gaan grotendeels langs het paar heen. Het heeft geen invloed op hun onderlinge relatie. De ophef in politiek en media horen voor Eelco en Aqlima bij een buitenwereld die bovendien leek weg te vallen toen ze werden getroffen door een groot verlies in hun persoonlijke leven. Aqlima was zwanger, maar het ging mis: ‘Met zeven maanden voelde ik niets meer bewegen.’ Hun eerste kindje Gabriël werd dood geboren. Aqlima belandde in een depressie en Eelco vluchtte weer in alcohol. Die crisis is voorbij. Hij: ‘Wij zijn nu veel sterker, veel hechter.’ Zij: ‘Wij zijn gegroeid als individuen en dus sterker als paar.’
Achter het huis van Eelco en Aqlima ligt de montessorischool van hun zoontje. Eelco loopt de deur uit en komt terug met het vierjarige jongetje, overduidelijk de grote liefde van zijn vader en moeder. Hij: ‘Parsa is een godsgeschenk.’ Zij: ‘Hij is heel wijs. Ik stuur zijn uitspraken in voor de “kinderkronkels” van de Telegraaf.’
Hij: ‘We hebben lang nagedacht over zijn naam, want we wilden dat daar twee culturen in naar voren kwamen.’ Het werd: Lawrence Parsa Vittorio. Hij: ‘Lawrence komt van “Lawrence of Arabia”, het vleesgeworden product van twee culturen.’ Zij: ‘“Parsa” heeft met mijn afkomst te maken, het betekent “Perzisch”, en “Vittorio”, “overwinning” in het Italiaans, omdat ik dat een prachtige taal vind. Eelco: ‘Hij is onze overwinning, op een hele moeilijke tijd en ook in zekere zin op de dood van zijn broertje.’
Antoinette de Jong is onafhankelijk journalist voor Nederlandse en buitenlandse media. Zij werkte de afgelopen vijftien jaar vooral veel in conflictgebieden, met name in de regio Afghanistan en Pakistan en in de voormalige Sovjet-Unie. Zij publiceert regelmatig in M, het maandelijkse kleurenmagazine van NRC Handelsblad, en in de buitenlanduren van De Ochtenden op Radio 1.