Ilja uit Nederland en Vedat uit Turkije

HULYA CIGDEM-AYDOGAN

e hoort het niet zo vaak meer; koppels die sinds de middelbare school samen zijn. De tijd lijkt een sluipmoordenaar en drijft ze uit elkaar. Bij Vedat Mihmat (31) en Ilja Reijnen (29) werkte het juist andersom. Vroeger moest ze weleens wat voor hem verbergen. Tegenwoordig is alles bespreekbaar.

Ilja Reijnen (1978) is geboren en getogen in Tilburg. Na het vwo aan het Cobbenhagencollege volgde ze de hbo-opleiding office management aan Hogeschool Schoevers. Na haar studie ging ze als projectmanager aan de slag bij een reclamebureau in Eindhoven. Vedat Mihmat (1976) werd geboren in Felahiye, een dorp in Kayseri in Midden-Anatolië. Hij was drie jaar toen hij met zijn familie in 1979 naar Tilburg kwam. Op zestienjarige leeftijd stopte hij met zijn havo-opleiding aan het Cobbenhagencollege. Hij werkte een jaar in een frietfabriek in Waspik. Deed vervolgens mts-elektrotechniek en mbo-autotechniek aan de Streekschool. Sinds drie jaar is hij samen met zijn vriendin Ilja de eigenaar van autobedrijf Autosprint. Vedat en Ilja zijn niet getrouwd. Ilja werkt drie dagen bij een bedrijf in promotieartikelen en relatiegeschenken. ‘Twee dagen en vele avonden’ runt ze samen met Vedat hun zaak Autosprint.

edat Mihmat en Ilja Reijnen uit Tilburg hebben sinds veertien jaar een relatie. Inmiddels wonen ze acht jaar samen. Hij is getransformeerd van een fundamentalist tot een zeer liberale moslim. Mede dankzij Ilja. ‘Als ik toen wist waar ik aan begon, had ik dat niet gedurfd.’

Het appartement van Vedat en Ilja lijkt een ode aan de symmetrie. Door de donkergrijze luxaflex valt de avondzon op twee schalen met kerstballen. (‘We hebben niets met een kerstboom.’) Alle vazen zijn dubbel, zo ook hangt er een paar abstracte portretten. Ze lopen op sokken op het hoogpolige rode tapijt. Als ze Nederlandse bezoekers hebben, dragen ze schoenen. Dat vinden ze netter.
Vedat heeft een vlot kapsel en dito babbel. ‘En vroeger was hij zó verlegen,’ zegt Ilja. Hij komt uit een gezin met vijf kinderen. Zijn familie kwam in 1979 naar Nederland toen hij drie was. Na vijf jaar keerde het gezin terug naar Turkije omdat zijn ouders hun kinderen wilden opvoeden waar ze vandaankwamen, in Felahiye, een dorp in Kayseri in Midden-Anatolië. Leven in Turkije viel tegen. ‘Ik kan me herinneren dat ik in het dorp het water uit de put moest halen. Aangezien wij uit Europa kwamen, werden we daar ook weer gezien als “buitenlanders”. Heel dubbel. We zouden wel heel veel geld verdiend hebben in het rijke Nederland.’
Dit was uiteraard alles behalve waar. Het was een hard bestaan. Na één jaar Turkije besloot het gezin weer te emigreren naar Nederland. ‘Toen we aankwamen met een Ford Transit-busje, overladen met onze spullen, werden we geweldig ontvangen. Het was toen nog heel bijzonder, een Turkse familie in Tilburg-Noord. Op school was ik de enige Turk. Nu is het bijna andersom.’ Zijn beste vriend was een Surinamer, Gerard. Tot hij Vedat leerde kennen, dacht hij dat Turken stinken, biechtte Gerard Vedat op. Dat wijt Vedat aan de onwetendheid. ‘Ik ben nooit gediscrimineerd, het is hoe je je opstelt.’
Zijn vader had geen werk en het gezin had veel schulden. ‘Soms hadden we zelfs geen geld voor een pak melk. Het waren moeilijke tijden.’ Om die schulden af te lossen gingen zijn ouders bij een frietfabriek in Waspik werken en daarna zijn broer en twee oudere zussen eveneens. Vedat zou later ook een jaar tussen de aardappels werken. In die fabriek werkten heel veel Turken. ‘Mijn vader was hun chauffeur, hij haalde ze op met zijn stationwagen. Daar kon je veel in kwijt. Zelfs in de “kattenbak” zaten vrouwen,’ lacht Vedat. ‘In die jaren hebben mijn vier jaar jongere zus en ik voor elkaar gezorgd. Bij wijze van spelletje deden we het huishouden.’ Zijn jongste zus is hem zeer dierbaar: ‘We waren toen al heel close.’
Toen hij op de basisschool zat, hingen bij zijn vrienden posters van popsterren in hun kamers. ‘Ik kwam thuis met een kapotte Tweetyballon, je kent het wel, dat gele vogeltje. Dat streek ik helemaal glad en hing ik op mijn kast. Mijn broer zag dat en rukte hem eraf. Afbeeldingen zijn verboden in de islam. Zelfs Tweety duldde hij niet.’ Ja, hij vond het erg. Nu nog raakt hij geëmotioneerd als-ie erover vertelt. ‘Maar ach, dat was toen,’ lacht hij. Vedat lacht veel. Ook als hij verdrietig is.
Het was ook in die jaren dat zijn broer in de ban was geraakt van Cemalettin Kaplan, ‘de Ayatollah van Keulen’ die een radicale islam propageerde in Duitsland. Naar voorbeeld van Ayatollah Khomeini riep Kaplan zijn volgelingen op, in de hoogtijdagen zo’n zevenduizend mensen, om de Turkse seculiere staat omver te werpen voor een islamitische regering. De familie, die eerst tegen dat ideaalbeeld was, kon zich niet onttrekken aan de invloed van de oudste zoon die toentertijd een lange baard liet staan en een jellabah droeg. Vedat bezocht ten tijde van de eerste golfoorlog een grote bijeenkomst van Kaplans aanhangers in een stadion in Keulen. ‘Ik was een jaar of veertien. Mijn geloof wordt aangevallen door Amerika, dacht ik. De sfeer was “wij tegen ongelovigen, wij gaan de oorlog winnen!” Indrukwekkend was dat. In die tijd leefde ik voor het hiernamaals. De islam bepaalde mijn manier van denken en leven. Vrijdagsmiddags kreeg ik speciaal vrij om naar de moskee te gaan. Ik zou met een moslimmeisje trouwen. Ze zou een hoofddoek dragen en geen broeken.’
Ze zaten met z’n allen in een flat in Tilburg-Noord. Zijn ouders hadden een kamer en zijn broer had er een met zijn vrouw. Vedat moest een kamer delen met zijn twee oudere zussen. Daar had hij geen zin in. Twee jaar lang sliep hij op de bank. Voor de havoleerling zat fatsoenlijk huiswerk maken er niet in. Vaak was hij in de schuur te vinden. Daar repareerde hij autoradio’s.
De strenge voorschriften uit een boek dat eeuwen oud is, begonnen Vedat tegen te staan. Hij wilde er afstand van nemen en kwam in aanraking met een internaat in Rotterdam. Met een groep die huiswerkbegeleiding gaf, ging hij naar Turkije. ‘Voor vijfhonderd gulden naar Istanbul, Bursa en Izmir, dat wilde ik wel.’ Het ging geweldig, tot hij in nette kleren een bijeenkomst moest bezoeken. ‘Ik heb daar een pak gekocht en zwarte lakschoenen, maar die mocht ik niet eens aanhouden.’ Hij moest naar een kamer. Op sokken. Toen voelde hij het al aankomen. Het internaat bleek van Nurcular, een beweging die strenge islam predikt. ‘We moesten de hand kussen van een man in een jurk en baard tot aan zijn borst,’ zegt Vedat terwijl hij een afkeurend gezicht trekt. Daar kan hij zich nog steeds over opwinden. ‘Ik was er ingeluisd, terwijl ik van die islam wilde loskomen. Ik voelde me genaaid. Ze gebruiken het geloof om je erin te trekken.’ Hij pakte gelijk zijn biezen en vertrok.
‘Ik vond hem een beetje eng,’ zegt Ilja over Vedat, die veertien jaar geleden voor haar deur stond met een gezamenlijke vriend. ‘Het was proefwerktijd en ze kwamen zogenaamd een geodriehoek lenen!’ Eigenlijk moest ze in het begin niets van hem hebben. ‘Hij was zo stil en had een belachelijke snor.’ Vedat lacht uitbundig en protesteert dat hij in de puberteit was. ‘Het was maar dons.’
‘Toen hij me belde om uit te gaan, dacht ik: spreek je Nederlands? Omdat ik geen “nee” durfde te zeggen, zei ik “ja”. Ik was toen vijftien en ik vond de aandacht leuk.’ Ze gingen samen naar de fi lm The Bodyguard en het klikte. Volgens Ilja liep Vedat te hard van stapel, ze had niet het gevoel dat ze de prins op het witte paard was tegengekomen. ‘Vedat was heel serieus en had het al heel snel over trouwen, kinderen krijgen en dat ik een hoofddoek moest gaan dragen. Ik dacht: het zal allemaal wel.
Als ik toen geweten had waar ik aan begon, had ik een relatie niet aangedurfd. Nu zou ik er niet eens aan beginnen. Wanneer je zo jong bent, sta je er niet bij stil wat je te wachten staat. En waarschijnlijk trok het “foute-enge” ook wel een beetje aan. Het scheelde ook dat we beiden onze eigen levens, school en vrienden hadden. Ik meer dan hij. Hij was heel jaloers en bezitterig. Als ik met vriendinnen wilde stappen, wilde hij dat niet. Soms stelde hij me voor een keuze. “Kies maar,” zei hij dan, “mij of je vrienden.” Maar ík wilde niet kiezen en ging toch. Misschien ging ik iets minder op stap dan ik anders zou hebben gedaan. Het zal wel loslopen, dacht ik, hooguit een paar jaar, daarna gaan we toch uit elkaar. Bij je eerste serieuze vriend blijven, dat is vrij zeldzaam.’
Na het vwo deed Ilja een opleiding hbo-office management, Vedat zou uiteindelijk autotechniek aan het mbo volgen. Ondertussen was hij vaak te vinden in huize Reijnen. ‘Vedat was kind aan huis,’ zegt Ilja. Daar zocht hij de rust die hij thuis niet kon vinden. Zijn ouders werkten in ploegendienst, de familie Reijnen zat om zes uur samen aan tafel. ‘Dat dat bestond!’ zegt Vedat.
In tegenstelling tot Vedat heeft Ilja een heel rustige jeugd gehad. ‘Mijn vader was loodgieter en mijn moeder, die veel betrokken was op school, zat thuis. Ondanks dat alleen mijn vader werkte, kwamen we niets tekort. Vakanties en leuke uitstapjes zijn er altijd geweest. Toen mijn broer en ik ouder werden en mijn vader inmiddels bedrijfsleider was geworden bij een ander loodgietersbedrijf, is mijn moeder bij hem op kantoor gaan werken. Sinds een jaar heeft mijn broer een eigen loodgietersbedrijf waarin mijn ouders ook aan de slag zijn.’ Hoewel Ilja een koele indruk maakt, zegt ze dat ze al van jongs af aan emotioneel ‘een eitje’ is. ‘Ik kan harder janken dan iemand die verdriet heeft. Ook zeggen vrienden dat ik heerlijk nuchter kan zijn, ik oordeel niet snel.’
Ilja’s ouders en broer hebben er geen moeite mee dat Vedat een Turk én moslim is. In het begin waren ze wel een beetje op hun hoede voor het ‘moslimgebeuren’. ‘Maar ik denk dat ook zij toen, net als ik, dachten dat het zomaar even een vriendje zou zijn,’ lacht Ilja ‘Mijn ouders zijn beiden katholiek opgevoed, vooral mijn vader was streng in de leer in zijn jeugd. Hij ging drie keer per week naar de kerk, was misdienaar en zong in het kerkkoor. Dat is echter een heel ver verleden. Mijn ouders zijn niet meer gelovig. Als eersten in de familie zijn mijn broer en ik ook niet gedoopt, mijn ouders wilden dat niet. Ik werd opgevoed met het idee dat alle mensen gelijk zijn.’ Ilja zegt dat Vedat het derde kind van haar ouders is geworden. ‘Als we uit elkaar zou gaan, zou dat een hele grote impact hebben op mijn familie.’
De eerste kennismaking met Vedats moeder staat Ilja bij als de dag van gisteren. ‘We reden naar de Zwarte Markt in Beverwijk. Naar muziek mochten we niet luisteren. Dus zetten we een cassetteband op met ilahi, lofzang aan de islam. Zijn moeder legde haar hand op mijn dij. Ik voelde me er erg ongemakkelijk bij, voor mij was dat een heel vreemde situatie. De afstand van anderhalf uur met de auto leek mij dubbel zo lang te duren.’
Vedat zegt dat zijn ouders het liefst een Turkse én moslima wilden als schoondochter. Dat bleek toch niet zo ideaal als ze dachten. ‘Mijn broer en oudere zussen zijn getrouwd met strenggelovigen, maar hun huwelijken zijn of niet geslaagd, of zijn ze gescheiden. En aangezien wij een goede relatie hebben, hebben ze Ilja moeten aanvaarden.’ Ilja zegt dat ze zich afzijdig houden van de familie. ‘Ik ben geaccepteerd, maar sta er wel buiten.’ Dat vindt ze wel zo prettig. ‘Ze hebben niets van de wereld gezien, weten niet hoe andere mensen leven, hebben een beperkte blik en denken dat hun waarheid de enige is.’ Ze heeft wel een hele goede relatie met Vedats jongste zus. ‘Ze is een beetje zoals ik, maar dan met een hoofddoek. Wat ik erg leuk aan haar vind, is hoe ze met haar kinderen omgaat. Omdat ze het gezellig vinden, heeft ze een kerstboompje in huis. Soms denk ik: doe die hoofddoek af. Maar dat heb ik nooit gezegd. Ze laat mij ook in mijn waarde.’
In de veertien jaar dat ze samen zijn zegt Vedat van het ene naar het andere uiterste te zijn gegaan. De invloed van Ilja was groot. ‘Daar ben ik trots op,’ zegt Ilja. Ze is ook trots op Vedat, op hoe hij nu is geworden. ‘Dat ik niets meer voor hem hoef te verzwijgen, wat ik in het begin wel eens deed met kleine dingen, zoals op stap gaan en dronken worden. Dat we over alles kunnen praten.’ Ze zijn samen volwassenen geworden en naar elkaar toegegroeid. Het is niet vanzelf gegaan, maar het ontstond met de tijd. Ilja noemt geloof het enige obstakel waarop hun relatie tot nu toe had kunnen stuklopen. ‘Als ik in het begin heel hard ging roepen: dat stomme geloof van je, dan was het allang uit. Het ging beetje bij beetje. Ik heb hem niet gedwongen dat hij dit moest doen of dat moest denken.’ Volgens Ilja hielp het ook dat ze geen Turkse vrienden hebben. Ze zijn altijd bij Nederlandse vrienden. Hun relatie noemen ze beter dan ooit. ‘We zijn meer van elkaar gaan houden.’
Vedat: ‘Ik ben nu “open-minded”. Neem nou de sauna, pakweg tien jaar geleden zou ik gezegd hebben: “Naakt? Dat doe je niet!” Nu zeg ik: “Naakt? Waarom doe je dat?”’ Gaat hij dan nu naar de sauna? ‘Nee’, lacht hij ondeugend, ‘we hebben een privésauna thuis.’
Geloof speelt voor hem bijna geen rol meer. Hij vast niet meer, bezoekt nooit de moskee. ‘Ik vind het een poppenkast. Al dat schijnheilige hoeft van mij niet meer.’ Soms grappen zijn Turkse maten dat hij gavur, ongelovig, is geworden, maar hij gelooft nog steeds. Om die grappen kan hij lachen. Zo nu en dan gaat hij met ze uit eten in Turkoise, een Turks restaurant in Eindhoven. Lekker eten, Turkse muziek en samen wat drinken, dat vindt hij heerlijk. Een keertje ging hij met ze kaarten in een Turks café. ‘Gadverdamme, dacht ik, wat doe ik hier! Het was niets voor mij.’
Het nationalisme van vele Turken herkent Vedat ook niet. Het doet hem niets als hij miljoenen Turken op straat ziet demonstreren met een Turkse vlag. ‘Ik zou er nooit gaan staan. Wel ben ik trots op Turkije.’ Ilja vertelt dat ze een keer op vakantie waren in Tanzania en dat de gids kwam aanzetten met Ottomaanse architectuur van een hammam en daarna tulpen. Vedat vult haar aan: ‘Alles komt uit Turkije, zei ik toen.’ ‘Jij met je Turkije!’ lacht Ilja. ‘Vroeger was hij een moslim, nu is hij een Turk.’
Hij heeft niet meer het gevoel dat hij zich moet bewijzen, dat heeft hij al drie jaar geleden gedaan door het autobedrijf waar hij voor werkte over te nemen. Ilja werkt drie dagen bij een bedrijf voor promotieartikelen en relatiegeschenken en twee dagen in hun zaak. Ze hebben het druk, eten twee tot drie keer in de week buitenshuis. En niemand mag aan hun gezamenlijke vrijdagavond komen. ‘Als ik toevallig mijn zussen bel, vragen ze of we niet uit zijn,’ zegt Vedat. Zijn oudste zus houdt de boel bij Autosprint schoon. ‘We hebben een betere band dan ooit. Soms dansen we na sluitingstijd samen op Turkse muziek.’
Het liefst hebben ze Nederlandse klanten in hun zaak. Een reputatie als Turkenbedrijf willen ze niet. Vedat: ‘Voor je het weet, hangen hier de hele dag mannen rond die op hun auto gaan wachten. Het is hier geen café, ook vrouwen moeten zich hier op hun gemak voelen.’ Ze hebben zeven man personeel, waarvan één Turk en iemand uit de Balkan. ‘Wellicht juist omdat hij een Turk is, durft hij om een stagiair te vragen die geen Turk is,’ zegt Ilja. ‘De stagebegeleider was verrast, maar zei dat hij zijn best zou doen,’ zegt Vedat. ‘Ik wil een gemengd bedrijf, er zijn al twee Turken.’ Ook durft hij, vertelt Ilja, als grap ‘kut-Turk’ te zeggen. ‘Als hij het zegt, is het grappig.’
Vedat: ‘Vroeger schaamde ik me ervoor dat ik een Turk was, omdat een “Turk” slecht was. Veel Turken zijn blijven hangen in hun dorpscultuur. Ik noem hen berggeiten. Je hoeft niet alles los te laten, maar zó kan het ook. Nu ben ik er trots op dat ik een Turk ben.’ Hij vindt het leuk twee culturen mee te maken en denkt dat je van elkaar kunt leren. ‘Het was niet het probleem dat hij een Turk was,’ zegt Ilja, ‘maar het geloof. Soms zeggen mensen die hem leren kennen, dat Vedat zo’n leuke jongen is voor een Turk. Alsof dat een compliment is!’
Ze gaat graag naar Turkije, ondanks dat ze op hun tweede vakantie werden aangehouden, op het Dalaman-vliegveld. Ilja was negentien en Vedat eenentwintig. Zo ‘naïef en goedgelovig’ als Vedat was, had hij in Tilburg het busje van een Turk gerepareerd. ‘Hij sleepte met een been, had een scheve nek en praatte wat moeilijk. Ik vond hem zielig en wilde helpen, hij zou met zijn familie op vakantie gaan.’ Na de reparatie betaalde hij Vedat in Duitse marken, die later vals bleken te zijn. Toen hij op de luchthaven dat geld inwisselde, werden Vedat en Ilja in hechtenis genomen. Hun onschuld konden ze niet bewijzen, ze wisten niet wat de achternaam was van de man die hen het valse geld had gegeven of waar hij woonde. Vedat nam alle verantwoordelijkheid op zich en stuurde Ilja met een advocaat naar een hotel. ‘Ik wist niet waar ik was, wat er met Vedat zou gebeuren. Ik wilde mijn ouders niet bellen om hen niet ongerust te maken. Ik belde een vriendin om mijn verhaal kwijt te kunnen en even uit te janken.’ Een nacht en een dag gingen voorbij, Vedat kwam maar niet. De politie had hem verplaatst naar een gevangenis, in afwachting van zijn rechtzaak. ‘Het was net als in de Amerikaanse fi lm Midnight Express,’ zegt Vedat.
Ilja: ‘Hij schreef me een briefje of ik voor schoon ondergoed en kleren kon zorgen, maar dat briefje mocht hij niet versturen, omdat het in het Nederlands was. Hij kon het me ook niet in het Engels schrijven, dat konden ze niet lezen en ik ken geen Turks. Dus ik kreeg geen enkel teken van leven, noch van Vedat, noch van onze advocaat.’ Dat papiertje hebben ze bewaard, net zoals het schema dat Ilja’s moeder maakte. Die hadden ze op de hoogte moeten brengen, aangezien het toch echt foute boel bleek. Op dat schema hield haar moeder bij wie ze had gebeld en wanneer: het Nederlandse consulaat, alle hotels in Dalaman… Maar daar zat Vedat niet. Onderaan haar schema staat: Vedat zit in de gevangenis. Waar is Ilja? ‘Ik denk dat mijn schoonouders in die paar weken tien jaar ouder zijn geworden,’ zegt Vedat.
Na een paar dagen kwam Vedat voorwaardelijk vrij, dankzij de corruptie. ‘We hebben veel geld betaald en mensen moeten omkopen.’ Toch vinden ze dat het justitiële apparaat zijn werk goed heeft gedaan. Vedat: ‘We wisten het niet, maar we brachten vals geld op de markt.’ Durft Ilja nog naar Turkije te gaan? ‘We zijn goed behandeld, ze deden hun werk.’
Vedat: ‘Een agent nodigde ons na onze aanhouding uit soep te gaan drinken. Maar je hoofd staat echt niet naar soep als er tien jaar gevangenisstraf boven je hoofd hangt, we wilden weg!’ Ilja zegt dat deze gebeurtenis Vedat veranderde, dat hij voorzichtiger is geworden met wie hij zaken doet. Vedat: ‘Die man met wie ik medelijden had, bleek een bekende crimineel. Hij had een kogel door zijn nek gehad, daarom praatte hij dus zo raar.’
Over het ‘multiculturele drama’ heeft Vedat ‘geen mening’. De politiek boeit hem niet. ‘Ik hang er als het ware boven en kijk over de grenzen en verschillen.’ Het raakt hem wel als hij denigrerende opmerkingen hoort over hoofddoeken. Zijn moeder en zussen dragen die ook.
‘Ik ben uit dat milieu gestapt, maar zij niet.’ Wat de integratie betreft geeft hij Pim Fortuyn gelijk op sommige punten. ‘Nederlanders zouden zich waakzamer moeten opstellen ten opzichte van vreemde invloeden op de Nederlandse cultuur. Nederland is erg tolerant en de Nederlanders zijn vaak een heel ander soort mensen dan de vreemdelingen die naar Nederland komen. Die zijn veel strijdlustiger.’
Vedat zegt te kunnen begrijpen dat Nederlanders zich druk maken om hun cultuur. Dat het in Tilburg meevalt, maar dat in Rotterdam bijvoorbeeld meer allochtonen dan autochtonen op straat lopen. ‘Op een bepaalde manier wordt hun land verkracht, ik zou me ook afvragen: “Wat gebeurt er met mijn land!”’ Bij de vorige Tweede-Kamerverkiezingen wilde Vedat niet stemmen: ‘Er zal toch niets veranderen.’ Ilja vulde voor hem de StemWijzer in. ‘Hij kwam uit op de pvv, de partij van Geert Wilders.’ Maar Vedat vindt Wilders een sukkel ‘en daar bedoel ik niet z’n carnavalkapsel mee’. ‘Hij is alleen bezig met provoceren.’
Ilja zegt dat ze in het begin alles boeiend vond over de islam, maar dat is nu anders: ‘Ik word bijna anti als ik zie wat er allemaal gebeurt. Mensen laten hun dochters heel jong trouwen, soms op hun zeventiende, voordat ze de “familie-eer” kunnen schenden. Ze houden zichzelf en hun kinderen dom en oordelen over anderen. Dat irriteert me.’ Toch vindt ze de discussie over de islam overtrokken. ‘Je zou je haast schamen als je zegt dat je moslim bent. Het lijkt alsof alle moslims extremisten zijn, alsof er geen moslims zijn zoals Vedat.’
Veertien jaar, zijn ze niet klaar met elkaar? ‘Schrijf maar op dat het twaalf jaar is,’ grapt Ilja. ‘Veertien klinkt zo degelijk. Ik snoep er altijd twee jaar vanaf.’ Ze zeggen dat ze zo veel met elkaar gemeen hebben. Dat ze heel graag samen reizen en dat ze dezelfde smaak hebben. Dat ze eigenlijk nooit ruzie hebben omdat ze goed met elkaar kunnen praten. ‘Soms hebben we het erover; we zijn elkaars beste maten. Zijn we elkaars broer en zus? Die vragen spelen in alle langdurige relaties.’
‘Soms krijg ik nog steeds kriebels in mijn buik als ik naar Ilja kijk,’ beweert Vedat. De vlinders in Ilja’s buik zijn vervlogen. ‘De verliefdheid van het begin is er niet meer, het is liefde.’ Ze geloven niet dat ze iets missen. ‘Het zal wel spannend zijn in het begin, een nieuwe vriend of vriendin, maar na een tijdje zal dat ook overgaan,’ vinden ze. ‘Als je elke keer die spanning moet gaan opzoeken, blijf je wel even bezig,’ zegt Vedat.
Praten is de sleutel tot een goede relatie. ‘Daar maken we veel gebruik van. We zijn er tot nu toe altijd uitgekomen,’ zeggen beiden. ‘Neem nu het onderwerp “kinderen”. Vroeger durfden en wilden we hieraan überhaupt niet eens denken.’ Het zou dan geheid misgaan tussen hen. Na elk gesprek kwamen ze tot deze conclusie: ‘Al zouden we het ooit willen, kinderen, dat kan bij ons niet. Maar dat vonden we geen punt. Natuurlijk was er wel altijd een kleine angst dat een van de twee ooit echt een kinderwens zou gaan krijgen. Wat dan…?’ Ilja noemt zichzelf sowieso geen ‘oermoeder’. ‘Sommige vrouwen krijgen na de bevalling een postpartumdepressie, maar volgens mij heb ik last van prenatale depressie,’ lacht ze. ‘Als er kinderen zouden komen, wil Vedat hun de islam bijbrengen, maar wel net zo liberaal als hij zelf zijn geloof aanhangt. Maar dat wil ik niet.’ Het lijkt Vedat onnatuurlijk kinderen op te voeden zonder geloof. Mocht het aan de orde komen, dan verwachten ze dat ze ook daar zullen uitkomen. ‘We zoeken de juiste sleutel,’ zegt Vedat.
Het enige ‘nadeel’ aan een Nederlandse vrouw vindt Vedat dat ze geen Turks begrijpt. De laatste jaren luistert hij graag naar Turkse muziek. Zo goed als het gaat probeert hij de teksten te vertalen, ‘maar dat gaat niet. Een Sezen Aksu-lied, zeg maar een Turkse Madonna op leeftijd, zal haar nooit raken zoals dat mij raakt. Maar ik geloof niet dat ik met een Turkse samen kan leven.’ Onlangs praatte hij op Hyves met een meisje, een beetje zoals Ilja maar dan een Turkse. ‘Hij wist niet dat zulke meiden bestaan,’ zegt Ilja. Jaloers is ze niet: ‘We zijn niet bezitterig. Als Vedat met een ander verder wil, zou ik dat heel pijnlijk vinden, maar ik zou hem toch moeten laten gaan.’ ‘Als Ilja een ander zou hebben, zou ik willen weten wat ze bij me miste, wat ik verkeerd heb gedaan. En zelfs als we uit elkaar zouden gaan, denk ik dat we goede vrienden zullen blijven,’ zegt Vedat.
Het is niet aan de orde. Ze zullen samen oud worden en nog meer van de wereld gaan zien, verwachten ze. In februari vertrekken ze naar de Zuidpool, waar ze Ilja’s dertigste verjaardag gaan vieren. ‘We proberen zo veel mogelijk te genieten en we leven met de dag. Natuurlijk zijn er ook minder leuke, maar wel belangrijke formaliteiten die we geregeld willen hebben.’ Zo willen ze bij de notaris vastleggen wat er moet gebeuren als een van hen overlijdt. Ilja: ‘Ik wil niet dat zijn familie hem na zijn dood meeneemt naar Turkije en dat ik hier achterblijf met lege handen. Het liefst zou ik gecremeerd willen worden, maar dat ik met Vedat samen lig op een openbare begraafplaats is niet uitgesloten. Tegenwoordig is eigenlijk alles bespreekbaar.’
Hulya Cigdem (Ankara, 1977) kwam op haar vijftiende naar Nederland voor haar huwelijk met Ahmet, een kennis van haar ouders, en trok bij haar schoonfamilie in. Nog geen jaar later kregen ze een dochter. In die tijd werkte ze voltijds in naaiateliers en volgde ze ’s avonds een cursus Nederlands bij een buurthuis. Tegenwoordig werkt ze parttime als communicatiemedewerker bij de anbo, de bond voor vijftigplussers. Daarnaast is ze freelance journalist voor onder meer nrc.next, Brabants Dagblad en Nieuwe Revu. Zomer 2007 studeerde ze af aan de Fontys Hogeschool voor de Journalistiek in Nijmegen. Haar autobiografi sche roman De importbruid verschijnt in 2008 bij De Arbeiderspers.