19



We komen meteen,' zei Poirot. Gevolgd door Hastings begaf hij zich naar de deur terwijl Rayno naar de open haard liep. Bij de deur draaide Poirot zich opeens om en keek naar de secretaris.

Tussen twee haakjes, Monsieur Raynor, weet u toevallig of dokter Carelli deze morgen nog in de bibliotheek is geweest?' vroeg de detective terwijl hij terug liep naar het midden van de kamer.

Ja Ik heb hem hier aangetroffen,' zei Raynor.

Aha!' Daar leek Poirot blij om te zijn. 'En wat was hij aan het doen?'

'Aan het telefoneren, geloof ik.

Was hij aan het telefoneren toen u binnenkwam?'

Nee Hij kwam net de bibliotheek weer in. Hij was in de studeerkamer van Sir Claud geweest.'

Poirot dacht daar even over na en vroeg toen aan Raynor: 'Waar was u op dat moment precies? Kunt u zich dat herinneren?'

Raynor, die nog steeds bij de open haard stond, zei O ergens hier in de buurt, geloof ik.'

Hebt u iets van dat telefoongesprek van dokter Carelli gehoord?'

'Nee,'zei de secretaris. 'Hij maakte me volkomen duidelijk dat hij alleen wilde zijn en dus heb ik me uit de voeten gemaakt.'

Hmmm' Poirot aarzelde en pakte toen een aantekenboekje en een potlood uit zijn zak. Hij schreef een paar woorden op een bladzijde en scheurde die toen los. 'Hastings!'

Hastings, die bij de deur had gewacht, liep naar Poirot toe en die gaf zijn vriend het opgevouwen velletje papier. 'Zou je zo vriendelijk willen zijn dit naar inspecteur Japp te brengen?'

Raynor keek toe toen Hastings vertrok om de opdracht uit te voeren en vroeg daarna: 'Waar ging dat over?'

Poirot stopte het aantekenboekje en het potlood terug in zijn zak en zei: 'Ik heb Japp laten weten dat ik over een paar minuten naar hem toe zal komen en hem dan misschien de naam van de moordenaar kan noemen.'

'Werkelijk? Weet u wie het is?' vroeg Raynor opgewonden.

Even bleef het stil. Hercule Poirot leek de secretaris met zijn persoonlijkheid te hebben betoverd. Raynor keek gefascineerd naar de detective, die langzaam begon te spreken. 'Ja, ik denk dat ik eindelijk weet wie de moordenaar is,' verkondigde Poirot. 'Het doet me denken aan een andere zaak van niet zo lang geleden. De moord op Lord Edgware zal ik nooit vergeten. Ik was bijna verslagen - ja, ik, Hercule Poirot! - door de extreem simpele geslepenheid van een leeg brein. U moet weten, Monsieur Raynor, dat de heel simpelen van geest vaak het geniale vermogen hebben om een ongecompliceerde misdaad te plegen en iets dergelijks daarna nooit meer te herhalen. Laten we hopen dat de moordenaar van Sir Claud daarentegen een intelligent en superieur persoon is, die zeer tevreden is over zichzelf en de verleiding om alles nog mooier te maken dan het is niet zal kunnen weerstaan.' Poirots ogen begonnen te stralen.

'Ik ben er niet zeker van dat ik u begrijp,' zei Ray-nor Bedoelt u dat mevrouw Amory het niet heeft gedaan?'

Zij heeft her inderdaad niet gedaan,' zei Poirot. Daarom heb ik dat briefje geschreven. Die arme dame heelt genoeg geleden. Haar moeten verdere verhoren worden bespaard.'

Raynor keek nadenkend en riep toen uit: 'Dan durf ik erom te wedden dat het Carelli is. Klopt dat?

Poirot zwaaide speels met een vinger door de hucht 'Monsieur Raynor, u moet het me toestaan mijn geheimpjes tot het laatste moment te bewaren Hij pakte een zakdoek en veegde zijn voorhoofd af. Mon Dieu, wat is het vandaag heet!' zei hij klagend.

Wilt u iets drinken?' vroeg Raynor. 'Ik vergeet mijn manieren. Ik had u al eerder iets moeten aanbieden.'

Poirot straalde. 'Heel vriendelijk van u. Graag een whisky, als dat mag.'

'Natuurlijk. Een ogenblikje.' Raynor liep de kame uit Poirot drentelde naar de openslaande deuren en keek even de tuin in. Toen liep hij naar de bank, schudde de kussens op en ging door naar de schoorsteenmantel om de ornamenten te bekijken.

Even later kwam Raynor terug met twee whisky-soda's op een dienblad. Hij zag dat Poirot een hand naar een ornament op de schoorsteenmantel uitstak.

Ik neem aan dat dit antiek en waardevol is,' zei Poirot die een kan oppakte.

Werkelijk?' reageerde Raynor ongeïnteresseerd.

Ik weet van dergelijke dingen niet veel af. Komt u uw glas halen?'Hij zette het dienblad op de lage tafel

'Dank u,' mompelde Poirot, die naar hem toe liep.

'Laten we proosten op geluk,' zei Raynor. Hij pakte een glas en nam een slok.

Met een buiging bracht Poirot het andere glas naar zijn lippen. 'Op u, mijn vriend. En laat me u nu vertellen over mijn verdenkingen. Ik heb voor het eerst beseft dat...'

Opeens zweeg hij en hij draaide zijn hoofd naar achteren alsof een geluid zijn aandacht had getrokken. Hij keek eerst naar de deur en toen naar Raynor en drukte een vinger tegen zijn lippen om duidelijk te maken dat hij dacht dat iemand voor luistervinkje aan het spelen was.

Raynor knikte begrijpend. De twee mannen slopen geruisloos naar de deur en Poirot gebaarde de secretaris dat die in de kamer moest blijven. Toen rukte Poirot de deur open en liep snel de gang op. Hij kwam echter meteen weer terug en keek uiterst teleurgesteld. 'Verbazingwekkend,' gaf hij tegenover Raynor toe. 'Ik had erop durven zweren dat ik iets hoorde. Nou ja, ik heb me duidelijk vergist, al gebeurt dat niet vaak. A votre santé, mijn vriend.' Hij dronk zijn glas leeg.

'Ah!' riep Raynor uit terwijl hij eveneens een slok nam.

'Wat zegt u?' vroeg Poirot.

'Niets. Er is alleen een last van mijn schouders gevallen. Dat is alles.'

Poirot liep naar de tafel en zette zijn glas neer. 'Weet u, Monsieur Raynor, om volkomen eerlijk te zijn ben ik nooit helemaal gewend geraakt aan jullie nationale drank, de whisky. De smaak bevalt me niet. Hij is bitter.' Hij liep naar de leunstoel en ging zitten.

Werkelijk? Dat spijt me heel erg. De mijne smaakt helemaal niet bitter.' Raynor zette zijn glas op de lage tafel. 'Volgens mij wilde u me daarnet iets vertellen?'

Poirot keek verbaasd. 'O ja? Wat kan dat zijn geweest? Kan ik het nu al zijn vergeten? Ik denk dat ik u misschien wilde uitleggen hoe ik een onderzoek uitvoer. Voyonsl Het ene feit leidt naar een ander, dus gaan we door. Past het volgende feit binnen datgeheel? Een merveille! Goed! We kunnen doorgaan. Dit volgende feitje... Nee. He, dat is merkwaardig! Er ontbreekt iets, een schakel in de keten. We gaan op nader onderzoek uit. En dan kunnen we dat merwaardige feitje, dat misschien armzalig kleine detail dat maar niet binnen het geheel wil passen, opeens op zijn plaats zetten.' Poirot maakte een extravagant gebaar met zijn hand. 'Het is wel degelijk van betekenis. Het is ontzettend belangrijk!'

Ja eh... ik begrijp het,' mompelde Raynor onzeker.

Poirot zwaaide zijn wijsvinger zo heftig heen en weer dat de secretaris bijna begon te bibberen. 'Pas op! Er dreigt gevaar voor de detective die zegt: "Het is zo klein dat het er niet toe doet. Het past niet binnen het geheel. Ik zal het vergeten." Op die manier raak je in de war. Alles is belangrijk.' Poirot zweeg opeens en tikte tegen zijn hoofd. 'Nu weet ik weer waar ik het met u over wilde hebben. Het was een van die kleine, onbelangrijke feiten. Monsieur Raynor, ik wilde met u over stof praten.'

Raynor glimlachte beleefd. 'Stof?'

Ja. inderdaad. Stof. Mijn vriend Hastings heeft me nog niet zo lang geleden in herinnering gebracht dat ik een detective en geen dienstmeisje ben. Hij vond

die opmerking heel slim van zichzelf, maar daar ben ik niet zo van overtuigd. Een dienstmeisje en een detective hebben uiteindelijk iets gemeen. Wat doet het dienstmeisje? Ze verkent alle donkere hoeken met haar bezem. Ze haalt alle dingen die heel handig uit het zicht zijn gerold, naar het daglicht terug. Doet een detective niet vrijwel hetzelfde?'

Raynor keek verveeld, maar mompelde: 'Heel interessant, Monsieur Poirot.' Hij liep naar de stoel bij de tafel en ging zitten voordat hij vroeg: 'Was dat alles wat u van plan was te zeggen?'

'Nee, niet helemaal,' zei Poirot, die zich naar voren boog. 'Monsieur Raynor, u hebt me geen zand, of in dit geval stof in de ogen gestrooid omdat er geen stof was. Begrijpt u me?'

De secretaris keek hem gespannen aan. 'Nee. Ik ben bang van niet.'

'Er lag geen stof op die doos met medicijnen. Mademoiselle Barbara heeft daar commentaar op geleverd. Maar er had wel stof op moeten liggen. De plank waarop hij staat...' Poirot wees die kant op '... zit onder het stof. Op dat moment wist ik...'

'Wist u wat?'

'Wist ik dat iemand die doos kort geleden van zijn plaats had gehaald. Dat de persoon die Sir Claud heeft vergiftigd gisteravond niet in de buurt van die doos hoefde te komen, omdat hij zich bij een eerdere gelegenheid het vergif dat hij nodig had al had toegeëigend en daarvoor een moment had uitgekozen waarop hij wist dat hij niet zou worden gestoord. U bent gisteravond niet bij die doos in de buurt geweest omdat u de benodigde hyoscyamine al had gepakt. Maar u hebt wel aan de koffie gezeten, Monsieur Raynor.'

Raynor glimlachte geduldig. 'Mijn hemel! Verdenkt u mij ervan dat ik Sir Claud heb vermoord?'

Ontkent u dat?' vroeg Poirot.

Raynor zweeg even voordat hij reageerde. Toen hij weer het woord nam, had zijn stem een hardere ' ondertoon. 'O nee. Ik ontken het niet. Waarom zou ik dat doen? Ik ben eigenlijk best trots op alles. Het had perfect moeten gaan. Het was pure pech dat Sir Claud de brandkast gisteravond weer openmaakte. Zoiets had hij nog nooit eerder gedaan.'

Poirot klonk nogal slaperig toen hij vroeg: 'Waarom vertelt u me dit alles?'

Waarom niet? U bent zo meelevend. Het is een genoegen met u te praten.' Raynor lachte en ging door 'Ja, alles was bijna misgegaan. Maar waar ik vooral trots op ben, is dat ik van falen toch een succes heb weten te maken.' Er verscheen een triomfantelijke uitdrukking op zijn gezicht. 'Het was best bewonderenswaardig dat ik direct een plaats kon bedenken om de formule te verstoppen. Zou u het prettig vinden als ik u vertel waar hij nu is?'

Poirot was nu zo slaperig dat het hem moeite leek te kosten duidelijk te articuleren. 'Ik... ik begrijp u niet fluisterde hij.

Monsieur Poirot, u hebt een vergissinkje gemaakt zei Raynor snerend. 'U hebt mijn intelligentie onderschat. Ik heb me daarnet geen rad voor ogen l.aten draaien door uw vindingrijke afleidingsmanoeuvre met die arme ouwe Carelli. Een man met uw hersens kan niet serieus hebben geloofd dat Carelli... Daar wil ik niet eens over nadenken. U moet weten dat ik om een hoge inzet speel. Dat velletje papier zal me vijftigduizend pond opleveren als

ik het op de juiste plaats aflever.' Hij leunde achterover in zijn stoel. 'Denkt u zich eens in wat een getalenteerd man als ik met vijftigduizend pond kan doen.'

Met een steeds slaperiger stem lukte het Poirot nog net te zeggen: 'Daar... denk ik niet... graag over na.'

'Dan moet u dat niet doen. Ik kan dat wel begrijpen. Je moet andere standpunten ook kunnen tolereren.'

Poirot boog zich naar voren en leek zijn best te doen tot zichzelf te komen. 'Dat zal niet gebeuren. Ik zal u aan de kaak stellen. Ik, Hercule Poirot...' Opeens zweeg hij.

'Hercule Poirot zal niets doen,' verklaarde Raynor terwijl de detective terugzakte in zijn stoel. Met een lach die dicht bij een sneer in de buurt kwam ging de secretaris door. 'U hebt het geen moment geraden, hè? Ook niet toen u zei dat de whisky bitter smaakte. U moet weten, mijn beste Monsieur Poirot, dat ik niet één maar meerdere buisjes hyoscyamine uit die doos heb gehaald. Ik heb u er iets meer van gegeven dan Sir Claud.'

'Ah, mon Dieu,' zei Poirot naar adem snakkend terwijl hij verwoede pogingen in het werk stelde om te gaan staan. Met zwakke stem riep hij: 'Hastings! Hast...' Zijn stem stierf weg, hij zakte weer achterover in zijn stoel en zijn ogen vielen dicht.

Raynor ging staan, duwde zijn stoel opzij en boog zich even later over Poirot heen. 'Probeer wakker te blijven, Monsieur Poirot,' zei hij. 'U zult toch wel graag willen zien waar ik de formule heb verborgen?'

Hij wachtte even, maar Poirots ogen bleven dicht Een snelle droomloze slaap waaruit je nooit meer zou ontwaken, zoals onze dierbare vriend Carelli het verwoordde,' merkte Raynor droog op terwijl hij op de schoorsteenmantel afstevende, de fidibusssen pakte, ze opvouwde en in zijn zak stopte, Toen liep hij in de richting van de openslaande deuren en bleef alleen nog even staan om over zijn • houder te roepen: 'Vaarwel, mijn beste Monsieur Poirot.'

Net toen hij de tuin in wilde stappen, werd hij tegengehouden door Poirots stem, die vrolijk en heel natuurlijk klonk. 'Wilt u de envelop niet ook meenemen?'

Raynor draaide zich bliksemsnel om en op datzelfde moment kwam inspecteur Japp vanuit de tuin de bibliotheek in. Raynor zette een paar stappen naar achteren, bleef even besluiteloos staan en kwam toen tot de conclusie dat hij het best op de vlucht kon slaan. Hij rende naar de openslaande deuren en werd daar in de kraag gegrepen door Japp en agent Johnson, die ook opeens vanuit de tuin opdook.

Poirot ging staan en rekte zich uit. 'Mijn beste Japp, heb je alles gehoord?' vroeg hij.

Japp, die Raynor met behulp van zijn agent terug.sleepte naar het midden van de kamer, zei: Dankzij jouw briefje elk woord, Poirot. Op het terras vlak bij de deuren kun je alles perfect verstaan. Laten we hem nu maar eens fouilleren en kijken wat er te vinden valt.' Hij haalde de fidibussen uit Raynors zak en gooide ze op de lage tafel. Daarna hield hij een buisje in zijn hand. 'Aha! Hyoscyamine! Leeg!'

Hallo, Hastings,' zei Poirot ter begroeting tegen

zijn vriend die vanaf de gang de bibliotheek inkwam met een glas whisky-soda en dat aan de detective overhandigde.

'Is het u nu duidelijk?' vroeg Poirot allervriendelijkst aan Raynor. 'Ik weigerde mee te spelen in uw komedie. In plaats daarvan heb ik u laten acteren in de mijne. In mijn briefje heb ik Japp en Hastings instructies gegeven. Toen heb ik het u makkelijk gemaakt door te klagen over de hitte. Ik wist dat u zou voorstellen iets te drinken voor me te halen. Dat was uiteindelijk de kans die u nodig had. Toen ik naar de deur liep, stond Hastings klaar met een andere whisky-soda. Nadat ik van glas had gewisseld, ben ik weer hierheen gekomen. Daarna kon de komedie worden voortgezet.'

Poirot gaf het glas terug aan Hastings. 'Ik vind dat ik mijn rol behoorlijk goed heb gespeeld,' verklaarde hij.

Er volgde een stilte waarin Poirot en Raynor elkaar taxerend opnamen. Toen nam Raynor het woord, ik ben bang van u geweest vanaf het moment dat u dit huis inkwam. Mijn plan had kunnen slagen. Ik had de rest van mijn leven kunnen rentenieren van de vijftigduizend pond of misschien zelfs meer die ik voor die ellendige formule zou hebben gekregen. Maar sinds uw komst was ik er niet meer honderd procent zeker van dat ik die pompeuze oude dwaas had kunnen doden en zijn kostbare papiertje had kunnen stelen zonder daarvoor te worden gestraft.'

'Ik heb al opgemerkt dat u intelligent bent,' zei Poirot. Hij ging weer in de leunstoel zitten en keek overduidelijk zelfvoldaan terwijl Japp snel begon te spreken.

Edward Raynor, ik arresteer u voor de moord met voorbedachten rade op Sir Claud Amory en waarschuw u dat alles wat u zegt als bewijsmateriaal kan worden gebruikt.' Japp gaf de agent een teken dat hij Raynor moest afvoeren.