15
Een kwartier later had inspecteur Japp, die werd vergezeld door Johnson, een jonge agent, de eerste inspectie van de bibliotheek afgerond. Japp, een openhartige, vriendelijke man van middelbare leeftijd met een gezet figuur en een blozend gezicht, was herinneringen aan het ophalen met Poirot en Hastings, die uit zijn ballingschap in de tuin was teruggekeerd.
'Ja,' zei Japp tegen zijn agent. 'Meneer Poirot en ik kennen elkaar al heel lang. Je hebt me vaak over hem horen vertellen. Toen we voor de eerste keer samenwerkten, was hij nog in dienst bij de Belgische politie. Dat was de Abercrombie-zaak, nietwaar, Poirot? We hebben hem in Brussel te grazen kunnen nemen. O, dat waren nog eens geweldige tijden. Kun je je "baron" Altara nog herinneren? Dat was me een boef! Hij was de halve politiemacht van Europa te slim af, maar dankzij meneer Poirot hebben we hem in Antwerpen kunnen oppakken.'
Japp wendde zich nu tot Poirot. 'En toen hebben we elkaar in dit land weer ontmoet, nietwaar, Poirot? Jij was natuurlijk al gepensioneerd. Je hebt toen die mysterieuze zaak-Styles opgelost, weet je nog wel? De laatste keer dat we hebben samengewerkt was twee jaar geleden, hè? Die affaire van die Italiaanse edelman in Londen. Poirot, het is echt prettig je weer te zien. Ik was werkelijk stomverbaasd toen ik een paar minuten geleden binnenkwam en jouw grappige ouwe smoel zag.'
'Mijn smoel?' vroeg Poirot, die verbaasd keek. bargoens bleef hem altijd voor een raadsel stellen.
Je gezicht bedoel ik, ouwe makker,' legde Japp met een grijns uit. 'Gaan we bij deze zaak ook samen werken?'
Poirot glimlachte. 'Mijn beste Japp, je kent mijn
zwakke puntjes.' Je bent een geheimzinnig doende ouwe sloeber, niet waar?' merkte Japp op terwijl hij Poirot een klap op diens schouder gaf. 'Ik moet zeggen dat die mevrouw Amory met wie je aan het praten was toen ik binnenkwam, er best mag zijn! De echtgenote van Richard Amory, neem ik aan? Ik durf erom te wedden dat je ervan hebt genoten, ouwe rakker.'
De inspecteur lachte nogal grof en ging op een stoeI bij de tafel zitten. 'In elk geval is dit zo'n zaak die jou op het lijf geschreven is. Hij moet jouw kronkelende geest deugd doen. Zelf haat ik een geval van vergiftiging. Niets om vanuit te gaan. Je moet achterhalen wat ze hebben gegeten en gedronken, wie met dat eten en drinken in de weer zijn geweest en zelfs wie er ook maar even overheen heeft geblazen. Ik moet toegeven dat dokter Graham er een vrij duidelijk standpunt over inneemt. Hij zegt dat die rommel in de koffie moet hebben gezeten. Volgens hem moet zo'n grote dosis vrijwel meteen effect hebben gesorteerd. Natuurlijk zullen we dat zeker weten zodra we het rapport van de analist in handen hebben, maar we hebben in elk geval voldoende om op voort te borduren.'
Japp ging staan. 'Nou, met deze kamer ben ik klaar,' verklaarde hij. 'Ik neem aan dat ik nu maar beter even kan gaan praten met meneer Richard
Amory en dan met die dokter Carelli. Het ziet ernaar uit dat die laatste onze man is. Maar ik zeg altijd dat je alle mogelijkheden in gedachten moet openhouden.' Hij liep naar de deur. 'Ca je mee, Poi-rot?'
'Natuurlijk,' zei Poirot, die zich hij hem voegde.
'Kapitein Hastings zal ongetwijfeld ook meegaan,' zei Japp lachend. 'Die volgt jou altijd op de voet, nietwaar, Poirot?'
Poirot zond zijn vriend een veelbetekenende blik toe. 'Misschien geeft Hastings er de voorkeur aan hier te blijven,' merkte hij op.
Hastings begreep de hint meteen en zei: ' Ja, ja, ik denk dat ik hier blijf.'
'Mij best.' Japp klonk verbaasd. Hij en Poirot vertrokken, gevolgd door de jonge agent.
Even later kwam Barbara Amory via de openslaande deuren vanuit de tuin naar binnen. Ze had een roze bloes en een lichte broek aan. 'Daar bent u dus. Wie hebben we net op ons dak gekregen?' vroeg ze aan Hastings terwijl ze naar de bank liep en ging zitten. 'De politie?'
'Ja,' zei Hastings, die naast haar plaatsnam. 'Inspecteur Japp van Scotland Yard. Hij is nu naar uw neef toe om hem een paar vragen te stellen.'
'Denkt u dat hij mij ook zal willen ondervragen?'
'Ik veronderstel van niet, maar zelfs als het wel zo is, hoeft u zich nergens zorgen over te maken,' verzekerde Hastings haar.
'O, ik maak me ook nergens zorgen over,' verklaarde Barbara. 'In feite zou ik het te gek vinden! Maar ik zou wel in de verleiding komen er iets bij te fantaseren, om het wat sensatievoller te maken. Ik ben dol op sensatie. U ook?'
Hastings keek verbaasd. 'Ik... dat weet ik werkelijk niet Nee, ik geloof niet dat ik daar dol op ben.'
Barbara Amory keek hem vragend aan. 'Weet u .dat u me intrigeert? Waar hebt u in uw leven zoal gezeten?'
Ik heb een paar jaar in Zuid-Amerika doorgebracht.'
Dat wist ik wel!' riep Barbara uit, terwijl ze een hand boven haar ogen hield. 'De grote, open vlakte Daarom bent u zo heerlijk ouderwets.'
Hastings keek nu beledigd. 'Het spijt me,' zei hij stijfjes.
'O, maar ik vind het prachtig,' haastte Barbara zich eraan toe te voegen. 'Ik vind u een schat. Een absolute snoes.'
'Wat bedoelt u precies met ouderwets?'
Ik ben er zeker van dat u in allerlei stoffige ouderwetse zaken gelooft, zoals fatsoen, dat u alleen liegt als u daar een erg goede reden voor hebt en dat u alles van de vrolijke kant bekijkt.'
Dat klopt,' zei Hastings lichtelijk verbaasd. Doet u dat dan niet?'
Ik? Verwacht u bijvoorbeeld van me dat ik de fictie dat de dood van oom Claud een betreurenswaardig ongeluk was in stand blijf houden?'
'Was die dat dan niet?' Hastings klonk geschokt.
Barbara kwam overeind en ging op de rand van de lage tafel zitten. 'Wat mij betreft is het het meest geweldige dat ooit is gebeurd. U hebt er geen idee van wat een ouwe vrek hij was. U weet niet hoe hij ons allemaal de grond in trapte!' Ze zweeg, overmand door haar gevoelens.
Hastings was verlegen met de situatie en zei: 'Ik... il wou dat u niet...'
Barbara onderbrak hem. 'Houdt u niet van eerlijkheid? Dat dacht ik al wel. U zou liever zien dat ik zwart droeg in plaats van deze kleren en zacht over "die arme oom Claud, die zo goed was voor ons allemaal" sprak.'
'Werkelijk!' riep Hastings uit.
'O, u hoeft zich niet anders voor te doen dan u bent,' ging Barbara door. 'Ik weet dat u zo zou blijken te zijn als ik u goed leerde kennen. Maar ik zeg dat het leven te kort is voor al dat liegen en toneelspelen. Oom Claud was helemaal niet goed voor ons. Ik ben er zeker van dat we diep in ons hart allemaal blij zijn dat hij dood is. Ja, zelfs tante Caroline. Die arme schat heeft hem langer moeten verdragen dan wie van ons verder ook.'
Opeens kalmeerde Barbara en ging op mildere toon door. 'Ik heb nagedacht, weet u. Theoretisch gesproken kan tante Caroline oom Claud hebben vergiftigd. Die hartaanval gisteravond was echt heel eigenaardig. Ik geloof eigenlijk helemaal niet dat het een hartaanval was. Stel dat tante Caroline door het jarenlang onderdrukken van haar gevoelens een of ander sterk complex heeft gekregen...'
'Ik neem aan dat dat theoretisch gesproken inderdaad mogelijk is,' mompelde Hastings voorzichtig.
'Ik vraag me wel af wie de formule heeft gejat,' zei Barbara. 'ledereen zegt dat de Italiaan het heeft gedaan, maar ik persoonlijk verdenk Treadwell.'
'De butler? Mijn hemel! Waarom?'
'Omdat hij nooit ook maar in de buurt van de studeerkamer is geweest.'
Hastings keek perplex. 'Maar dan...'
'In sommige opzichten ben ik heel orthodox,' zei Barbara. 'Ik ben grootgebracht met het idee dat je de minst waarschijnlijke persoon moet verdenken. In de beste moordmysteries is zo iemand altijd de schudige, en Treadwell is beslist de minst waarschijnlijke figuur.'
'Met uitzondering van u, misschien,' suggereerde Hastings lachend.
'O, ik?' Barbara glimlachte onzeker terwijl ze ging staan en een eindje van hem vandaan liep. 'Wat merkwaardig,' mompelde ze in zichzelf.
'Wat is merkwaardig?' vroeg Hastings, die eveneens opstond.
'Iets waar ik net aan dacht. Laten we naar de tuin gaan. Ik haat deze bibliotheek.' Ze liep naar de openslaande deuren.
'Ik ben bang dat ik hier moet blijven,' zei Hastings.
'Waarom?'
'Ik mag deze kamer niet verlaten.'
'Weet u dat u een complex hebt ten aanzien van deze kamer?' merkte Barbara op. 'Kunt u zich gisteravond nog herinneren? We waren allemaal volledig van de kaart door het verdwijnen van die formule en toen kwam u en produceerde de meest schitterende anticlimax door op uw allerbeste conversatietoon op te merken: "Wat een mooie kamer, meneer Amory." Het was zo geestig toen u naar binnen stapte in het gezelschap van die buitengewoon kleine man, die niet langer dan een meter tweeënzestig kan zijn maar een ontzettend waardig air uitstraalt. En u was zo beleefd.'
'Poirot ziet er op het eerste gezicht inderdaad nogal eigenaardig uit, hè? Dat moet ik toegeven,'zei Hastings. 'En hij heeft allerlei kleine tekortkomingen. Zo heeft hij bijvoorbeeld een ware harts-
tocht voor netheid in alle vormen en maten. Als hij een ornament scheef ziet staan, of ergens een stofje ontdekt, of zelfs maar merkt dat iemands kleding niet helemaal onberispelijk zit, wordt dat door hem als een ware marteling ervaren.'
'Jullie vormen zo'n schitterend contrast,' zei Barbara lachend.
'Poirots methoden van onderzoek zijn heel speciaal, weet u,' merkte Hastings op. 'Orde en methode zijn zijn godheden. Hij heeft een grote minachting voor tastbare bewijzen als voetafdrukken en sigarettenas. U begrijpt wel wat ik bedoel. Hij houdt zelfs vol dat zij op zich een detective nooit in staat zouden stellen een probleem op te lossen. Het ware werk, zegt hij, gebeurt van binnenuit. En dan tikt hij tegen dat eivormige hoofd van hem en merkt zeer voldaan op: "De kleine grijze cellen van de hersens. Denk altijd aan de kleine grijze cellen, mon ami. '
'O, ik vind hem een schat,' verklaarde Barbara, 'maar niet zo'n snoes als u met uw opmerking over deze kamer.'
'Het is toch ook een mooie kamer,' hield Hastings vol. Hij klonk nogal geïrriteerd.
'Persoonlijk ben ik dat niet met u eens,' zei Barbara. Ze pakte zijn hand en probeerde hem naar de openslaande deuren te trekken. 'In elk geval bent u er nu voorlopig wel lang genoeg geweest. Kom mee.'
'U begrijpt het niet,' verklaarde Hastings, die zijn hand lostrok. 'Ik heb het Poirot beloofd.'
'U hebt Monsieur Poirot beloofd dat u deze kamer niet zou verlaten?' zei Barbara langzaam. 'Waarom?'
'Dat kan ik u niet vertellen.'
O' Barbara zweeg even en toen veranderde haar manier van doen. Ze ging achter Hastings staan en begon overdreven dramatisch te declameren. '"De jongen stond op het brandende dek..." '
'Wat zegt u?'
"... waarvan iedereen was gevlucht, behalve hij, de gek." Wat hebt u daarop te zeggen?'
'Ik begrijp u werkelijk niet,' verklaarde Hastings geérgerd.
'Waarom zou u me ook moeten begrijpen? O, u bent werkelijk een verademing,' verklaarde Barbara, die hem een arm gaf. 'Kom mee en laat u verleiden. Ik vind u echt een verrukkelijke snoes.'
'U neemt me in de maling.'
'Helemaal niet,' hield Barbara vol. 'Ik ben stapel op u. U bent zeer beslist van voor de oorlog.'
Z.e trok hem mee naar de openslaande deuren en ditmaal bezweek Hastings voor de druk van haar arm. 'U bent werkelijk een buitengewoon type,' zei hij. 'heel anders dan alle vrouwen die ik ooit heb ontmoet.'
'Het doet me erg veel genoegen dat te horen. Het is een heel goed teken,' zei Barbara terwijl ze nu recht tegenover elkaar in de deuropening stonden.
'Een goed teken?'
'Ja. Zoiets geeft een vrouw hoop.'
Hastings bloosde en Barbara lachte luchthartig terwijl ze hem meesleepte, de tuin in.