12
Toen Carelli de kamer uit was, staarde Hastings hem nog even na. 'Poirot, wat denk je dat hij daarmee bedoelde?' vroeg hij uiteindelijk.
Poirot haalde zijn schouders op. 'Het was een onbetekenende opmerking.'
'Carelli probeerde je toch beslist iets duidelijk te maken,' hield Hastings vol.
'Hastings, druk nog eens op de bel,' was de enige reactie van de kleine detective. Hastings deed dat, maar kon zijn mond niet houden. 'Wat ga je nu doen?'
Poirots antwoord was uiterst raadselachtig. 'Dat zul je wel zien, mijn beste Hastings. Geduld is een schone zaak.'
Treadwell kwam de kamer weer in en vroeg zoals te doen gebruikelijk respectvol: 'Ja, meneer?'
Poirot keek hem vriendelijk glimlachend aan. 'Treadwell, wil je mejuffrouw Caroline Amory mijn complimenten overbrengen en haar vragen of ze zo goed wil zijn me een paar minuten van haar tijd te geven?'
'Zeker, meneer.'
'Dank je, Treadwell.'
Toen de butler was vertrokken, riep Hastings uit: 'Maar dat oude mens ligt in bed. Je wilt haar toch niet dwingen op te staan als ze zich niet goed voelt?'
'Mijn vriend Hastings weet alles! Volgens jou ligt ze dus in bed?'
'Is dat dan niet zo?'
Poirot gaf zijn vriend een liefhebbend schouderklopje. 'Dat wil ik nu precies te weten komen.'
'Maar... Herinner je je dan niet dat Richard Amory dat heeft gezegd?'
De detective keek zijn vriend strak aan. 'Hastings, hier is een man vermoord,' verklaarde hij. 'En hoe reageert zijn familie? Met leugens, leugens en nog eens leugens. Waarom wil Madame Amory dat ik vertrek? Waarom wil Monsieur Amory dat ik vertrek? Waarom wil hij voorkomen dat ik zijn tante spreek? Wat kan zij me vertellen waarvan hij niet wil dat ik het hoor? Hastings, we hebben hier te maken met een drama, zeg ik je. Geen eenvoudige, smerige misdaad, maar een drama. Een aangrijpend, menselijk drama.'
Hij keek alsof hij nader op dat thema zou zijn ingegaan wanneer Caroline Amory op dat moment niet naar binnen was gekomen. 'Monsieur Poirot, Treadwell zei dat u me wilde spreken,' zei ze terwijl ze de deur dichtdeed.
'Ja, mademoiselle,' verklaarde Poirot, die naar haar toe liep. 'Ik zou u graag een paar vragen willen stellen. Wilt u niet gaan zitten?' Hij begeleidde haar naar een stoel bij de tafel en ze nam plaats terwijl ze hem zenuwachtig aankeek. 'Ik had begrepen dat u zich niet goed voelde, dat u ziek was?' ging Poirot verder. Hij ging aan de andere kant van de tafel zitten en keek haar bezorgd aan.
'Het is natuurlijk allemaal een afschuwelijke schok geweest,' zei Caroline Amory met een zucht. 'Echt afschuwelijk. Maar ik zeg altijd dat iémand bij zijn positieven moet blijven. U moet weten dat de bedienden in alle staten zijn.' Ze ging iets sneller spreken. 'U weet hoe bedienden zijn, Monsieur Poi-rot. Ze genieten werkelijk van een begrafenis! Naar mijn idee geven ze de voorkeur aan een sterfgeval boven een huwelijk. Die beste dokter Graham is zo vriendelijk en opbeurend. Een echt slimme arts en natuurlijk is hij dol op Barbara. Het is jammer dat Richard hem niet zo aardig lijkt te vinden, maar... wat was ik ook al weer aan het zeggen? O ja. Dokter Graham. Zo jong. Vorig jaar heeft hij mijn neuritis genezen. Niet dat ik vaak ziek ben. Nee, de aankomende generatie lijkt me niet zo sterk. Neem nu die arme Lucia, die gisteravond tijdens het eten van tafel moest opstaan omdat ze zich duizelig voelde. Dat arme kind is één brok zenuwen, maar wat kun je anders verwachten met dat Italiaanse bloed in haar aderen? Ik kan me herinneren dat ze er net zo aan toe was toen haar diamanten ketting was gestolen...'
Mejuffrouw Arnory zweeg om adem te halen. Terwijl zij sprak, had Poirot zijn sigarettenkoker gepakt en hij wilde eigenlijk net een sigaret opsteken. Op het laatste moment maakte hij echter van de geboden gelegenheid gebruik en vroeg: 'Was de diamanten ketting van Madame Amory gestolen? Wanneer is dat gebeurd, mademoiselle?'
Caroline keek nadenkend. 'Laat me eens kijken. Dat moet... ja, twee maanden geleden zijn geweest, ongeveer rond dezelfde tijd dat Richard zo'n ruzie met zijn vader had.'
Poirot keek naar de sigaret in zijn hand. 'Madame, staat u het me toe te roken?' vroeg hij. Toen er werd geglimlacht en gracieus geknikt, haalde hij een doosje lucifers uit zijn zak, stak de sigaret op en keek Caroline bemoedigend aan. Toen de dame geen poging deed om haar mond nog open te doen,
hielp Poirot haar op weg. 'Ik geloof dat u zei dat Monsieur Amory ruzie had met zijn vader?'
'O, dat was niets ernstigs. Het ging alleen over Riehards schulden. Uiteraard hebben alle jongemannen schulden, al moet ik zeggen dat Claud zelf anders was. Hij was altijd zo ijverig, zelfs als jonge jongen al. Later slokten zijn experimenten natuurlijk altijd veel geld op. Ik heb telkens weer tegen hem gezegd dat hij Richard in financieel opzicht te kort hield, moet u weten. Maar zo'n twee maanden geleden hadden ze inderdaad fikse ruzie en daardoor, in combinatie met de vermiste ketting van Lucia en haar weigering er de politie bij te halen, was het een heel verontrustende tijd. Zo absurd ook. Zenuwen. Allemaal zenuwen!'
'Weet u zeker dat mijn roken u niet ontrieft, mademoiselle?' vroeg Poirot, die zijn sigaret omhooghield.
'Absoluut niet,' verzekerde mejuffrouw Amory hem. 'Ik vind dat heren behoren te roken.'
Poirot, die nu pas merkte dat zijn sigaret niet goed brandde, pakte het doosje lucifers van de tafel voor hem. 'Het is toch zeker heel ongewoon dat een jonge en mooie vrouw het verlies van een sieraad zo kalm opneemt?' vroeg hij terwijl hij zijn sigaret weer opstak, de twee gebruikte lucifers zorgvuldig in het doosje stopte en dat vervolgens in zijn zak liet verdwijnen.
'Ja, dat is eigenaardig. Dat woord zou ik ervoor gebruiken,' zei Caroline instemmend. 'Beslist eigenaardig. Maar het scheen haar niets te kunnen schelen. O, mijn hemel, nu ben ik aan het roddelen over dingen die u beslist niet kunnen interesseren, Monsieur Poirot.'
'Maar u interesseert me juist in hoge mate,' verzekerde Poirot haar. 'Vertelt u me eens... is Madame Amory gisteravond naar boven gegaan toen ze vanwege haar duizeligheid van tafel was opgestaan?'
'O nee,' antwoordde Caroline. 'Ze is naar deze kamer gegaan. Ik heb haar op de bank laten plaatsnemen en ben toen naar de eetkamer teruggegaan. Richard is bij haar gebleven. Jonge echtgenoten en hun vrouwen, begrijpt u wel, Monsieur Poirot! Niet dat jongemannen tegenwoordig in de verste verte nog zo romantisch zijn als in mijn jeugd. Mijn hemel! Ik herinner me een jongeman die Aloysius Joness heette. We speelden samen croquet. Dwaze jongen. Echt een dwaze jongen. Maar nu ben ik al weer aan het afdwalen. We hadden het over Richard en Lucia. Ze vormen een heel knap stel, vindt u ook niet, Monsieur Poirot? Hij heeft haar in Italië leren kennen, weet u. Afgelopen november, aan een van de Italiaanse meren. Het was liefde op het eerste gezicht. Ze waren binnen een week getrouwd. Zij was een wees, helemaal alleen op deze wereld. Heel triest, al vraag ik me soms af of het geen verkapte zegening was. Als ze veel buitenlandse familieleden had gehad, zou dat een beetje lastig zijn geweest, denkt u ook niet? U weet uiteindelijk hoe buitenlanders zijn! Ze... O!' Opeens zweeg ze, draaide zich om in haar stoel en keek Poirot verlegen aan. 'O, ik moet u mijn excuses aanbieden.'
'Dat is niet nodig, helemaal niet nodig,' mompelde Poirot met een geamuseerde blik richting Hastings.
'Zo dom van me,' zei Caroline verontschuldigend en hoogst opgewonden. 'Ik bedoelde niet... in uw geval is het natuurlijk heel anders. "Les braves Belges", zoals we in de oorlog altijd zeiden.'
'Maakt u zich er alstublieft geen zorgen over,' zei Poirot geruststellend. Na een pauze ging hij door alsof het noemen van de oorlog hem iets in herinnering had gebracht. 'Ik geloof... dat wil zeggen... ik heb begrepen dat de doos met medicijnen boven op de boekenkast een overblijfsel uit de oorlog is. U hebt hem gisteravond allemaal bekeken, nietwaar?'
'Ja, dat klopt.'
'Wat was daar de reden voor?' vroeg Poirot.
Caroline Amory dacht even na voordat ze antwoordde. 'Hoe is dat zo gekomen? O ja, ik herinner het me al weer. Ik zei dat ik wou dat ik wat vlugzout had en toen heeft Barbara die doos gepakt om erin te kijken. Toen kwam dokter Carelli naar binnen en hij heeft me doodsbang gemaakt met de dingen die hij zei.'
Hastings begon grote belangstelling te tonen voor de wending die het gesprek nam en Poirot gaf mejuffrouw Amory een duwtje in de juiste richting. 'U bedoelt de dingen die dokter Carelli over de medicijnen zei? Ik neem aan dat hij ze grondig heeft bekeken?'
'Ja,' bevestigde Caroline. 'Hij heeft ook een glazen buisje omhooggehouden, iets met een heel onschuldige naam... bromide, geloof ik... dat ik vaak tegen zeeziekte heb ingenomen. Hij zei dat dat twaalf sterke mannen zou doden.'
'Hyoscyamine hydrobromide?' vroeg Poirot.
'Pardon?'
'Had dokter Carelli het over hyoscyamine hydrobromide?'
'Ja, ja, dat was het!' riep Caroline uit. 'Wat slim van u! Toen pakte Lucia het van hem over en herhaalde iets wat hij had gezegd over een droomloze
slaap. Ik veracht die moderne neurotische poëzie. Ik zeg altijd dat niemand na de dood van Lord Ten-nyson nog poëzie heeft geschreven die enige...'
'O, mijn hemel,' mompelde Poirot.
'Wat zegt u?' vroeg Caroline.
'Ik dacht alleen aan die beste Lord Tennyson. Maar gaat u alstublieft door. Wat is er daarna gebeurd?'
'Daarna?'
'U was ons aan het vertellen over gisteravond. Hier, in deze kamer.'
'O ja. Nou, Barbara wilde een heel vulgair liedje opzetten. Op de grammofoon, bedoel ik. Gelukkig heb ik haar daarvan kunnen weerhouden.'
'Hmmm,' mompelde Poirot. 'En dat buisje dat de dokter omhooghield... was dat vol?'
'O ja,' antwoordde Caroline zonder te aarzelen. 'Want toen hij het over die droomloze slaap had, zei hij dat de helft van de tabletten in dat buisje voldoende zou zijn.'
Caroline Amory stond op uit haar stoel en liep van de tafel vandaan. Toen Poirot eveneens was gaan staan om zich bij haar te voegen, zei ze: 'Ik heb aldoor al gezegd dat ik die man niet aardig vond. Die dokter Carelli. Hij heeft iets... Hij is niet oprecht en zijn manieren zijn zo gelikt. Natuurlijk kan ik daar in aanwezigheid van Lucia geen opmerking over maken, omdat hij wordt verondersteld een vriend van haar te zijn, maar ik mag hem niet. U moet weten dat I.ucia zo goedgelovig is! Ik ben er zeker van dat die man haar vertrouwen op een slinkse manier heeft gewonnen met het doel hier ten huize te worden uitgenodigd en de formule te stelen.'
Poirot keek Caroline onderzoekend aan voordat hij vroeg: 'U twijfelt er dus niet aan dat dokter Carelli de formule van Sir Claud heeft gestolen?'
Caroline Amory keek de detective verbaasd aan. 'Mijn beste Monsieur Poirot!' riep ze uit. 'Wie kan dat anders hebben gedaan? Hij was hier de enige vreemde. Natuurlijk wilde mijn broer niet graag een gast beschuldigen, dus heeft hij een gelegenheid geschapen om dat document te retourneren. Dat is naar mijn idee op een heel delicate manier gebeurd. Werkelijk heel delicaat!'
'Inderdaad,' zei Poirot tactvol, terwijl hij vriendelijk een arm om de schouders van mejuffrouw Amory sloeg, die daar duidelijk niet gelukkig mee was. 'Mademoiselle, ik wil een klein experiment uitvoeren, waarvoor ik graag uw medewerking zou hebben.' Hij haalde zijn arm weg. 'Waar zat u gisteravond toen de lichten uitgingen?'
'Daar!' verklaarde Caroline Amory, wijzend op de bank.
'Zou u dan zo vriendelijk willen zijn daar nogmaals plaats te nemen?'
Caroline liep naar de bank en ging zitten. 'Mademoiselle, nu wil ik dat u uw verbeeldingskracht heel goed gebruikt! Doet u alstublieft uw ogen dicht.'
Ze voldeed aan dat verzoek. 'Prima,' zei Poirot. 'Nu moet u zich voorstellen dat het weer gisteravond is. Het is donker. U kunt niets zien, maar u kunt wel horen. Werpt u zich alstublieft terug.'
Caroline vatte die opmerking letterlijk op en schoot op de bank naar achteren. 'Nee, nee,' zei Poirot. 'Ik bedoel dat u in gedachten in de tijd moet teruggaan. Ja, prima. Nu moet u me vertellen wat u in het donker hoort.'
Caroline Amory was onder de indruk van de duidelijke ernst van de detective en deed een poging aan zijn verzoek te voldoen. Ze zweeg nog even en sprak toen langzaam en hortend. 'Ingehouden adem. Heel vaak iemand die zijn adem inhield. Toen het geluid van een vallende stoel en een metaalachtige klik.'
'Leek die laatste hierop?' vroeg Poirot. Hij haalde een sleutel uit zijn zak en gooide hem op de grond. Hij produceerde geen geluid en na een paar seconden verklaarde Caroline dat ze niets kon horen. 'Iets als dit dan misschien?' vroeg Poirot, die de sleutel van de grond pakte en er hard mee tegen de lage tafel sloeg.
'Dat is inderdaad precies het geluid dat ik gisteravond heb gehoord!' riep Caroline Amory uit. 'Wat merkwaardig!'
'Mademoiselle, gaat u alstublieft door,' moedigde Poirot haar aan.
'Nou, ik hoorde Lucia gillen en iets naar Sir Claud roepen. Toen werd er op de deur geklopt.'
'Was dat alles? Bent u daar zeker van?'
' Ja, dat denk ik wel... O, wacht eens even! Helemaal aan het begin was er een merkwaardig geluid, als het scheuren van zijde. Iemands jurk, neem ik aan.'
'Wier jurk, denkt u?' vroeg Poirot.
'Het moet die van Lucia zijn geweest. Die van Barbara kan niet, want zij zat hier vlak naast me.'
'Dat is merkwaardig,' mompelde Poirot nadenkend.
En dat is echt alles,' zei mejuffrouw Amory tot slot. 'Mag ik nu mijn ogen weer opendoen?'
'Zeker, mademoiselle.' Toen ze dat deed, vroeg Poirot: 'Wie heeft de koffie voor Sir Claud inge-
schonken? Hebt u dat gedaan?'
'Nee,' zei Caroline. 'Lucia heeft de koffie ingeschonken.'
'Wanneer precies?'
'Vlak nadat we het over die afschuwelijke medicijnen hadden gehad.'
'Heeft Madame Amory de koffie zelf naar Sir Claud gebracht?'
Caroline dacht even na. 'Nee...' concludeerde ze uiteindelijk.
'Nee? Wie heeft dat dan gedaan?' vroeg Poirot.
'Dat weet ik niet. Ik hen er niet zeker van. Laat me eens even nadenken. O ja, ik weet het al weer. De koffiekop van Sir Claud stond op de tafel, naast die van Lucia. Ik herinner me dat omdat meneer Raynor ermee naar Sir Claud in de studeerkamer wilde lopen en Lucia hem terugriep met de mededeling dat hij de verkeerde kop had gepakt, wat eigenlijk dwaas was, omdat ze precies hetzelfde waren: zwart, zonder suiker.'
'Dus heeft Monsieur Raynor de koffie naar Sir Claud gebracht?' vroeg Poirot.
'Ja... nee... in elk geval... Nee, Richard heeft hem van hem overgenomen, omdat Barbara met meneer Raynor wilde dansen.'
'O! Dus Monsieur Amory heeft de koffie naar zijn vader gebracht.'
'Ja, dat klopt,' bevestigde Caroline.
'Aha!' riep Poirot uit. 'Vertelt u me eens wat Monsieur Amory vlak daarvoor had gedaan? Was hij aan het dansen?'
'O nee. Hij was de medicijnen aan het opbergen. Hij stopte ze allemaal weer netjes in de doos, begrijpt u wel?'
'Ja, ja. Dus Sir Claud heeft zijn koffie in de studeerkamer opgedronken?'
'Ik neem aan dat hij er daar mee is begonnen, maar hij is hier naar binnen gelopen met de kop in zijn hand. Ik kan me herinneren dat hij klaagde dat de koffie bitter smaakte. Ik kan u verzekeren, Monsieur Poirot, dat het de allerbeste koffie was. Een speciaal mengsel dat ik zelf bij de Army and Navy Stores in Londen had besteld. U kent die schitterende winkel aan Victoria Street vast wel. Hij is zo makkelijk te bereiken, niet ver van het spoorwegstation vandaan. En ik...'
Ze zweeg toen de deur openging en Edward Raynor binnenkwam. 'Stoor ik?' vroeg de secretaris. 'Dat spijt me erg. Ik wilde Monsieur Poirot spreken, maar ik kan later terugkomen.'
'Nee, nee,' verklaarde Poirot. 'Ik heb deze arme dame nu wel lang genoeg op de folterbank gelegd!'
Mejuffrouw Amory ging staan. 'Ik ben bang dat ik u niets bruikbaars heb kunnen vertellen,' zei ze verontschuldigend terwijl ze naar de deur liep.
Poirot ging staan en liep voor haar uit. 'U hebt me heel veel verteld, mademoiselle. Misschien meer dan u beseft,' verzekerde hij haar terwijl hij de deur voor haar openmaakte.