2



Abbot's Cleve, het huis van Sir Claud Amory, stond aan de rand van het stadje, of liever gezegd het iets uit de kluiten gewassen dorp Market Cleve, dat ongeveer achtentwintig kilometer ten zuidoosten van Londen in Surrey ligt. Het was een groot en in architectonisch opzicht onopvallend Victoriaans landhuis, gebouwd te midden van een paar aren aantrekkelijk, licht glooiend parkland dat her en der dicht bebost was. De met grind bedekte oprijlaan van de portierswoning (waar nu de tuinman woonde) kronkelde zich tussen bomen en dichte struiken door tot aan de voordeur van Abbot's Cleve. Achter het huis was over de gehele breedte een terras aangebracht en een gazon liep glooiend af naar een redelijk goed onderhouden, geometrisch aangelegde tuin.

Op de vrijdagavond, twee dagen na zijn telefoongesprek met Hercule Poirot, zat Sir Claud in zijn studeerkamer. Het was een klein maar comfortabel gemeubileerd vertrek op de begane grond. Buiten begon het al donker te worden. Treadwell, de butler van Sir Claud, een lang en naargeestig ogend individu met een onberispelijke manier van doen, had twee of drie minuten eerder op de gong geslagen voor het diner en aan de andere kant van het huis was de familie zich nu in de eetkamer aan het verzamelen.

Sir Claud roffelde met zijn vingers op het bureau, een gewoonte van hem wanneer hij zichzelf dwong snel een beslissing te nemen. Hij was een man van ergens in de vijftig met een gemiddelde lengte en lichaamsbouw, had grijzend haar dat strak was weg-gekamd van zijn hoge voorhoofd, en doordringende staalblauwe ogen. Op dit moment drukte zijn gezichtsuitdrukking bezorgdheid en verbazing uit.

Er werd discreet op de deur van de studeerkamer geklopt en Treadwell verscheen in de deuropening. 'Mijn excuses, Sir Claud. Ik vroeg me af of u de gong misschien niet had gehoord...'

'Ja, ja, Treadwell. Het is in orde. Wil je tegen iedereen zeggen dat ik zo meteen kom? Zeg maar dat ik aan het telefoneren ben. Ik bén ook van plan een snel telefoontje te plegen. Je kunt alvast beginnen met opdienen.'

Treadwell ging weg zonder verder nog iets te zeggen en Sir Claud, die een keer diep ademhaalde, trok de telefoon naar zich toe. Hij haalde een adresboekje uit een la van zijn bureau, keek daar even in en pakte toen de hoorn van de haak. Hij luisterde korte tijd voordat hij wat zei.

'U spreekt met Market Cleve 304. Ik wil dat u een nummer in Londen voor me draait.' Hij gaf het nummer en leunde onder het wachten achterover in zijn stoel. De vingers van zijn rechterhand begonnen weer zenuwachtig op het bureau te roffelen.

Een paar minuten later sloot Sir Claud zich aan bij het gezelschap in de eetkamer aan de westelijke kant van het huis. Daar ging hij aan het hoofd van de tafel zitten waaromheen de zes anderen al hadden plaatsgenomen. Rechts van Sir Claud zat zijn nicht Barbara Amory. Naast haar zat haar neef Richard Amory, Sir Clauds enige zoon. Rechts van Ri-

chard zat een gast, een Italiaanse arts die Carelli heette. Aan het andere hoofd van de tafel zat Caroline Amory, de zuster van Sir Claud. Ze was een oude vrijster van middelbare leeftijd en bestierde zijn huishouden nadat zijn vrouw een paar jaar eerder was gestorven. Edward Raynor, de secretaris van Sir Claud, zat rechts van mejuffrouw Amory en Lucia, Richard Amory's echtgenote, zat aan Raynors andere kant, naast Sir Claud, het gezinshoofd.

Deze keer was het diner beslist geen feestelijke aangelegenheid. Caroline Amory probeerde een paar keer een praatje aan te knopen met dokter Carelli, die beleefd reageerde maar zelf weinig aan de conversatie bijdroeg. Toen ze zich omdraaide om iets tegen Edward Raynor te zeggen, schrok die normaal gesproken beleefde en sociaal beminnelijke jongeman, mompelde een verontschuldiging en keek verlegen. Sir Claud was even zwijgzaam als gewoonlijk tijdens de maaltijden, of misschien nog meer. Richard Amory keek af en toe bezorgd over de tafel heen naar zijn vrouw Lucia. Alleen Barbara Amory leek opgeruimd te zijn en zij voerde bij vlagen een luchtig gesprek met haar tante Caroline.

Terwijl Treadwell als dessert een fruitsalade serveerde, richtte Sir Claud plotseling het woord tot de butler en deed dat zo luid dat iedereen aan tafel hem kon horen.

'Treadwell,' zei hij, 'wil je Jacksons garage in Market Cleve bellen en vragen een auto met chauffeur naar het station te sturen voor de trein die om tien voor negen uit Londen aankomt? Een heer die na het diner bij ons op bezoek komt, arriveert met die trein.'

'Uitstekend, Sir Claud,' zei Treadwell. Toen de butler net de kamer uit was, stond Lucia met een gemompelde verontschuldiging opeens van tafel op en liep de eetkamer uit, waarbij ze bijna in botsing kwam met Treadwell, die op het punt stond de deur achter zich dicht te doen.

Ze snelde de gang door, langs de studeerkamer van Sir Claud, naar de grote kamer aan de achterzijde van het huis. De bibliotheek, zoals die kamer werd genoemd, diende normaal gesproken ook als salon. Het was eerder een gezellige dan een fraaie kamer. Openslaande deuren kwamen uit op een terras met uitzicht op een deel van de tuin en een andere deur aan de verste kant van de kamer leidde naar de studeerkamer van Sir Claud. Op de schoorsteenmantel, boven een grote open haard links van die laatste deur, stonden een ouderwetse klok en een paar ornamenten, evenals een vaas met fidibussen, opgerolde stroken dik papier die werden gebruikt om het vuur aan te steken.

Tot het meubilair van de bibliotheek behoorden een grote boekenkast met een tinnen doos erbovenop, een bureau met een telefoon, een voetenbankje, een kleine tafel met een grammofoon en grammofoonplaten, een bank, een lage tafel, een bijzettafeltje met boekensteunen en boeken erop, twee stoelen met een rechte leuning, een fauteuil en nog een tafel waarop een kamerplant in een koperen pot prijkte. Door de bank genomen waren de meubels ouderwets, maar niet zo oud of voornaam dat ze als antiek konden worden bewonderd.

Lucia, een mooie jonge vrouw van vijfentwintig met schitterend donker haar dat tot op haar schouders viel en bruine ogen die opwindend konden flitsen, maar waarin nu een onderdrukte emotie smeul-

de die zich niet gemakkelijk liet definiëren, bleef midden in de kamer aarzelend staan. Toen liep ze naar de openslaande deuren, trok de gordijnen iets opzij en keek de duisternis in. Terwijl ze een nauwelijks hoorbare zucht loosde, drukte ze haar voorhoofd tegen het koele glas en bleef daar diep in gedachten verzonken staan.

De stem van Caroline Amory was vanaf de gang te horen. 'Lucia... Lucia, waar ben je?' Even later kwam mejuffrouw Amory, een beetje bemoeizieke dame die een paar jaar ouder was dan haar broer, de kamer in. Ze liep naar Lucia toe, pakte de jongere vrouw resoluut bij de arm en nam haar mee naar de bank.

'Ga zitten, meisje,' zei ze terwijl ze op een hoek van de bank wees. 'Over een paar minuten zal alles weer met je in orde zijn.'

Lucia ging zitten en gaf Caroline Amory een dankbaar glimlachje. 'Ja, natuurlijk,' zei ze instemmend. 'Het gaat zelfs al weer beter met me.' Hoewel Lucia onberispelijk Engels sprak, misschien te onberispelijk, verried een verbuiging af en toe dat het Engels niet haar moedertaal was.

'Ik voelde me alleen een beetje duizelig. Dat is alles,' ging ze door. 'Wat belachelijk van me. Iets dergelijks is me nog nooit overkomen. Ik kan me niet voorstellen waarom het nu wel is gebeurd. Tante Caroline, gaat u alstublieft weer terug naar de anderen. Ik red me hier best.' Lucia pakte een zakdoek uit haar handtas terwijl Caroline Amory bezorgd toekeek. Ze depte er haar ogen mee, stopte hem toen terug in haar tas en glimlachte nogmaals. 'U hoeft zich over mij echt geen zorgen te maken. Ik red me best,' herhaalde ze.

Caroline Amory leek daar beslist niet volledig van overtuigd te zijn. 'Meisje, je ziet er al de hele avond niet goed uit, weet je dat wel?' merkte ze op terwijl ze Lucia bezorgd opnam.

'Meent u dat?'

'Ja,' zei Caroline. Ze zat dicht bij Lucia op de bank. 'Misschien heb je kou gevat, meisje,' tjirpte ze. 'Onze Engelse zomers kunnen nogal verraderlijk zijn, weet je. Heel anders dan de hete zon in Italië waaraan jij meer gewend bent. Ik heb Italië in gedachten altijd een heerlijk land gevonden.'

'Italië,' mompelde Lucia met een afwezige blik in haar ogen terwijl ze haar handtas naast zich op de bank zette. 'Italië...'

'Meisje, ik weet dat je je eigen land erg moet missen. Het moet zo'n afschuwelijk contrast zijn. Het weer, bijvoorbeeld, en de gebruiken die zo anders zijn. Wij zullen wel op kouwe kikkers lijken. Italianen...'

'Nee, nooit. Ik mis Italië nooit!' riep Lucia uit met een heftigheid die mejuffrouw Amory verbaasde. 'Nooit!'

'Kom nou, meisje. Het is geen schande om een beetje heimwee te hebben naar...'

'Nooit!' herhaalde Lucia. 'Ik haat Italië. Ik heb het altijd gehaat. Ik waan me in de hemel nu ik hier in Engeland ben, omringd door allemaal aardige mensen. Absoluut in de hemel!'

'Het is echt heel lief van je om dat te zeggen, meisje,' zei Caroline, 'al twijfel ik er niet aan dat je alleen beleefd bent. Het is waar dat we allemaal hebben geprobeerd je gelukkig te maken en je je hier thuis te laten voelen, maar het zou niet meer dan normaal zijn dat je soms naar Italië verlangt. En omdat je geen moeder hebt...'

'Alstublieft,' onderbrak Lucia haar. 'Praat alstublieft niet over mijn moeder.'

'Natuurlijk niet, als je dat liever niet hebt, meisje. Het was niet mijn bedoeling om je van streek te maken. Zal ik wat reukzout voor je halen? Dat heb ik in mijn kamer.'

'Nee, dank u,' zei Lucia. 'Met mij is nu echt alles in orde.'

'Het is helemaal geen moeite, weet je,' hield Caroline vol. 'Ik heb heerlijk reukzout met een prachtige roze kleur, dat in een uiterst charmant flesje zit. Het ruikt heel scherp. Ammoniakzout, weet je. Of is het geest van zout? Dat kan ik me nooit herinneren. In elk geval is het niet het spul waarmee je het bad schoonmaakt.'

Lucia glimlachte vriendelijk, maar zei niets. Mejuffrouw Arnory was gaan staan en kon kennelijk niet besluiten of ze nu het reukzout moest gaan zoeken of niet. Besluiteloos liep ze naar de achterkant van de bank en verschikte de kussens. 'Ik denk dat het een plotseling opgekomen verkoudheid moet zijn,' ging ze verder. 'Vanmorgen zag je er absoluut blakend van gezondheid uit. Misschien is het gekomen door de opwinding die Italiaanse vriend van je weer te zien? Die dokter Carelli. Hij verscheen zo opeens en onverwacht, nietwaar? Het moet een behoorlijke schok voor je zijn geweest.'

Zonder dat Caroline er onder het spreken iets van had gemerkt was Richard Amory, Lucia's echtgenoot, de bibliotheek ingekomen. Haar woorden leken Lucia van streek te hebben gemaakt, want die leunde achterover, deed haar ogen dicht en rilde. 'O, meisje, wat is er aan de hand? Voel je je weer duizelig?' vroeg Caroline.

Richard Amory deed de deur dicht en liep naar de twee vrouwen toe. Hij was een conventioneel knappe jonge Engelsman van een jaar of dertig, met zandkleurig haar, een gemiddelde lengte en een gespierd figuur dat wel iets aan de dikke kant was. 'Tante Caroline, gaat u maar weer eten,' zei hij tegen Caroline Amory. 'Ik zal voor Lucia zorgen en haar zal niets kunnen gebeuren.'

Caroline leek nog steeds besluiteloos. 'O, jij bent het, Richard. Misschien kan ik dan beter teruggaan,' zei ze terwijl ze aarzelend een paar stappen in de richting van de deur naar de gang zette. 'Je weet dat je vader een grondige hekel heeft aan elke vorm van opschudding, zeker wanneer er een gast is. Hij is immers niet iemand die een goede vriend van de familie kan worden genoemd.'

Ze wendde zich weer tot Lucia, ik zei net, nietwaar, meisje, hoe vreemd het was dat dokter Carelli zo opeens is verschenen, zonder er ook maar een idee van te hebben dat jij in dit deel van de wereld woonde. Je bent hem in het dorp toevallig tegen het lijf gelopen en hebt hem toen voor het weekend uitgenodigd. Het moet beslist een grote verrassing voor je zijn geweest, schatje.'

'Dat was het,' reageerde Lucia lusteloos.

'De wereld is in feite zo klein. Dat heb ik altijd al gezegd,' ging Caroline door. 'Lucia, je vriend is een heel knappe man.'

'Vindt u dat?'

'Natuurlijk oogt hij buitenlands,' gaf Caroline toe, 'maar knap is hij beslist en hij spreekt heel goed Engels.'

'Ik veronderstel van wel.'

Mejuffrouw Amory leek niet genegen dit ge-

spreksonderwerp te laten varen. 'Had je er echt geen idee van dat hij in dit deel van de wereld was?' vroeg ze.

'Geen enkel,' antwoordde Lucia nadrukkelijk.

Richard Amory had heel aandachtig naar zijn vrouw gekeken. Nu nam hij weer het woord. 'Wat moet het een heerlijke verrassing voor je zijn geweest, Lucia.'

Zijn vrouw keek snel naar hem op, maar zei niets.

Caroline straalde. 'Inderdaad. Heb je hem in Italië goed gekend, meisje? Was hij een goede vriend van je? Ik vermoed van wel.'

Er lag opeens een bittere ondertoon in Lucia's stem toen ze antwoordde: 'Hij is nooit een vriend van me geweest.'

'O. Alleen een kennis, dus. Maar hij heeft je uitnodiging om hier te logeren wel aangenomen. Ik denk vaak dat buitenlanders de neiging hebben een beetje opdringerig te zijn. O, ik doel daarmee natuurlijk niet op jou, meisje.' Mejuffrouw Amory had het fatsoen even haar mond te houden en te blozen. 'Ik bedoel... Tja, jij bent in elk geval voor de helft Brits.' Ze keek guitig naar haar neef en ging verder. 'In feite is ze nu helemaal Engels, nietwaar, Richard?'

Hij reageerde niet op de ingetogen humor van zijn tante. In plaats daarvan liep hij naar de deur en maakte die open alsof hij Caroline op die manier wilde uitnodigen naar de anderen terug te keren.

'Tja, als je er zeker van bent dat ik niets meer kan doen...' zei Caroline terwijl ze aarzelend naar de deur liep.

'Dat ben ik.' Richards stem klonk even abrupt als die opmerking en hij hield de deur voor zijn tante open. Met een onzeker gebaar en een laatste zenuwachtige glimlach richting Lucia verliet mejuffrouw Amory de kamer.

Richard loosde een zucht van opluchting, deed de deur achter haar dicht en liep terug naar zijn vrouw. 'Kwebbel, kwebbel, kwebbel,' zei hij. 'Ik dacht dat ze nooit zou vertrekken.'

'Richard, ze probeerde alleen maar aardig te zijn.'

'O, dat zal best, maar ze overdrijft zo.'

'Ik denk dat ze op me gesteld is,' mompelde Lucia.

'Wat? O, natuurlijk.' Richard Amory klonk afwezig. Hij stond daar en nam zijn vrouw aandachtig op. Even was er sprake van een gespannen stilte. Toen liep Richard dichter naar Lucia toe en keek haar opnieuw aan. 'Weet je zeker dat ik niets voor je kan halen?'

Lucia keek naar hem op en forceerde een glimlach. ' Ja. Dank voor het aanbod, Richard. Ga maar terug naar de eetkamer. Er is nu echt niets meer met me aan de hand.'

'Nee,' reageerde haar echtgenoot. 'Ik blijf hier bij jou.'

'Maar ik zou liever alleen zijn.'

Er volgde een stilte. Toen ging Richard achter de bank staan en nam weer het woord. 'Zitten die kussens goed? Wil je er nog een onder je hoofd hebben?'

'Ik heb het zo heel comfortabel,' zei Lucia. 'Maar het zou wel prettig zijn wat frisse lucht te kunnen happen. Kun je de deur openzetten?'

Richard ging naar de openslaande deuren en

frummelde aan de grendel. 'Verdorie!' riep hij uit. 'Die ouwe heeft ze afgesloten met een van die gepatenteerde grendels van hem. Zonder sleutel kun je ze niet openmaken.'

Lucia haalde haar schouders op. 'Het doet er eigenlijk ook niet toe,' mompelde ze.

Richard liep terug naar het midden van de kamer en nam plaats op een van de stoelen bij de ronde tafel. Hij boog zich naar voren en liet zijn ellebogen op zijn dijbenen rusten. 'Geweldige kerel, die ouwe. Is altijd wel iets aan het uitvinden.'

'Ja,' reageerde Lucia. 'Met zijn uitvindingen moet hij heel wat geld hebben verdiend.'

'Scheppen,' verklaarde Richard somber. 'Maar geld zegt hem niets. Die ellendige wetenschappers zijn allemaal hetzelfde. Ze zijn altijd iets volstrekt onpraktisch op het spoor, dat niemand anders dan henzelf kan interesseren. Een atoom beschieten. Hoe komt hij erbij?!'

'Toch is je vader een belangrijk man.'

'Ik veronderstel dat hij een van de meest vooraanstaande geleerden van deze tijd is,' gaf Richard met tegenzin toe. 'Maar hij kan geen enkel ander standpunt erkennen dan het zijne.' Hij sprak met toenemende irritatie. 'En hij heeft mij beslist verdomd beroerd behandeld.'

'Dat weet ik,' zei Lucia. 'Hij houdt je aan dit huis geketend, bijna alsof je een gevangene bent. Waarom heeft hij je gedwongen je carrière in het leger op te geven en hier weer te komen wonen?'

'Ik neem aan dat hij dacht dat ik hem kon helpen bij zijn wetenschappelijke werk,' zei Richard. 'Maar hij had moeten weten dat ik hem in dat opzicht op geen enkele manier van nut kon zijn. Daar

heb ik domweg niet de hersens voor.' Hij schoof zijn stoel iets dichter naar Lucia toe en boog zich weer naar voren. 'Mijn hemel, Lucia, het maakt me soms behoorlijk wanhopig. Mijn vader bulkt van het geld en besteedt elke cent aan zijn ellendige experimenten. Je zou verwachten dat hij me iets zou schenken van alles wat op een dag toch van mij wordt, om me zo de vrijheid te geven hier weg te gaan nu ik nog jong genoeg ben om iets anders met mijn leven te doen.'

Lucia ging rechtop zitten. 'Geld!' riep ze bitter uit. 'Daar komt alles op neer. Geld!'

'Ik ben net een vlieg die in een spinnenweb gevangenzit,' ging Richard door. 'Hulpeloos. Absoluut hulpeloos.'

Lucia keek hem met smekend enthousiasme aan. 'O, Richard, dat ben ik ook!' riep ze uit.

Haar echtgenoot staarde haar geschrokken aan. Hij wilde net iets zeggen toen Lucia herhaalde: 'Dat ben ik ook. Hulpeloos. En ik wil weg.' Opeens ging ze staan, liep naar hem toe en zei opgewonden: 'Richard, neem me alsjeblieft mee voordat het te laat is.'

'Je meenemen?' Richards stem klonk leeg en wanhopig. 'Waarheen? Waar kunnen we in vredesnaam naartoe?'

'Overal,' riep Lucia met toenemende opwinding uit. 'Naar welke plaats ter wereld ook, maar weg van dit huis. Dat is het belangrijkste. Weg van dit huis! Ik ben bang, Richard. Ik zeg je dat ik bang ben. Er zijn schaduwen...' Ze keek over haar schouder alsof ze die kon zien. 'Overal zijn schaduwen.'

Richard bleef zitten. 'Hoe kunnen we weggaan zonder geld?' vroeg hij. Hij keek op naar Lucia en

ging bitter door. 'Een vrouw heeft niet veel aan een man zonder geld, Lucia. Dat is toch zo?'

Ze deed een paar stappen van hem vandaan. 'Waarom zeg je dat?' vroeg ze. 'Richard, wat bedoel je daarmee?'

Hij bleef haar met een gespannen en merkwaardig uitdrukkingsloos gezicht zwijgend aankijken.

'Wat is er vanavond met jou aan de hand?' vroeg Lucia. 'Op de een of andere manier ben je anders.'

Richard ging staan. 'Werkelijk?'

' Ja. Wat is er met je?'

'Tja...' begon Richard en toen deed hij er weer het zwijgen toe. 'Niets. Echt niets.'

Hij wilde zich omdraaien, weg van haar, maar Lucia trok hem terug en legde haar handen op zijn schouders. 'Richard, mijn lief...' begon ze. Hij haalde haar handen van zijn schouders en keek haar onderzoekend aan. 'Richard,' zei ze nogmaals.

Hij hield zijn handen nu op zijn rug en bleef naar zijn vrouw kijken. 'Denk je dat ik een complete idioot ben?' gromde hij. 'Denk je dat ik niet heb gezien dat die oude vriend van je vanavond een briefje in je hand heeft gestopt?' Hij legde veel nijdige nadruk op de woorden 'oude vriend'.

'Bedoel je te zeggen dat je dacht dat...'

Hij onderbrak haar woest. 'Waarom ben je weggelopen van tafel? Je voelde je niet duizelig. Dat was maar een voorwendsel. Je wilde alleen zijn om dat kostbare briefje te lezen. Je kon niet wachten. Je werd vrijwel gek van ongeduld omdat je ons niet kwijt kon raken. Eerst tante Caroline, die zich zoveel zorgen over je maakte, en nu mij.' De blik in zijn ogen was koud en gekwetst.

'Richard, je moet krankzinnig zijn geworden,'

riep Lucia uit. 'Dit is absurd. Je kunt niet denken dat ik iets om Carelli geef! Dat denk je toch niet echt? Mijn lief, ik geef om jou, alleen om jou. Ik hou van je. Dat moet je weten.'

Richard bleef haar strak aankijken. 'Wat staat er in dat briefje dat Carelli je stiekem heeft gegeven?' vroeg hij rustig.

'Niets. Helemaal niets.'

'Laat het me dan zien.'

'Dat... dat kan ik niet doen,' zei Lucia vrijwel fluisterend. 'Ik heb het vernietigd.'

Op Richards gezicht verscheen een ijskoude glimlach, die heel snel weer verdween. 'Nee, dat heb je niet gedaan,' hield hij vol. 'Laat het me zien.'

Lucia zweeg even. Ze keek haar echtgenoot smekend aan en vroeg toen zacht: 'Richard, kun je me niet vertrouwen?'

'Ik zou het met geweld van je kunnen afpakken,' mompelde Richard tussen opeengeklemde kaken terwijl hij een stap in haar richting zette. 'Ik ben half van plan dat ook...'

Met een lichte kreet liep Lucia achteruit, terwijl ze strak naar Richard bleef kijken alsof ze hem er zo toe wilde dwingen haar te geloven. Opeens wendde hij zich af. 'Nee,' zei hij tegen zichzelf. 'Ik neem aan dat er bepaalde dingen zijn die een mens domweg niet kan doen.' Hij draaide zich weer om naar zijn vrouw. 'Maar ik verzeker je dat ik het zal uitpraten met Carelli.'

Lucia slaakte een kreetje van schrik en pakte zijn arm. 'Nee, dat moet je niet doen. Dat moet je echt niet doen. Dat smeek ik je. Doe dat alsjeblieft niet.'

'Je bent bang dat er iets met je minnaar gebeurt, hè?' zei Richard snerend.

'Doe niet zo belachelijk. Hij is mijn minnaar niet,' reageerde Lucia fel.

Richard pakte haar hij de schouders. 'Misschien is hij dat... nog niet,' zei hij. 'Misschien...'

Richard zweeg toen hij stemmen in de gang hoorde. Hij deed zijn best zichzelf weer onder controle te krijgen, liep naar de open haard, haalde een sigarettendoos en een aansteker te voorschijn en stak een sigaret op. Toen de deur naar de gang openging en de stemmen luider werden, liep Lucia naar de stoel waarop Richard had gezeten. Haar gezicht was wit en ze hield haar handen krampachtig gevouwen.

Mejuffrouw Amory kwam de kamer in in het gezelschap van haar nicht Barbara, een jonge, extreem moderne vrouw van eenentwintig jaar. Terwijl Barbara vrolijk met haar handtas zwaaide, liep ze de kamer door naar Lucia. 'Hallo, Lucia, schatje. Is alles nu weer in orde?' vroeg ze.