8
Toen Hastings na een nacht lang en goed te hebben geslapen de volgende morgen laat naar beneden was gegaan om te ontbijten, merkte hij dat hij in zijn eentje moest eten. Van Treadwell hoorde hij dat Edward Raynor al veel eerder had ontbeten en was teruggegaan naar zijn kamer om een paar papieren van Sir Claud in orde te maken. Meneer en mevrouw Amory hadden in hun suite ontbeten en waren nog niet naar beneden gekomen. Barbara was met een kop koffie de tuin ingelopen, waar ze waarschijnlijk nog aan het zonnebaden was. Caroline Amory had het ontbijt op haar kamer besteld omdat ze een beetje hoofdpijn had en Treadwell had haar daarna nog niet gezien.
'Treadwell, heb je Monsieur Poirot vanmorgen wel al gezien?' vroeg Hastings.
Hij kreeg te horen dat zijn vriend vroeg was opgestaan en had besloten naar het dorp te wandelen. 'Monsieur Poirot zei dat hij daar iets moest afhandelen,' voegde Treadwell eraan toe.
Nadat Hastings uitgebreid had ontbeten met spek, worst, eieren, toast en koffie, ging hij terug naar zijn comfortabele kamer op de eerste verdieping, die een schitterend uitzicht bood op een deel van de tuin en gedurende een paar voor hem bevredigende minuten ook op de zonnebadende Barbara Amory. Pas toen zij naar binnen was gelopen, ging Hastings in een leunstoel zitten met de Times van die morgen, die natuurlijk te vroeg ter perse was ge-
gaan om melding te kunnen maken van de dood van Sir Claud Amory de avond daarvoor.
Hastings sloeg het redactionele commentaar op en begon te lezen. Een goed halfuur later werd hij wakker uit een ondiep slaapje en zag Hercule Poirot over hem heen gebogen staan.
'Aha, mon cher, ik zie dat je hard aan de zaak werkt,' zei Poirot grinnikend.
'In feite, Poirot, heb ik geruime tijd aan de gebeurtenissen van de afgelopen avond gedacht,' verklaarde Hastings. 'Maar op een gegeven moment moet ik zijn weggedoezeld.'
'En waarom ook niet, mon ami. Ik heb ook nagedacht over de dood van Sir Claud en natuurlijk over de diefstal van zijn zo belangrijke formule. Ik heb zelfs al actie ondernomen en verwacht elk moment een telefonische boodschap die me duidelijk zal maken of een bepaald achterdochtig vermoeden van me juist is of niet.'
'Wat of wie vind je verdacht, Poirot?' vroeg Hastings heel nieuwsgierig.
Poirot keek uit het raam voordat hij reageerde. Toen zei hij: 'Nee, ik denk niet dat ik je dat in dit stadium van het spel kan openbaren, mijn vriend. Laat ik alleen zeggen dat de snelheid van de hand het oog kan bedriegen, zoals de goochelaars op het toneel ons graag verzekeren.'
'Poirot, je kunt van tijd tot tijd buitengewoon irritant zijn,' zei Hastings verwijtend. 'Ik vind dat je me op zijn minst moet laten weten wie je van die diefstal van de formule verdenkt. Ik zou je uiteindelijk misschien kunnen helpen bij...'
Poirot bracht zijn collega met een luchtig handgebaar tot zwijgen. De gezichtsuitdrukking van de kleine detective was nu uiterst onschuldig terwijl hij nadenkend door het raam in de verte staarde. 'Je bent verbaasd, Hastings?' vroeg hij. 'Je vraagt je af waarom ik niet zelf achter een verdachte aan ga?'
'Iets dergelijks, ja,' gaf Hastings toe.
'Jij zou dat ongetwijfeld doen als je in mijn schoenen stond,' merkte Poirot zelfingenomen op. 'Dat begrijp ik. Maar ik ben niet een van degenen die ervan genieten in het rond te rennen, zoekend naar een naald in een hooiberg. Op dit moment neem ik er graag genoegen mee te wachten. En waarom ik wacht... Eh bien, voor de intelligente Hercule Poirot zijn dingen soms zonneklaar die helemaal niet duidelijk zijn voor degenen die niet zulke grote gaven hebben.'
'Mijn hemel, Poirot!' riep Hastings uit. 'Weet je wel dat ik er aanzienlijk wat geld voor over zou hebben om jou jezelf eens één keer goed voor aap te zien zetten. Je bent zo verdraaid verwaand.'
'Mijn beste Hastings, maak je niet zo kwaad,' reageerde Poirot op kalmerende toon. 'Er zijn zelfs momenten waarop ik merk dat je me bijna lijkt te verachten. Helaas wordt grootsheid bestraft!'
De kleine man zette een hoge borst en zuchtte zo komisch dat Hastings wel moest lachen. 'Poirot, jij denkt beslist beter over jezelf dan alle andere mensen die ik ooit heb gekend,' verklaarde hij.
'Wat had je anders verwacht?' merkte Poirot zelfgenoegzaam op. 'Als je uniek bent, weet je dat. Maar nu moeten we het over serieuze zaken hebben, mijn beste Hastings. Ik moet je vertellen dat ik Richard Amory, de zoon van Sir Claud, heb verzocht ons om twaalf uur vanmiddag in de bibliotheek te treffen. Ik heb met opzet "ons" gezegd,
want ik heb je daar nodig om alles nauwlettend te observeren, mon ami.'
'Zoals altijd zal het me een groot genoegen zijn je te assisteren, Poirot,' verzekerde zijn vriend hem.
Om twaalf uur ontmoetten Poirot, Hastings en Ri-chard Amory elkaar in de bibliotheek waaruit het lichaam van Sir Claud laat in de avond daarvoor was verwijderd. Terwijl Hastings luisterde en toekeek vanuit een comfortabele positie op de bank, vroeg de detective aan Richard gedetailleerd verslag te doen van de gebeurtenissen op de avond voor zijn, Poirots, komst. Toen Richard, die achter het bureau op de stoel zat die de avond daarvoor door zijn vader in beslag was genomen, daarmee klaar was, zei hij tot slot: 'Dat is zo ongeveer alles volgens mij. Ik hoop dat ik duidelijk ben geweest?'
'Volkomen, Monsieur Amory. Volkomen,' reageerde Poirot, die tegen de armleuning van de enige fauteuil in de kamer geleund stond. 'Ik heb er nu een helder beeld van.' Hij deed zijn ogen dicht en probeerde zich het tafereel voor te stellen. 'Daar zit Sir Claud in zijn stoel en hij heeft de situatie geheel in de hand. Daarna wordt het donker en wordt er op de deur geklopt. Ja, inderdaad, een dramatisch scènetje.'
'Als dat alles is,' zei Richard, die aanstalten maakte om te gaan staan.
'Nog heel even,' zei Poirot met een gebaar dat ten doel leek te hebben hem tegen te houden.
Richard liet zich duidelijk aarzelend weer in de stoel zakken en zei: 'Ja?'
'Monsieur Amory, wat kunt u ons vertellen over de gebeurtenissen vroeger op de avond?'
'Vroeger op de avond?'
'Ja, na het diner,' bracht Poirot hem in herinnering.
'O dat! Er valt echt niets meer te vertellen. Mijn vader en zijn secretaris Raynor - Edward Raynor -zijn regelrecht naar de studeerkamer gegaan. De rest van ons was hier.'
Poirot glimlachte Richard bemoedigend toe. 'En wat hebben jullie gedaan?'
'O, we hebben gewoon gepraat en het merendeel van de tijd stond de grammofoon aan.'
Poirot dacht even na. Toen vroeg hij: 'Er is niets gebeurd dat u de moeite van het herinneren waard vindt?'
'Niets,' zei Richard heel snel.
Poirot keek hem oplettend aan en ging verder. 'Wanneer werd de koffie geserveerd?'
'Meteen na het diner,' antwoordde Richard.
Poirot maakte een cirkeltje met zijn hand. 'Heeft de butler die rondgedeeld, of heeft hij de kan neergezet om de koffie door iemand anders te laten inschenken?'
'Dat kan ik me echt niet herinneren,' zei Richard.
Poirot loosde een lichte zucht. Hij dacht even na en vroeg toen: 'Hebben jullie allemaal koffie genomen?'
'Ja, dat geloof ik wel. Met uitzondering van Raynor, want die drinkt nooit koffie.'
'En Sir Clauds koffie is naar de studeerkamer gebracht?'
'Dat denk ik wel,' antwoordde Richard, wiens stem nu een licht geïrriteerde ondertoon begon te krijgen. 'Zijn al die details echt belangrijk?'
Poirot hief zijn armen in een verontschuldigend gebaar. 'Het spijt me zeer. Het is alleen zo dat ik
dolgraag het gehele beeld juist voor ogen wil hebben. We willen die kostbare formule uiteindelijk terug hebben, nietwaar?'
'Dat geloof ik wel,' zei Richard nogmaals en nu nogal stuurs. Poirots wenkbrauwen gingen overdreven ver omhoog en hij slaakte een kreet van verbazing. 'Natuurlijk willen we dat,' voegde Richard er snel aan toe.
Poirot keek niet meer naar hem en vroeg: 'Wanneer is Sir Claud vanuit de studeerkamer deze kamer ingekomen?'
'Net toen zij aan het proberen waren die deur open te krijgen.'
'Zij?' vroeg Poirot, die hem nu weer aankeek.
' Ja. Raynor en dokter Carelli.'
'Mag ik vragen wie hem open wilde hebben?'
'Mijn vrouw Lucia. Ze had zich de hele avond al niet goed gevoeld.'
Poirots stem klonk meelevend toen hij zei: 'La pauvre dame'. Ik hoop dat het vanmorgen beter met haar gaat. Er zijn een paar dingen die ik haar dolgraag zou willen vragen.'
'Ik ben bang dat dat volstrekt onmogelijk is,' zei Richard. 'Ze is niet in staat iemand te ontvangen of vragen te beantwoorden. In elk geval kan zij u niets meer vertellen dan ik.'
'Natuurlijk, natuurlijk,' verzekerde Poirot hem. 'Maar vrouwen hebben een groot vermogen om details waar te nemen, Monsieur Amory. Uw tante zal me echter ongetwijfeld even goed kunnen helpen.'
'Zij ligt in bed,' zei Richard snel. 'De dood van mijn vader is een grote schok voor haar geweest.'
'Hmmm. Dat begrijp ik,' mompelde Poirot nadenkend. Er volgde een stilte.
Richard, die zich duidelijk slecht op zijn gemak voelde, ging staan en draaide zich om naar de openslaande deuren. 'Er mag best wat frisse lucht naar binnen komen,' zei hij. 'Het is hier erg heet.'
'Jullie Engelsen zijn allemaal hetzelfde,' verklaarde Poirot glimlachend. ' Jullie willen die goede, frisse buitenlucht niet buiten laten. O nee! Die moet het huis in worden gehaald.'
'Ik hoop dat u er geen bezwaar tegen hebt?' vroeg Richard.
ik? Nee, natuurlijk niet. Ik heb alle Engelse gewoonten overgenomen. Overal denken ze dat ik een Engelsman ben. Zijn de deuren overigens niet afgesloten met een of ander vindingrijk apparaatje?'
'Dat klopt, maar de sleutel zit aan mijn vaders sleutelbos, die ik hier heb,' zei Richard. Hij viste de bos uit zijn zak, liep naar de openslaande deuren, haalde ze van de grendel en zette ze wijdopen.
Poirot liep van hem vandaan en ging rillend op het voetenbankje zitten, ver uit de buurt van de openslaande deuren en de frisse lucht. Richard haalde diep adem en bleef nog even naar de tuin staan kijken voordat hij terugliep naar Poirot met het air van iemand die een beslissing heeft genomen.
'Monsieur Poirot, ik zal niet als een kat om de hete brij heen draaien,' verklaarde Richard. 'Ik weet dat mijn vrouw u gisteravond heeft gesmeekt hier te blijven, maar ze was van streek en hysterisch en wist nauwelijks wat ze deed. Ik ben bij dit alles het nauwst betrokken en ik zal u eerlijk zeggen dat die formule mij geen snars interesseert. Mijn vader was rijk. Deze ontdekking van hem was veel geld waard, maar ik heb niet meer nodig dan ik al heb en
ik kan niet net doen alsof ik zijn enthousiasme in deze deel. Er zijn al genoeg explosieven op deze wereld.'
'Ik begrijp het,' zei Poirot nadenkend.
'Volgens mij moeten we deze kwestie verder laten rusten,' ging Richard door.
Poirots wenkbrauwen vlogen omhoog in het voor hem typerende gebaar van verbazing. 'U geeft er de voorkeur aan dat ik vertrek?' vroeg hij. 'Dat ik geen nader onderzoek instel?'
'Inderdaad.' Richard Amory klonk verlegen terwijl hij zich half van Poirot afwendde.
'Maar degene die de formule heeft gestolen, heeft dat niet gedaan om er geen gebruik van te maken,' hield de detective vol.
'Dat zal vast wel zo zijn,' gaf Richard toe. Hij draaide zich weer om naar Poirot. 'Maar toch...'
Langzaam en gewichtig ging Poirot door. 'Dus u hebt geen bezwaar tegen het... hoe zal ik het zeggen... stigma?'
'Het stigma?' herhaalde Richard scherp.
'Vijf mensen hebben de gelegenheid gehad die formule te stelen,' legde Poirot hem uit. 'Tot een van hen schuldig is bevonden, kan niet worden bewezen dat de andere vier onschuldig zijn.'
Treadwell was de kamer ingekomen terwijl Poirot sprak. Richard mompelde besluiteloos: 'Ik... dat wil zeggen...'
Hij werd onderbroken door de butler. 'Mijn excuses, meneer,' zei hij tegen zijn werkgever, 'maar dokter Graham is hier en hij wil u graag spreken.'
Richard, die duidelijk blij was dat hij de kans kreeg aan een verdere ondervraging door Poirot te ontsnappen, liep al naar de deur terwijl hij antwoordde: 'Ik kom meteen.' Toen draaide hij zich weer om naar Poirot en vroeg formeel, terwijl hij zich samen met Treadwell uit de voeten maakte: 'Wilt u me alstublieft excuseren?'
Nadat de twee mannen waren vertrokken, kwam Hastings overeind van de bank en liep barstend van ingehouden opwinding naar Poirot. 'Mijn hemel! Vergif, nietwaar?'
'Wat zeg je, mijn beste Hastings?' vroeg Poirot.
'Het moet natuurlijk vergif zijn,' herhaalde Hastings, die krachtig knikte.