Hoofdstuk 25
Lord Caterham, Virginia en Bundie waren na het diner naar de
bibliotheek gegaan. Het was dinsdagavond. Er was ongeveer dertig
uur verlopen sinds Anthony's nogal dramatische vertrek. Minstens
voor de zevende maal herhaalde Bundie Anthony's afscheidswoorden
bij Hyde Park Corner.
ik kom wel op eigen gelegenheid terug,' zei Virginia haar peinzend
na. 'Dat ziet er niet naar uit alsof hij verwachtte zo lang weg te
blijven. En hij heeft al zijn spullen hier achtergelaten.' 'Hij
heeft jou niet verteld waar hij heenging?' 'Nee,' zei Virginia,
terwijl zij recht voor zich uitkeek. 'Hij heeft mij niets
verteld.'
Daarna was het minutenlang stil. Lord Caterham was de eerste die
het stilzwijgen verbrak. 'Over het geheel genomen,' zei hij, 'heeft
een hotelhouder enkele voordelen die de eigenaar van een landhuis
niet heeft.'
'Waarmee u bedoelt...?'
'Dat bordje dat zij altijd in je kamer ophangen. Gasten die
voornemens zijn te vertrekken moeten daarvan voor twaalf uur kennis
geven.'
Virginia glimlachte.
ik zal wel ouderwets en onredelijk zijn,'vervolgde hij. ik weet wel
dat het tegenwoordig de gewoonte is huizen zo maar in en uit te
lopen. Je bent net zo vrij in je doen en laten als in een hotel, en
je krijgt geen rekening aangeboden als je weggaat!'
'Je bent een oude mopperaar,' zei Bundie. 'Je hebt Virginia en mij
toch nog. Wat wil je nog meer?'
'Niets meer, niets meer,' verzekerde Lord Caterham hun haastig,
'daar gaat het helemaal niet om. Het gaat om het principe. Het
geeft je zo'n rusteloos gevoel. Ik ben volkomen bereid toe te geven
dat het een bijna ideale dag is geweest. Rust - volslagen rust.
Geen inbraken of geweldplegingen, geen politie, geen Amerikanen. Ik
wil alleen maar zeggen dat ik er zoveel meer van had kunnen
genieten als ik mij echt veilig had gevoeld. Zoals de zaak nu
staat, heb ik steeds bij mijzelf gezegd: Of de een of de ander zal
zo dadelijk wel weer komen opdagen. En dat bedierf mijn hele
plezier.'
'Nou, er is niemand komen opdagen,' zei Bundie. 'Ze hebben ons
helemaal met rust gelaten -- verwaarloosd, in feite. Het is vreemd
dat Fish zo opeens verdwenen is. Heeft hij niets gezegd?'
'Geen woord. De laatste keer dat ik hem gezien heb was toen hij
gistermiddag in de rozentuin liep te ijsberen, en een van die
akelige sigaren van hem rookte. Daarna schijnt hij gewoon opgelost
te zijn in de omgeving.'
iemand moet hem ontvoerd hebben,' zei Bundie hoopvol.
'Over een paar dagen verwacht ik Scotland Yard hier om de vijver af
te dreggen naar zijn lijk,' zei haar vader somber. 'Het is mijn
verdiende loon. Op mijn leeftijd had ik rustig naar het buitenland
moeten gaan en op mijn gezondheid moeten letten, en ik had mij niet
moeten laten overhalen mij in te laten met die dolzinnige
plannetjes van George Lomax. Ik...'
Hij werd onderbroken door Tredwell.
'Wel,' zei Lord Caterham geprikkeld. 'Wat is er?'
'Die Franse rechercheur is hier, mylord, en hij zou graag willen
dat u hem even te woord staat.'
'Wat heb ik jullie gezegd?' zei Lord Caterham. ik wist wel dat het
te goed was om waar te zijn. Je kunt ervan op aan, dat zij het lijk
van Fish dubbelgevouwen in de goudvisvijver hebben gevonden.'
'Heel correct en vaardig bracht Tredwell hem weer op het
uitgangspunt terug. 'Kan ik zeggen dat u hem wilt ontvangen,
mylord?'
'Ja, ja. Breng hem maar hier.'
Tredwell verdween. Enkele ogenblikken later kwam hij terug en
kondigde met een somber stemgeluid aan: 'Monsieur Lemoine.'
Met vlugge, lichte tred kwam de Fransman binnen. Zijn loop verried
meer dan zijn gezicht dat hij opgewonden was.
'Goedenavond, Lemoine,' zei Lord Caterham. 'Wilt u iets
drinken?'
'Nee, dank u.' Hij maakte een buiging voor de dames. 'Eindelijk
maak ik vorderingen. Zoals de zaken nu staan, voel ik dat u op de
hoogte gebracht behoort te worden van de ontdekkingen -- de zeer
gewichtige ontdekkingen -- die ik in de loop van de laatste
vierentwintig uur gedaan heb.'
ik dacht wel dat er ergens iets belangrijks aan de hand was,' zei
Lord Caterham.
'Mylord, gistermiddag heeft een van uw gasten op een eigenaardige
wijze dit huis verlaten. Ik moet zeggen dat ik vanaf het
allereerste ogenblik mijn vermoedens gehad heb. Hier hebben wij een
man die uit de wildernis komt. Twee maanden geleden was hij in
Zuid-Afrika. Maar waar was hij voor die tijd?'
Virginia haalde hoorbaar adem. Even wierp de Fransman een
bedenkelijke blik op haar. Daarna vervolgde hij: 'Waar was hij voor
die tijd? Dat weet niemand. En hij is precies zo'n man als ik zoek
-- vrolijk, stoutmoedig, roekeloos, iemand die alles zou aandurven.
Ik stuur het ene telegram na het andere, maar ik kan niets
gewaarworden over zijn verleden. Tien jaar geleden was hij in
Canada, ja, maar sinds die tijd, stilte. Mijn vermoedens worden
sterker. Dan raap ik op een dag een stukje papier op ergens waar
hij pas voorbijgekomen is. Er staat een adres op -- het adres van
een huis in Dover. Later, als bij toeval, laat ik hetzelfde stukje
papier vallen. Ik zie nog net dat Boris, de Herzoslowaak,
het opraapt en naar zijn meester brengt. De hele tijd al ben
ik er zeker van dat die Boris een mannetje is van de Kameraden van
de Rode Hand. Wij weten dat de Kameraden in deze zaak met koning
Victor samenwerken. Als Boris zijn leider heeft herkend in meneer
Anthony Cade, zou hij dan niet precies doen wat hij inderdaad
gedaan heeft - zijn trouw overdragen op hem? Waarom zou hij zich
anders hechten aan een onbetekenende vreemdeling? Dat was verdacht,
zeg ik u, zeer verdacht.
Maar ik ben bijna ontwapend, want Anthony Cade brengt mij direct
datzelfde papier en vraagt mij of ik het heb verloren. Zoals ik zeg
-- ik ben bijna ontwapend -- maar niet helemaal! Want het kan
betekenen dat hij onschuldig is, of het kan betekenen dat hij
bijzonder slim is. Ik ontken natuurlijk dat het van mij is, of dat
ik het verloren heb. Maar intussen heb ik een onderzoek laten
instellen. Pas vandaag heb ik nieuws ontvangen. Het huis in Dover
is inderhaast ontruimd, maar tot gistermiddag was het bezet door
een groep buitenlanders. Er is geen twijfel aan of het was het
hoofdkwartier van koning Victor. Ziet u nu de betekenis van deze
feiten? Gistermiddag vertrekt meneer Cade overijld van hier. Vanaf
het ogenblik dat hij dat papier verloor, moet hij geweten hebben
dat zijn spelletje uit is. Hij bereikt Dover, en de bende wordt
onmiddellijk ontbonden. Wat de volgende zet is, weet ik niet. Wat
absoluut vaststaat is dat meneer Anthony Cade hier niet zal
terugkomen. Maar ik ken koning Victor, en ik weet zeker dat hij het
niet zal opgeven zonder nog een poging te wagen het juweel in
handen te krijgen. En dan krijg ik hem te pakken!'
Virginia stond plotseling op. Zij liep naar de schoorsteenmantel,
ik geloof dat u een ding over het hoofd ziet, monsieur Lemoine,'
zei zij. 'Meneer Cade is niet de enige gast die gisteren op een
verdachte manier verdwenen is.'
'U bedoelt, madame?'
'Dat alles wat u gezegd hebt evenzeer van toepassing is op iemand
anders. Hoe staat het dan met meneer Hiram Fish?'
'O, meneer Fish!'
'Ja, meneer Fish. Hebt u ons die eerste avond niet verteld dat
koning Victor kort geleden vanuit Amerika naar Engeland was
gekomen? Meneer Fish is eveneens uit Amerika naar Engeland gekomen.
Weliswaar bracht hij een introductiebrief mee van een zeer bekend
persoon, maar dat zou iemand als koning Victor toch heel
gemakkelijk kunnen klaarspelen. Hij is in elk geval niet wat
hij
voorgeeft te zijn. Lord Caterham heeft verteld dat hij, als het
gesprek over eerste edities gaat, waarvoor hij zogenaamd hierheen
is gekomen, altijd luistert, maar nooit zelf iets zegt. En er zijn
nogal wat dingen die tegen hem pleiten. Er brandde licht in zijn
kamer in de nacht van de moord. En denkt u ook eens aan die nacht
in de vergaderzaal. Toen ik hem op het terras tegenkwam was hij
helemaal gekleed. Hij had het papier kunnen laten vallen. U hebt
niet echt gezien dat meneer Cade het verloor. Meneer Cade kan best
naar Dover zijn gegaan. Als hij dat gedaan heeft was het alleen om
een onderzoek in te stellen. Hij is daar misschien wel ontvoerd. Ik
ben van mening dat de handelingen van meneer Fish veel verdachter
zijn dan die van meneer Cade.'
De stem van de Fransman klonk scherp toen hij zei: 'Van uw
standpunt bezien kan dat best waar zijn, madame. En ik ben het met
u eens dat meneer Fish niet is wat hij schijnt.'
'Nu dan?'
'Maar dat maakt geen verschil. Ziet u, madame, meneer Fish is een
Amerikaanse prive-detective.'
'Wat?' riep Lord Caterham uit.
'Ja, Lord Caterham. Hij is hier gekomen om koning Victor op te
sporen. Hoofdinspecteur Battle en ik weten dat al een hele
tijd.'
Virginia zei niets. Heel langzaam ging zij weer zitten. Door die
paar woorden lag het bouwwerk dat zij zo zorgvuldig had opgetrokken
in stukken aan haar voeten.
'Ziet u,' vervolgde Lemoine, 'wij wisten allemaal wel dat koning
Victor uiteindelijk naar "Chimneys" zou komen. Het was de enige
plaats waar wij hem zeker zouden kunnen arresteren.'
Virginia keek op met een vreemd licht in haar ogen, en plotseling
begon zij te lachen. 'U hebt hem nog niet gevangen,' zei ze.
Lemoine keek haar nieuwsgierig aan. 'Nee, madame. Maar dat doe ik
nog wel.'
'Hij heeft toch de reputatie dat hij iedereen te slim af is,
nietwaar?'
Het gezicht van de Fransman werd rood van kwaadheid. 'Ditmaal
niet,' zei hij tussen zijn tanden.
'Het is een zeer aantrekkelijke jongeman,' zei Lord Caterham. 'Zeer
aantrekkelijk. Maar,' zei hij tegen Virginia, 'u zei toch dat hij
een oude vriend van u was?'
'Daarom denk ik ook,' zei Virginia rustig, 'dat monsieur Lemoine
zich vergist.'
En zij keek de politieman strak in de ogen, maar deze scheen
daardoor niet van zijn stuk gebracht te zijn. 'De tijd zal het
leren, madame,' zei hij.
'Wilt u ook beweren dat hij prins Michael heeft doodgeschoten?'
vroeg zij even later.
'Zeker.'
Maar Virginia schudde haar hoofd. 'O nee!' zei zij. 'O nee! Dat is
nu iets waarvan ik volkomen zeker ben. Anthony Cade heeft beslist
prins Michael niet doodgeschoten.'
Lemoine sloeg haar nauwlettend gade. 'Er is een mogelijkheid dat u
gelijk hebt, madame,' zei hij langzaam. 'Een mogelijkheid, maar dat
is alles. Het kan de Herzoslowaak Boris geweest zijn, die buiten
zijn boekje is gegaan en het schot gelost heeft. Wie weet,
misschien heeft prins Michael hem wel een groot onrecht aangedaan,
en de man kan zich gewroken hebben.'
'Hij ziet er wel uit als een moordenaar,' zei Lord Caterham. ik
geloof dat de dienstmeisjes beginnen te gillen, als zij hem in de
gangen tegenkomen.'
'Nou,' zei Lemoine. ik moet nu weg. Ik vond dat u het recht had
precies te weten hoe de zaken staan.'
'Dat is erg vriendelijk van u,' zei Lord Caterham. 'Weet u zeker
dat u niets wilt drinken? Goed dan. Goedenavond.'
ik kan die man niet uitstaan met zijn zwarte baardje en zijn
lorgnet,' zei Bundie, zodra de deur zich achter hem gesloten had.
ik hoop dat Anthony hem inderdaad te slim af is. Wat vind jij er
allemaal van, Virginia?'
ik weet het niet,' zei Virginia. ik ben moe. Ik ga naar bed.'
'Geen slecht idee,' zei Lord Caterham. 'Het is al half twaalf.'
Toen Virginia de grote hal doorliep, zag zij een brede rug, die
haar bekend voorkwam, op discrete wijze verdwijnen door een
zijdeur.
'Hoofdinspecteur Battle,' riep zij op gebiedende toon.
De hoofdinspecteur, want hij was het inderdaad, keerde met een
zekere tegenzin op zijn schreden terug.
'Ja, mevrouw Revel?'
'Monsieur Lemoine is hier geweest. Hij zegt... Vertelt u mij eens,
is het waar, is het werkelijk waar dat meneer Fish een Amerikaanse
detective is?'
Battle knikte. 'Dat is zo.'
'En u hebt dat de hele tijd al geweten?'
Opnieuw knikte Battle.
Virginia wendde zich af en liep op de trap toe. 'O juist,' zei zij.
'Dank u wel.'
Tot dat ogenblik had zij geweigerd het te geloven. En nu?
In haar eigen kamer ging zij voor haar toilettafel zitten en zag
die vraag onder ogen. Ieder woord dat Anthony gezegd had, kwam haar
weer voor de geest, maar nu met een nieuwe betekenis.
Wat was het 'vak' waarover hij gesproken had? Het vak dat hij eraan
gegeven had? Maar dan...
Een ongewoon geluid verstoorde haar gedachtengang. Geschrokken hief
zij het hoofd op. Haar gouden horloge wees aan dat het al over een
was. Bijna twee uur lang had zij hier zitten nadenken.
Opnieuw weerklonk het geluid. Een scherpe tik tegen de ruit.
Virginia ging naar het raam en opende het. Beneden op het pad stond
een rijzige gestalte die zich op het ogenblik dat zij uit het raam
keek, bukte om nog een handvol kiezelsteentjes op te rapen.
Even begon Virginia's hart sneller te kloppen -- en toen herkende
zij de zwaargebouwde, breedgeschouderde gestalte van de
Herzoslowaak Boris.
'Ja,' zei zij zacht. 'Wat is er?' Op dat ogenblik kwam het haar
niet vreemd voor dat Boris op dit uur van de nacht kiezelsteentjes
tegen haar raam gooide. 'Wat is er?' herhaalde zij ongeduldig.
ik kom van de meester,' zei Boris op zachte toon, die toch heel
duidelijk tot haar doordrong. 'Hij wil dat u komt.'
Hij zei het alsof het om iets vanzelfsprekends ging.
'Dat ik kom?'
'Ja, ik moet u bij hem brengen. Er is een briefje. Ik zal het u
toegooien.'
Virginia deed een stap achteruit, en een stukje papier om een
steentje gewikkeld viel precies voor haar voeten neer. Zij vouwde
het open en las:
Lieveling -- ik zit in een moeilijk parket, maar ik ben
vastbesloten te winnen. Wil je op mij vertrouwen en naar mij toe
komen?
Twee volle minuten bleef Virginia bewegingloos staan, terwijl zij
die enkele woorden telkens en telkens weer overlas.
Zij hief het hoofd op, en bekeek de luxueuze inrichting van de
slaapkamer, alsof zij die met nieuwe ogen zag. Toen boog zij zich
weer uit het raam. 'Wat moet ik dan doen?' vroeg zij.
'De rechercheurs zijn aan de andere kant van het huis, buiten de
vergaderzaal. Kom naar beneden en ga door de zijdeur naar buiten.
Ik wacht daar op u. Ik heb een auto klaarstaan buiten op de
weg.'
Virginia knikte. Vlug verwisselde zij haar japon voor een reebruin
jersey pakje, en zette een leren hoedje van dezelfde kleur op.
Toen, terwijl zij flauwtjes glimlachte, schreef zij een kort
briefje, adresseerde het aan Bundie en speldde het vast aan het
speldenkussen.
Geruisloos sloop zij naar beneden en schoof de grendels van de
zijdeur. Even bleef zij stilstaan, en toen, terwijl zij moedig het
hoofd in de nek wierp, hetzelfde gebaar waarmee haar voorouders
zich in de strijd hadden geworpen tijdens de Kruistochten, ging zij
naar buiten.